Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Noord 2024

De colleges van de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxtel, ’sHertogenbosch, Heusden, Land van Cuijk, Maashorst, Meierijstad, Oss, SintMichielsgestel en Vught;

 

ieder voor zover het zijn verantwoordelijkheden aangaat;

 

overwegende dat:

 

  • de Wet veiligheidsregio’s bepaalt dat de colleges van burgemeester en wethouders uit een regio een gemeenschappelijke regeling treffen, waarbij een openbaar lichaam wordt ingesteld met de aanduiding veiligheidsregio;

  • deze wet beoogt een efficiënte en kwalitatief hoogwaardige organisatie van de brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening, rampenbestrijding en crisisbeheersing onder één regionale bestuurlijke regie te realiseren;

  • in de wet de omvang van de veiligheidsregio Brabant-Noord is bepaald en deze bestaat uit het grondgebied van de elf deelnemende gemeenten;

  • de gemeentelijke processen van Bevolkingszorg geen primaire verantwoordelijkheid zijn van het Openbaar Lichaam Veiligheidsregio Brabant-Noord, maar dat de deelnemende gemeenten gebruik willen maken van de veiligheidsregio als platform om te komen tot een efficiënte gezamenlijke organisatie en bekostiging van de gemeentelijke processen;

  • deze gemeenschappelijke regeling laatstelijk gewijzigd op 1 januari 2022;

  • deze gemeenschappelijke regeling gewijzigd moet worden in verband met de vorming van gemeente Land van Cuijk en Maashorst;

  • de Wet gemeenschappelijke regelingen om de democratische legitimiteit van gemeenschappelijke regelingen te versterken is aangepast (Stb. 2022, nr. 18) en deze gemeenschappelijke regeling daarmee in overeenstemming moet worden gebracht;

  • dat de gemeenteraad, zoals vereist op grond van artikel 1, tweede en derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, in de gelegenheid is gesteld om bij het college een zienswijze naar voren te brengen over het ontwerp van de onderhavige gewijzigde regeling.

 

gelet op:

 

  • de Wet veiligheidsregio's, de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Wet publieke gezondheid en de Gemeentewet en de Politiewet 2012;

 

  • de toestemming van de gemeenteraden van Bernheze, Boekel, Boxtel, Heusden, ’sHertogenbosch, Land van Cuijk, Maashorst, Meierijstad, Oss, SintMichielsgestel en Vught overeenkomstig artikel 1, tweede en derde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

 

besluiten:

 

de “Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Noord” te wijzigen waardoor deze als volgt komt te luiden:

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN

 

 

Artikel 1 Begrippen

  • 1.

    In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      WGR: Wet gemeenschappelijke regelingen

    • b.

      WVR: Wet veiligheidsregio’s

    • c.

      regeling: deze gemeenschappelijke regeling

    • d.

      veiligheidsregio: Veiligheidsregio Brabant-Noord

    • e.

      het algemeen bestuur: het algemeen bestuur van de veiligheidsregio

    • f.

      het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de veiligheidsregio

    • g.

      de voorzitter: de voorzitter van de veiligheidsregio

    • h.

      gemeente: aan deze regeling deelnemende gemeente

    • i.

      Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant

    • j.

      de brandweer: de brandweer als bedoeld in artikel 25 WVR

    • k.

      de regionaal commandant: commandant brandweer, zoals bedoeld in artikel 25 lid 3 van de WVR

    • l.

      de GHOR: geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio; de door het bestuur ingestelde organisatie GHOR als bedoeld in artikel 10 onder f van de WVR, als zodanig onderdeel uitmakend van de veiligheidsregio

    • m.

      de directeur publieke gezondheid (DPG): functionaris zoals bedoeld in artikel 32 van de WVR

    • n.

      Bevolkingszorg: de verzamelnaam van alle gemeentelijke processen in de crisisbeheersing. Het doel van Bevolkingszorg is om zo snel mogelijk, zo adequaat mogelijke zorg te verlenen aan burgers die het nodig hebben bij een ramp of crisis.

    • o.

      Expertteams Bevolkingszorg: teams van ongeveer 5 – 15 ambtenaren in diverse functies vanuit alle verschillende gemeenten binnen Veiligheidsregio Brabant-Noord. De expertteams Bevolkingszorg nemen de voorbereiding, organisatie en uitvoering van hun eigen hoofdproces binnen Bevolkingszorg voor hun rekening. Er zijn zeven verschillende hoofdprocessen: Communicatie, Evacuatie, Omgevingszorg, Publieke Zorg, SIS (slachtofferinformatiesystematiek), Informatie en Ondersteuning.

    • p.

      de coördinerend gemeentesecretaris: de secretaris van één van de deelnemende gemeenten, welke ‒uit hun midden‒ is aangewezen

    • q.

      Hulpverlening: hulpverlening door brandweer en GHOR

    • r.

      Meldkamer: de fysieke plaats waar de meldkamerfunctie wordt uitgevoerd. De politie heeft meldkamers, artikel 25a en 25b Politiewet 2012.

    • s.

      Meldkamerfunctie: het ontvangen, registreren en beoordelen van meldingen waarbij wordt gevraagd om acute inzet van brandweer, politie of Koninklijke marechaussee, en om inzet van ambulancezorgvoorzieningen, het bieden van een adequaat hulpaanbod, en het begeleiden en coördineren van de hulpdiensten

    • t.

      Operationele leiding: bevoegdheid tot het geven van bindende aanwijzingen aan commandanten van de bij de bestrijding van branden en rampen samenwerkende diensten, zonder daarbij te treden in de bevoegdheden van de commandanten van die diensten aangaande de wijze van uitvoering van de aan hen opgedragen taken

    • u.

      rampenbestrijding: het geheel van maatregelen en voorzieningen, met inbegrip van de voorbereiding daarop, dat het gemeentebestuur of het bestuur van een veiligheidsregio treft met het oog op een ramp, het voorkomen en het beperken van een ramp

    • v.

      crisisbeheersing; het geheel van maatregelen en voorzieningen, met inbegrip van de voorbereiding daarop, dat het gemeentebestuur of het bestuur van een veiligheidsregio in een crisis treft ter handhaving van de openbare orde, indien van toepassing in samenhang met de maatregelen en voorzieningen die op basis van een bij of krachtens enige andere wet toegekende bevoegdheid ter zake van een crisis worden getroffen van de gevolgen van een ramp.

    • w.

      Sector Crisisbeheersing & rampenbestrijding: een voorziening waarbinnen op projectbasis werkzaamheden worden uitgevoerd.

  • 2.

    Waar in de regeling de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard, treden –voor zover relevant– in plaats van 'de gemeente', 'de raad', 'het college' en 'de burgemeester' onderscheidenlijk: ‘het openbaar lichaam', 'het Algemeen bestuur', 'het dagelijks bestuur' en 'de voorzitter'.

  • 3.

    Waar in de regeling met betrekking tot personen, een mannelijk voornaamwoord of een mannelijk functionarisbegrip gebruikt wordt, worden zowel mannelijke als vrouwelijke personen bedoeld.

 

HOOFDSTUK 2 ALGEMENE BEPALINGEN

 

 

Artikel 2.1 Het openbaar lichaam

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam, genaamd “Veiligheidsregio Brabant-Noord”.

  • 2.

    Het openbaar lichaam is een rechtspersoon en is gevestigd in de gemeente ’s-Hertogenbosch.

  • 3.

    De veiligheidsregio kent de volgende bestuursorganen: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

 

Artikel 2.2 Toepassing Gemeentewet

Voor zover daarvan niet in deze regeling is afgeweken is de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing op deze regeling.

 

HOOFDSTUK 3 DOELSTELLING, BELANGEN, TAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN

 

 

Artikel 3.1 Doelstelling

De veiligheidsregio behartigt het belang van een doelmatig georganiseerde en gecoördineerde, waar mogelijk integrale, uitvoering van de hulpverlening in het werkgebied alsmede de voorbereiding daarop.

 

Artikel 3.2 Belangen

De veiligheidsregio behartigt daartoe de belangen van de deelnemende partijen op de

volgende terreinen:

  • a.

    brandweerzorg;

  • b.

    geneeskundige hulpverlening;

  • c.

    rampenbestrijding en crisisbeheersing;

  • d.

    bevolkingszorg.

 

Artikel 3.3 Taken

  • 1.

    Ter behartiging van de in artikel 3.2 genoemde belangen is de veiligheidsregio, gelet op de artikelen 10, 14, 15, 16 en 17 van de Wet veiligheidsregio’s, artikel 6, tweede lid van de Wet publieke gezondheid en artikel 25b, eerste lid van de Politiewet 2012 belast met de volgende wettelijke taken:

    • a.

      het inventariseren van risico’s van branden, rampen en crisis;

    • b.

      het adviseren van het bevoegd gezag over risico's van branden, rampen en crises in de bij of krachtens de wet aangewezen gevallen alsmede in de gevallen die in het beleidsplan zijn bepaald; Hiertoe behoort tevens de bevoegdheid, zoals bedoeld in artikel 61 lid 3 van de Wet Veiligheidsregio’s, om ambtenaren aan te wijzen die zijn belast met het toezicht op de brandveiligheid in het kader van artikel 3 van de Wet veiligheidsregio’s;

    • c.

      het adviseren van het college van burgemeester en wethouders over de brandweerzorg;

    • d.

      het voorbereiden op de bestrijding van branden en het organiseren van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing;

    • e.

      het instellen en in stand houden van een brandweer;

    • f.

      het instellen en in stand houden van een GHOR;

    • g.

      het voorzien in de meldkamerfunctie ten behoeve van de brandweertaak, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening op de meldkamer;

    • h.

      het aanschaffen en beheren van gemeenschappelijk materieel;

    • i.

      het inrichten en in stand houden van de informatievoorziening binnen de diensten van de veiligheidsregio en tussen deze diensten en de andere diensten en organisaties die betrokken zijn bij de onder d, e, f en g genoemde taken;

    • j.

      het vaststellen van het risicoprofiel;

    • k.

      het tenminste één maal in de vier jaar vaststellen van een beleidsplan;

    • l.

      het tenminste één maal in de vier jaar vaststellen van een crisisplan;

    • m.

      het vaststellen van rampbestrijdingsplannen voor zover dit bij Algemene maatregel van Bestuur voorgeschreven is;

    • n.

      het zorg dragen voor de voorbereiding op de bestrijding van een epidemie van een infectieziekte behorend tot groep A, als bedoeld in artikel 1 onder e Wet publieke gezondheid alsmede op de bestrijding van een nieuw subtype humaan influenzavirus, waarbij ernstig gevaar voor de volksgezondheid bestaat.

  • 2.

    In aanvulling op de in het eerste lid genoemde taken, kan het algemeen bestuur besluiten om tegen betaling andere taken uit te voeren of een hoger voorzieningenniveau te leveren. 

 

Artikel 3.4 Taken brandweerzorg

  • 1.

    De veiligheidsregio Brabant-Noord heeft een Brandweer Brabant-Noord.

  • 2.

    De veiligheidsregio Brabant-Noord heeft op het terrein van de brandweerzorg tot taak:

    • a.

      het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt;

  • Hiertoe behoort in ieder geval:

    • i.

      het adviseren van gemeenten over brandveiligheid in het kader van vergunningverlening;

    • ii.

      het uitvoeren van brandveiligheidscontroles;

    • b.

      het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan door brand;

    • c.

      het feitelijk uitvoeren van de werkzaamheden terzake van de onder a en b genoemde onderwerpen alsmede terzake van het beperken en bestrijden van rampen als bedoeld in artikel 1 van de Wet Veiligheidsregio’s;

    • d.

      het instellen en in stand houden van een meldkamerfunctie Brandweer;

    • e.

      het aanschaffen en beheren van gemeenschappelijk materieel;

    • f.

      het beschikbaar stellen van personeel en materieel voor bijstandverlening;

    • g.

      het voorbereiden van de coördinatie bij de bestrijding van rampen;

    • h.

      het voorbereiden van de organisatie voor het optreden van de brandweer in buitengewone omstandigheden en het regelen van de operationele leiding bij de bestrijding van rampen;

    • i.

      het verzamelen en evalueren van gegevens ten behoeve van de waarschuwing en alarmering van de bevolking in geval van een ramp of een zwaar ongeval of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan;

    • j.

      het waarschuwen van de bevolking;

    • k.

      het verkennen van gevaarlijke stoffen en het verrichten van ontsmetting;

    • l.

      de coördinatie van de bijstandverlening bedoeld onder d.;

    • m.

      de coördinatie van de brandweerkwaliteitszorg in het werkgebied;

    • n.

      het verzorgen van oefeningen met het oog op het optreden in groter verband;

    • o.

      het verzorgen van opleidingen.

  • 3.

    Het niveau voor de basisbrandweerzorg wordt bepaald door het Regionaal risicoprofiel, het Regionaal Beleidsplan en de diverse uitvoeringsplannen tezamen.

 

Artikel 3.5 Taken geneeskundige hulpverlening

  • 1.

    De veiligheidsregio Brabant-Noord heeft een bureau GHOR voor de coördinatie, aansturing en regie van de geneeskundige hulpverlening en met de advisering van andere overheden en organisaties op dat gebied.

  • 2.

    Het bepaalde op het terrein van de geneeskundige hulpverlening in de WVR en Wet publieke gezondheid is van overeenkomstige toepassing op de GHOR-taak.

 

Artikel 3.6 Taken meldkamerfunctie

  • 1.

    De veiligheidsregio Brabant-Noord is verantwoordelijk voor het uitvoeren van de meldkamerfunctie ten behoeve van de brandweertaak en ten behoeve van de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening.

  • 2.

    Deze meldkamerfunctie behelst het ontvangen, registreren en beoordelen van meldingen, het bieden van een adequaat hulpaanbod, en het begeleiden en coördineren van de hulpdiensten.

  • 3.

    De veiligheidsregio Brabant-Noord is verantwoordelijk voor de organisatie, operationele aansturing en wijze van invulling van de operationele prestaties van meldkamerfunctie ten behoeve van de brandweertaak.

  • 4.

    De veiligheidsregio Brabant-Noord is ‒zodra is vastgesteld dat is voldaan aan de criteria voor grootschalige alarmering‒ verantwoordelijk om binnen vijf minuten op grond van de beschikbare gegevens, een zo volledig mogelijke beschrijving van het incident te geven.

  • 5.

    Met betrekking tot de inhoudelijke verantwoordelijkheid voor de meldkamerfunctie, zoals omschreven in lid 3 en 4, hebben de Veiligheidsregio, de regionale eenheid van de politie en de regionale ambulancevoorziening een verplichting zich in te spannen voor een zo groot mogelijke integrale samenwerking op de meldkamers.

 

Artikel 3.7 Taken sector Crisisbeheersing & Rampenbestrijding

  • 1.

    De veiligheidsregio Brabant-Noord heeft een sector Crisisbeheersing & Rampenbestrijding.

  • 2.

    De sector Crisisbeheersing & Rampenbestrijding heeft tot taak: het projectmatig samenwerken aan het opstellen van plannen voor het voorkomen, beperken en bestrijden van crises, rampen en ongevallen in de regio met behoud van de eigen verantwoordelijkheid van de samenwerkende organisaties.

 

Artikel 3.8 Bevolkingszorg

  • 1.

    De Veiligheidsregio faciliteert en regisseert de bevolkingszorgprocessen, zodat de gemeenten zich regionaal kunnen voorbereiden op het bestrijden van rampen en crises. Hieronder wordt tevens begrepen de advisering en ondersteuning van de coördinerend gemeentesecretaris. In de samenwerking met de gemeenten wordt uitgegaan van de volgende taakverdeling.

    • a.

      De gemeenten nemen de basiskennis crisisbeheersing van de functionarissen van de eigen gemeente (inclusief de collegeleden) voor hun rekening;

    • b.

      De regionale expertteams Bevolkingszorg nemen de organisatie van hun eigen hoofdproces voor hun rekening;

    • c.

      De Veiligheidsregio coördineert Bevolkingszorg Brabant-Noord en neemt de hoofdstructuur Bevolkingszorg en de organisatie van het proces crisiscommunicatie voor haar rekening.

  • 2.

    De Veiligheidsregio geeft uitvoering aan de bovenregionale bevolkingszorgtaken.

  • 3.

    De coördinerend gemeentesecretaris is ambtelijk eindverantwoordelijk voor het functioneren van de expertteams, alsmede voor de organisatie van de Hoofdstructuur Bevolkingszorg en het proces crisiscommunicatie.

 

HOOFDSTUK 4 HET ALGEMEEN BESTUUR

 

 

Artikel 4.1 Samenstelling

  • 1.

    Het algemeen bestuur wordt gevormd door de burgemeesters van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt zodra een lid ophoudt burgemeester te zijn van de gemeente die hij of zij vertegenwoordigt.

  • 3.

    Het lidmaatschap van de ambtsopvolger vangt aan op het moment dat een lid is benoemd als burgemeester van de gemeente die hij of zij gaat vertegenwoordigen.

  • 4.

    Een burgemeester wordt waargenomen op de wijze zoals is bepaald in artikel 77 en 78 van de Gemeentewet.

 

Artikel 4.2 Bevoegdheden

  • 1.

    Het algemeen bestuur is bevoegd tot alle daden van regeling en bestuur nodig voor de behartiging van het belang van deze regeling en de uitoefening van de bevoegdheden van het openbaar lichaam.

  • 2.

    Alle bevoegdheden in het kader van deze regeling, die niet aan een ander bestuursorgaan zijn opgedragen behoren toe aan het algemeen bestuur.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.

  • 4.

    Het algemeen bestuur kan in ieder geval niet overdragen de bevoegdheid tot:

    • a.

      het vaststellen en wijzigen van het Risicoprofiel, het Beleidsplan en het Crisisplan;

    • b.

      het vaststellen en wijzigen van de begroting;

    • c.

      het vaststellen van de bestuursrapportages en de jaarrekening;

    • d.

      het vaststellen, wijzigen of intrekken van verordeningen door strafbepalingen of bestuursdwang te handhaven;

    • e.

      het oprichten of deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperatieve en andere verenigingen, dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van deelneming daaraan.

    • f.

      het toetreden tot, uittreden uit of wijzigen van de gemeenschappelijke regeling overeenkomstig het gestelde in hoofdstuk 12.

  • 5.

    Het algemeen bestuur kan besluiten tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.

  • 6.

    Het besluit zoals bedoeld in lid 5 wordt niet genomen dan nadat de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.

  • 7.

    Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde vast.

 

Artikel 4.3 Vergaderingen en besluitvorming

  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal of zoveel vaker als de voorzitter of het dagelijks bestuur nodig oordeelt of tenminste twee leden dit, onder opgaaf van redenen, schriftelijk aan de voorzitter verzoeken. De vergaderingen zijn openbaar, tenzij tenminste drie van de aanwezige leden om beslotenheid vragen of indien de voorzitter dit nodig acht.

  • 2.

    In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

    • a.

      de toelating van nieuw te benoemen leden;

    • b.

      het vaststellen en wijzigen van het Regionaal Beleidsplan en het Regionaal Crisisplan;

    • c.

      het vaststellen en wijzigen van de begroting;

    • d.

      het vaststellen van de bestuursrapportages en de jaarrekening;

    • e.

      het vaststellen, wijzigen of intrekken van verordeningen door strafbepalingen of

    • f.

      bestuursdwang te handhaven;

    • g.

      het oprichten of deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperatieve en andere verenigingen, dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van deelneming daaraan.

    • h.

      het toetreden tot, uittreden uit of wijzigen van de gemeenschappelijke regeling overeenkomstig het gestelde in hoofdstuk 12.

    • i.

      de vaststelling en wijziging van de begroting en de vaststelling van de jaarrekening;

    • j.

      de vaststelling, wijziging en opheffing van deze regeling. De artikelen 19, 20, 22, 25, 26 en 28 tot en met 32 van de Gemeentewet zijn, voor zover daarvan bij de WGR niet is afgeweken, op het houden en de orde van de vergaderingen van het algemeen bestuur van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Het algemeen bestuur neemt besluiten met gewone meerderheid van stemmen.

 

Artikel 4.4 Genodigden vergaderingen algemeen bestuur

  • 1.

    De leden van de Veiligheidsdirectie treden op als vaste adviseur van het algemeen bestuur en worden voor alle vergaderingen uitgenodigd.

  • 2.

    De voorzitter nodigt andere functionarissen uit om als adviseur deel te nemen aan de vergaderingen van het algemeen bestuur, wanneer dat in het belang is van de te behandelen onderwerpen.

  • 3.

    De hoofdofficier van justitie, de voorzitter van het waterschap, de politiechef voor de regionale eenheid Oost-Brabant van de Nationale Politie, een vertegenwoordiger van het ministerie van Defensie, de Commissaris van de Koning en een vertegenwoordiger van het ministerie van J&V worden uitgenodigd om bij de vergaderingen van het bestuur aanwezig te zijn.

 

Artikel 4.5 Zienswijzen

  • 1.

    Voorafgaand aan het nemen van een besluit van het bestuur worden de raden van de gemeenten in de gelegenheid gesteld om een zienswijze naar voren te brengen indien het een van de volgende besluiten betreft:

    • a.

      Het risicoprofiel, als bedoeld in artikel 15 WVR

    • b.

      Het beleidsplan, als bedoeld in artikel 14 WVR

    • c.

      De kadernota met daarin de algemene financiële en beleidsmatige kaders, als bedoeld in artikel 34b WGR

  • 2.

    Het dagelijks bestuur biedt de raden de termijn van minimaal acht weken voor het naar voren brengen van een zienswijze.

  • 3.

    Tegelijkertijd met de toezending van het definitieve bestuursvoorstel stelt het dagelijks bestuur de raden van de gemeenten schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijzen alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 4.

    Het algemeen bestuur kan besluiten om ook bij andere onderwerpen de raden in gelegenheid te stellen hun zienswijze naar voren te brengen.

 

Artikel 4.6 Participatie

  • 1.

    Het bestuur kan de mogelijkheden bepalen om ingezetenen van de gemeenten en belanghebbende te betrekken bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid, zoals bedoeld in artikel 10 zevende lid WGR.

  • 2.

    Gedurende een langdurige bovenlokale crisis worden, tenzij de vereiste spoed zich daartegen verzet, gemeenteraden in de gelegenheid gesteld hun wensen en bedenkingen kenbaar te maken over het geheel van maatregelen en voorzieningen ter bestrijding van een crisis.

 

HOOFDSTUK 5 HET DAGELIJKS BESTUUR

 

 

Artikel 5.1 Samenstelling

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en minimaal twee andere leden.

  • 2.

    De leden en de plaatsvervangende leden worden aangewezen door en uit de leden van het algemeen bestuur.

  • 3.

    Een (plaatsvervangend) lid dat ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur, houdt tevens op lid te zijn van het dagelijks bestuur.

  • 4.

    Een (plaatsvervangend) lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen, met dien verstande dat het lidmaatschap in dat geval eindigt op het tijdstip waarop de opvolger in functie is getreden.

  • 5.

    De aanwijzing ter aanvulling van een plaats in het dagelijks bestuur geschiedt in de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur na het openvallen van die plaats.

  • 6.

    Het algemeen bestuur kan een (plaatsvervangend) lid van het dagelijks bestuur ontslag verlenen indien dit lid niet meer het vertrouwen bezit van het algemeen bestuur.

  • 7.

    Artikel 49 van de Gemeentewet is zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 5.2 Vergaderingen

  • 1.

    Het dagelijks bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar of zoveel vaker als de voorzitter nodig oordeelt, of indien tenminste twee leden dit, onder opgaaf van redenen, schriftelijk aan de voorzitter verzoeken.

  • 2.

    Voor de besluitvorming in het dagelijks bestuur geldt dat elk van de leden één stem heeft.

  • 3.

    De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn niet openbaar.

  • 4.

    De leden van de veiligheidsdirectie treden op als vaste adviseur van het dagelijks bestuur en worden voor alle vergaderingen uitgenodigd.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur kan zich in een vergadering voorts door andere adviseurs doen bijstaan.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast en zendt dit aan het algemeen bestuur.

  • 7.

    De artikelen 54 t/m 60 van de Gemeentewet zijn op de vergaderingen van het dagelijks bestuur van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 5.3 Bevoegdheden

  • 1.

    Het dagelijks bestuur is belast met en bevoegd tot:

    • a.

      het voeren van het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, voor zover niet bij of krachtens de WGR of de regeling het algemeen bestuur hiermee is belast;

    • b.

      het voorbereiden en uitvoeren van beslissingen van het algemeen bestuur;

    • c.

      het vaststellen van regels over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;

    • d.

      het benoemen, schorsen en ontslaan van ambtenaren;

    • e.

      het nemen van besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 31a WGR;

    • f.

      het nemen van besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur, of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;

    • g.

      het nemen, ook alvorens besloten is tot het voeren van een rechtsgeding, van alle conservatoire maatregelen en het doen wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit;

    • h.

      het voorstaan van de belangen van de veiligheidsregio bij andere overheden, instellingen of personen, waarmee contact voor de veiligheidsregio van belang is;

    • i.

      de zorg voor het beheer van inkomsten en uitgaven van de veiligheidsregio;

    • j.

      de zorg, voor zover deze niet aan anderen toekomt, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

    • k.

      het houden van toezicht op alles wat de veiligheidsregio aangaat;

    • l.

      de zorg voor de archiefbescheiden van de veiligheidsregio en haar organen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur oefent verder, voor zover het algemeen bestuur daartoe besluit, de aan het algemeen bestuur wettelijke toegekende of krachtens deze regeling toevallende bevoegdheden uit.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan regels stellen inzake de wijze waarop het dagelijks bestuur de aan hem toegewezen taken uitvoert en bevoegdheden uitoefent.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur kan een of meer leden van het dagelijks bestuur machtigen tot uitoefening van een of meer van zijn bevoegdheden, tenzij de regeling waarop de bevoegdheid steunt zich daartegen verzet.

 

HOOFDSTUK 6 DE VOORZITTER

 

 

Artikel 6.1 Aanwijzing en vervanging

  • 1.

    De voorzitter van de veiligheidsregio wordt overeenkomstig artikel 11, tweede lid van de Wet veiligheidsregio’s bij Koninklijk Besluit benoemd.

  • 2.

    De voorzitter kan uitsluitend bij Koninklijk Besluit worden geschorst en ontslagen.

  • 3.

    De voorzitter is zowel voorzitter van het algemeen bestuur als van het dagelijks bestuur.

  • 4.

    De voorzitter oefent alle taken uit die bij of krachtens de wet aan hem zijn opgedragen.

  • 5.

    De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte.

  • 6.

    De voorzitter kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen gemachtigde.

  • 7.

    Het algemeen bestuur wijst een lid uit het dagelijks bestuur aan als plaatsvervangend voorzitter van de veiligheidsregio.

 

HOOFDSTUK 7 INSTELLEN ADVIES- EN BESTUURSCOMMISSIES

 

 

Artikel 7.1 Instellen advies- en bestuurscommissies

Het algemeen bestuur kan commissies instellen als bedoeld, en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 24, 24a en 25 van de WGR.

 

HOOFDSTUK 8 INFORMATIE, VERANTWOORDING EN EVALUATIE

 

 

Artikel 8.1 Informatie- en verantwoordingsplicht leden algemeen bestuur

  • 1.

    Het algemeen bestuur geeft de raden alle inlichtingen die de raden voor de uitoefening van hun taak nodig hebben

  • 2.

    Het algemeen bestuur geeft de raden van de deelnemende gemeenten de door een of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen.

  • 3.

    Inlichtingen zoals bedoeld in lid 1 en 2 worden verstrekt door middel van het toezenden van stukken of het verwijzen naar de vindplaats van stukken via hun griffie.

  • 4.

    Een lid van het algemeen bestuur geeft het college en de raad van zijn gemeente de door een of meer leden van die organen gevraagde inlichtingen. De inlichtingen kunnen schriftelijk of mondeling worden gegeven.

  • 5.

    Een lid van het algemeen bestuur is verantwoording verschuldigd aan de raad en het college van zijn gemeente over het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 6.

    Het algemeen bestuur stelt jaarlijks voor 15 juli een jaarverslag vast waarin verslag wordt gedaan over het door de veiligheidsregio Brabant-Noord gevoerde bestuur en bereikte resultaten. Het jaarverslag wordt gezonden aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 7.

    Het bestuur zet zich in om op regelmatige basis de raden actief te informeren over het te voeren beleid.

 

Artikel 8.2 Informatie- en verantwoordingsplicht (leden) dagelijks bestuur

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur verstrekken gezamenlijk of afzonderlijk de door het algemeen bestuur of door een of meer leden daarvan gevraagde inlichtingen. Schriftelijk gevraagde inlichtingen worden zo mogelijk schriftelijk gegeven.

  • 2.

    De leden van het dagelijks bestuur verstrekken gezamenlijk of afzonderlijk de, door de organen van de deelnemers of een of meer leden daarvan, gevraagde inlichtingen.

  • 3.

    De leden van het dagelijks bestuur leggen zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk verantwoording af aan het algemeen bestuur voor het door hen gevoerde bestuur.

 

Artikel 8.3 Informatie- en verantwoordingsplicht voorzitter

Het bepaalde in artikel 8.2 is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter voor het door hem als zodanig gevoerde bestuur.

 

Artikel 8.4 Evaluatie

  • 1.

    Het bestuur draagt er zorg voor dat er een kostenevaluatie en visitatie wordt verricht. Het bepaalde in artikel 56 WVR is hierbij van toepassing.

  • 2.

    Het bestuur kan het functioneren van de regeling evalueren en betrekt de raden bij die evaluatie.

 

HOOFDSTUK 9 FUNCTIES, PERSONEEL EN ORGANISATIE

 

 

Artikel 9.1 Regionaal Commandant brandweer/ directeur/ secretaris

  • 1.

    De veiligheidsregio Brabant-Noord heeft een regionaal commandant brandweer die door het dagelijks bestuur wordt benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 2.

    De regionaal commandant brandweer is belast met de operationele leiding bij buitengewone omstandigheden, rampen en grootschalige incidenten of ernstige vrees daarvoor, tenzij het bevoegde gezag een andere voorziening treft.

  • 3.

    De regionaal commandant brandweer vervult tevens de functie van directeur van de ambtelijke organisatie alsmede die van secretaris van het bestuur. Het dagelijks bestuur kan hiervan gemotiveerd afwijken.

  • 4.

    De secretaris staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter, bij de uitoefening van hun taak terzijde.

  • 5.

    Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur stellen nadere regels voor de taak en de bevoegdheden van de secretaris.

  • 6.

    De secretaris is in de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur aanwezig.

  • 7.

    De stukken die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan worden door de secretaris mede ondertekend tenzij de ondertekening door de voorzitter aan hem is opgedragen.

  • 8.

    Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van de secretaris.

 

Artikel 9.2 Directeur publieke gezondheid

  • 1.

    De GHOR staat onder leiding van de directeur publieke gezondheid, die directeur van de GGD Hart voor Brabant is en door het algemeen bestuur van deze GGD wordt benoemd, geschorst en ontslagen in overeenstemming met het dagelijks bestuur van de veiligheidsregio.

  • 2.

    De directeur publieke gezondheid is belast met de operationele leiding over de geneeskundige hulpverlening.

 

Artikel 9.3 Overig personeel

Overig personeel in dienst van het openbaar lichaam wordt benoemd, geschorst en ontslagen door het dagelijks bestuur.

 

Artikel 9.4 Organisatiebesluit

  • 1.

    Het dagelijks bestuur stelt een organisatiebesluit vast.

  • 2.

    Het organisatiebesluit bevat in ieder geval bepalingen betreffende

    • a.

      de onderlinge verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen de secretaris/directeur/regionaal commandant, de directeur publieke gezondheid en de coördinerend gemeentesecretaris.

    • b.

      de voorbereiding van de bestuurlijke besluitvorming en de wijze waarop daarbij een of meer adviseurs worden betrokken;

    • c.

      de samenwerking op het gebied van crisisbeheersing en rampenbestrijding.

 

HOOFDSTUK 10 FINANCIËLE BEPALINGEN

 

 

Artikel 10.1 Algemene bepaling

Voor zover daarvan niet bij of krachtens de wet of deze regeling is afgeweken is op dit hoofdstuk van overeenkomstige toepassing Titel IV van de Gemeentewet.

 

Artikel 10.2 Financiële administratie, geldelijk beheer en controle

  • 1.

    Het Algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Artikel 212 Gemeentewet is hierop van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Het Algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Het Algemeen bestuur wijst een of meer accountants aan als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen. Artikel 213 Gemeentewet is hierop van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Het Algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast voor het periodiek onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het door hem gevoerde bestuur de Artikel 213a Gemeentewet is hierop van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 10.3 Begroting

  • 1.

    In de begroting worden aangegeven de door elke aan deze regeling deelnemende rechtspersoon naar raming verschuldigde bijdrage voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft. De begroting vermeldt tevens de termijnen waarin de bijdrage is verschuldigd en de daarbij behorende vervaldata.

  • 2.

    In de begroting wordt aangegeven in hoeverre deze bijdragen verdeeld worden naar verhouding van de inwonertallen van de in de regeling deelnemende gemeenten en/of in hoeverre een andere verdeelsleutel wordt toegepast.

  • 3.

    Voor zover de in lid 2 bedoelde bijdrage berekend wordt naar verhouding van de inwonertallen, wordt uitgegaan van het inwonertal op 1 januari van het jaar, voorafgaande aan dat, waarvoor de bijdrage verschuldigd is. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de door het Centraal bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

 

Artikel 10.4 Kaders en Begrotingsprocedure

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt voor 30 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting tenminste twaalf weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden toe aan de raden van de deelnemende gemeenten. De ontwerpbegroting gaat vergezeld van een meerjarenraming voor het lopende en de drie op het begrotingsjaar volgende jaren.

  • 3.

    De ontwerpbegroting wordt door de deelnemende gemeenten voor eenieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190, tweede en derde lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur ter vaststelling wordt aangeboden. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 5.

    Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur daarover bericht aan de raden van de deelnemende gemeenten, zo nodig vergezeld van de vastgestelde begroting, die ter zake bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 6.

    Het bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan Gedeputeerde Staten.

  • 7.

    Op wijzigingen van de begroting zijn de voorafgaande bepalingen in dit artikel van overeenkomstige toepassing tenzij die wijziging geen verhoging geeft voor de bijdrage van de gemeenten.

 

Artikel 10.5 Jaarrekening

  • 1.

    Van de inkomsten en uitgaven van het openbaar lichaam wordt door het dagelijks bestuur over elk dienstjaar verantwoording afgelegd aan het algemeen bestuur, onder overlegging van de concept-jaarrekening met daarbij behorende bescheiden. Het dagelijks bestuur voegt daarbij een verslag van bevindingen van de accountant(s) overeenkomstig artikel 213 van de Gemeentewet.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt de voorlopige jaarrekening voor 30 april van het jaar volgend op het jaar waarop deze betrekking heeft aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan Gedeputeerde Staten.

  • 5.

    Behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden, ontlast de vaststelling van de jaarrekening de leden van het dagelijks bestuur ten aanzien van het daarin verantwoorde financieel beheer.

  • 6.

    In de jaarrekening wordt –overeenkomstig de in de desbetreffende begroting opgenomen verdeelsleutel‒ het door elk van de onderscheidenlijke rechtspersonen over het desbetreffende jaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen.

 

Artikel 10.6 Middelen

  • 1.

    De deelnemers dragen er overeenkomstig de Circulaire aansprakelijkheid voor schulden van openbare lichamen op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Circulaire van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 juli 1999, kenmerk FO99/U5911) zorg voor dat de Veiligheidsregio te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan alle verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 2.

    Indien aan het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 Gemeentewet.

 

HOOFDSTUK 11 ARCHIEFFUNCTIE EN OMBUDSFUNCTIE

 

 

Artikel 11.1 Archiefbescheiden

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt een verordening vast op de zorg voor de archiefbescheiden van het openbaar lichaam alsmede op het beheer daarvan en op het toezicht op het beheer.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor de archieven.

  • 3.

    De aan de uitvoering van deze zorg verbonden kosten komen voor rekening van deze regeling.

 

Artikel 11.2 Ombudsfunctie

De behandeling van verzoekschriften zoals bedoeld in artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, vindt plaats door de ombudscommissie van de gemeente ’s-Hertogenbosch.

 

HOOFDSTUK 12 TOETREDEN, UITTREDEN, WIJZIGEN, OPHEFFEN

 

 

Artikel 12.1 Toetreden

Toetreding tot deze regeling is slechts mogelijk na wijziging van de indeling van gemeenten in regio´s, als bedoeld in artikel 8 WVR

 

Artikel 12.2 Uittreden

  • 1.

    Uittreding uit deze regeling is slechts mogelijk na wijziging van de indeling van gemeenten in regio´s, als bedoeld artikel 8 WVR. Het algemeen bestuur, regelt de gevolgen van het toetreden of uittreden en kan voorwaarden verbinden aan de toetreding of uittreding.

  • 2.

    Bij het uittreden wordt, bij het bepalen van de financiële gevolgen ervan, in ieder geval de volgende bepalingen gehanteerd:

    • a.

      Indien het uittreden van een bestuursorgaan leidt tot overdracht materiaal, materieel of gebouwen van de regeling vindt de overdracht van duurzame gebruiksgoederen plaats tegen boekwaarde op de uittredingsdatum. Over de overdracht van personeel worden in goed overleg afzonderlijke afspraken gemaakt.

    • b.

      Indien het uittreden van een bestuursorgaan leidt tot een daling van opbrengsten worden de negatieve financiële gevolgen ervan aangemerkt als frictie- en desintegratiekosten, deze worden als volgt over een periode van drie jaar door het uittredend bestuursorgaan gecompenseerd: Het eerste jaar na uittreding voor 100%, het tweede jaar 66% en het derde jaar 33% van deze kosten. De frictie- en desintegratiekosten worden als volgt bepaald, de daling van opbrengsten vermindert met de directe kosten op jaarbasis van de overgedragen taken, materiaal, materieel, gebouwen en personeel.

    • c.

      Voor opgebouwde voorzieningen die rechtstreeks kunnen worden toegerekend aan overdragen taken, materiaal, materieel, gebouwen en personeel vindt compensatie plaats naar rato van die overdragen onderdelen.

 

Artikel 12.3 Wijzigen

  • 1.

    Deze regeling kan worden gewijzigd bij eensluidende besluiten van tenminste 2/3 van de deelnemende bestuursorganen.

  • 2.

    Van de in het eerste lid gestelde 2/3 meerderheid is alleen sprake als hierdoor tenminste 2/3 van het aantal inwoners van de regio wordt vertegenwoordigd.

 

Artikel 12.4 Opheffen

  • 1.

    De gemeenschappelijke regeling kan slechts worden opgeheven, indien dit door een wijziging van artikel 8 jo. artikel 9 van de WVR mogelijk wordt.

  • 2.

    Bij opheffing besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt, nadat de organen van de deelnemende gemeenten zijn gehoord, een liquidatieplan op dat voorziet in de verplichting van de deelnemers alle rechten en verplichtingen van de Veiligheidsregio over de deelnemers te verdelen op een in het plan te bepalen wijze. Daarbij kan hij van deze regeling afwijken.

  • 3.

    In dit liquidatieplan wordt een regeling getroffen voor de bewaring en het toekomstig beheer van de archieven.

  • 4.

    De organen van het openbaar lichaam blijven na de opheffing in functie tot dat de liquidatie volledig is voltooid.

 

HOOFDSTUK 13 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

 

 

Artikel 13.1  

  • 1.

    Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd en treedt in werking per 1 juli 2024.

  • 2.

    Met de inwerkingtreding van deze verordening treedt deze in de plaats van Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Noord 2021.

  • 3.

    Deze regeling kent een toelichting.

  • 4.

    Deze regeling kan worden aangehaald als “Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Noord”.

  • 5.

    Het bestuur van de gemeente ’s-Hertogenbosch wordt aangewezen als het gemeentebestuur zoals bedoeld in artikel 26 WGR.

 

 

 

Aldus vastgesteld, met in achtneming van artikel 12.3 van deze regeling, door de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxtel, ’s Hertogenbosch, Heusden, Land van Cuijk, Maashorst, Meierijstad, Oss, Sint Michielsgestel en Vught en bevestigd door het algemeen bestuur in zijn vergadering van 20 juni 2024.

De secretaris,

M.J.H. van Schaijk

de voorzitter,

J.M.L.N. Mikkers

TOELICHTING

 

Deelnemende partijen

Artikel 9 van de WVR bepaalt dat de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten die behoren tot een regio een gemeenschappelijke regeling treffen voor het instellen van een openbaar lichaam met de aanduiding veiligheidsregio. De rol van de gemeenteraden is volgens de Memorie van Toelichting als volgt weergegeven. Allereerst dienen de gemeenteraden van de verschillende gemeenten op grond van artikel 1, tweede lid WGR toestemming te geven voor het treffen of wijzigen van een gemeenschappelijke regeling. Daarnaast kan de raad kaders stellen en is de controlerende taak van de raad geborgd via de planning- en controlcyclus. De burgemeester legt als lid van het algemeen bestuur verantwoording af aan de gemeenteraad.

 

Considerans

De Wet veiligheidsregio’s beoogt een integrale wettelijke regeling te bieden voor de brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening, rampenbestrijding en crisisbeheersing op lokaal en regionaal niveau evenals de kwalitatieve borging daarvan.

Artikel 2 van de WVR bepaalt dat het college van burgemeester en wethouders is belast met de organisatie van:

  • a.

    de brandweerzorg;

  • b.

    de rampenbestrijding en de crisisbeheersing;

  • c.

    de geneeskundige hulpverlening.

Naar aanleiding van de wens hiervoor van de deelnemende gemeenten is bij deze wijziging van de gemeenschappelijke regeling het programma Bevolkingszorg in de regeling opgenomen.

De bepalingen met betrekking tot de inrichting van de (ambtelijke) organisatie worden in het organisatiebesluit opgenomen. Verder zijn bevoegdheden zoveel mogelijk gebundeld per bestuursorgaan. Daarnaast zijn onderwerpen soms gesplitst of juist samengevoegd ten behoeve van een logische opbouw of naar de toelichting verplaatst.

 

Wijziging gemeenschappelijke regeling

Het is noodzakelijk de gemeenschappelijke regeling te wijzigen

De aanleiding hiervoor is de nieuwe Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) die op 1 juli 2022 is ingegaan. De nieuwe Wgr bevat een aantal aanvullende verplichtingen die in de gemeenschappelijke regeling van VRBN moet worden verwerkt.

De Wgr kent een overgangsperiode tot aan 1 juli 2024 tot wanneer gemeenschappelijke regelingen aangepast kunnen worden.

 

Dictum

De gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Noord is in werking getreden op 1 juli 2006 en laatstelijk gewijzigd per 1 januari 2021. De regeling wordt nu opnieuw gewijzigd.

 

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN

 

Artikel 1

  • Ad e tot en met g: De verdeling in een algemeen bestuur, dagelijks bestuur en voorzitter is conform artikel 12 van de WGR.

  • Ad k: Artikel 10 onder j van de WVR stelt dat aan het bestuur van de veiligheidsregio de taken en bevoegdheden tot het instellen en in standhouden van een brandweer wordt opgedragen.

  • Ad m: Artikel 10 onder l van de WVR stelt dat aan het bestuur van de veiligheidsregio de taken en bevoegdheden tot het instellen en in stand houden van een GHOR wordt opgedragen.

 

HOOFDSTUK 2 ALGEMENE BEPALINGEN

 

Artikel 2.1 Het openbaar lichaam

Artikel 9 van de WVR bepaalt dat een openbaar lichaam wordt ingesteld met de aanduiding: veiligheidsregio. In artikel 8 lid 1 van de WGR is vervolgens bepaald dat dit openbaar lichaam rechtspersoonlijkheid geniet, waardoor het zelfstandig kan deelnemen aan het rechtsverkeer en bijvoorbeeld overeenkomsten kan aangaan. Voor de duidelijkheid is in deze regeling uitdrukkelijk opgenomen dat de veiligheidsregio een rechtspersoon is. Artikel 10 derde lid van de WGR bepaalt dat de plaats van vestiging en de inrichting en samenstelling van het bestuur in de regeling wordt opgenomen. De genoemde bestuursorganen maken op grond van artikel 12 van de WGR verplicht deel uit van elke gemeenschappelijke regeling.

 

HOOFDSTUK 3 BELANGEN, TAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN

 

Artikel 3.2 Belangen

Op grond van artikel 10 van de WGR vermeldt de regeling het belang of de belangen ter behartiging waarvan de regeling is getroffen. Onder belang kan worden verstaan het beleidsterrein waarop wordt samen gewerkt, waardoor het werkgebied van de gemeenschappelijke regeling wordt afgebakend. De omschrijving van de eerste drie werkgebieden haakt aan bij artikel 2 van de WVR, waarin is vastgelegd waarvoor het colleges van burgemeester en wethouders verantwoordelijkheid draagt. Door middel van de gemeenschappelijke regeling dragen ze de organisatie omtrent deze belangen over aan de veiligheidsregio.

 

Artikel 3.3 Taken

De in de regeling opgenomen taken zijn gebaseerd op artikel 10, 14, 15, 16 en 17 van de Wet veiligheidsregio’s en artikel 6, tweede lid van de Wet publieke gezondheid.

 

Artikel 3.5 Taken geneeskundige hulpverlening

Het bestuur van de Veiligheidsregio heeft als taak het organiseren van de geneeskundige hulpverlening in de regio met het oog op rampen en crisissituaties. Hiertoe dient het bestuur een GHOR-organisatie ingericht te hebben. In Brabant-Noord heeft het bestuur de GGD opgedragen om uitvoering te geven aan de GHOR-organisatie en de daarbij horende taken. De onderliggende afspraken hierover zijn opgenomen in een dienstverleningsovereenkomst. De GHOR-organisatie staat onder leiding van de directeur Publieke Gezondheid.

 

Artikel 3.6 Taken meldkamerfunctie

In het vierde lid staat dat de veiligheidsregio Brabant-Noord is ‒zodra is vastgesteld dat is voldaan aan de criteria voor grootschalige alarmering‒ verantwoordelijk is om binnen vijf minuten op grond van de beschikbare gegevens, een zo volledig mogelijke beschrijving van het incident te geven. Deze taak is belegd in de functie van Calamiteitencoördinator.

In het vijfde lid wordt de inspanningsverplichting vastgelegd voor de hulpdiensten om integrale samenwerking op de meldkamer na te streven. Dit is in overeenstemming met de doelstelling zoals geformuleerd in artikel 3.1. De inspanningsverplichting leidt ertoe dat de hulpdiensten de mogelijkheden van samenwerking in een vroeg stadium verkennen en indien mogelijk ook benutten.

 

Artikel 3.7 Taken sector Crisisbeheersing & Rampenbestrijding

Voor een adequate hulpverlening en voorbereiding op het grootschalig optreden en de rampenbestrijding in de regio is, op bestuurlijk en operationeel niveau, samenwerking nodig. Verbetering van de samenwerking moet uitgaan van de huidige situatie en gericht zijn op haalbare ambities. In de sector Crisisbeheersing & Rampenbestrijding kunnen medewerkers van brandweer en GHOR (en in sommige gevallen ook politie, waterschappen, milieudiensten, nutsbedrijven, etc) projectmatig de voorbereiding van de rampenbestrijding vormgeven.

 

Artikel 3.8 Bevolkingszorg

In dit artikel zijn de taken opgenomen op het terrein bevolkingszorg die de colleges gezamenlijk hebben belegd bij de Veiligheidsregio.

 

HOOFDSTUK 4 H ET ALGEMEEN BESTUUR

 

Artikel 4.1. Samenstelling

Artikel 11 eerste lid van de WVR schrijft in afwijking van de WGR voor dat het bestuur van de veiligheidsregio bestaat uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten. Omdat het lidmaatschap van het algemeen bestuur is gekoppeld aan de functie van burgemeester, is de zittingstermijn niet gebonden aan een termijn. Het lidmaatschap eindigt bij beëindiging van het burgemeesterschap. Vervanging van leden van het algemeen bestuur vindt, gelet op de gedachte van verlengd lokaal bestuur, plaats conform de vervangingsregels in artikel 77 en 78 van de Gemeentewet. Dit artikel stelt dat:

  • 1.

    Bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester wordt zijn ambt waargenomen door een door het college aan te wijzen wethouder (…).

  • 2.

    Bij verhindering of ontstentenis van alle wethouders wordt het ambt waargenomen door het langstzittende lid van de raad (…).

 

Artikel 4.2 Bevoegdheden

Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van de veiligheidsregio. Vanuit deze positie neemt het algemeen bestuur alle besluiten die betrekking hebben op de behartiging van het belang van de regeling en de uitoefening van de bevoegdheden van het openbaar lichaam, tenzij deze bij wet of deze regeling aan een ander orgaan (dagelijks bestuur of voorzitter) zijn toegekend. In het vierde lid is aangegeven over welke onderwerpen het algemeen bestuur zelf een besluit dient te nemen.

 

Artikel 4.3 Vergaderingen en besluitvorming

Artikel 22 tweede lid van de WGR schrijft voor dat het algemeen bestuur minimaal twee maal per jaar vergadert. De praktijk van de laatste jaren leert dat in Brabant-Noord het algemeen bestuur in de regel vaker per jaar vergadert. In ieder geval is van belang dat de eerste vergadering in de eerste helft van het jaar zal plaatsvinden. In de eerste vergadering zullen vanwege de planning en controlcyclus het jaarverslag, de jaarrekening en de begroting op de agenda staan. De voorzitter kan naar eigen oordeel of op verzoek van twee leden van het algemeen bestuur extra vergaderingen inlassen.

Vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. Het algemeen bestuur heeft de mogelijkheid om achter gesloten deuren te vergaderen. De procedure staat beschreven in artikel 22 vierde en vijfde lid van de WGR. Verder is in deze regeling opgenomen over welke onderwerpen in het belang van de openbaarheid nooit achter gesloten deuren beraadslaagd en besloten kan worden.

In Brabant-Noord geldt dat het algemeen bestuur besluiten neem met een gewone meerderheid van stemmen. De WVR regelt dat het algemeen bestuur bestaat uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten.

Op grond van de WGR is het niet toegestaan dat de gemeenschappelijke regeling een bepaling bevat die de voorzitter een doorslaggevende stem geeft bij stakende stemmen. In artikel 11 vijfde lid van de WVR is echter opgenomen dat bij het staken van de stemmen de stem van de voorzitter de doorslag geeft.

 

Artikel 4.4 Genodigden vergaderingen algemeen bestuur

Op basis van de Wet veiligheidsregio’s worden de hoofdofficier van justitie, de voorzitter van het waterschap, de Commissaris van de Koning en het ministerie van J&V uitgenodigd om bij de vergaderingen van het bestuur aanwezig te zijn. Tevens worden de leden van de veiligheidsdirectie voor alle vergaderingen uitgenodigd en de politiechef van de regionale eenheid Oost-Brabant van de politie. Door de voorzitter kunnen ook andere functionarissen worden uitgenodigd om als adviseur aan de vergaderingen deel te nemen.

 

Artikel 4.5 Zienswijzen

In de WGR is opgenomen dat in de GR moet worden bepaald voor welke besluiten verplicht een zienswijzeprocedure – bij de raden– moet worden doorlopen. Op grond van de WGR was het al zo dat voor de begroting een zienswijzeprocedure wordt gevolgd. De gewijzigde WGR maakt het mogelijk om zo’n procedure ook voor andere zwaarwegende besluiten te volgen, zoals besluiten met een aanzienlijk financieel belang, politiek gevoelige besluiten of beleidsmatige keuzes. Binnen VRBN zijn dit de besluiten zoals vermeld in lid 1.

De WGR stelt in artikel 1 lid 3 een zienswijzetermijn van acht weken op een ontwerp regeling. Vandaar dat deze termijn ook is gekozen voor andere onderwerpen waarop een zienswijze gevraagd kan worden in dit artikel. In de praktijk wordt overigens veelal gekozen voor een langere termijn.

Zienswijzen die volgen uit andere wettelijke verplichtingen zijn niet los opgenomen in het zienswijze artikel. Deze mogelijkheid tot zienswijze volgt direct uit de WGR: bij het wijzigen van deze regeling, het instellen van commissies en het besluiten tot oprichting van deelneming in andere entiteiten.

 

Artikel 4.6 Participatie

De gewijzigde Wet gemeenschappelijke regelingen stelt aanvullende verplichten over participatie:

de wijze waarop ingezetenen van de deelnemende gemeenten en belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid op grond van deze regeling betrokken worden.

Daarnaast kennen veiligheidsregio’s verplichtingen wat betreft het betrekken van buurregio’s en organisaties bij de totstandkoming van het beleidsplan en risicoprofiel vanuit de Wet veiligheidsregio’s.

Een bepaling over participatie van raden bij langdurige bovenlokale crisis is opgenomen om invulling te geven aan een suggestie bij een regionale raadsbijeenkomst (VVB) op 10 mei 2023. Daarin werd VRBN de suggestie meegegeven de gemeenteraden in de gelegenheid te stellen wensen en bedenkingen kenbaar te maken bij de aanpak van ingrijpend geachte langdurige bovengemeentelijke crises. Elke crisis is uniek, dat geldt ook voor de behoefte aan, noodzaak tot en uitvoerbaarheid van participatie tijdens een crisis. Per crisis zal worden bekeken hoe de uitvoering van deze bepaling wordt ingericht. In de praktijk zal veelal invulling gegeven worden aan participatie via een opiniërend gesprek dat raden voeren met hun burgemeester in zijn rol als veiligheidsregiobestuurder.

 

HOOFDSTUK 5 HET DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 5.1 Samenstelling

Artikel 12 eerste lid van de WGR regelt dat het bestuur van een openbaar lichaam bestaat uit een algemeen bestuur, dagelijks bestuur en een voorzitter. De WGR bepaalt in artikel 14 eerste lid dat het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en twee of meer andere leden.

In Brabant-Noord bestaat het dagelijks bestuur uit de voorzitter én tenminste twee leden van het algemeen bestuur.

Bij voorkeur is de burgemeester uit Brabant-Noord die voorzitter is van de GGD Hart voor Brabant ook lid van het dagelijks bestuur.

De zittingsperiode is gekoppeld aan het lidmaatschap van het algemeen bestuur. Elk lid van het dagelijks bestuur heeft een door het algemeen bestuur aangewezen plaatsvervanger.

Het dagelijks bestuur kent geen portefeuilleverdeling maar wel een verdeling van aandachtsgebieden en actuele thema’s.

Artikel 5.2 V ergaderingen

De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn in tegenstelling tot het algemeen bestuur niet openbaar. Vanuit deze optiek kunnen in het dagelijks bestuur alleen besluiten worden genomen, die te maken hebben met beheer van de organisatie. In het dagelijks bestuur gaat het niet om behartiging ieder lid van het dagelijks bestuur heeft één stem. Het dagelijks bestuur kan zich laten bijstaan door adviseurs. De leden van de veiligheidsdirectie vormen in ieder geval de vaste adviseurs van het dagelijks bestuur.

 

Artikel 5.3 Bevoegdheden

De bevoegdheden van het dagelijks bestuur vloeien voort uit artikel 33b WGR.

Het dagelijks bestuur kan daarbij een portefeuilleverdeling maken of bevoegdheden in

mandaat opdragen aan de algemeen directeur of andere functionarissen (art 10:3 Awb).

 

H OOFDSTUK 6 DE VOORZITTER

 

Artikel 6.1 De voorzitter

Op de voorzitter is het Besluit rechtspositie voorzitters veiligheidsregio’s van toepassing.

Op basis van artikel 11, tweede lid WVR, wordt de voorzitter van de veiligheidsregio benoemd, geschorst en ontslagen bij koninklijk besluit op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie.

Er is niet voor gekozen de aanwijzing van de voorzitter van de veiligheidsregio aan de regio zelf over te laten. De positie van de voorzitter van de veiligheidsregio’s brengt mee dat de mogelijkheid dient te bestaan de voorzitter te ontslaan. Op de rechtspositie van de voorzitter zijn de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde regels van toepassing.

 

HOOFDSTUK 7 INSTELLEN ADVIES-BESTUURSCOMMISSIES

 

Instellen advies- en bestuurscommissies

Artikel 24 van de WGR regelt in het eerste lid dat het algemeen bestuur van een openbaar lichaam commissies van advies kan instellen. Artikel 22 van de Gemeentewet is daarbij van overeenkomstige toepassing. Hierin is bepaald dat de instelling vaste commissies van advies aan het dagelijks bestuur of de voorzitter eveneens geschiedt door het algemeen bestuur, maar dan op voorstel van het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter.

Andere commissies van advies aan het dagelijks bestuur of de voorzitter worden door het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter ingesteld.

Op grond van artikel 25 van de WGR kan het algemeen bestuur ook commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen, indien althans de regeling in deze mogelijkheid voorziet.

Dit zijn de zogenaamde bestuurscommissies. Indien het algemeen bestuur van deze mogelijkheid gebruik wenst te maken is daarvoor (per in te stellen bestuurscommissie) voorafgaande toestemming van de raden van elk der deelnemende gemeenten vereist. In voorkomend geval dient het algemeen bestuur de bevoegdheden en de samenstelling van een dergelijke commissie te regelen.

 

HOOFDSTUK 8 INFORMATIE, VERANTWOORDING EN EVALUATIE

Artikel 8.1, 8.2 en 8.3 Inlichtingen- en verantwoordingsverplichtingen

De artikelen 16 en 17 van de WGR schrijven voor dat een gemeenschappelijke regeling bepalingen bevat over het verstrekken van informatie en het afleggen van verantwoording en de wijze waarop dit gebeurd.

Daarbij gaat het zowel om de informatie- en verantwoordingsplicht binnen de gemeenschappelijke regeling (de relatie tussen het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur) als om de informatie- en verantwoordingsplicht van het bestuur van de gemeenschappelijke regeling ten opzichte van de raden van de deelnemende gemeenten. Een verzoek om inlichtingen te verschaffen en/of verantwoording af te leggen kan uitsluitend worden geweigerd op de gronden vermeld Wet open overheid.

 

Artikel 8.4 Evaluatie

De nieuwe Wgr stelt dat een regeling een bepaling moet bevatten over evaluatie van de regeling. Daarnaast kennen veiligheidsregio’s evaluatieverplichtingen vanuit artikel 56 WVR.

 

HOOFDSTUK 9 FUNCTIES, PERSONEEL EN ORGANISATIE

 

Artikel 9.1. Regionaal commandant brandweer/directeur/secretaris

De secretaris is als zodanig de eerste adviseur van het bestuur en verzorgt de coördinatie en de bewaking van de integraliteit van de ambtelijke voorstellen. De functie van secretaris wordt uit doelmatigheidsoverwegingen ingevuld in de vorm van een personele unie met de functie van regionaal commandant en die van directeur veiligheidsregio.

De regionaal commandant brandweer is tevens portefeuillehouder van de sector Crisisbeheersing & Rampenbestrijding. Hij stemt de uit te voeren werkzaamheden en de voorbereiding van de bestuurlijke besluitvorming af met de leden van de veiligheidsdirectie.

 

Artikel 9.2 Directeur publieke gezondheid

In het tweede lid is bepaald dat de directeur publieke gezondheid is belast met de operationele leiding over de geneeskundige hulpverlening. Hij wordt rechtstreeks aangesteld en aangestuurd door het algemeen bestuur van de betreffende GGD; een dergelijke positie is nodig om op bestuurlijk niveau afspraken te kunnen maken met zorginstellingen, De directeur publieke gezondheid coördineert de voorbereiding van de spoedeisende medische hulpverlening op de geneeskundige hulpverlening en stemt de maatregelen ter voorbereiding van de geneeskundige hulpverlening af op de maatregelen van de andere bij de rampenbestrijding betrokken disciplines Op basis van de Wet publieke gezondheidszorg is wordt de directeur Publieke Gezondheidszorg (voorheen directeur GGD) aangewezen als directeur GHOR. Dientengevolge dient de directeur GHOR door zowel het bestuur van de Veiligheidsregio als door het bestuur van de GGD te worden aangewezen.

 

HOOFDSTUK 10 FINANCIËLE BEPALINGEN

 

Artikel 10.2 Financiële administratie, geldelijk beheer en controle

Het bestuur van de veiligheidsregio is via de Gemeentewet gedwongen een aantal verordeningen omtrent de administratie en de controle op te stellen. Het betreft de volgende verordeningen:

  • het financiële beleid, financiële beheer en de inrichting van de financiële organisatie (artikel 212 Gemeentewet);

  • de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie (artikel 213 Gemeentewet);

  • de door bestuur uit te voeren periodieke onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het door hem gevoerde beleid (artikel 213a Gemeentewet).

 

Artikel 10.3 De begroting

In dit artikel wordt aangegeven wat de bijdrage is van de aan de regeling deelnemende rechtspersonen voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft. Uitgangspunt daarbij is financiële stabiliteit in meerjarenperspectief.

 

Artikel 10.4 Kaders en Begrotingsprocedure

Om te komen tot een betere afstemming in de beleidsprocessen wordt er met de deelnemende gemeenten jaarlijks een procedure voor de behandeling van de kadernota, de begroting en de jaarverantwoording vastgesteld. Het algemeen bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan Gedeputeerde Staten.

 

Artikel 10.5 De jaarrekening

Ingevolge artikel 34, derde lid WGR dient de jaarrekening door het algemeen bestuur te worden vastgesteld in het jaar volgende op het jaar waarop het betrekking heeft. Ingevolge het derde lid wordt de jaarrekening binnen twee weken na vaststelling en in elk geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop het betrekking heeft aan gedeputeerde staten toegezonden.

 

Artikel 10.6 Middelen

Lid 1. is toegevoegd naar aanleiding van de “Circulaire aansprakelijkheid voor schulden van openbare lichamen op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen” van de minister van BZK d.d. 8 juli 1999 (hierna: “Circulaire”). Volgens deze Circulaire zijn de deelnemers van een gemeenschappelijke regeling verplicht een daarbij opgericht openbaar lichaam van middelen te voorzien waardoor het de taken waartoe het is opgericht naar behoren kan vervullen. Daartoe behoren ook de financiële verplichtingen die het openbaar lichaam ter uitvoering van die taken is aangegaan. Daarnaast behoren tot de verplichte uitgaven van een openbaar lichaam de aflossing van schulden en rente en andere opeisbare schulden.

De genoemde geldmiddelen betreffen de normale middelen die de regio ieder jaar ter beschikking heeft. In artikel 50 van de WVR is tevens een bijstandsregeling opgenomen voor gemeenten en veiligheidsregio’s die daadwerkelijk te maken krijgen met de bestrijding van een ramp. De minister kan daarvoor een extra bijdrage leveren.

 

HOOFDSTUK 11 ARCHIEFFUNCTIE EN OMBUDSFUNCTIE

 

Artikel 11.1 Archiefbescheiden

Het algemeen bestuur heeft een archiefverordening vastgesteld. Als bewaarplaats van het statisch archief is de gemeente ’s-Hertogenbosch aangewezen.

 

Artikel 11.2 Ombudsfunctie

Hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht regelt de Klachtbehandeling. Dit hoofdstuk legt het recht vast voor burgers op een onafhankelijke behandeling van bestuursorganen. Deze is ook van toepassing op de bestuursorganen van alle gemeenschappelijke regelingen. De gemeenschappelijke regelingen vallen van rechtswege onder de Nationale Ombudsman tenzij in de gemeenschappelijke regeling zelf wordt aangegeven dat externe klachten behandeld worden via een ombudsvoorziening van één van de deelnemende gemeenten. In de regeling is ervoor gekozen voor invulling van de ombudsfunctie aansluiting te zoeken bij de ombudsvoorziening van de gemeente ’s-Hertogenbosch.

 

HOOFDSTUK 12 TOETREDEN, UITTREDEN, WIJZIGEN, OPHEFFEN

Een gemeenschappelijke regeling dient een regeling te bevatten omtrent de toetreding en uittreding (artikel 9 WGR). Op basis van artikel 9 van de WVR moeten de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten die behoren tot een regio als bedoeld in artikel 8 van die wet een gemeenschappelijke regeling treffen. Dit betekent dat een gemeente alleen kan toetreden tot of uittreden uit een gemeenschappelijke regeling als de verdeling van de gemeenten in regio’s wordt gewijzigd. In dat geval zijn de gemeenten waarop de wijziging betrekking heeft zelfs verplicht om over te gaan naar een andere regeling.

In het geval dat de regeling wijzigt gelden de (financiële) bepalingen onder lid 2 van artikel 12.2. De Algemene reserve en zeker de bestemmingsreserves hebben een vastgesteld niveau voor bepaalde risico’ s en bestemmingen dat niet wijzigt doordat er een deelnemer uittreedt. Hier dient dan ook geen restitutie plaats te vinden. Als daarvoor wel wordt gekozen dienen de overige deelnemers dat weer aan te vullen.

 

Artikel 12.3 Wijzigen

Brabant-Noord kent geen gewogen stemverhoudingen tussen de deelnemende rechtspersonen. Iedere gemeente heeft één stem.

Om stagnering in de besluitvorming te voorkomen als gevolg van veto’s van enkele deelnemers, geldt voor de huidige regeling reeds het principe dat de regeling alleen dan kan worden gewijzigd indien er sprake is van een 2/3 meerderheid.

Ten einde te voorkomen dat de kleine gemeenten door de grote gemeenten worden overvleugeld en vice-versa, dient bij toekomstige wijzigingen door deze meerderheid tevens 2/3 meerderheid van het aantal inwoners van de regio Brabant-Noord te worden vertegenwoordigd.

Voor de vaststelling van het aantal inwoners worden aangehouden de laatstelijk door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

 

Artikel 12.4 Opheffing

Op basis van artikel 9 van de WVR moeten de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten die behoren tot een regio als bedoeld in artikel 8 van de WVR een gemeenschappelijke regeling treffen. Dit betekent dat een regeling alleen kan worden opgeheven als daarmee een nieuwe regeling in werking treedt die voldoet aan de eis in de WVR.

 

HOOFDSTUK 13 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

De WGR schrijft voor dat de regeling een gemeente moet aanwijzen voor het contact met de provincie. In de regeling is gekozen voor de vestigingsgemeente ‘s-Hertogenbosch. Deze keuze ligt voor de hand omdat de burgemeester van de gemeente ’s-Hertogenbosch als voorzitter van de Veiligheidsregio al de contactpersoon is voor de Commissaris van de Koning.

Naar boven