Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Hellendoorn 2024

Nijverdal, 19 maart 2024, kenmerk 2024-003653

 

Het college van burgemeester en wethouders van Hellendoorn;

 

gelet op het bepaalde in artikel 4:81, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht en de Participatiewet;

 

overwegende dat het wenselijk is een aantal aspecten met betrekking tot de uitvoering van de bijzondere bijstand in beleidsregels vast te leggen;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen

 

de Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Hellendoorn 2024

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepaling

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Participatiewet;

    • b.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hellendoorn;

    • c.

      draagkracht: de mate waarin een aanvrager de kosten waarvoor bijzondere bijstand is aangevraagd zelf kan betalen vanuit de individuele inkomenstoeslag, de studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan 120% van de bijstandsnorm;

    • d.

      draagkrachtperiode: de periode waarover de draagkracht van de aanvrager wordt vastgesteld;

    • e.

      inkomen: het inkomen zoals bedoeld in artikel 31, met uitzondering van het gestelde in het tweede lid onder n, r, x, y, z en aa, en artikel 32 en 33 van de wet, exclusief vakantiegeld;

    • f.

      aanvraagdatum: de datum waarop de aanvrager schriftelijk te kennen heeft gegeven bijzondere bijstand aan te vragen;

    • g.

      bijstand: algemene en bijzondere bijstand;

    • h.

      bijstandsnorm: de uitkeringsnorm als opgenomen in de artikelen 20 tot en met 24 van de wet waarbij de kostendelersnorm, als bedoeld in artikel 22a van de wet, niet van toepassing is;

    • i.

      gezinsleden: familieleden in de eerste en tweede graad, partner, stief- en pleegkinderen en stief- en pleegouders;

    • j.

      Wrb: Wet op de rechtsbijstand;

    • k.

      Cimot: de centrale toegang tot maatschappelijke opvang en beschermd wonen in Twente.

Artikel 2 Algemene bepalingen

  • 1.

    Bijzondere bijstand wordt schriftelijk aangevraagd en voor de aanvraag wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    Voor de kosten die in aanmerking komen voor een vergoeding vanuit de bijzondere bijstand gelden onder meer de volgende voorwaarden:

    • a.

      de kosten doen zich op het moment van aanvragen voor;

    • b.

      de kosten moeten noodzakelijk zijn;

    • c.

      de kosten moeten voortvloeien uit bijzondere individuele omstandigheden; en

    • d.

      de kosten kunnen niet worden voldaan uit de eigen draagkracht.

  • 3.

    Het college sluit aan bij de normbedragen uit de meest actuele prijzengids van het Nibud, tenzij met een lager bedrag in de kosten kan worden voorzien of als voor een bepaalde kostensoort anders is bepaald in deze beleidsregels.

Artikel 3 Moment van aanvragen en de duur van de bijstandsverlening

  • 1.

    De aanvraag is tijdig ingediend als:

    • a.

      de aanvraag uiterlijk 1 maand nadat de kosten zijn opgekomen is ingediend; en

    • b.

      het college de noodzaak van de kosten op het moment van de aanvraag nog kan vaststellen.

  • 2.

    Als het moment waarop de kosten zijn opgekomen niet is vast te stellen dan geldt als uitgangspunt de datum op de factuur als moment waarop de kosten opkomen.

  • 3.

    Voor onder andere de volgende kosten geldt, in afwijking van het eerste lid, dat de aanvraag moet zijn ingediend voordat de kosten zijn gemaakt:

    • a.

      vervanging en/of aanschaf van duurzame gebruiksgoederen. Het moet nog mogelijk zijn om de noodzaak van vervanging van het oude apparaat te beoordelen;

    • b.

      verhuiskosten. De aanvraag moet zijn ingediend vóór de verhuizing.

  • 4.

    Periodieke bijzondere bijstand wordt toegekend voor de periode van 12 kalendermaanden, tot en met de laatste dag van de 12e maand, tenzij er in de beleidsregels iets anders is bepaald voor een specifieke kostensoort.

Artikel 4 Vorm van de bijzondere bijstand

  • 1.

    Bijzondere bijstand wordt als uitgangspunt om niet verstrekt.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid wordt bijstand in de vorm van een geldlening verstrekt:

    • a.

      bij duurzame gebruiksgoederen;

    • b.

      als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de aanvrager op korte termijn over voldoende middelen zal beschikken om over de betreffende periode in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien;

    • c.

      als de noodzaak van bijstandsverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid;

    • d.

      als het een betaling van de waarborgsom betreft;

    • e.

      als het de betaling van schulden betreft;

    • f.

      als de bijstand als voorschot wordt verstrekt.

Artikel 5 Aflossing van de geldlening

  • 1.

    Als de bijzondere bijstand als geldlening is verstrekt, bedraagt de aflossing 5 procent van de toepasselijke bijstandsnorm bij een bijstandsuitkering of inkomen gelijk aan het sociaal minimum. Is het inkomen hoger dan het sociaal minimum dan wordt de aflossing vastgesteld op 5 procent van het totale inkomen.

  • 2.

    De hoogte van een eenmaal vastgesteld maandelijks aflossingsbedrag wijzigt bij inkomenswijzigingen en wijzigingen in de leefomstandigheden, waardoor de aanvrager gaat behoren tot een andere categorie, zoals bedoeld in de paragrafen 3.2 en 3.3 van de wet.

  • 3.

    De duur van de aflossing is 60 maanden als de reden van de geldlening is gebaseerd op tekortschietend besef van verantwoordelijkheid of als er bijstand is verstrekt voor schulden. Als de bijzondere bijstand om een andere reden als geldlening is verstrekt, geldt er een aflossingstermijn van maximaal 36 maanden.

  • 4.

    Indien de bijzondere omstandigheden van de aanvrager daartoe aanleiding geven, zal de hoogte van de maandelijkse aflossing en de duur van de aflossing verder worden afgestemd op de specifieke omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de aanvrager.

  • 5.

    Als er correct is voldaan aan de aflossingsverplichting als genoemd in het derde lid en de geldlening niet volledig is voldaan, dan wordt dit restant omgezet in bijstand om niet.

Artikel 6 De wijze van betalen

  • 1.

    De bijstand wordt rechtstreeks aan de aanvrager uitbetaald.

  • 2.

    In situaties waarin de aanvrager de kosten niet zelf kan betalen, kan de bijstand met instemming van de aanvrager rechtstreeks aan de leverancier worden betaald.

  • 3.

    Als er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de aanvrager de bijstand niet verantwoord zal besteden, kan de bijstand rechtstreeks aan de leverancier worden betaald.

Hoofdstuk 2 Draagkracht

Artikel 7 Algemene uitgangspunten draagkracht

  • 1.

    De draagkracht wordt vastgesteld voor een periode van 12 maanden, beginnend op de eerste dag van de maand van de toekenning.

  • 2.

    Als uitgangspunt wordt de vastgestelde draagkracht niet meer gewijzigd gedurende de draagkrachtperiode.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid wordt de vastgestelde draagkracht herzien of opnieuw berekend over de resterende draagkrachtperiode als:

    • a.

      er een wijziging in de woon- en/of leefsituatie is, waardoor er een andere bijstandsnorm of een andere vermogensgrens op de aanvrager van toepassing is;

    • b.

      er een wijziging in het vermogen plaatsvindt, waardoor het vermogen hoger is dan het bepaalde in artikel 9;

    • c.

      er een wijziging in het inkomen is van minimaal 10%.

  • 4.

    De vastgestelde draagkracht wordt bij incidentele kosten ineens in mindering gebracht op de bijzondere bijstand. Bij periodieke kosten wordt de vastgestelde draagkracht maandelijks in mindering gebracht op de bijzondere bijstand.

Artikel 8 Draagkracht uit inkomen

  • 1.

    Bij wisselende inkomsten wordt in principe uitgegaan van het gemiddelde inkomen van de drie maanden voorafgaand aan de maand waarin de kosten zich voor hebben gedaan, tenzij het gaat om een zelfstandige met wisselende inkomsten. Dan wordt in principe gekeken naar de inkomsten over de periode van een jaar.

  • 2.

    Als de aanvrager is toegelaten tot de wettelijke schuldregeling of deelneemt aan een minnelijk schuldsaneringstraject dat voldoet aan de voorwaarden van de Gedragscode Schuldhulpverlening, dan is er geen draagkracht uit inkomen.

  • 3.

    Als er sprake is van een executoriaal beslag op het inkomen, dan wordt er geen rekening gehouden met dat deel van het inkomen waar beslag op ligt.

  • 4.

    Er is geen draagkracht uit inkomen als de aanvrager door beslag slechts kan beschikken over de beslagvrije voet.

  • 5.

    De individuele inkomenstoeslag wordt alleen meegenomen bij de vaststelling van de draagkracht uit inkomen als de aanvraag ziet op de aanschaf of vervanging van duurzame gebruiksgoederen, zoals bedoeld in artikel 51 van de wet.

  • 6.

    De studietoeslag wordt meegenomen bij de vaststelling van de hoogte van het inkomen.

  • 7.

    Voor zover het inkomen meer bedraagt dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt 50% van dat inkomen in aanmerking genomen als draagkracht.

  • 8.

    De draagkracht uit inkomen wordt, in afwijking van het bepaalde in het zevende lid, vastgesteld op 100% van het inkomen dat meer bedraagt dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm, als de bijstand betrekking heeft op de volgende kostensoorten:

    • a.

      uitvaart (begrafenis of crematie);

    • b.

      woonkosten;

    • c.

      duurzame gebruiksgoederen;

    • d.

      levensonderhoud personen 18 tot 21 jaar;

    • e.

      vaste lasten bij een tijdelijke opname in een inrichting;

    • f.

      betaling van schulden;

    • g.

      reiskosten voor werk.

Artikel 9 Draagkracht uit vermogen

  • 1.

    Bij periodieke kosten geldt de vermogensvrijlating als genoemd in artikel 34, derde lid van de wet. Voor zover het vermogen meer bedraagt, wordt dit volledig als draagkracht in aanmerking genomen. Daarbij is de vrijlating van artikel 34, tweede lid, onder c van de wet niet van toepassing.

  • 2.

    Bij incidentele kosten geldt een vermogensvrijlating van 50% van de bedragen als genoemd in artikel 34, derde lid van de wet. Voor zover het vermogen meer bedraagt, wordt dit volledig als draagkracht in aanmerking genomen. Daarbij is de vrijlating van artikel 34, tweede lid, onder c van de wet niet van toepassing.

  • 3.

    Het vermogen dat is gebonden aan de zelf bewoonde eigen woning wordt niet als draagkracht in aanmerking genomen.

Hoofdstuk 3 Collectieve zorgverzekering

Artikel 10 Collectieve zorgverzekering

  • 1.

    Er is een collectieve zorgverzekering voor inwoners van de gemeente Hellendoorn.

  • 2.

    In afwijking van hoofdstuk 2 gelden afwijkende regels over de financiële draagkracht. Inwoners waarvan het inkomen lager is dan 130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm komen in aanmerking voor deze collectieve zorgverzekering. Er is geen vermogenstoets. Bij het vaststellen van de norm wordt geen rekening gehouden met de kostendelersnorm.

  • 3.

    Er kunnen voorwaarden aan de deelname worden gesteld.

Hoofdstuk 4 Medische kosten

Artikel 11 Algemene uitgangspunten

Voor kosten van medische aard geldt de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg als een voorliggende voorziening die geacht wordt passend en toereikend te zijn. Gelet op artikel 15, eerste lid van de wet bestaat voor deze kosten geen recht op bijzondere bijstand. Dit geldt ook voor het eigen risico, de eigen bijdrage van kosten die maar voor een deel worden vergoed en voor kosten die helemaal niet worden vergoed, omdat dit het gevolg is van een bewuste keuze door de voorliggende voorziening over de noodzaak van het vergoeden van deze kosten.

Hoofdstuk 5 Verhuizing, inrichting en wonen

Artikel 12 Verhuiskosten en aan verhuizing gerelateerde kosten

  • 1.

    Onder verhuiskosten wordt verstaan: de kosten die iemand moet maken om te verhuizen van het ene adres naar het andere adres (transportkosten).

  • 2.

    Onder verhuizing gerelateerde kosten wordt verstaan: de kosten die gerelateerd zijn aan de verhuizing zoals opknapkosten (verf en behang), de waarborgsom, de aansluitkosten (gas, water en elektra), de eventuele kosten van dubbele huur en administratiekosten.

  • 3.

    Als uitgangspunt wordt voor deze kosten geen bijzondere bijstand verstrekt. Het gaat om incidenteel algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan waarin iemand geacht wordt zelf te voorzien, hetzij door reservering, hetzij door gespreide betaling achteraf.

  • 4.

    Bijstandsverlening voor deze kosten is daarom alleen mogelijk als er sprake is van bijzondere omstandigheden en de verhuizing niet uitstelbaar is.

  • 5.

    Van bijzondere omstandigheden kan sprake zijn als:

    • a.

      een statushouder vanuit het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers een woning toegewezen krijgt in de gemeente Hellendoorn;

    • b.

      de verhuizing plaatsvindt met een urgentieverklaring op basis van sociale gronden en de verhuizing niet voorzienbaar was;

    • c.

      de verhuizing het gevolg is van de voorwaarde bij de verstrekking van woonkostentoeslag dat men moet verhuizen naar goedkopere woonruimte.

  • 6.

    Bij een verhuizing op medische gronden geldt de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 als een voorliggende voorziening.

  • 7.

    De hoogte van de bijzondere bijstand voor de kosten van dubbele huur bedraagt maximaal de huur van de goedkoopste woning voor 1 volledige maand en de administratiekosten.

  • 8.

    De hoogte van de bijzondere bijstand voor de kosten van de waarborgsom is gelijk aan de waarborgsom van de nieuwe woning onder aftrek van de eventuele waarborgsom van de oude woning.

  • 9.

    Voor zover de waarborgsom van de oude woning niet volledig wordt terugbetaald, bijvoorbeeld omdat de woning niet in de juiste staat is opgeleverd, komt dit voor rekening en risico van de aanvrager.

  • 10.

    Voor de hoogte van de overige kosten sluit het college aan bij de richtprijzen van het Nibud.

Artikel 13 Duurzame gebruiksgoederen

  • 1.

    Onder duurzame gebruiksgoederen wordt verstaan: goederen die in nieuwstaat een levensduur hebben van minimaal vijf jaar, zoals bijvoorbeeld een koelkast, wasmachine, fiets, vloerbedekking, gordijnen, beddengoed, bestek, babyuitzet en een computer.

  • 2.

    Als uitgangspunt wordt voor deze kosten geen bijzondere bijstand verstrekt. Het gaat om incidenteel algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan waarin iemand geacht wordt zelf te voorzien, hetzij door reservering, hetzij door gespreide betaling achteraf. Bijstandsverlening voor deze kosten is daarom alleen mogelijk als er sprake is van bijzondere omstandigheden en de aanschaf niet uitstelbaar is.

  • 3.

    Bij vervanging van goederen als gevolg van normale slijtage of op grond van esthetische overwegingen is geen sprake van bijzondere omstandigheden.

  • 4.

    Voor de hoogte van de maximaal te verstrekken bijstand sluit het college aan bij de richtprijzen van het Nibud.

  • 5.

    Voor de kosten van duurzame gebruiksgoederen wordt van de aanvrager verwacht dat deze ook goederen tweedehands aanschaft. Om die reden wordt er maximaal 60% van de Nibud richtprijs vergoed.

  • 6.

    De aanvrager dient middels aankoopbewijzen of betaalbewijzen aan te tonen dat de toegekende bijzondere bijstand is besteed aan het doel waarvoor het bestemd is.

Artikel 14 Woonkostentoeslag bij een huurwoning

  • 1.

    Als uitgangspunt bestaat voor de betaling van woonkosten geen recht op bijzondere bijstand. De Wet op de huurtoeslag geldt als een voorliggende voorziening.

  • 2.

    Er is wel bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag mogelijk als de aanvrager in een huurwoning verblijft en er door bijzondere omstandigheden, geen of geen volledig recht op huurtoeslag bestaat. Dit is bijvoorbeeld het geval bij huur over een gebroken maand of als de rekenhuur hoger is dan de maximale huurtoeslaggrens en er sprake is van een onverwachte inkomensdaling.

  • 3.

    Als er bijzondere bijstand wordt verleend in de vorm van woonkostentoeslag omdat de aanvrager te hoge woonlasten heeft dan wordt aan de verlening van de bijzondere bijstand de verplichting verbonden dat de aanvrager alles in het werk stelt om passende betaalbare woonruimte te vinden. Hierbij wordt in ieder geval verwacht dat de aanvrager:

    • a.

      ingeschreven staat als woningzoekende;

    • b.

      actief reageert op betaalbare woonruimte;

    • c.

      aangeboden passende woonruimte accepteert.

  • 4.

    De woonkostentoeslag wordt toegekend voor de periode van maximaal één jaar.

  • 5.

    Na een half jaar wordt beoordeeld of de aanvrager voldoende heeft gedaan om passende betaalbare woonruimte te krijgen. Wanneer er niet voldoende inspanningen zijn verricht, dan volgt een eenmalige waarschuwing. Bij herhaling van deze gedraging wordt de woonkostentoeslag beëindigd met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de laatste betaling van de woonkostentoeslag heeft plaatsgevonden.

  • 6.

    In afwijking van het bepaalde in het vierde lid, wordt de bijzondere bijstand voor de woonkosten verlengd voor een periode van zes maanden als er wel voldoende inspanningen zijn verricht, maar er geen andere woonruimte is gevonden. Dit kan vervolgens worden herhaald zolang er voldoende inspanningen worden verricht, maar de aanvrager er niet in slaagt passende betaalbare woonruimte te vinden.

  • 7.

    De hoogte van de bijzondere bijstand voor de woonkostentoeslag wordt berekend volgens de systematiek van de Wet op de huurtoeslag, uitgaande van de rekenhuur volgens de maximale huurtoeslaggrens. Voor de meerkosten van de huur boven de maximale huurtoeslaggrens wordt eveneens bijzondere bijstand toegekend.

Artikel 15 Woonkostentoeslag bij een koopwoning

  • 1.

    Het college verleent bijzondere bijstand voor woonkosten als de eigenaar van een door hemzelf bewoonde woning woonkosten heeft die hoger zijn dan de van toepassing zijnde basishuur op grond van de Wet op de huurtoeslag.

  • 2.

    Tot de woonkosten worden onder andere gerekend:

    • a.

      de hypotheekrente van de door de inwoner zelf bewoonde eigen woning (hierbij geldt dat alleen de rente voor de woonkosten meetelt en de eventuele aflossing niet. Tevens geldt dat alleen de rente in aanmerking wordt genomen die betaald moet worden voor de lening die bestemd is voor de woning);

    • b.

      rioolheffing;

    • c.

      afvalstoffenheffing (alleen het vaste tarief);

    • d.

      eigenaarsgedeelte onroerende zaakbelasting (OZB);

    • e.

      de premie voor de opstalverzekering;

    • f.

      de eventuele erfpachtcanon;

    • g.

      waterschapslasten (alleen de “watersysteemheffing gebouwd”);

    • h.

      eventuele servicekosten.

  • 3.

    De hoogte van de woonkostentoeslag wordt berekend volgens de systematiek van de Wet op de huurtoeslag onder aftrek van de belastingteruggave voor de hypotheekrenteaftrek en de draagkracht.

  • 4.

    Als de totale woonkosten van de aanvrager, na aftrek van de belastingteruggave voor de hypotheekrenteaftrek, hoger zijn dan de maximale huurtoeslaggrens, dan wordt aan de verlening van de bijzondere bijstand de verplichting verbonden dat de aanvrager de woning verkoopt en aantoonbaar actief op zoek gaat naar woonruimte die zonder de ontvangst van woonkostentoeslag door de aanvrager te betalen is.

  • 5.

    Hierbij wordt in ieder geval verwacht dat de aanvrager:

    • a.

      de eigen woning voor een reële vraagprijs te koop aanbiedt (hierbij geldt de WOZ waarde als uitgangspunt);

    • b.

      ingeschreven staat als woningzoekende;

    • c.

      actief reageert op betaalbare woonruimte;

    • d.

      aangeboden passende woonruimte accepteert.

  • 6.

    De woonkostentoeslag wordt toegekend voor de periode van maximaal één jaar.

  • 7.

    Na een half jaar wordt beoordeeld of de aanvrager voldoende inspanning heeft verricht om de woning te verkopen en om andere woonruimte te verkrijgen. Wanneer er niet voldoende inspanningen zijn verricht, dan volgt een eenmalige waarschuwing. Bij herhaling van deze gedraging wordt de woonkostentoeslag beëindigd met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de laatste betaling van de woonkostentoeslag heeft plaatsgevonden.

  • 8.

    In afwijking van het bepaalde in het zesde lid, wordt de bijzondere bijstand voor de woonkosten verlengd voor een periode van zes maanden als er wel voldoende inspanningen zijn verricht, maar de woning nog niet is verkocht en er geen andere woonruimte is gevonden. Dit kan vervolgens worden herhaald zolang de aanvrager voldoende inspanningen verricht, maar er niet in slaagt om betaalbare woonruimte te vinden.

Artikel 16 Doorbetaling vaste lasten

  • 1.

    Bij opname in een inrichting kan bijzondere bijstand voor de vaste lasten van de aan te houden woning verstrekt worden als het plan is om binnen één jaar terug te keren naar de woning en er geen andere meerderjarige het hoofverblijf heeft in de woning.

  • 2.

    De bijzondere bijstand wordt als uitgangspunt toegekend voor maximaal negen maanden en gaat niet eerder in dan drie maanden na de dag dat iemand is opgenomen. Alleen als er sprake is van bijzondere omstandigheden kan deze periode verlengd worden.

  • 3.

    De bijzondere bijstand wordt in ieder geval beëindigd als de woonplaats van de aanvrager in de Wet basisregistratie personen wijzigt.

  • 4.

    Bij verblijf in een penitentiaire inrichting in Nederland kan er bijzondere bijstand voor de vaste lasten van de aan te houden woning verstrekt worden wanneer de gedetineerde naar verwachting binnen zes maanden terugkeert naar zijn woning. Bijzondere bijstand is alleen mogelijk voor zover hijzelf geen mogelijkheden ter bekostiging van deze vaste lasten heeft.

  • 5.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 9 wordt ten aanzien van de kosten als genoemd in het eerste lid bij de vaststelling van de draagkracht uit vermogen het vermogen dat meer is dan 50% van de bedragen als genoemd in artikel 34, derde lid van de wet volledig in aanmerking genomen.

  • 6.

    Voor de beoordeling als genoemd in het vierde lid geldt dat alle middelen in aanmerking worden genomen.

Hoofdstuk 6 Reiskosten

Artikel 17 Algemene voorwaarden

  • 1.

    Reiskosten behoren tot de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan. De inwoner wordt geacht deze kosten uit het inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm te kunnen bekostigen. Om die reden bestaat voor deze kosten als uitgangspunt geen recht op bijzondere bijstand. Alleen als er sprake is van noodzakelijke reiskosten als gevolg van bijzondere omstandigheden, kan er recht op bijzondere bijstand bestaan.

  • 2.

    Wanneer de enkele reisafstand niet meer dan 10 kilometer is, komen de reiskosten in principe niet voor vergoeding in aanmerking. Dit geldt ook voor de reisafstand van de woning van de aanvrager naar het bus– of treinstation als er wordt gereisd met het openbaar vervoer.

  • 3.

    Voor vergoeding van de reiskosten wordt uitgegaan van de goedkoopste wijze van reizen met het openbaar vervoer. Alleen als het openbaar vervoer geen redelijk alternatief is of het reizen met eigen vervoer goedkoper is, kan er ook bijstand verstrekt worden in de vorm van een kilometervergoeding en voor de eventuele parkeerkosten.

  • 4.

    Voor de vaststelling van de hoogte van de kilometervergoeding wordt aansluiting gezocht bij de maximale onbelaste reiskostenvergoeding, zoals deze door de Belastingdienst wordt gehanteerd. Voor het berekenen van de route wordt gebruik gemaakt van de kortste route van de ANWB-routeplanner.

  • 5.

    Recht op reiskostenvergoeding bestaat voor bezoek aan gezinsleden.

  • 6.

    De aanvrager dient met bewijzen aan te tonen dat de toegekende bijzondere bijstand is besteed aan het doel waarvoor het bestemd is.

Artikel 18 Bezoek aan gezinslid in een instelling

  • 1.

    Voor het bezoeken van een gezinslid in een instelling vergoedt het college als uitgangspunt maximaal 3 keer per week de reiskosten.

  • 2.

    Alleen als er sprake is van zeer ernstige omstandigheden kan van dit aantal worden afgeweken (bijvoorbeeld als de patiënt terminaal is of op de intensive care ligt).

Artikel 19 Reiskosten in verband met medische behandeling

  • 1.

    Het college verleent bijzondere bijstand voor de reiskosten in verband met een medische behandeling/afspraak als:

    • a.

      de noodzaak van de medische behandeling/afspraak voldoende kan worden vastgesteld;

    • b.

      de reiskosten niet vergoed worden vanuit de (aanvullende) zorgverzekering; en

    • c.

      de afspraak of behandeling niet op een locatie dichterbij kan plaatsvinden.

  • 2.

    Als er naar het oordeel van het college voldoende aanleiding bestaat, kan de aanvrager verplicht worden een beroep te doen op de hardheidsclausule van de zorgverzekeraar.

Artikel 20 Bezoek aan gezinslid in detentie

  • 1.

    De reiskosten voor bezoek aan een in Nederland gedetineerd gezinslid wordt voor maximaal 1 keer per week vergoed.

  • 2.

    Deze vergoeding geldt niet als de gedetineerde recht heeft op (weekend) verlof.

Artikel 21 Woon-werkverkeer

  • 1.

    Als uitgangspunt bestaat er geen recht op bijzondere bijstand voor de reiskosten woon-werkverkeer.

  • 2.

    Als uitzondering op het eerste lid kan er wel recht op bijzondere bijstand voor de reiskosten woon-werkverkeer bestaan als:

    • a.

      de werkgever de reiskosten niet vergoedt en de betreffende cao geen reiskostenvergoeding voorschrijft;

    • b.

      de aanvrager geen recht heeft op een vergoeding via het Uitvoeringsbesluit re-integratieverordening Participatiewet gemeente Hellendoorn 2024; en

    • c.

      de aanvrager door de reiskosten onder de voor hem van toepassing zijnde bijstandsnorm komt.

Hoofdstuk 7 Juridische kosten

Artikel 22 Algemene voorwaarden

  • 1.

    De Wrb is een aan de wet voorliggende voorziening voor juridische kosten. In het geval van een toevoeging worden de kosten (exclusief de eigen bijdrage en het griffiegeld) van een advocaat vergoed op grond van de Wrb. De Wrb moet dan ook worden aangemerkt als een passende voorliggende voorziening voor deze kosten van rechtsbijstand.

  • 2.

    De Wrb heeft geen betrekking op te betalen griffiegelden. Bovendien kent de Wrb een eigen bijdrage. Beide kostensoorten komen in aanmerking voor bijzondere bijstand.

  • 3.

    Wanneer de aanvrager niet eerst rechtshulp vraagt aan het Juridisch Loket en als gevolg daarvan wordt geconfronteerd met een hogere eigen bijdrage, dan zijn de kosten waarmee de eigen bijdrage zou zijn verlaagd als de aanvrager rechtshulp had gevraagd aan het Juridisch Loket geen noodzakelijke kosten.

Artikel 23 Kosten bewindvoering, curatele en mentorschap

  • 1.

    Voor de kosten van een door de kantonrechter ingesteld beschermingsbewind, mentorschap of onder curatelestelling is bijzondere bijstand mogelijk.

  • 2.

    Wanneer de aanvraag voor de kosten van bewindvoering, curatele of mentorschap niet binnen de termijn van één maand nadat de kosten opkomen wordt ingediend, wordt:

    • a.

      de aanvraag voor eenmalige kosten afgewezen in verband met het niet tijdig aanvragen; en

    • b.

      de bijstand voor de periodieke kosten niet eerder toegekend dan met ingang van de datum gelegen één maand voor de datum van aanvraag.

  • 3.

    Voor de verstrekking van de bijzondere bijstand sluit het college aan bij de beschikking van de kantonrechter. Uit de beschikking blijkt welke bewindvoerder, mentor of curator is benoemd en voor welke werkzaamheden er kosten in rekening mogen worden gebracht.

  • 4.

    Er wordt niet meer bijzondere bijstand verstrekt dan de bewindvoerder in rekening brengt tot het maximum bedrag, zoals dat is genoemd in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.

  • 5.

    Het college kan de bewindvoerder, curator en/of mentor verzoeken om het plan van aanpak in te leveren, dat ook bij het verzoekschrift aan de rechtbank is overgelegd.

  • 6.

    Het college verstrekt in ieder geval geen bijzondere bijstand voor de kosten van:

    • a.

      bewindvoering in het kader van de wettelijke schuldsanering;

    • b.

      beheer van een persoonsgebonden budget als de aanvrager de zorg ook in natura kan ontvangen;

    • c.

      griffierecht en intakekosten als er sprake is van wisseling van bewindvoerder, mentor en/of curator en er geen noodzaak was tot deze wisseling.

Artikel 24 Duur toekenning bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering, curatele en mentorschap

Het college kent de bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering, curatele en mentorschap voor onbepaalde tijd toe, waarbij het recht op bijzondere bijstand jaarlijks opnieuw kan worden beoordeeld.

Hoofdstuk 8 Bijzondere bijstand voor jongeren

Artikel 25 Voorwaarden

  • 1.

    De jongere van 18 tot 21 jaar heeft recht op bijzondere bijstand als de kosten noodzakelijk zijn en er voor deze kosten geen beroep gedaan kan worden op de ouders zoals vermeld in artikel 12 van de wet.

  • 2.

    De bewijslast voor een situatie, zoals bedoeld in het eerste lid, ligt bij de jongere.

Artikel 26 Geen beroep kunnen doen op de onderhoudsplicht van de ouders

  • 1.

    Dat de jongere zijn onderhoudsplicht ten opzichte van zijn ouders niet ten gelde kan maken wordt onder andere in de volgende situaties aannemelijk geacht:

    • a.

      als de middelen van de ouders niet toereikend zijn;

    • b.

      als de ouders in het buitenland wonen en daar geen contact meer mee is;

    • c.

      als de ouders van de jongere zijn overleden;

    • d.

      als er door bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld een echtscheiding, al meer dan een jaar geen contact meer is met de ouders;

    • e.

      als de relatie tussen de jongere en zijn ouders ernstig verstoord is.

  • 2.

    De bewijslast voor een situatie, zoals bedoeld in het eerste lid, ligt bij de jongere.

Artikel 27 Noodzakelijk uitwonend

  • 1.

    Alleen als de jongere noodzakelijk uitwonend is, kan er bij de berekening van de bijzondere bijstand rekening worden gehouden met de woonkosten van de jongere.

  • 2.

    In de volgende situaties is in ieder geval sprake van een noodzakelijk uitwonende jongere:

    • a.

      als de ouders van de jongere zijn overleden of in het buitenland wonen;

    • b.

      als de jongere op grond van een indicatie van het Cimot uit huis is geplaatst;

    • c.

      als er sprake is van een zodanig verstoorde relatie dat van de jongere niet gevergd kan worden dat hij weer bij zijn ouders gaat wonen dan wel dat het niet verantwoord is dat de jongere nog langer bij zijn ouders woont;

    • d.

      als de jongere de zorg heeft voor één of meer kinderen;

    • e.

      als de jongere, voordat bijstand wordt aangevraagd, al langer dan één jaar zelfstandig woont.

  • 3.

    De bewijslast dat wordt voldaan aan het criterium noodzakelijk uitwonend, ligt bij de jongere.

Artikel 28 Hoogte bijzondere bijstand voor de kosten van levensonderhoud alleenstaande en alleenstaande ouder

  • 1.

    De hoogte van de bijzondere bijstand voor de kosten van levensonderhoud voor een alleenstaande of alleenstaande ouder, jonger dan 21 jaar, is het verschil tussen de jongerennorm zoals bedoeld in artikel 20 van de wet en de (kostendelers)norm (exclusief vakantietoeslag) die geldt voor een belanghebbende van 21 jaar of ouder als bedoeld in de artikelen 21 of 22a van de wet.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde bijzondere bijstand is in ieder geval niet hoger dan het voor de jongere geldende netto wettelijk minimumjeugdloon (exclusief vakantietoeslag).

Artikel 29 Hoogte bijzondere bijstand voor de kosten van levensonderhoud gehuwden

  • 1.

    De hoogte van de bijzondere bijstand voor de kosten van levensonderhoud voor gehuwden (waarvan één of beiden jonger zijn dan 21 jaar), is het verschil tussen de jongerennorm zoals bedoeld in artikel 20 van de wet en de (kostendelers)norm (exclusief vakantietoeslag) die van toepassing zou zijn als de gehuwden wel 21 jaar of ouder zouden zijn, als bedoeld in de artikelen 21 of 22a van de wet.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde bijzondere bijstand is in ieder geval niet hoger dan 50% van het voor elk van hen geldende netto wettelijk minimumjeugdloon (exclusief vakantietoeslag).

Hoofdstuk 9 Overige kosten

Artikel 30 Uitvaartkosten

  • 1.

    Het college verleent bijzondere bijstand voor uitvaartkosten als:

    • a.

      gebleken is dat de erflater geen (dekkende) begrafenisverzekering heeft afgesloten of anderszins een voorziening heeft getroffen;

    • b.

      de uitvaartkosten niet uit de nalatenschap kunnen worden voldaan;

    • c.

      de aanvrager erfgenaam is of als onderhoudsplichtige op grond van de Wet op de lijkbezorging is aangesproken;

    • d.

      de draagkracht van de aanvrager niet voldoende is voor de betaling van zijn aandeel in de uitvaartkosten;

    • e.

      de aanvrager de erfenis niet heeft verworpen; en

    • f.

      de noodzakelijke kosten niet hoger zijn dan de uitvaartkosten die voorkomen op de prijslijst van het Nibud.

  • 2.

    Indien noodzakelijk verstrekt het college ook voor de kosten van een verklaring van erfrecht bijzondere bijstand voor zover de kosten niet hoger zijn dan de kosten van een verklaring van erfrecht bij de goedkoopst mogelijke notaris.

  • 3.

    Het college kent de bijzondere bijstand toe na indiening van een gespecificeerde factuur.

  • 4.

    Als er sprake is van een nalatenschap waar de aanvrager ten tijde dat de factuur betaald moet worden, nog niet over kan beschikken, kan het college bijzondere bijstand verstrekken ter overbrugging van die periode. Dit betekent dat de bijstand, zodra de aanvrager alsnog de beschikking krijgt over de nalatenschap, teruggevorderd zal worden.

Hoofdstuk 10 Slotbepalingen

Artikel 31 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: “Beleidsregels bijzondere bijstand

2024”.

Artikel 32 Inwerkingtreding en overgang

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 juli 2024.

  • 2.

    Met inwerkingtreding van deze beleidsregels komen de “Beleidsregels bijzondere bijstand 2020” te vervallen.

  • 3.

    Aanvragen die voor inwerkingtreding van de nieuwe beleidsregels zijn ingediend worden afgehandeld op grond van de beleidsregels die voor de inwoner het meest gunstig zijn.

  • 4.

    Reeds toegekende periodieke bijzondere bijstand wordt voor 1 juli 2024 herbeoordeeld. Mocht na herbeoordeling blijken dat toepassing van de nieuwe regels gunstiger is, dan zullen de nieuwe regels alsnog met terugwerkende kracht worden toegepast.

 

Burgemeester en wethouders van Hellendoorn

de secretaris, de burgemeester,

Naar boven