Nadere regels bekostiging leerlingenvervoer

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hengelo,

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 25 juni 2024 en nummer 3751690;

Gelet op de artikelen 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en de Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Hengelo;

 

Overwegende dat: het gewenst is ter invulling van hun beleidsruimte nadere regels vast te stellen over uitvoering van het leerlingenvervoer;

besluiten vast te stellen de volgende nadere regels bekostiging leerlingenvervoer:

 

Deze nadere regels zijn een nadere uitwerking van de verordening Bekostiging Leerlingenvervoer gemeente Hengelo 2021 (verder: de verordening) en vormen een aanvullend document daar op. De regels beschrijven het gemeentelijk beleid met betrekking tot de uitvoering van het leerlingenvervoer.

Artikel 1 – Gehandicapte leerling

Indien in de verordening gesproken wordt van een handicap, wordt een structurele handicap bedoeld. Een tijdelijke handicap tot 3 maanden levert geen aanspraak op leerlingenvervoer op. Duurt de tijdelijke handicap langer dan 3 maanden, dan kan aanspraak bestaan op leerlingenvervoer gedurende de periode van herstel / revalidatie.

Artikel 2 – Afstand

De afstand woning-school wordt bepaald via de ANWB Routeplanner op www.anwb.nl, volgens de ‘kortste route’ met de auto. De afstand wordt berekend in kilometers en afgerond op één cijfer achter de komma (honderd meter).

Artikel 3 – Reistijd

Het vaststellen van de reistijd met het openbaar vervoer vindt plaats op basis van de door de Reisinformatiegroep B.V. beschikbaar gestelde informatie, www.9292ov.nl. Daarbij wordt uitgegaan van de adressen van de woning en de school.

Artikel 4 – Toegankelijke school

Indien de dichtstbijzijnde school als bedoeld in artikel 3 van de verordening niet feitelijk toegankelijk is voor een leerling omdat er een wachtlijst bestaat, dient bekostiging plaats te vinden naar de eerstvolgende dichtstbijzijnde, toegankelijke school. De aanspraak op vervoer naar deze verder weg gelegen school blijft bestaan, zolang er een wachtlijst is voor de dichtstbijzijnde school.

Artikel 5 – Tussenvoorziening

  • 1.

    VO- en VSO-Leerlingen kunnen in het kader van passend onderwijs, tijdelijk een lessenaanbod of programma op een locatie van een tussenvoorziening volgen, dit is formeel geen schoollocatie.

  • 2.

    Een tussenvoorziening behoort tot een school(bestuur) of een samenwerkingsverband waar voortijdig schooluitval van een leerling wordt voorkomen, maar past formeel niet binnen de beleidscategorieën voor een school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, Wet op het voortgezet onderwijs en Wet op de expertisecentra. Het samenwerkingsverband is verantwoordelijk voor de inrichting van deze locatie(s);

  • 3.

    De locaties van de volgende tussenvoorzieningen kunnen worden aangemerkt als ‘schoollocaties’:

    • a.

      De voorzieningen voor alle VO- en VSO-leerlingen in de regio Twente, bedoeld voor jongeren met zodanige persoonlijke en gedragsmatige problemen, dat ze in een regulier setting niet naar school kunnen gaan, zoals de Link, het Fundament of Novo Ego.

    • b.

      De voorzieningen voor VSO- en VO-leerlingen in de regio Twente, bedoeld voor wie de overgang naar het mbo een te grote stap is, voorafgaand aan de start op het middelbaar beroepsonderwijs, zoals GO2MBO.

  • 4.

    In overleg met het samenwerkingsverband kunnen er in de loop van de tijd tussenvoorzieningslocaties bijkomen of verdwijnen.

  • 5.

    De werkwijze voor tussenvoorziening artikel 6 lid 3a is als volgt:

    • a.

      De leerling is ingeschreven bij regulier voortgezet onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs;

    • b.

      De leerling kan vanwege de beperking tijdelijk geen lessen op de eigen locatie volgen. Het samenwerkingsverband adviseert daarom om de leerling lessen te laten volgen op een tussenvoorzieningslocatie.

    • c.

      De leerling blijft ingeschreven bij de oorspronkelijke school en volgt lessen op de tussenvoorziening locatie;

    • d.

      De aanvraag leerlingenvervoer wordt beoordeeld, als een aanvraag voor het bezoeken van de dichtstbijzijnde school, waar de leerling blijft ingeschreven.

  • 6.

    De werkwijze voor tussenvoorzieningen, als bedoeld in de nadere regels artikel 6 lid 3b, is als volgt:

    • a.

      Zolang de leerling blijft ingeschreven bij de VO-of VSO-school, kan er bekostiging van het leerlingenvervoer worden toegekend.

    • b.

      Zodra de leerling is ingeschreven bij het mbo, dan geldt een studentenreisproduct via DUO.

Artikel 6 – Inkomen

Bij het vaststellen van het inkomen als bedoeld in artikel 1 sub m van de verordening wordt uitgegaan van het inkomen van de ouders/voogden/verzorgers waar het kind verblijft.

Artikel 7 – Bekostiging in het geval van co-ouderschap

In het geval van co-ouderschap - ouders, al dan niet gescheiden, die niet bij elkaar wonen, maar afspreken om hun kind(eren) gezamenlijk te (blijven) verzorgen en opvoeden - kan er recht zijn op bekostiging van leerlingenvervoer voor de dagen dat de leerling bij de betreffende ouder verblijft. De beide ouders moeten afzonderlijk een aanvraag indienen voor de dagen dat het kind tijdens weekdagen bij hen verblijft.

Artikel 8 – Passend vervoer

  • 1.

    Bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van passend vervoer betrekt het college het uitgangspunt dat het vervoer van leerlingen van huis naar school en terug in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de ouders is. Ook begeleiding van de leerling in het vervoer van huis naar school en terug is in eerste plaats een verantwoordelijkheid van de ouders.

  • 2.

    Het college gaat bij de bekostiging uit van de goedkoopst passende vorm van vervoer.

  • 3.

    Indien de goedkoopst passende vorm van vervoer bestaat uit een combinatie van verschillende vormen van vervoer (bus en trein, fiets en trein, etc.) gaat het college bij de bekostiging daarvan uit.

Artikel 9 – Vaststellen van de bekostiging van vervoer per fiets

  • 1.

    De bekostiging van vervoer per fiets is gelijk aan de laatst bekende fietskilometervergoeding van de Reisregeling Binnenland ad € 0,09 per kilometer.

  • 2.

    De afstand wordt berekend, zoals bepaald in artikel 3 van deze nadere regels.

  • 3.

    Het totaalbedrag wordt berekend door het aantal kilometers en bedrag te vermenigvuldigen met het gemiddelde aantal schooldagen per jaar (200) of, bij een tussentijdse toekenning, het resterende aantal schooldagen per jaar.

Artikel 10 – Vaststellen van de bekostiging van openbaar vervoer

Het vaststellen van de kosten van openbaar vervoer vindt plaats op basis van de door de REISinformatiegroep bv beschikbaar gestelde informatie via 0900-9292, www.9292ov.nl en mobiel.9292ov.nl. De daaraan gerelateerde vergoeding zal in de betreffende situatie verstrekt worden op basis van de kostprijs van de goedkoopst adequate vorm van openbaar vervoer. Dit betreft dan wel in de vorm van natura of de goedkoopst adequate oplossing via de leverancier waarmee de gemeente een contract heeft gesloten. Dit is maximaal de kostprijs voor het OV abonnement, zoals de gemeente die is overeengekomen met de leverancier van openbaar vervoer in de regio.

Artikel 11 Vaststellen van de bekostiging eigen vervoer

  • 1.

    De bekostiging van eigen vervoer op basis van een kilometervergoeding voor de auto bedraagt € 0,19 per kilometer. Dit sluit aan bij de algemeen gebruikelijke belastingvrije kilometervergoeding.

  • 2.

    De afstand wordt berekend, zoals bepaald in artikel 3 van deze nadere regels.

  • 3.

    Het totaalbedrag wordt berekend door het aantal kilometers en bedrag te vermenigvuldigen met het gemiddelde aantal schooldagen per jaar (200) of, bij een tussentijdse toekenning, het resterende aantal schooldagen per jaar.

Artikel 12 – Uitbetaling van de bekostiging

  • 1.

    De uitbetaling van bekostiging van vervoer per fiets, openbaar vervoer en eigen vervoer vindt in 10 maandelijkse termijnen plaats.

  • 4.

    Er vindt steekproefsgewijs controle plaats of de vergoeding daadwerkelijk is besteed aan het leerlingenvervoer.

  • 5.

    In bijzondere gevallen kan op verzoek van de ouders de uitbetaling van de bekostiging op een eerder tijdstip plaatsvinden.

  • 6.

    Indien het vermoeden bestaat dat de bekostiging voor andere doeleinden dan het vervoer van de leerling wordt gebruikt, kan het college de uitbetaling van de bekostiging doen toekomen aan een ander dan de ouders (bijvoorbeeld de school of hulpverleningsinstantie).

  • 7.

    Indien de leerling verwijtbaar verzuimt van school, wordt over de dagen dat sprake is van verzuim, geen bekostiging verstrekt dan wel wordt de bekostiging over die dagen teruggevorderd of verrekend.

Artikel 13. Vaststellen van de eigen bijdrage in de vorm van drempelbedrag

  • 1.

    Wanneer een leerling een school voor regulier basisonderwijs of speciaal basisonderwijs (SBO) bezoekt kan een eigen bijdrage worden gevraagd, afhankelijk van het inkomen, zoals beschreven in artikel 23 van de verordening.

  • 2.

    De hoogte van de eigen bijdrage is een vast bedrag per schooljaar.

  • Dit komt als volgt tot stand door de verschillende bedragen met elkaar te vermenigvuldigen:

    • a.

      De kosten van het openbaar vervoer die zouden worden gemaakt om de afstand tot aan de door de gemeente vastgestelde kilometergrens te overbruggen.

      De gehanteerde kilometergrens bedraagt voor (zie verordening artikel 9):

      • °

        basisonderwijs: 6 kilometer;

      • °

        speciale basisonderwijs: 4 kilometer.

    • b.

      De kosten van het openbaar vervoer worden berekend, die met de OV-chipkaart zouden worden gemaakt (starttarief & tarief per kilometer), rekening houdend met kortingen die voor de leerling binnen het systeem kunnen gelden (bijvoorbeeld het kortingspercentage: jeugd 4 t/m 11: 34%

    • c.

      Hierbij wordt rekening gehouden met een retourrit en het totaal aantal schooldagen per schooljaar.

  • 3.

    De eigen bijdrage wordt binnen één gezin maximaal tweemaal geheven.

  • 4.

    Indien bekostiging van vervoer per fiets wordt toegekend, wordt de eigen bijdrage – ter stimulering van vervoer per fiets - niet geheven.

Artikel 14 – Aangepast peiljaar

  • 1.

    Op aanvraag van de ouders wordt voor de vaststelling van het inkomen bij de toepassing van artikel 23 en artikel 24 van de verordening, uitgegaan van het inkomen van een ander, recenter jaar, dan het inkomen over het tweede jaar voorafgaande aan het schooljaar waarvoor de bekostiging wordt gevraagd, indien:

    • a.

      sprake is van een terugval in inkomen over het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de bekostiging wordt gevraagd, in welk geval wordt uitgegaan van het jaar voorafgaande aan het schooljaar waarvoor de bekostiging wordt vastgesteld; of

    • b.

      sprake is van een terugval in inkomen over het jaar waarvoor de bekostiging wordt vastgesteld, in welk geval wordt uitgegaan van het jaar waarvoor de bekostiging wordt vastgesteld.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder een terugval in inkomen verstaan een vermindering van het toetsingsinkomen van ten minste 15% ten opzichte van het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de bekostiging wordt vastgesteld.

Artikel 15 – Eigen bijdrage in het geval van co-ouderschap

In geval van co-ouderschap als bedoeld in artikel 7 van deze nadere regels wordt indien van toepassing het drempelbedrag en de eigen bijdrage zoals bedoeld in artikel 23 en 24 van de verordening berekend naar rato van het aantal dagen dat de leerling bij de betrokken co-ouder verblijft.

Artikel 16 – Hardheidsclausule

  • 1.

    De hardheidsclausule als genoemd in artikel 26 van de verordening wordt niet toegepast indien er enkel sprake is van de omstandigheid dat ouders wegens arbeid of andere bezigheden niet zelf kunnen voorzien in het schoolvervoer van de leerling.

  • 2.

    De hardheidsclausule kan worden toegepast als er naar het oordeel van het college sprake is van omstandigheden die de gezinssituatie ernstig benadelen.

  • 3.

    De omstandigheid als genoemd in het tweede lid moet door de ouders worden aangetoond.

Artikel 18. Intrekking oude regeling

De oude regeling “Nadere regels bekostiging leerlingenvervoer” wordt ingetrokken.

Artikel 19. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De “Nadere regels bekostiging leerlingenvervoer” treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 25 juni 2024.

De burgemeester,

De secretaris,

Naar boven