Besluit tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst Gelderland-Zuid

De colleges van burgemeester en wethouders van gemeenten Berg en Dal, Beuningen, Buren, Culemborg, Druten, Heumen, Maasdriel, Neder-Betuwe, Nijmegen, Tiel, West Betuwe, West Maas en Waal, Wijchen en Zaltbommel, ieder voor zover daartoe bevoegd;

 

overwegende dat

  • -

    de Wet gemeenschappelijke regelingen per 1 juli 2022 is gewijzigd;

  • -

    de gemeenschappelijke regelingen vóór 1 juli 2024 aan deze wet moeten zijn aangepast;

gezien het daartoe strekkende verzoek van het algemeen bestuur van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst Gelderland-Zuid;

 

gelet op het bepaalde in artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en de verkregen zienswijzen van de gemeenteraad van de gemeenten Berg en Dal, Beuningen, Buren, Culemborg, Druten, Geldermalsen, Heumen, Lingewaal, Maasdriel, Neder-Betuwe, Neerijnen, Nijmegen, Tiel, West Maas en Waal, Wijchen en Zaltbommel;

 

BESLUITEN

 

vast te stellen de navolgende wijziging van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst Gelderland-Zuid.

ARTIKEL I  

De gemeenschappelijke regeling wordt als volgt gewijzigd.

 

A.

 

In artikel 4 wordt het woord openbare vervangen door: ‘publieke’.

 

B.

 

Artikel 5, derde lid onder g. wordt gewijzigd en luidt na wijziging:

 

  • 'g.

    advisering in het kader van centrale toegang tot beschermd wonen en maatschappelijke opvang;’

C.

 

Aan artikel 5, derde lid wordt een nieuw onderdeel h. toegevoegd:

 

  • 'h.

    meldpuntfunctie, horen en uitvoeren van verkennend onderzoek in het kader van de Wet verplichte GGZ.’

D.

 

Een nieuw artikel 11 a wordt ingevoegd:

 

‘Artikel 11a Zienswijze raden

  • 1.

    Met inachtneming van artikel 10 lid 5 van de wet worden de raden van de deelnemende gemeenten voorafgaand aan het nemen van het besluit in de gelegenheid gesteld om een zienswijze naar voren te brengen indien het één van de volgende besluiten betreft:

    • a.

      besluit algemeen bestuur tot het vaststellen van de meerjarenstrategie;

    • b.

      besluit algemeen bestuur om – op voorstel van de colleges – het takenpakket van de GGD aan te passen.

    • c.

      besluit algemeen bestuur om een voorstel tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling in overweging te geven aan de colleges, overeenkomstig artikel 1 van de wet.

  • 2.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen hun zienswijze schriftelijk kenbaar maken bij het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur biedt de raden een termijn van minimaal acht weken voor het schriftelijk naar voren brengen van een zienswijze.

  • 3.

    Voorafgaande aan het nemen van het besluit waarover de zienswijze gegeven is stelt het dagelijks bestuur de raden van de deelnemende gemeenten, en indien het een besluit van het algemeen bestuur betreft, ook het algemeen bestuur, schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijzen alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 4.

    Niet tijdig ontvangen zienswijzen kunnen door het dagelijks bestuur buiten beschouwing worden gelaten.

  • 5.

    De zienswijze met betrekking tot de kaderbrief, de begroting en de jaarrekening zijn separaat geregeld in respectievelijk artikel 30a, 31 en 33 van deze regeling.’

E..

 

Een nieuw artikel 11 b wordt ingevoegd:

 

‘Artikel 11b Participatie

  • 1.

    Inspraak verloopt via de gemeenteraden en colleges van de deelnemende gemeenten, die deze inbreng mee kunnen nemen in een zienswijze of mee kunnen geven aan hun vertegenwoordiger in het algemeen bestuur. Ingezetenen en belanghebbenden kunnen via de bestaande mogelijkheden inbreng hebben op de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 kan het algemeen bestuur besluiten om – incidenteel ten behoeve van een concreet vraagstuk – ingezetenen en belanghebbenden inbreng te laten hebben op de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid.’

F.

 

Artikel 12, onder j. wordt gewijzigd en luidt na wijziging:

 

  • 'j.

    tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de GGD Gelderland-Zuid te besluiten, waaronder het sluiten van arbeidsovereenkomsten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 31a van de wet;’

G.

 

Artikel 14, zesde lid wordt gewijzigd en luidt na wijziging:

 

  • '6.

    De besluitenlijst van het dagelijks bestuur wordt toegezonden aan de leden van het algemeen bestuur en gepubliceerd op de website van de GGD Gelderland-Zuid.’

H.

 

Artikel 19 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:

 

‘Artikel 19 Het algemeen en dagelijks bestuur ten opzichte van de raden

  • 1.

    Het algemeen en het dagelijks bestuur verstrekt aan alle raden van de deelnemende gemeenten de door één of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen.

  • 2.

    Het algemeen en dagelijks bestuur verstrekt aan de raden van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle inlichtingen die de raden nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.

  • 3.

    Het algemeen en dagelijks bestuur verstrekt de voornoemde inlichtingen zo spoedig mogelijk op de door de raden verzochte wijze.’

I.

 

Artikel 23 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:

 

‘Artikel 23 Personeel

  • 1.

    Ten behoeve van de GGD Gelderland-Zuid kan personeel in dienst worden genomen. Dit gebeurt op basis van het aangaan van arbeidsovereenkomsten.

  • 2.

    Sinds de inwerkingtreding van de Wnra per 1 januari 2020 geldt het private arbeidsrecht.’

J.

 

De aanhef van artikel 27 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:

 

‘Artikel 27 Beleidsplan / meerjarenstrategie

 

K.

 

De aanhef van artikel 28 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:

 

‘Artikel 28 Beleidsprogramma / begroting’

 

L.

 

Artikel 31 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:

 

‘Artikel 31 Begrotingsprocedure

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting vóór 1 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur houdt bij het opstellen van de ontwerpbegroting rekening met begrotingsrichtlijnen.

  • 3.

    De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de besturen van de deelnemende gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 4.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur biedt de raden een termijn van minimaal twaalf weken voor het schriftelijk naar voren brengen van een zienswijze. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur stelt de raden van de deelnemende gemeenten voorafgaande aan het vaststellen van de begroting door het algemeen bestuur schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze zoals bedoeld in het vierde lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 6.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting vast vóór 15 september van het jaar, voorafgaande aan dat, waarvoor de begroting dient.

  • 7.

    Nadat de begroting is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden van de deelnemende gemeenten, die ter zake bij Gedeputeerde Staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 8.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan Gedeputeerde Staten.

  • 9.

    Het eerste, derde en vierde lid van dit artikel is toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting, met uitzondering van de navolgende categorieën begrotingswijzigingen:

    • -

      besluiten van het bestuur met betrekking tot begrotingswijzigingen die niet leiden tot een verhoging van de gemeentelijke bijdrage en niet leiden tot verschuivingen tussen reeds door het bestuur goedgekeurde programma’s.

  • 10.

    De artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing, voor zover daarvan bij of krachtens deze wet niet is afgeweken.’

M.

 

Artikel 33 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:

 

‘Artikel 33 Jaarrekening

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt vóór 1 april van het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft de voorlopige jaarrekening (met daarbij gevoegd de accountantsverklaring) en het jaarverslag aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen binnen een termijn van acht weken bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de jaarrekening naar voren brengen.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast vóór 15 juli, in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli, van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan Gedeputeerde Staten.

  • 5.

    Vaststelling van de jaarrekening strekt het dagelijks bestuur tot decharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.

  • 6.

    In de jaarrekening wordt het door elk van de deelnemende gemeenten over het desbetreffende jaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen.

  • 7.

    De kosten worden, rekening houdende met andere inkomsten, over de deelnemende gemeenten verdeeld conform de bij de begroting vastgestelde systematiek.

  • 8.

    Verrekening van het verschil tussen het op grond van artikel 33 van deze regeling bepaalde en het werkelijk verschuldigde, vindt plaats terstond na de mededeling van de vaststelling van de jaarrekening.’

N.

 

Artikel 34 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:

 

‘Artikel 34 Zorgplicht archiefbescheiden

  • 1.

    Het dagelijks bestuur draagt de zorg voor de archiefbescheiden van GGD Gelderland-Zuid, overeenkomstig een door het algemeen bestuur vast te stellen verordening, die aan gedeputeerde staten wordt medegedeeld.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur is tevens belast met de zorg voor de archiefbescheiden die worden gevormd krachtens de gedelegeerde en gemandateerde taken. Het dagelijks bestuur stelt voor het beheer van de archiefbescheiden van GGD Gelderland-Zuid nadere regels vast, met inachtneming van het bepaalde in de archiefverordening zoals genoemd in lid 1.

  • 3.

    De archivaris is belast met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden die niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats alsmede het beheer van de naar de archiefbewaarplaats overgebrachte archiefbescheiden en documentaire verzamelingen.

  • 4.

    De archivaris doet jaarlijks aan het dagelijks bestuur verslag inzake de in lid 3 hiervoor vermelde uitoefening van het toezicht en het gevoerde beheer.

  • 5.

    Bij opheffing van de gemeenschappelijke regeling wordt ten aanzien van de archiefbescheiden een voorziening getroffen conform artikel 4 lid 1 van de Archiefwet 1995.

O.

 

Artikel 35 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:

 

‘Artikel 35 Toetreding

Toetreding tot deze regeling is slechts mogelijk voor zover de Wet Veiligheidsregio’s en de Wet publieke gezondheid dit toelaten.’

 

P.

 

Een nieuw artikel 35a wordt ingevoegd:

 

‘Artikel 35a Uittreding

  • 1.

    Uittreding uit deze regeling is slechts mogelijk na wijziging van de indeling van gemeenten in regio’s zoals bedoeld in artikel 8 van de Wet veiligheidsregio’s.

  • 2.

    Bij afwezigheid van een wettelijke voorziening omtrent uittreding is uittreding slechts mogelijk na voltooiing van het uittredingsproces zoals beschreven in lid 3 tot en met 12 van dit artikel.

  • 3.

    De hoogte van de uittreedsom wordt bepaald door de frictiekosten en desintegratiekosten. Het algemeen bestuur stelt de uittreedsom vast bij besluit genomen bij meerderheid van stemmen.

  • 4.

    De deelnemende gemeenten hanteren als uitgangspunt dat de uittredende gemeente over een periode van vijf jaar de eigen bijdrage moet doorbetalen, waarbij deze bijdrage ieder jaar met twintig procent afneemt, zodat de uittredende gemeente in het zesde jaar niet meer hoeft te betalen, tenzij de bevindingen van de projectgroep aanleiding vormen tot bijstelling van dat uitgangspunt.

  • 5.

    De gevolgen van de uittreding worden in kaart gebracht door een projectgroep.

  • 6.

    De projectgroep wordt samengesteld door het dagelijks bestuur en bestaat uit een afgevaardigde van het dagelijks bestuur, een afgevaardigde van de uittredende gemeente en één of meer onafhankelijk deskundigen, in gezamenlijkheid te benoemen. De kosten van de in te schakelen deskundigen komen voor rekening van de uittredende gemeente.

  • 7.

    De projectgroep rapporteert aan het dagelijks bestuur.

  • 8.

    Het algemeen bestuur neemt het besluit tot vaststelling van de uittreedsom uiterlijk twaalf maanden na ontvangst van het gemeentelijke uittredingsbesluit als dat aan de orde is of twaalf maanden nadat de indeling in regio’s zoals bedoeld in artikel 8 van de Wet veiligheidsregio’s is gewijzigd. De beslistermijn kan éénmaal worden verdaagd met zes maanden.

  • 9.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen bij het college van hun gemeente binnen acht weken hun zienswijze naar voren brengen over de uittreding.

  • 10.

    De raden van de deelnemende gemeenten dienen toestemming te geven, alvorens de colleges overgaan tot het voltooien van het uittredingsproces.

  • 11.

    De ondernemingsraad en/of het lokaal overleg worden betrokken bij het uittredingsproces en in de gelegenheid gesteld om hun bevoegdheden ten aanzien van de uittreding uit te oefenen.

  • 12.

    De uittredende gemeente blijft tot aan het moment van daadwerkelijke uittreding volwaardig deelnemer en dient tot aan dat moment al zijn verplichtingen na te komen met betrekking tot deze gemeenschappelijke regeling.

  • 13.

    Na uittreding van de betreffende gemeente stelt het dagelijks bestuur de aanpassing van de onderhavige gemeenschappelijke regeling op, met inachtneming van het bepaalde in artikel 1 van de wet.

  • 14.

    De aangepaste gemeenschappelijke regeling wordt bekend gemaakt overeenkomstig het bepaalde in artikel 26 van de wet.’

Q.

 

Artikel 36 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:

 

‘Artikel 36 Wijziging

  • 1.

    De regeling kan worden gewijzigd bij daartoe strekkende besluiten van de besturen van twee derde van het aantal deelnemende gemeenten, met inachtneming van het bepaalde in artikel 1 van de wet.

  • 2.

    Zowel het algemeen bestuur als elke deelnemende gemeente is bevoegd een wijziging in de regeling aan de besturen van de deelnemende gemeenten in overweging te geven via een daartoe strekkend voorstel.

  • 3.

    Het college dient het voorstel, zoals bedoeld in het tweede lid, in bij het algemeen bestuur, waarna het algemeen bestuur het voorstel vaststelt.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur zendt het door het algemeen bestuur vastgestelde voorstel ter besluitvorming toe aan de colleges van de deelnemende gemeenten, nadat de raden van de deelnemende gemeenten in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze naar voren te brengen bij de colleges van burgemeester en wethouders over het ontwerp van de gewijzigde regeling.

  • 5.

    De colleges van de deelnemende gemeenten nemen een besluit op het voorstel na toestemming van de raden, overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van de wet, en zenden een afschrift van het collegebesluit inclusief de toestemming van de raden aan de GGD.

  • 6.

    Indien van twee derde van het aantal deelnemende gemeenten een instemmend besluit is ontvangen, is de wijziging getroffen en zal het algemeen bestuur dit in zijn eerstvolgende vergadering bevestigen.

  • 7.

    Het dagelijks bestuur stelt daarna de colleges en raden zo spoedig mogelijk in kennis van de tot stand gekomen wijziging.’

R.

 

Artikel 37 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:

 

‘Artikel 37 Opheffing

  • 1.

    Deze regeling kan slechts worden opgeheven als dit door wijziging van de Wet publieke gezondheid mogelijk wordt. Opheffing geschiedt – behoudens een andersluidende wettelijke voorziening – door daartoe strekkende besluiten van twee derde van het aantal deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Ingeval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daartoe een liquidatieplan vast. Hierbij kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 3.

    Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de beëindiging heeft voor het personeel.

  • 4.

    Het liquidatieplan geeft regels voor de wijze waarop de deelnemende gemeenten, voor zover het saldo ontoereikend is, zorg dragen voor de nakoming van de verplichtingen van de GGD Gelderland-Zuid.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 6.

    De bestuursorganen van de GGD blijven ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie volledig is voltooid.’

S.

 

De titel van Hoofdstuk 17 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:

 

‘HOOFDSTUK 16 SLOTBEPALINGEN’

 

T.

 

Een nieuw artikel 39a wordt ingevoegd:

 

‘Artikel 39a Evaluatie

  • 1.

    Tenminste éénmaal in de zes jaar vindt een evaluatie van deze regeling plaats.

  • 2.

    Op verzoek van twee of meer gemeenten kan een tussentijdse evaluatie worden voorgesteld aan het algemeen bestuur.

  • 3.

    De evaluatie richt zich op de inhoud van deze regeling en de ervaringen met de gehanteerde werkwijzen.

  • 4.

    Het algemeen bestuur neemt een besluit over de inhoud, het proces en de werkwijze van de evaluatie.’

U.

 

Artikel 40 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:

 

‘Artikel 40 Inwerkingtreding

Deze gewijzigde regeling treedt, na een daartoe strekkend besluit van twee derde van het aantal gemeenten, in werking op de dag nadat deze op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, onverminderd het bepaalde in artikel 26 lid 3 van de wet.’

 

V.

 

Een nieuw artikel 40a wordt ingevoegd:

 

‘Artikel 40a Bekendmaking

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen maakt de regeling bekend in alle deelnemende gemeenten in het door de gemeente Nijmegen uitgegeven gemeenteblad en draagt zorg voor toevoeging aan het register zoals bedoeld in artikel 136 van de wet, overeenkomstig het bepaalde in artikel 26 van de wet.

  • 2.

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging of opheffing van de regeling alsmede op besluiten tot toetreding en uittreding.’

Artikel II  

Dit besluit treedt in werking op de dag nadat deze op de voorgeschreven wijze zijn bekendgemaakt, onverminderd het bepaalde in artikel 26 lid 3 van de wet.

Nijmegen, 24 juni 2024

Het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen

A.P.W. van de Klift

gemeentesecretaris

H.M.F. Bruls

burgemeester

TOELICHTING OP HET WIJZIGINGSBESLUIT

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel I

  • -

    Een toelichting bij artikel 5 lid 3 sub c wordt toegevoegd:

    Onder de forensische geneeskunde wordt in ieder geval verstaan Forensisch Medisch Onderzoek en lijkschouw.

D. Artikel 11a

In artikel 11a zijn de besluiten opgenomen die in navolging van de wijziging van (artikel 10 lid 5 en lid 6 van) de Wet gemeenschappelijke regelingen aan de raden worden voorgelegd voor het geven van een zienswijze. De consultatie door het dagelijks bestuur van de raden in het kader van (besluiten inzake) de meerjarenstrategie, de aanpassing van het takenpakket van de GGD en de wijziging van de gemeenschappelijke regeling is in dit artikel geformaliseerd. De zienswijzen dienen schriftelijk aan het dagelijks bestuur van de GGD te worden toegezonden. De verplichte schriftelijke en gemotiveerde reactie van het dagelijks bestuur op de ingebrachte zienswijzen is voor de volledigheid verwerkt in het derde lid maar deze verplichting voor het dagelijks bestuur is reeds opgenomen in artikel 10 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Deze verplichting van het dagelijks bestuur is in die zin een aanscherping van de reeds bestaande praktijk van het vragen om een zienswijze (overeenkomstig de begrotingsprocedure). Een verplichting om daarop te reageren was er voorheen niet. Om te voorkomen dat de procedure vertraging oploopt door niet-tijdig ingediende zienswijzen (om wat voor reden dan ook) hoeft het dagelijks bestuur niet-tijdig ingediende zienswijzen niet te betrekken in het schriftelijke en gemotiveerde oordeel met betrekking tot ingediende zienswijzen. Dat mag uiteraard wel maar dit artikel geeft aan dat het dagelijks bestuur daartoe niet is verplicht.

 

E. Artikel 11b

Artikel 11b is opgenomen in navolging van de wijziging van (artikel 10 lid 7 van) de Wet gemeenschappelijke regelingen en betreft de participatie van ingezetenen en belanghebbenden. Gelet op de zienswijzeprocedure (nader uitgewerkt in artikel 11a hiervoor), is gekozen voor inspraak die via de gemeenteraden en colleges verloopt. Ingezetenen en belanghebbenden hebben derhalve indirect, via de gemeenteraad, inspraak. Inbreng geschiedt via de gebruikelijke mogelijkheden.

 

Naar aanleiding van de regionale raadsbijeenkomst van 27 maart 2023 in het Rijk van Nijmegen en de Raadsavond van 25 september 2023 in Rivierenland is het tweede lid opgenomen om daarmee tegemoet te komen aan de voorkeursvariant van de raden. Wanneer besluitvorming zoals genoemd in het tweede lid aan de orde is, kan het algemeen bestuur ook bekijken welk participatie-instrument (bijvoorbeeld een bijeenkomst) in dat kader het meest geschikt is.

 

  • -

    De toelichting bij artikel 12 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:

    De inhoud van dit artikel spreekt voor zich.

  • -

    De laatste zin van de toelichting bij artikel 17 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:

    In de oude Wgr moest aan de raden om een verklaring van geen bezwaar te worden gevraagd.

  • -

    In de aanhef van de artikelen 18 en 19 wordt DB vervangen door Dagelijks Bestuur en AB door Algemeen Bestuur.

H. Artikel 19

Artikel 19 wordt aangepast als gevolg van de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 17 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Het derde lid van dit artikel geeft aan op welke wijze inlichtingen aan de raden van de deelnemende gemeenten worden verstrekt.

 

  • -

    In de toelichting bij artikel 20 wordt artikel 16 lid 1, vervangen door artikel 16 lid 2 en wordt artikel 16 lid 3, vervangen door artikel 16 lid 1.

  • -

    De laatste alinea van de toelichting bij artikel 23 vervalt.

L. Artikel 31

Artikel 31 wordt gewijzigd als gevolg van de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en vormt een weergave van hetgeen daarover in de Wet gemeenschappelijke regelingen is opgenomen. Artikel 31 is opgenomen in deze regeling om zodoende inzicht te verschaffen in de procedure zonder dat het raadplegen van de Wet gemeenschappelijke regelingen daarvoor noodzakelijk is. In het negende lid van artikel 31 zijn de uitzonderingen op de hoofdregel opgenomen.

 

Begrotingsprocedure

Artikel 31 wordt gewijzigd als gevolg van de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en vormt een weergave van hetgeen daarover in de Wet gemeenschappelijke regelingen is opgenomen.

 

Artikel 34 (begroting en jaarrekening), artikel 34a, artikel 34b (kadernota en voorlopige jaarrekening) en artikel 35 (ontwerpbegroting en begroting) van de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn van toepassing en leidend. De hoofdregel is de procedure van ontwerp toezenden aan de raden door het dagelijks bestuur, zienswijze door de raden, schriftelijke en gemotiveerde reactie van het dagelijks bestuur alvorens het besluit (door het algemeen bestuur) wordt genomen tot vaststellen van de begroting.

 

Artikel 31 is opgenomen in deze regeling om zodoende inzicht te verschaffen in de procedure zonder dat het raadplegen van de Wet gemeenschappelijke regelingen daarvoor noodzakelijk is.

 

In het negende lid van artikel 31 zijn de uitzonderingen op de hoofdregel opgenomen.

 

Op grond van artikel 35 lid 7 van de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn de artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Artikel 213a inzake periodiek onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur wordt niet aangestuurd door de Wet gemeenschappelijke regelingen.

 

M. Artikel 33

Artikel 33 van deze regeling wordt gewijzigd als gevolg van de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en vormt een weergave van hetgeen daarover in de Wet gemeenschappelijke regelingen is opgenomen.

 

Artikel 34 lid 3 en lid 4 en artikel 34b van de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn van toepassing en leidend.

 

N. Artikel 34

Lid 1

De tekst van dit lid is gebaseerd op het bepaalde in artikel 40 van de Archiefwet 1995. Een door het algemeen bestuur vastgestelde archiefverordening vormt de basis waarop de aan het dagelijks bestuur toebedeelde zorg zoals aangegeven in artikel 41 lid 1 onder a van de Archiefwet 1995 nader wordt vormgegeven. Op 12 december 2013 heeft het algemeen bestuur de Archiefverordening GGD Gelderland-Zuid 2013 vastgesteld. Deze verordening is bij brief van 13 december 2013 aan Gedeputeerde Staten van Gelderland toegezonden.

 

Lid 2

De bedoelde regels zijn opgenomen in het Besluit Informatiebeheer GGD Gelderland-Zuid 2013.

 

Lid 3

De aanwijzing van de archiefbewaarplaats is opgenomen in het Besluit Informatiebeheer GGD Gelderland-Zuid 2013 evenals de aanwijzing van de Directeur Publieke Gezondheid (DPG) als beheerder.

 

Lid 4

De verslaglegging door de archivaris aan het dagelijks bestuur is de basis voor de verantwoording van het dagelijks bestuur jegens het algemeen bestuur.

 

O. Artikel 35

Artikel 35 wordt gewijzigd als gevolg van de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen, met dien verstande dat artikel 35 voorheen de toetreding én uittreding betrof. Artikel 35 beperkt zich nu tot de toetreding. De uittreding wordt geregeld in artikel 35a van deze regeling. Artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen is van toepassing op (besluiten tot) toetreding tot deze regeling, met verwijzing naar het vijfde lid van het genoemde artikel 1. Zie ook de toelichting bij artikel 36.

 

P. Artikel 35a

Artikel 35a wordt aan deze regeling toegevoegd als gevolg van de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen. In dit artikel zijn de bepalingen over uittreding opgenomen om zodoende de deelnemers aan deze regeling op voorhand in kennis te stellen van de wijze waarop de uittreding is geregeld. Artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen is van toepassing op (besluiten tot) uittreding uit deze regeling, met verwijzing naar het vijfde lid van het genoemde artikel 1. Zie ook de toelichting bij artikel 37.

 

Q. Artikel 36

Artikel 36 wordt gewijzigd met dien verstande dat artikel 36 voorheen wijziging én opheffing betrof. Het nieuwe artikel 36 beperkt zich tot wijziging van deze regeling. De wijziging is ingegeven door de wijziging van artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. In het betreffende artikel is de procedureregeling opgenomen ingeval van wijziging van de regeling, bestaande uit een ontwerpregeling, mogelijkheid van zienswijze en lokale besluitvorming. Wijzigen van de regeling bestaat (net als bij toetreding en uittreding) uit twee stappen. Allereerst het voorleggen van een ontwerp van de gewijzigde regeling aan de raden waarover zijn hun zienswijze kenbaar mogen maken bij hun college van burgemeester en wethouders. Daarna het voorleggen van de gewijzigde regeling aan de colleges van burgemeester en wethouders ter besluitvorming die dat pas doen na toestemming van de raden. De mogelijkheid van het naar voren brengen van de zienswijze door de raden bij de colleges van burgemeester en wethouders op grond van artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen moet worden onderscheiden van de zienswijze-procedure zoals opgenomen in artikel 10 lid 5 en lid 6 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en artikel 11a van de regeling, gezien het formele vereiste van een schriftelijke en gemotiveerde reactie op de zienswijze.

 

R. Artikel 37

Opheffing van de regeling wordt gekoppeld aan de wettelijke mogelijkheden daartoe. Opheffing wordt (vooralsnog) niet bestreken door artikel 1 lid 5 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

 

T. Artikel 39a

Artikel 39a wordt toegevoegd aan deze regeling in het hoofdstuk Slotbepalingen als gevolg van de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

 

  • -

    De toelichting bij artikel 40 wordt gewijzigd en luidt na wijziging:

    Artikel 40 vormt deels een weergave van hetgeen in artikel 1 lid 4 en lid 5 van de Wet gemeenschappelijke regelingen is bepaald. Artikel 1 lid 4 en lid 5 biedt derhalve het wettelijke kader. Onder het treffen van een regeling wordt mede verstaan het wijzigen van, het toetreden tot en het uittreden uit een regeling.

     

    Een gemeente heeft ingestemd met de wijzigingen, indien daartoe door het college van burgemeester en wethouders is besloten. De colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters gaan niet over tot het wijzigen van een regeling dan na verkregen toestemming van de gemeenteraden. De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

     

    Bekendmaking en inwerkingtreding van een gemeenschappelijke regeling is geregeld in artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. De nadere invulling daarvan is terug te vinden in artikel 40a (Bekendmaking) van deze regeling.

V. Artikel 40a

Artikel 40a wordt toegevoegd aan deze regeling in het hoofdstuk Slotbepalingen. Bekendmaking van besluiten was voorheen opgenomen in artikel 36 lid 3 van de GR GGD Gelderland-Zuid. Artikel 40a is in overeenstemming met artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Naar boven