Vaststelling Verordening bekostiging leerlingenvervoer Den Haag 2024

 

de raad van de gemeente Den Haag,

 

gezien het voorstel van het college van 21 mei 2024,

 

gelet op:

- artikel 4, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs;

- artikel 4, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra; en

- artikel 8.29, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020;

 

besluit vast te stellen de Verordening bekostiging leerlingenvervoer Den Haag 2024:

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

 

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

- aangepast vervoer:

vervoer per besloten busvervoer, schoolbusvervoer, taxi of touringcar;

- aanvrager:

ouders van de leerling of de meerderjarige en handelingsbekwame leerling;

- afstand:

afstand als bedoeld in artikel 4, vijfde en zesde lid, van de Wet op het primair onderwijs;

- begeleider:

ouder of persoon die door de ouders wordt ingezet om de leerling tijdens het vervoer te begeleiden;

- college:

college van burgemeester en wethouders van de gemeente;

- deskundige:

onafhankelijke medische of pedagogische deskundige of de in het OOGO aangewezen deskundige;

- eigen vervoer:

vervoer per eigen motorvoertuig of fiets;

- gehandicapte leerling:

leerling die door een structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap niet of niet zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik kan maken;

- gemeente:

gemeente Den Haag;

- inkomen:

inkomensgegeven als bedoeld in artikel 21, aanhef en onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, in het peiljaar, bedoeld in artikel 4, zevende lid, van de Wet op het primair onderwijs;

- leerling:

leerling die is ingeschreven bij een school als bedoeld in deze verordening en die binnen de gemeente verblijft;

- OOGO:

Op Overeenstemming Gericht Overleg; overleg tussen het samenwerkingsverband en de gemeenten binnen het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a, negende lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 2.47, tiende lid, van de Wet voorgezet onderwijs 2020;

- ontwikkelingsperspectief:

perspectief als bedoeld in artikel 40a, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 41a, eerste lid, van de Wet op de Expertisecentra of artikel 2.44, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020;

- openbaar vervoer:

voor eenieder openstaand personenvervoer;

- opstapplaats:

plaats aangewezen door het college vanaf waar de leerling gebruik kan maken van het aangepast vervoer;

- ouders:

ouder(s), voogd(en) of verzorger(s) van de leerling;

- persoonlijk vervoersontwikkelingsplan:

plan waarin de weg naar zelfstandig reizen naar school en de mogelijkheden van de leerling daartoe wordt beschreven en dat wordt opgesteld in samenhang met het ontwikkelingsperspectief;

- reistijd:

totale tijdsduur tussen het verlaten van de woning en het aankomen bij school volgens de schooltijd in de schoolgids en vice versa, berekend met behulp van een door het college aangewezen routeplanningsprogramma en rekening houdend met 15 minuten extra tijd als wachttijd;

- samenwerkingsverband:

samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 2.47, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020 of artikel 28a, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra;

- school:

schoollocatie waar de leerling basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020, speciaal, voortgezet speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra volgt;

- structureel:

periode van minimaal drie maanden;

- toegankelijke school:

school waarop de leerling is aangewezen vanwege de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting, dan wel de openbare school;

- vervoer:

openbaar vervoer, aangepast vervoer of eigen vervoer tussen de woning dan wel de opstapplaats en de toegankelijke school dat plaatsvindt in aansluiting op het begin en einde van de schooldag volgens de schoolgids, tenzij de structurele handicap van een leerplichtige leerling die aansluiting onmogelijk maakt;

- vervoersvoorziening:

bekostiging van de goedkoopst mogelijke wijze van openbaar vervoer voor de leerling en zo nodig diens begeleider, aanbieding van aangepast vervoer dat de gemeente verzorgt of doet verzorgen of gehele of gedeeltelijke bekostiging van de door het college noodzakelijk geachte vervoerkosten van de leerling en zo nodig diens begeleider;

- woning:

plaats waar de leerling feitelijk en structureel verblijft in de gemeente.

 

Artikel 2. Reikwijdte

Deze verordening is van toepassing op leerlingen die in verband met hun individuele omstandigheden niet zelfstandig van en naar school kunnen reizen of die door de grote afstand voor een vervoersvoorziening in aanmerking komen.

 

Artikel 3. Doelstelling

Deze verordening heeft tot doel ten behoeve van het schoolbezoek aan de ouders van leerlingen op aanvraag een vervoersvoorziening toe te kennen met inachtneming van het bepaalde in deze verordening.

 

Artikel 4. OOGO met het samenwerkingsverband

  • 1

    Het college neemt het leerlingenvervoer op als vast agendapunt in het OOGO met het samenwerkingsverband.

  • 2.

    Het college spant zich in om met het samenwerkingsverband in het OOGO-afspraken te maken over:

    • a.

      de spreiding van het onderwijsaanbod binnen het samenwerkingsverband en de vervoersmogelijkheden die hieruit voortvloeien;

    • b.

      het aanwijzen van de deskundige die het college adviseert over de vervoersmogelijkheden van een leerling en het proces dat bij het geven van dit advies gevolgd wordt;

    • c.

      de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de verwijzing van de leerling naar de voor hem best passende school met dien verstande, dat slechts een vervoersvoorziening door het college wordt verstrekt naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school;

    • d.

      de wijze waarop scholen ondersteund kunnen worden in hun informatievoorziening over het leerlingenvervoer aan ouders;

    • e.

      de wijze waarop vorm wordt gegeven aan een gezamenlijke verantwoordelijkheid om de vervoerskosten te beheersen;

    • f.

      de invulling en frequentie van een overleg als bedoeld in het derde lid.

  • 3.

    Het college organiseert periodiek een uitvoerend overleg met het samenwerkingsverband. In dit overleg worden de volgende onderwerpen besproken:

    • a.

      de ontwikkelingen in het onderwijs, het gemeentelijk beleid met betrekking tot leerlingenvervoer en de ontwikkelingen binnen het samenwerkingsverband;

    • b.

      het maken van afspraken over de wijze waarop invulling kan worden gegeven aan het persoonlijk vervoersontwikkelingsplan genoemd in artikel 7, vijfde lid.

 

Hoofdstuk 2. Aanvraag van de vervoersvoorziening

 

 

Artikel 5. Algemene voorwaarden voor toekenning van de vervoersvoorziening

  • 1.

    Het college kent op een aanvraag van ouders een vervoersvoorziening toe ten behoeve van schoolbezoek.

  • 2.

    Ouders blijven verantwoordelijk voor het van en naar school brengen van hun kinderen.

  • 3.

    Het college bepaalt bij de toekenning van de vervoersvoorziening de wijze en het tijdstip van de verstrekking dan wel de uitbetaling, alsmede de tijdsduur van de toegekende vervoersvoorziening.

  • 4.

    Het college kan aan de toekenning van een vervoersvoorziening nadere voorwaarden verbinden.

  • 5.

    Het college verstrekt een vervoersvoorziening voor het vervoer van de leerling van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school en terug.

  • 6.

    Als het college besluit het vervoer gedeeltelijk te bekostigen, zijn de ouders gehouden het bedrag te betalen dat zij op grond van deze verordening moeten bijdragen aan de kosten van het vervoer. Indien de betaling niet of niet tijdig is ontvangen, vervalt de aanspraak op de vervoersvoorziening.

 

Artikel 6. Aanvraagprocedure

  • 1.

    Een aanvraag voor een vervoersvoorziening wordt ingediend bij het college. Voor de aanvraag maakt de aanvrager gebruik van het door het college ter beschikking gestelde digitale aanvraagformulier.

  • 2.

    Als dit voor een juiste beoordeling van de aanvraag noodzakelijk is, kan het college de ouders verzoeken aanvullende gegevens te verstrekken.

  • 3.

    Het college besluit binnen acht weken na ontvangst op de aanvraag. Het college kan deze termijn met ten hoogste vier weken verdagen. Het college stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.

  • 4.

    Als een vervoersvoorziening wordt toegekend start deze:

    • a.

      wanneer het een bekostiging betreft, met ingang van de door de ouders verzochte datum, met dien verstande dat de datum niet ligt vóór de datum van ontvangst van de aanvraag;

    • b.

      wanneer het een aanbieding van aangepast vervoer betreft, met ingang van de eerste schooldag van een maand volgend op de datum van de beschikking of zoveel eerder als mogelijk is met dien verstande dat de datum niet ligt vóór de datum van ontvangst van de aanvraag.

 

Artikel 7. Gesprek over zelfstandigheid en zelfredzaamheid bij de aanvraag

  • 1.

    Bij de beoordeling van een aanvraag voor een vervoersvoorziening wordt rekening gehouden met de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de leerling en die van het gezin.

  • 2.

    Het college kan bij een aanvraag in een gesprek met de ouders en desgewenst de leerling de noodzakelijk te achten vervoersvoorziening onderzoeken. Het college betrekt in het gesprek tenminste de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de leerling en de dichtstbijzijnde toegankelijke school als bedoeld in artikel 9.

  • 3.

    Het college kan bij gewijzigde omstandigheden in samenhang met het ontwikkelingsperspectief van de leerlingen opnieuw een gesprek met de ouders en desgewenst de leerling houden.

  • 4.

    Het college kan bij een aanvraag een deskundige vragen de noodzakelijk te achten vervoersvoorziening te onderzoeken.

  • 5.

    Wanneer de leerling de leeftijd van negen jaar bereikt, kan het college in overleg met de ouders en desgewenst de leerling, een persoonlijk vervoersontwikkelingsplan opstellen. Dit plan maakt onderdeel uit van het besluit.

  • 6.

    In het persoonlijk vervoersontwikkelingsplan kan het college ondersteuning bieden om de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de leerling te bevorderen.

 

Artikel 8. Herziening, opschorting, intrekking of terugvordering van de vervoersvoorziening

  • 1.

    De aanvrager is verplicht iedere wijziging, die van invloed kan zijn op de toegekende vervoersvoorziening, onder vermelding van de datum van wijziging, direct schriftelijk mede te delen aan het college.

  • 2.

    Als een wijziging van invloed is op de toegekende vervoersvoorziening, vervalt de aanspraak daarop en besluit het college of er aanleiding is een nieuwe vervoersvoorziening toe te kennen.

  • 3.

    Als de aanvrager niet voldoet aan het bepaalde in het eerste lid en het college een wijziging als bedoeld in het tweede lid vaststelt, waardoor blijkt dat ten onrechte een vervoersvoorziening is verstrekt, vervalt de aanspraak op de vervoersvoorziening terstond en kent het college al dan niet opnieuw een vervoersvoorziening toe. Het college deelt het besluit schriftelijk mee aan de aanvrager.

  • 4.

    Het college kan de ten onrechte genoten vervoersvoorziening van de aanvrager terugvorderen of verrekenen met een eventueel nog te verstrekken vervoersvoorziening.

  • 5.

    Het college kan een besluit tot het toekennen van een vervoersvoorziening geheel of gedeeltelijk herzien, opschorten of intrekken, als het college vaststelt dat:

    • a.

      niet of niet meer is of wordt voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      beschikt is op grond van gegevens waarvan gebleken is dat die gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een ander besluit zou zijn genomen;

    • c.

      de verstrekte vervoersvoorziening niet meer de meest passende vervoersvoorziening is;

    • d.

      de leerling bij herhaling de aanwijzingen, die door of vanwege de uitvoerende vervoerder duidelijk kenbaar zijn gemaakt en betrekking hebben op de orde, rust, veiligheid en een goede bedrijfsgang, niet opvolgt;

    • e.

      de leerling bij herhaling agressief gedrag vertoont of anderszins de orde in het vervoermiddel verstoort, onaanvaardbaar wangedrag vertoont of de veiligheid van het vervoermiddel en de inzittenden in gevaar brengt; of

    • f.

      het vervoeren van de leerling leidt tot een onveilige situatie in het aangepast vervoer.

  • 6.

    De verantwoordelijkheid voor het gedrag van de minderjarige leerling berust gedurende het verblijf van de leerling in het aangepaste vervoer bij de ouders.

 

Hoofdstuk 3. Beoordelingsfase: beoordeling van de aanspraak op vervoersvoorziening

 

 

Artikel 9. Vervoersvoorziening naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school

  • 1.

    Een vervoersvoorziening wordt toegekend voor het vervoer over de afstand tussen de woning van de leerling dan wel de opstapplaats en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school, tenzij vervoer naar een verder weggelegen school voor de gemeente minder kosten met zich meebrengt en de ouders met het vervoer naar die school schriftelijk instemmen.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, ontstaat niet eerder een aanspraak op een vervoersvoorziening dan nadat de aanvrager de keuze voor de toegankelijke school schriftelijk heeft gemeld.

  • 3.

    Met inachtneming van het bepaalde in de voorgaande leden wordt een vervoersvoorziening verstrekt over de afstand tussen de woning of de opstapplaats:

    • a.

      en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband van de basisschool waarvan de leerling afkomstig is; of

    • b.

      een andere speciale school voor basisonderwijs in het onder a bedoelde samenwerkingsverband, als het vervoer naar die school voor de gemeente minder kosten met zich meebrengt.

 

Artikel 10. Afstandsgrens

  • 1.

    Een vervoersvoorziening wordt toegekend als de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor:

    • a.

      basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs meer bedraagt dan zes kilometer;

    • b.

      speciaal basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs meer bedraagt dan zes kilometer; of

    • c.

      speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs meer bedraagt dan zes kilometer.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid wordt geen afstandsgrens gehanteerd wanneer aan het college genoegzaam is aangetoond dat het een gehandicapte leerling betreft.

  • 3.

    Het college kan over de aanvraag voor een gehandicapte leerling advies vragen aan een onafhankelijk medisch deskundige. De deskundige betrekt in zijn advies de mogelijkheden van de gehandicapte leerling om zelfstandig, al dan niet met begeleiding, met de fiets of het openbaar vervoer te reizen.

 

Artikel 11. Aanwijzing opstapplaats

  • 1.

    Het college kan bij het toekennen van aangepast vervoer een opstapplaats aanwijzen van waaruit de leerling gebruik maakt van de vervoersvoorziening.

  • 2.

    De opstapplaats dient zich te bevinden op een veilige en beschutte locatie en op een redelijke loopafstand van de woning van de leerling en dient voldoende ruimte te bieden voor een eventuele begeleider.

  • 3.

    De ouders dragen er zorg voor dat de leerling naar en op de opstapplaats wordt begeleid als dit noodzakelijk is.

  • 4.

    Het college wijst geen opstapplaats aan als door de ouders wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is.

 

Artikel 12. Andere vergoedingen

De aanspraak op een vergoeding, voor zover die voor de betreffende leerling betrekking heeft op de reiskosten, wordt op de vastgestelde aanspraak op bekostiging in mindering gebracht, dan wel als eigen bijdrage in rekening gebracht.

 

Artikel 13. Schooltijden en wachttijden

  • 1.

    Bekostiging van het aangepast vervoer vindt plaats op standaard schooldagen en schooltijden, zoals deze zijn opgenomen in de schoolgids van de school die de leerling bezoekt.

  • 2.

    Als er binnen een school sprake is van verschillende lesroosters hanteert het college voor de inzet van het aangepaste vervoer een wachttijd van maximaal anderhalf uur om zodoende aan te sluiten op het reguliere leerlingenvervoer.

  • 3.

    Het aangepast vervoer op schooldagen en schooltijden die afwijken van de in de schoolgids genoemde dagen en tijden wordt niet bekostigd, tenzij de ouders bewijs overleggen waaruit blijkt dat de structurele handicap van een leerplichtige leerling de aansluiting op de standaard schooltijden onmogelijk maakt.

 

Artikel 14. Tijdelijk verblijf buiten de gemeente

  • 1.

    Het college kan een tijdelijke vervoersvoorziening voor een periode van maximaal zes weken toekennen aan de ouders van een leerling, die als gevolg van een crisissituatie tijdelijk buiten de gemeente verblijft, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      de leerling blijft zijn eigen school bezoeken;

    • b.

      in de periode, voorafgaand aan het tijdelijke verblijf buiten de gemeente, is een vervoersvoorziening toegekend op grond van deze verordening; en

    • c.

      de intentie bestaat dat de leerling terugkeert naar de gemeente.

  • 2.

    Het besluit waarin de vervoersvoorziening is toegekend voorafgaand aan een tijdelijke vervoersvoorziening wordt opgeschort met ingang van de datum van tijdelijk verblijf buiten de gemeente en herleeft weer zodra de leerling terugkeert in de gemeente, tenzij de geldigheidsduur van dit besluit is verstreken.

 

Artikel 15. Vervoersvoorziening naar stageadres

  • 1.

    Als aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening naar een school voor voortgezet speciaal onderwijs of voortgezet onderwijs kan het college een vervoersvoorziening toekennen voor het vervoer naar een stageadres. Hiervoor wordt door de ouders een afzonderlijke aanvraag ingediend.

  • 2.

    In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid, kan een aanvraag voor stagevervoer ook door de school voor voortgezet speciaal onderwijs of voortgezet onderwijs ingediend worden.

  • 3.

    Het college kan ten behoeve van de aanvraag het stagecontract opvragen bij de school of de ouders.

  • 4.

    De vervoersvoorziening naar een stageadres wordt slechts toegekend als er wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de stage is onderdeel van het onderwijsprogramma zoals opgenomen in de schoolgids van de school of in het stagecontract;

    • b.

      de stagetijden komen overeen met de reguliere schooltijden;

    • c.

      de stage vindt plaats op één stageadres; en

    • d.

      het stageadres is gelegen op de route van de woning dan wel de opstapplaats naar de school. Als wordt aangetoond dat dit niet mogelijk is en er geen andere alternatieven zijn, dan is afwijking daarvan mogelijk, na voorafgaand overleg met het college.

  • 5.

    Een vervoersvoorziening wordt slechts toegekend over de afstand tussen de woning van de leerling dan wel de opstapplaats en het dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke stageadres.

  • 6.

    Bij het zoeken naar een stageplaats moet het streven zijn dat deze goed met het openbaar vervoer bereikbaar is voor de leerling.

 

Hoofdstuk 4. Onderzoeksfase: verstrekking aard en omvang van de vervoersvoorziening

 

 

Artikel 16. Verstrekking van de vervoersvoorziening

  • 1.

    Het college betrekt bij de verstrekking van de vervoersvoorziening het eventuele persoonlijk vervoersontwikkelingsplan of vervoersadviezen van deskundigen die voor de onderzoeksfase van belang zijn.

  • 2.

    Als begeleiding in het vervoer vereist is, vergoedt het college geen andere kosten dan de vervoerskosten die verbonden zijn aan de begeleiding van de leerling in het vervoer.

 

Artikel 17. Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer en vervoer per fiets zonder begeleiding

  • 1.

    Als voldaan is aan de afstandsgrens genoemd in artikel 10, eerste lid, verstrekt het college aan de ouders van de leerling die een school voor primair onderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs bezoekt bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer.

  • 2.

    Als aanspraak bestaat op bekostiging als bedoeld in het eerste lid en de leerling naar het oordeel van het college al dan niet onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per fiets, verstrekt het college de ouders bekostiging op basis van de kosten van het vervoer per fiets. De fietsvergoeding bedraagt € 0,10 per kilometer. Het college kan besluiten deze vergoeding te verhogen.

 

Artikel 18. Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer of vervoer per fiets ten behoeve van een leerling met begeleider en een begeleidersvergoeding voor wandelaars

  • 1.

    Het college verstrekt aan de ouders van de leerling die een school bezoekt bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer of vervoer per fiets van de leerling en een begeleider van de leerling als:

    • a.

      voldaan is aan de afstandsgrens genoemd in artikel 10, eerste lid, de leerling jonger dan elf jaar is en door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat de leerling niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik te maken; of

    • b.

      de leerling valt onder de definitie gehandicapte leerling.

  • 2.

    Voor de gehandicapte leerling, die binnen een straal van een kilometer van de school woont, is de vergoeding beperkt tot een begeleidersvergoeding voor wandelaars. Deze vergoeding is gelijk aan de fietsvergoeding als bedoeld in artikel 17, tweede lid.

  • 4.

    Als een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, komen slechts eenmaal de vervoerskosten van één begeleider voor bekostiging in aanmerking.

  • 5.

    Leerlingen die een school voor voortgezet onderwijs dan wel voortgezet speciaal onderwijs bezoeken worden verplicht om een leertraject te volgen om zelfstandig te leren reizen met het openbaar vervoer of de fiets.

  • 6.

    Indien ouders met een medische verklaring kunnen aantonen dat het zelfstandig leren reizen met het openbaar vervoer voor de leerling niet mogelijk is, kan het college besluiten de leerling vrij te stellen van verplichte deelname aan het leertraject dan wel deelname uit te stellen.

 

Artikel 19. Vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer

Het college verstrekt een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school bezoekt, als:

  • a.

    aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in de artikelen 17 of 18 en de leerling met gebruik van openbaar vervoer naar school of terug meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht;

  • b.

    aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in de artikelen 17 of 18 en openbaar vervoer ontbreekt, tenzij de leerling naar het oordeel van het college al dan niet onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per fiets;

  • c.

    aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 18 en de ouders genoegzaam hebben aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is; of

  • d.

    de leerling, naar het oordeel van het college, ook niet onder begeleiding in staat is van het openbaar vervoer gebruik te maken.

 

Artikel 20. Tweede afzetadres

Indien aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer is vervoer van school naar de geregistreerde buitenschoolse opvang of een door ouders aangewezen tijdelijke instelling, welke niet wordt aangemerkt als de woning waar de leerling structureel verblijft, mogelijk als:

  • a.

    het adres hiervan binnen de gemeentegrenzen gelegen is; en

  • b.

    het verblijf op dit adres een structureel karakter heeft.

 

Artikel 21. Aanwezigheid bij woning en tweede afzetadres

  • 1.

    Indien een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer is verstrekt zijn de ouders verplicht er voor te zorgen dat bij de woning of tweede afzetadres een persoon aanwezig is die in staat is om opvang te bieden ten tijde van het afgesproken tijdstip waarop de leerling wordt teruggebracht.

  • 2.

    Indien de ouders niet aan de verplichting van het eerste lid voldoen is het college gerechtigd om de leerling naar een geschikte alternatieve opvanglocatie te vervoeren. Het college zal dan de meerkosten van het vervoer en de kosten van de opvang in rekening brengen bij de ouders.

  • 3.

    Van de verplichting in het eerste lid kan slechts worden afgeweken indien de ouders voorafgaand uitdrukkelijk schriftelijk hebben verklaard dat de leerling geen toezicht nodig heeft.

 

Artikel 22. Bekostiging op basis van de kosten van eigen vervoer

  • 1.

    Als aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening, vraagt het college de ouders dan wel staat het college de ouders op aanvraag toe om één of meer leerlingen voor minimaal één of meerdere dagen per week structureel zelf te vervoeren of te laten vervoeren.

  • 2.

    Het college bekostigt aan de ouders die een leerling zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren:

    • a.

      een bedrag op basis van de kosten van het vervoer per fiets voor de leerling zonder begeleiding, als aanspraak zou bestaan op bekostiging op basis van de kosten van het vervoer per fiets al dan niet met begeleiding;

    • b.

      een bedrag op basis van de kosten van het openbaar vervoer voor de leerling zonder begeleiding, als aanspraak zou bestaan op bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer al dan niet met begeleiding; of

    • c.

      een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, als aanspraak zou bestaan op een voorziening in de vorm van aangepast vervoer, behoudens het bepaalde in het vierde lid. Deze vergoeding bedraagt het belastingvrije kilometerbedrag per kilometer.

  • 3.

    Als de ouders meer dan één leerling tegelijk zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren, kent het college een vergoeding toe op basis van een kilometervergoeding voor de auto.

  • 4.

    Aan de ouders die één of meer leerlingen laten vervoeren door andere ouders die voor het vervoer van één of meer leerlingen bekostiging van het college ontvangen, wordt door het college geen bekostiging verstrekt.

 

Artikel 23. Bekostiging andere passende vervoersvoorziening

Als aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening kan het college na overleg met de ouders bekostiging verstrekken voor een andere passende voorziening, als de kosten voor die voorziening lager of gelijk zijn aan de kosten van het openbaar vervoer.

 

Artikel 24. Vervoersvoorziening voor weekeinde en vakantie

  • 1.

    Met inachtneming van artikel 9 kent het college een vervoersvoorziening voor het weekeinde en de vakantie toe aan de ouders van de leerling die, met het oog op het volgen van voor hem speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs in een internaat of pleeggezin verblijft.

  • 2.

    Het college kent aan de ouders een vervoersvoorziening toe voor het weekeindevervoer van de leerling voor de, eenmaal per weekeinde gemaakte, reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft, naar de woning van de ouders en terug, voor zover de weekeinden niet vallen binnen de in het derde lid bedoelde schoolvakanties.

  • 3.

    Het college kent aan de ouders een vervoersvoorziening toe voor het vakantievervoer van de leerling voor de, eenmaal per schoolvakantie van twee dagen of meer, gemaakte reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft, naar de woning van de ouders en terug, voor zover de vakantie voorkomt in de schoolgids van de school die de leerling bezoekt.

  • 4.

    Artikel 19, aanhef en onder a, is niet van toepassing.

 

Hoofdstuk 5. Eigen bijdragen

 

 

Artikel 25. Eigen bijdrage in de vorm van een drempelbedrag

  • 1.

    Aan de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, van wie het inkomen samen meer bedraagt dan € 29.700,- wordt slechts bekostiging verstrekt voor zover de kosten van het vervoer van die leerling de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 10 bepaalde afstandsgrens te boven gaan.

  • 2.

    In geval het college het vervoer zelf verzorgt dan wel doet verzorgen, betalen de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, per leerling per schooljaar een eigen bijdrage die gelijk is aan de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 10 bepaalde afstand, als het inkomen van de ouders meer bedraagt dan € 29.700,-, tot ten hoogste het bedrag van de kosten van het openbaar vervoer.

  • 3.

    De kosten voor openbaar vervoer betreffen de kosten van openbaar vervoer die bij gebruik van de OV-chipkaart of een andere geldende OV-betaalmogelijkheid voor de in artikel 10 bepaalde afstand redelijkerwijs zouden worden gemaakt, ongeacht de aanwezigheid van openbaar vervoer of het daadwerkelijk gebruik ervan. Bij het bepalen van de kosten wordt rekening gehouden met de kortingen die voor de leerling binnen het systeem kunnen gelden.

  • 4.

    Het inkomensbedrag van € 29.700,- genoemd in het eerste en tweede lid, wordt met ingang van 1 januari 2025 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van het voorafgaande jaar en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 450,-. Het aangepaste bedrag treedt in plaats van het in het eerste en tweede lid genoemde bedrag van € 29.700,-.

  • 5.

    Dit artikel is niet van toepassing op ouders van gehandicapte leerlingen.

 

Artikel 26. Eigen bijdrage in de vorm van een draagkrachtafhankelijke bijdrage

  • 1.

    Als de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs meer dan twintig kilometer bedraagt, wordt de vastgestelde bekostiging verminderd met een van de financiële draagkracht van de ouders afhankelijke bijdrage.

  • 2.

    In geval het college het vervoer zelf verzorgt dan wel doet verzorgen en de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs meer dan twintig kilometer bedraagt, betalen de ouders een van hun financiële draagkracht afhankelijke bijdrage tot ten hoogste het bedrag van de kosten van het vervoer.

  • 3.

    De hoogte van de bijdrage als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt jaarlijks berekend per gezin en is afhankelijk van de hoogte van het inkomen van de ouders en bedraagt:

 

Inkomen in euro’s

Eigen bijdragen in euro’s per gezin

0- 39.500:

nihil

39.500 – 46.500:

185

46.500 – 54.000:

815

54.000 – 60.500:

1.510

60.500 – 70.000:

2.215

70.000 – 76.000:

2.970

76.000 en verder:

voor elke extra € 5.000: € 710 erbij

 

  • 4.

    De inkomensbedragen, genoemd in het derde lid, worden met ingang van 1 januari 2025 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 500,-.

  • 5.

    De bedragen van de eigen bijdrage, bedoeld in het derde lid, worden met ingang van 1 januari 2025 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het consumentenprijsindexcijfer van de reeks alle huishoudens op het onderdeel vervoersdiensten heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 5,-.

  • 6.

    Dit artikel is niet van toepassing op gehandicapte leerlingen.

 

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

 

 

Artikel 27. Nadere regels

Het college kan ter uitvoering van deze verordening nadere regels stellen.

 

Artikel 28. Beslissing college in gevallen waarin de regeling niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van het leerlingenvervoer betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

 

Artikel 29. Hardheidsclausule

Het college kan een artikel of artikelen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het doel en het belang van de verordening zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

 

Artikel 30. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 oktober 2024.

 

Artikel 31. Intrekking oude regeling

De Verordening leerlingenvervoer gemeente Den Haag 2014 wordt met ingang van 1 oktober 2024 ingetrokken.

 

Artikel 32. Overgangsrecht

  • 1.

    De Verordening leerlingenvervoer gemeente Den Haag 2014 blijft van toepassing op aanvragen die voor 1 oktober 2024 zijn ingediend.

  • 2.

    De Verordening leerlingenvervoer gemeente Den Haag 2014 blijft van toepassing op bezwaar- en beroepsschriften betreffende vervoersvoorzieningen die op grond van de Verordening leerlingenvervoer gemeente Den Haag 2014 zijn toegekend en waarop nog niet is beslist.

 

Artikel 33. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bekostiging leerlingenvervoer Den Haag 2024.

 

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 20 juni 2024.

De griffier, Lilianne Blankwaard-Rombouts en de voorzitter, Jan van Zanen.

Naar boven