REGLEMENT VAN ORDE VOOR VERGADERINGEN VAN DE RAAD GEMEENTE KERKRADE 2024

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

a. voorzitter:

de voorzitter van de raad of diens plaatsvervanger;

b. griffier:

de griffier van de raad of diens plaatsvervanger;

c. amendement:

voorstel van een raadslid of raadsleden tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbesluit; naar de vorm geschikt om direct in de ontwerpverordening of het ontwerpbesluit te worden opgenomen;

d. subamendement:

voorstel van een raadslid of raadsleden tot wijziging van een aanhangig amendement; naar de vorm geschikt om direct in het amendement waar het betrekking op heeft, te worden opgenomen;

e. motie:

verklaring waarmee een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

f. voorstel van orde:

voorstel betreffende de orde van de vergadering;

g. initiatiefvoorstel:

voorstel van een raadslid of raadsleden voor een verordening of ander voorstel;

h. interpellatie:

het vragen van inlichtingen aan het college of de burgemeester over een onderwerp dat niet vermeld staat op de agenda;

i. wet:

Gemeentewet.

Artikel 2 De voorzitter

  • 1.

    De voorzitter is belast met:

    a. het leiden van de vergadering;

    b. het handhaven van de orde;

    c. het doen naleven van het reglement van orde;

    d. hetgeen de wet of dit reglement hem verder opdraagt.

  • 2.

    De voorzitter verleent het woord, formuleert zo nodig het voorstel waarover zal worden gestemd en deelt de uitslag van de stemming mede.

Artikel 3 De griffier

  • 1.

    De griffier is aanwezig in raadsvergaderingen en vergaderingen van het Presidium en het seniorenconvent.

  • 2.

    Bij verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een plaatsvervanger, die door de raad is aangewezen.

  • 3.

    De griffier kan op uitnodiging van de voorzitter aan beraadslagingen in raadsvergaderingen deelnemen.

Artikel 4 Het Presidium

  • 1.

    De raad heeft een Presidium, zijnde een agendacommissie zoals omschreven in het reglement van orde Presidium gemeente Kerkrade.

Artikel 5 Het seniorenconvent

  • 1.

    De raad heeft een seniorenconvent, dat tot taak heeft in overleg te treden met de burgemeester aangaande bijzondere bestuurlijke aangelegenheden.

  • 2.

    Het seniorenconvent bestaat uit de burgemeester, die tevens voorzitter van het seniorenconvent is, en de fractievoorzitters.

  • 3.

    De griffier of diens plaatsvervanger is in elke vergadering van het seniorenconvent aanwezig.

  • 4.

    Bij afwezigheid van de burgemeester wordt deze vervangen door de plaatsvervangend voorzitter van de raad.

  • 5.

    Het seniorenconvent kan anderen uitnodigen om deel te nemen aan zijn vergaderingen.

  • 6.

    Elke fractievoorzitter kan zich laten vervangen in het seniorenconvent door een raadslid van zijn fractie.

Artikel 6 Openbaarheid vergadering seniorenconvent

De vergaderingen van het seniorenconvent zijn niet openbaar.

Artikel 7 Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging raadsleden

  • 1.

    Bij de benoeming van nieuwe raadsleden stelt de raad een commissie in, bestaande uit drie raadsleden.

  • 2.

    Deze onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van de nieuw benoemde raadsleden en brengt vervolgens advies uit aan de raad over de toelating van de nieuw benoemde raadsleden tot de raad. Indien van toepassing, wordt van een minderheidsstandpunt melding gemaakt in dit advies.

  • 3.

    Het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatste raadsvergadering in oude samenstelling na de raadsverkiezingen.

  • 4.

    Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten raadsleden op om in de eerste raadsvergadering in nieuwe samenstelling de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5.

    In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 8 Benoeming wethouders

  • 1.

    Bij de benoeming van een wethouder stelt de raad een commissie in bestaande uit drie raadsleden.

  • 2.

    Deze onderzoekt of de benoeming van de kandidaatwethouder voldoet aan de vereisten van de artikelen 36a, 36b, 41b, eerste, derde en vierde lid, en 41c, eerste lid, van de wet.

  • 3.

    De commissie brengt vervolgens advies uit aan de raad over de benoeming tot wethouder.

  • 4.

    De burgemeester geeft voor aanvang van iedere ambtstermijn opdracht om de kandidaatwethouders aan een risicoanalyse te onderwerpen. De burgemeester brengt over het eindresultaat daarvan verslag uit aan de raad.

Artikel 9 Fracties

  • 1.

    Raadsleden, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zittingsperiode als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2.

    Als boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Als daar geen aanduiding was geplaatst, deelt de fractie in de eerste raadsvergadering aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad zal voeren.

  • 3.

    Een fractie mag ook gedurende de bestuursperiode haar naam veranderen. Zij dient dit schriftelijk mede te delen aan de voorzitter.

  • 4.

    De namen van de fractievoorzitter en diens plaatsvervanger worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 5.

    Als één of meer raadsleden van één of meer fracties als zelfstandige fractie gaan optreden of zich aansluiten bij een andere fractie, wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

  • 6.

    Voor het splitsen dan wel het vormen van nieuwe fracties is geen toestemming vereist van de raad.

  • 7.

    Een door afsplitsing nieuw ontstane fractie heeft het recht een eigen fractienaam te kiezen. De nieuwe fractie dient de fractienaam schriftelijk door te geven aan de voorzitter.

  • 8.

    Indien door afsplitsing een oorspronkelijke fractie zodanig verdeeld is, dat beide nieuw ontstane fracties even veel raadsleden tellen, mag slechts één fractie verder onder de naam, die boven de kandidatenlijst stond en moet de andere fractie een nieuwe naam kiezen. Indien een patstelling ontstaat over het recht op de oorspronkelijke naam boven de kandidatenlijst, beslist de raad.

  • 9.

    Met de in dit artikel beschreven veranderende situaties wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling ervan.

  • 10.

    Een nieuwe naam van een fractie voldoet aan de eisen uit artikel G3, vierde lid, van de Kieswet en wordt gebruikt met ingang van de eerstvolgende raadsvergadering na naamswijziging.

Hoofdstuk 2 Raadsvergaderingen

Paragraaf 1 Voorbereiding

Artikel 10 Tijd en plaats van vergaderen

  • 1.

    Met inachtneming van artikel 17 van de wet vergadert de raad zo vaak als hij daartoe heeft besloten. Het seniorenconvent stelt daartoe jaarlijks, op voorstel van het Presidium, een vergaderschema vast.

  • 2.

    Hiervoor wordt door de voorzitter, in overleg met de raad, zo veel als mogelijk een vaste dag en een vast tijdstip van aanvang vastgesteld.

  • 3.

    De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en/of aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover overleg met het Presidium, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie.

Artikel 11 Oproep en agenda

  • 1.

    Voordat de oproep wordt verzonden, stelt het Presidium de voorlopige agenda van de vergadering vast.

  • 2.

    De voorzitter zendt ten minste zes dagen vóór een raadsvergadering de raadsleden een oproep en de voorlopige agenda met de daarbij behorende stukken.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter, na het verzenden van de oproep, zoals nader aangeduid in lid 2, tot uiterlijk 48 uur vóór aanvang van een vergadering, een aanvullende agenda opstellen. Zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk 48 uur vóór aanvang van de raadsvergadering wordt deze met de daarbij behorende stukken aan de leden gezonden.

  • 4.

    Op de stukken, bedoeld in het tweede en derde lid, is artikel 12, vierde lid, van toepassing.

  • 5.

    De agenda wordt bij aanvang van een raadsvergadering door de raad vastgesteld.

Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken

  • 1.

    Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op een agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de oproep op het gemeentehuis ter inzage gelegd. Als na het verzenden van de oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk door middel van openbare kennisgeving.

  • 2.

    Elektronisch beschikbare stukken worden op de website van de gemeente geplaatst.

  • 3.

    Originele stukken worden behandeld conform de 'Archiefverordening Kerkrade 2020'.

  • 4.

    Informatie van de raad of aan de raad verstrekte informatie waaromtrent op grond van hoofdstuk Va van de wet geheimhouding is opgelegd, blijft in afwijking van het eerste en tweede lid onder berusting van de griffier en verleent deze de raadsleden op verzoek inzage.

Artikel 13 Openbare kennisgeving

  • 1.

    Raadsvergaderingen worden ter openbare kennis gebracht door aankondiging in een van gemeentewege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad en door plaatsing op de gemeentelijke website.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen kan de openbare kennisgeving uitsluitend digitaal plaatsvinden.

Paragraaf 2 Ter vergadering

Artikel 14 Presentielijst

  • 1.

    De griffier draagt zorg voor het bijhouden van presentielijsten van raadsvergaderingen.

  • 2.

    Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekenen raadsleden de presentielijst, die aan het einde van elke raadsvergadering door de voorzitter en de griffier door ondertekening wordt vastgesteld.

Artikel 15 Zitplaatsen

  • 1.

    De voorzitter, de leden en de griffier hebben bij raadsvergaderingen een vaste zitplaats.

  • 2.

    De orde van plaatsneming in de raadszaal van de leden van de raad wordt door de voorzitter, het seniorenconvent gehoord hebbende, bepaald. Daarbij geldt als uitgangspunt, dat de leden van de onderscheidene fracties bij elkaar worden geplaatst.

  • 3.

    De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders, gemeentesecretaris en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

  • 4.

    Indien het maximaal toelaatbare aantal personen is bereikt, kan worden uitgeweken naar een andere ruimte waar de vergadering op beeld gevolgd kan worden.

Artikel 16 Opening vergadering; quorum

  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2.

    Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen van de afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de wet.

  • 3.

    Voorafgaande aan het gestelde in het eerste lid kan de voorzitter vóór aanvang van de vergadering en na het sluiten van de vergadering een tekst ter overdenking uitspreken.

Artikel 17 Primus bij hoofdelijke stemming

Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen, deelt de voorzitter mede bij welk lid van de raad de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt door loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen. Bij het raadslid dat bij dat nummer behoort, begint een eventuele hoofdelijke stemming.

Artikel 18 Besluitenlijst

  • 1.

    De concept-besluitenlijst van de voorgaande vergadering wordt aan de leden verstrekt gelijktijdig met de oproep. De concept-besluitenlijst wordt op hetzelfde moment aan de overige personen, die het woord gevoerd hebben, verstrekt.

  • 2.

    Bij het begin van de vergadering wordt de besluitenlijst van de vorige vergadering vastgesteld.

  • 3.

    De leden, de voorzitter en de griffier alsmede de anderen die deelgenomen hebben aan de beraadslagingen dan wel het woord hebben gevoerd, hebben het recht een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de besluitenlijst onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen besloten is. Een voorstel tot verandering dient 48 uur vóór aanvang van de vergadering waarin de besluitenlijst wordt vastgesteld, bij de griffier te worden ingediend. Bij de vaststelling van de besluitenlijst, beslist de raad of met het voorstel tot aanpassing c.q. wijziging zoals hiervoor omschreven, rekening zal worden gehouden.

  • 4.

    De besluitenlijst moet inhouden:

    a. de namen van de voorzitter, de griffier, de ter vergadering aanwezige leden en anderen die het woord hebben gevoerd alsmede de namen van de leden die afwezig waren;

    b. een beknopte opgave van de inhoud van alle ingekomen stukken zoals bedoeld in artikel 19 en van de mondelinge mededelingen daaromtrent;

    c. een vermelding van de agendapunten die aan de orde zijn geweest;

    d. een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de raadsleden, die 'voor' of 'tegen' stemden, onder aantekening van de namen van de raadsleden die zich overeenkomstig de wet van stemming hebben onthouden;

    e. een nauwkeurige omschrijving van de genomen besluiten;

    f. de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

    g. een link naar het transcript van de raadsvergadering.

  • 5.

    De besluitenlijst wordt opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 6.

    Vastgestelde besluitenlijsten worden ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Artikel 19 Ingekomen stukken

  • 1.

    Bij de raad ingekomen stukken worden op een lijst geplaatst die aan de raadsleden wordt toegezonden en ter inzage wordt gelegd.

  • 2.

    Na de vaststelling van de besluitenlijst stelt de raad op voorstel van het Presidium of in geval van onverwijlde spoed de griffier de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Artikel 20 Beraadslaging

  • 1.

    De beraadslaging als voorbereiding op besluitvorming geschiedt door de leden van de raad terwijl de wethouder, de gemeentesecretaris, de griffier en anderen dan de in de raad aanwezige leden van de raad op uitnodiging van de voorzitter het woord kunnen voeren.

  • 2.

    Het Presidium kan tot uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering de burgemeester of één of meer wethouders dan wel anderen dan leden van de raad uitnodigen om in de vergadering aanwezig te zijn en deel te nemen aan de beraadslaging.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kan de raad, op voorstel van een der leden van de raad, terstond besluiten dat de voorzitter deelneemt aan de beraadslaging.

  • 4.

    Voor zover de raad wenst te beraadslagen over een geagendeerd onderwerp of voorstel begint de beraadslaging bij de fractie waartoe het lid behoort, dat overeenkomstig artikel 17 is aangewezen.

Artikel 21 Spreekregels

  • 1.

    De leden spreken vanaf hun plaats of het spreekgestoelte en richten zich tot de voorzitter.

  • 2.

    Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de leden vanaf een andere plaats spreken.

  • 3.

    Anderen, die aan de beraadslagingen deelnemen, spreken vanaf een aan hen aangewezen plaats en richten zich tot de voorzitter.

  • 4.

    Een lid voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

Artikel 22 Aantal spreektermijnen

  • 1.

    Beraadslaging over onderwerpen of voorstellen geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Per fractie geldt een spreektijd van maximaal 5 minuten in de 1e termijn en 3 minuten in de 2e termijn per agendapunt.

  • 3.

    Voor het college geldt een spreektijd van maximaal 5 minuten in de 1e termijn en 3 minuten in de 2e termijn.

  • 4.

    Het Presidium kan bij het agendavoorstel besluiten van deze spreektijden af te wijken.

  • 5.

    De voorzitter kan een voorstel doen aan de commissie om hiervan af te wijken.

  • 6.

    Spreektermijnen worden door de voorzitter afgesloten.

  • 7.

    Een fractie mag in de eerste termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 8.

    Het derde lid is niet van toepassing op:

    a. de rapporteur van een commissie;

    b. het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, ten aanzien van de beraadslaging daarover.

  • 9.

    Bij de bepaling hoeveel keer een raadslid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 23 Handhaving orde; schorsing

  • 1.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    a. de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    b. een raadslid hem interrumpeert aan het einde van zijn betoog in de eerste termijn of tijdens volgende termijnen. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2.

    Indien een lid, wethouder, gemeentesecretaris, de griffier of ander persoon die het woord voert, zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt dat lid door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien het desbetreffende lid, de desbetreffende wethouder, gemeentesecretaris, griffier of ander persoon die het woord voert, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter dat lid of die persoon gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en – indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord – de vergadering sluiten.

Artikel 24 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, kunnen raadsleden in maximaal 1 minuut hun voorgenomen stemgedrag toelichten.

Artikel 25 Beslissing

  • 1.

    De voorzitter sluit de beraadslaging als hij vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel voor de te nemen beslissing.

Paragraaf 3 Procedures bij besluiten en stemmingen

Artikel 26 Stemming; procedure bij hoofdelijke stemming

  • 1.

    De voorzitter vraagt de raadsleden of zij stemming verlangen. Is dit niet het geval, dan stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

  • 2.

    Als een voorstel zonder stemming wordt aangenomen, kunnen de in de raadsvergadering aanwezige raadsleden aantekening in de besluitenlijst vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of dat zij zich op basis van de wet van deelneming aan de stemming hebben onthouden.

  • 3.

    Als een raadslid om stemming of hoofdelijke stemming vraagt, doet de voorzitter daarvan mededeling aan de raad.

  • 4.

    Bij hoofdelijke stemming roept de griffier de raadsleden bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het daarvoor bij loting aangewezen raadslid en verloopt verder volgens de volgorde van de presentielijst.

  • 5.

    Bij hoofdelijke stemming brengen de ter vergadering aanwezige raadsleden die zich niet ingevolge de wet van deelneming aan de stemming moeten onthouden hun stem uit door zich 'voor' of 'tegen' te verklaren, zonder enige toevoeging.

  • 6.

    Een raadslid dat zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, kan deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het raadslid zijn vergissing pas later, dan kan deze nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt, aantekening vragen van zijn vergissing. Dit brengt echter geen verandering in de uitslag van de stemming.

  • 7.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mee en doet daarbij mededeling van het genomen besluit.

Artikel 27 Volgorde stemming over amendementen en moties

  • 1.

    Als op een aanhangig voorstel amendementen zijn ingediend, wordt eerst over die amendementen gestemd en vervolgens over het voorstel zoals het dan luidt in zijn geheel.

  • 2.

    Als een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement waarop dat betrekking heeft.

  • 3.

    Als meerdere amendementen of subamendementen op eenzelfde gedeelte van een aanhangig voorstel zijn ingediend, wordt, onverminderd het eerste en tweede lid, eerst over het meest verstrekkende amendement of subamendement gestemd.

  • 4.

    Als aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie. De raad kan besluiten van deze volgorde af te wijken.

Artikel 28 Stemming over personen

  • 1.

    Bij stemming over personen voor benoemingen of het opstellen van voordrachten of aanbevelingen, benoemt de voorzitter drie raadsleden tot stembureau.

  • 2.

    Aanwezige raadsleden, die zich niet ingevolge artikel 28 van de wet van deelneming aan de stemming moeten onthouden, zijn verplicht een door het stembureau verstrekt stembriefje in te leveren.

  • 3.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van het stembureau beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4.

    Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn, worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5.

    Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de wet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden, die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    a. een blanco stembriefje;

    b. een ondertekend stembriefje;

    c. een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    d. een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd, die niet is voorgedragen;

    e. een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 6.

    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

  • 7.

    Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

  • 8.

    Wanneer bij het maken van een keuze, voordracht of aanbeveling van personen het voorstel is beperkt tot één persoon voor elke te vervullen vacature, wordt geen stemming gehouden tenzij een van de leden dit verlangt.

Artikel 29 Herstemming over personen

  • 1.

    Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2.

    Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3.

    Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 30 Beslissing door het lot

  • 1.

    Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke briefjes geschreven.

  • 2.

    Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3.

    Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk 3 Rechten van leden

Artikel 31 Amendementen en subamendementen

  • 1.

    Raadsleden dienen amendementen en subamendementen voor het sluiten van de beraadslaging van het voorstel waarop deze betrekking hebben in bij de voorzitter, tenzij de voorzitter oordeelt dat mondelinge indiening volstaat.

  • 2.

    Er wordt alleen beraadslaagd over amendementen en subamendementen die ingediend zijn door raadsleden die de presentielijst hebben getekend.

  • 3.

    Intrekking door de indiener(s) van het (sub)amendement is mogelijk totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 32 Moties, die betrekking hebben op een op de agenda van de raad opgenomen onderwerp

  • 1.

    Ieder lid kan vooraf of ter vergadering een motie indienen.

  • 2.

    De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

Artikel 33 Moties, die geen betrekking hebben op een op de agenda van de raad opgenomen onderwerp

  • 1.

    Ieder lid van de raad kan een motie indienen.

  • 2.

    Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden bij de voorzitter worden ingediend. Hierbij wordt gemotiveerd aangegeven of de motie een spoedeisend karakter heeft.

  • 3.

    Een niet-spoedeisende motie, die geen betrekking heeft op een op de agenda van de raad opgenomen onderwerp, wordt eerst behandeld in de daarvoor bestemde raadscommissie.

  • 4.

    Het Presidium bepaalt op grond van de motivering van de indiener of een motie spoedeisend is.

Artikel 34 Voorstellen van orde

Raadsleden kunnen tijdens een raadsvergadering mondeling een voorstel van orde betreffende de vergadering doen. De raad beslist hier terstond over.

Artikel 35 Initiatiefvoorstel

  • 1.

    Een lid van de raad kan een initiatiefvoorstel indienen.

  • 2.

    Raadsleden dienen initiatiefvoorstellen in bij de voorzitter. Deze brengt een ingediend voorstel zo spoedig mogelijk ter kennis van het college en de raad.

  • 3.

    Het college kan binnen vier weken nadat het in kennis is gesteld van een voorstel zijn wensen en bedenkingen met betrekking tot het voorstel ter kennis van de gemeenteraad brengen.

  • 4.

    Nadat het college zijn wensen en bedenkingen ter kennis van de raad heeft gebracht of kenbaar heeft gemaakt hiertoe niet te zullen overgaan, dan wel nadat de in het derde lid gestelde termijn is verlopen, wordt het voorstel door het Presidium op de commissieagenda en vervolgens op de agenda van de eerstvolgende raadsvergadering geplaatst. Als de oproep hiervoor reeds verzonden is, wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende raadsvergadering geplaatst.

  • 5.

    Indien het initiatiefvoorstel spoedeisend is, wordt het na het verstrijken van de termijn van 4 weken of na het kenbaar maken van de wensen en bedenkingen van het college rechtstreeks op de raadsagenda geplaatst. Het Presidium beoordeelt of een initiatiefvoorstel spoedeisend is.

  • 6.

    Op een spoedeisend initiatiefvoorstel, inhoudende het ontslag van een wethouder, zijn de bepalingen in dit artikel niet van toepassing. Een dergelijk voorstel kan na instemming van de raad terstond aan de agenda worden toegevoegd.

Artikel 36 Collegevoorstel

  • 1.

    Een collegevoorstel aan de raad dat vermeld staat op de voorlopige agenda van de raadsvergadering wordt niet ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2.

    Als de raad van oordeel is, dat het nodig is een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug te zenden aan het college, bepaalt de raad binnen welke termijn het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 37 Interpellatie

  • 1.

    Raadsleden dienen verzoeken tot het houden van een interpellatie schriftelijk in bij de voorzitter. Het verzoek bevat in ieder geval de te stellen vragen.

  • 2.

    De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en de wethouders.

  • 3.

    Over verzoeken, die ten minste 48 uur voor aanvang van een raadsvergadering zijn ingediend of in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, wordt tijdens de eerstvolgende raadsvergadering gestemd. In andere gevallen tijdens de daarop volgende raadsvergadering.

  • 4.

    De interpellant voert niet vaker dan tweemaal het woord. De overige raadsleden, de burgemeester en de wethouders niet vaker dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 38 Schriftelijke vragen

  • 1.

    Raadsleden dienen schriftelijke vragen aan het college of de burgemeester in bij de griffier, waarbij wordt aangegeven of er een voorkeur voor schriftelijke of mondelinge beantwoording bestaat.

  • 2.

    De griffier brengt de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en het college of de burgemeester.

  • 3.

    Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen nadat de vragen zijn ingediend.

  • 4.

    Vragen die tenminste 48 uur voor aanvang van een raadsvergadering zijn ingediend, worden mondeling beantwoord in de eerstvolgende raadsvergadering, tenzij het college of de burgemeester de griffier gemotiveerd in kennis stelt dat dit onmogelijk is, waarbij tevens wordt aangegeven binnen welke termijn beantwoording zal plaatsvinden.

  • 5.

    Schriftelijke antwoorden van het college of de burgemeester worden door de griffier aan de raadsleden toegezonden.

  • 6.

    De vragensteller kan bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 39 Inlichtingen

  • 1.

    Raadsleden dienen verzoeken tot inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de wet schriftelijk in bij de griffier.

  • 2.

    De griffier brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en het college of de burgemeester.

  • 3.

    De verlangde inlichtingen worden zo spoedig mogelijk aan de raad verschaft, in ieder geval binnen 30 dagen nadat het verzoek is ingediend.

Hoofdstuk 4 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 40 Verslag en verantwoording

  • 1.

    Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de gemeentesecretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht om (in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken of voor het sluiten van de vergadering) verslag te doen over zaken, die in het algemeen bestuur als bedoeld, aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende raadscommissie.

  • 2.

    Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 38, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 39, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Over een voorstel tot ontslag van een door de raad aangewezen lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, als bedoeld in het eerste lid, wordt niet beraadslaagd dan nadat in een vergadering ten minste veertien dagen tevoren gehouden, is besloten te verklaren dat de betrokken persoon niet meer het vertrouwen van de raad bezit als lid van het bedoelde bestuur.

  • 5.

    Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd.

Hoofdstuk 5 Besloten raadsvergaderingen

Artikel 41 Toepassing reglement op besloten vergaderingen

Op besloten vergaderingen is dit reglement van overeenkomstige toepassing, voor zover dat niet strijdig is met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 42 Verslag besloten vergadering

  • 1.

    Conceptverslagen en -besluitenlijsten van besloten raadsvergaderingen worden niet verspreid, maar berusten bij de griffier.

  • 2.

    Deze verslagen en besluitenlijsten worden zo spoedig mogelijk in een besloten raadsvergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet opheffen van de geheimhouding op het vastgestelde verslag en de besluitenlijst.

  • 3.

    De vastgestelde verslagen en besluitenlijsten worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 43 Vervallen

Artikel 44 Opheffing geheimhouding

Als de raad op grond van artikel 89, vierde lid, van de wet voornemens is de geheimhouding van aan de raad verstrekte informatie op te heffen, wordt, als het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, daarover in een besloten raadsvergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Hoofdstuk 6 Toehoorders en pers

Artikel 45 Toehoorders en pers

  • 1.

    Toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2.

    Het blijkgeven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is hen verboden.

  • 3.

    De voorzitter zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering en is bevoegd, wanneer die orde op enigerlei wijze door toehoorders wordt verstoord, deze en zo nodig andere toehoorders te doen vertrekken.

  • 4.

    De voorzitter is bevoegd toehoorders, die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren, voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering te ontzeggen.

Artikel 46 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die van een openbare raadsvergadering geluid- of beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar diens aanwijzingen.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 47 Uitleg reglement

In die gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 48 Inwerkingtreding

  • 1.

    Dit reglement treedt in werking onmiddellijk na vaststelling ervan door de raad.

  • 2.

    Op dat tijdstip vervalt het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Kerkrade, vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 12 juli 2023.

 

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Kerkrade in zijn vergadering van 12 juni 2024.

De voorzitter, De griffier,

dr. T.P. Dassen-Housen. mr. drs. D.G.M.G. Franssen.

Naar boven