Gemeenteblad van Heerlen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Heerlen | Gemeenteblad 2024, 282755 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Heerlen | Gemeenteblad 2024, 282755 | beleidsregel |
Beleidsregel bijzondere bijstand gemeente Heerlen juli 2024
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE RICHTLIJNEN
Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
Sociaal minimum: de op de leef- en woonsituatie van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantiegeld zoals bedoeld in de artikelen 20, 21, 22, 23 en 24 Pw. Indien artikel 16 van deze beleidsregel van toepassing is, wordt onder het sociaal minimum verstaan de som van de algemene bijstand en de bijzondere bijstand op grond van artikel 12 Pw.
Voor de jongerentoeslag als genoemd in artikel 16 van deze beleidsregel is het eerste lid van dit artikel niet van toepassing. De bijstand wordt, analoog aan artikel 44 lid 1 van de Pw, toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om deze bijstand aan te vragen.
Bijzondere bijstand wordt verleend met inachtneming van de draagkracht van belanghebbende of het gezin.
Artikel 4 Het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen
Voor de vaststelling van de draagkracht uit inkomen wordt van de in aanmerking te nemen middelen, zoals genoemd in het eerste lid, het gedeelte van het inkomen inclusief vakantietoeslag dat meer bedraagt dan 120% van het sociaal minimum in aanmerking genomen en als draagkracht vastgesteld bij de verstrekking van bijzondere bijstand.
De draagkracht kan gedurende de draagkrachtperiode wijzigen bij een aanmerkelijke verandering in de financiële situatie van belanghebbende of het gezin. Hierbij wordt de draagkracht, voor de resterende draagkrachtperiode, opnieuw vastgesteld per de eerste van de maand waarin de financiële situatie is gewijzigd.
Als in een kalenderjaar, waarover bijzondere bijstand wordt verstrekt, de volledige drempel al door een andere gemeente in mindering is gebracht, dan wordt gedurende dat kalenderjaar geen drempel meer toegepast. Als het drempelbedrag in de andere gemeente lager was dan € 50,00, dan wordt – dat kalenderjaar – alleen nog het restant in mindering gebracht.
Bij medische kosten wordt uitgegaan van de vergoeding die op grond van de gemeentelijke collectieve zorgverzekering (VGZ Zuid-Limburgpakket) mogelijk is. Van bijzondere bijstand kan pas sprake zijn als de kosten hoger zijn dan hetgeen onder het VGZ Zuid-Limburgpakket wordt vergoed. Uitgegaan wordt van het meest uitgebreide pakket.
Artikel 12 Overige inrichtingskosten
Voor overige inrichtingskosten, niet zijnde duurzame gebruiksgoederen, wordt maximaal 75% van de bedragen zoals genoemd in de NIBUD prijzengids, van het kalenderjaar waarin de kosten zich voordoen, vergoed.
HOOFDSTUK 6 OVERIGE KOSTENSOORTEN
Artikel 21 Eigen bijdrage rechtsbijstand
Voor vergoeding komen enkel in aanmerking de kosten op grond van artikel 4 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand, met dien verstande dat de mogelijke korting op de eigen bijdrage als via het Juridisch Loket naar een advocaat wordt verwezen op de bijstand in mindering wordt gebracht.
Aldus besloten tijdens de vergadering van het college van burgemeester en wethouders der gemeente Heerlen van 25 juni 2024.
de plv. burgemeester,
J.M.M. Clemens
de plv. secretaris,
B.F.H. Mennens
In deze beleidsregel worden beleidsuitgangspunten vastgelegd. Deze hebben betrekking op zowel bijzondere bijstand op basis van de Participatiewet als bovenwettelijk begunstigend gemeentelijk beleid.
(Alleen artikelen waarbij een toelichting noodzakelijk is, zijn opgenomen)
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE RICHTLIJNEN
Ongeacht de kostensoort, kan bijzondere bijstand tót 1 maart na het kalenderjaar waarin de kosten zijn opgekomen worden ingediend. Dit geldt ook indien de kosten reeds zijn voldaan.
Artikel 4 Het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen
We houden geen rekening met kostendelers. Met de introductie van de kostendelersnorm op 1 januari 2015 zouden veel mensen die voor deze datum bijzondere bijstand ontvingen, na 1 januari 2015 geen recht meer hebben op bijzondere bijstand. Dat willen we niet. Daarom wordt, bij de vaststelling van de draagkracht, géén rekening gehouden met de kostendelersnorm. Uitgegaan wordt van de bijstandsnormen uit artikelen 20 t/m 24 van de Participatiewet.
Indien er sprake is van een lopend WSNP-traject, MSNP-traject of saneringskrediet, dan wordt de belanghebbende geacht geen draagkracht te hebben. Om het voor de uitvoering makkelijker te maken, tellen we daarom het inkomen en vermogen van deze persoon in zijn geheel niet mee. Er kan vanuit worden gegaan dat dit bij een WSNP-traject het geval is per de datum die de Rechtbank in haar uitspraak als ingangsdatum aangeeft. Bij een MSNP-traject of saneringskrediet is dit per de datum dat de eerste keer gedurende het traject aan de schuldeisers wordt afgelost. In alle drie de gevallen gaat men, bij de berekening van de draagkracht, uit van de eerste van die desbetreffende maand.
Uit artikel 35 lid 1 Pw volgt dat rekening dient te worden gehouden met een toegekende (of toe te kennen) studietoeslag of individuele inkomenstoeslag bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand. Dit is ongewenst. De studietoeslag en de individuele inkomenstoeslag worden dan ook, voor de vaststelling van de draagkracht, niet in aanmerking genomen.
Tot 1 januari 2024 was de draagkrachtperiode gelijk aan het kalenderjaar waarin de kosten opkomen (oude artikel 3 lid 1). In de praktijk leidde dit echter tot rechtsongelijkheid. Verschillende uitkomsten waren dan ook mogelijk en waren afhankelijk van het moment waarop een aanvraag voor bijzondere bijstand werd ingediend. Dit is ongewenst. Met de nieuwe werkwijze, waarbij de draagkrachtperiode wordt vastgesteld voor 12 maanden met ingang van de eerste van de maand waarin de kosten zich voordoen, wordt dit voorkomen.
In lid 1 is opgenomen dat de draagkrachtperiode wordt vastgesteld voor 12 maanden met ingang van de eerste van de maand waarin de kosten zich voordoen. Dit artikel is er ingezet om te voorkomen dat mensen waarvan verwacht wordt dat zij een inkomen en vermogen hebben dat niet aanmerkelijk zal stijgen, opnieuw onderworpen worden aan een nieuwe draagkrachtberekening. Zo kan de bijzondere bijstand voor een langere periode worden vastgesteld. Dit geldt bijvoorbeeld voor mensen met een AIO-uitkering.
Een vastgestelde draagkracht kan gedurende de draagkrachtperiode gewijzigd worden bij een aanmerkelijke wijziging in de financiële omstandigheden. Denk hierbij aan verandering in hoogte van inkomen, de start/het einde van een WSNP, MSNP of schuldsaneringskrediet óf de situatie waarin er gedurende de draagkrachtperiode sprake blijkt te zijn van een gezamenlijke huishouding (of deze juist ten einde komt).
Artikel 6 Vaststelling maandinkomen
In het nieuwe artikel 6 is precies vastgesteld hoe het in aanmerking te nemen inkomen berekend dient te worden. Indien de belanghebbende of het gezin in de maand waarin de kosten zich voordoen een inkomen heeft dat vast is en waarvan het dan ook aan te nemen is dat dit inkomen de resterende draagkrachtperiode onveranderd zal blijven, dan wordt het inkomen vastgesteld door dit maandinkomen maal twaalf maanden te nemen. Op het moment dat de belanghebbende of het gezin in de maand voorafgaande aan de maand waarin de kosten zich voordoen een inkomen heeft dat niet vast is en dus maandelijks varieert in hoogte (en de verwachting ook is dat dit zo zal blijven), dan wordt – ingevolge lid 3 – uitgegaan van het gemiddelde van de laatste zes maanden voorafgaande aan de aanvraagdatum.
In lid 4 is vastgelegd dat indien ten tijde van de aanvraag al bekend is dat het inkomen binnen 12 maanden aanmerkelijk zal veranderen of inmiddels is veranderd, het in aanmerking te nemen inkomen – in afwijking van het bepaalde in lid 2 en 3 – kan worden berekend door rekening te houden met die feitelijke nieuwe situatie.
Het college kan bijzondere bijstand weigeren als de kosten, binnen twaalf maanden, het bedrag genoemd in artikel 35 lid 2 Pw niet te boven gaan. De gemeente Heerlen heeft een lager drempelbedrag vastgesteld van € 50,00 per kalenderjaar. Dit betekent dat de eerste € 50,00 per kalenderjaar voor rekening van de belanghebbende of het gezin komt en kan worden beschouwd als een eigen bijdrage.
Een samenwerkingsverband van 18 Zuid-Limburgse gemeenten (Beek, Brunssum, Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Maastricht, Meerssen, Nuth, Onderbanken, Schinnen, Simpelveld, Sittard-Geleen, Stein, Vaals, Valkenburg aan de Geul en Voerendaal) biedt aan inwoners met een laag inkomen de mogelijkheid om deel te nemen aan een collectieve zorgverzekering. De huidige collectieve zorgverzekeraar is VGZ. De collectieve zorgverzekering bestaat uit twee integrale pakketten van basisverzekering en aanvullende verzekering. Deelnemers hebben hierin een keuze. Onder ‘laag inkomen’ wordt verstaan een inkomen tot 150% van de toepasselijke bijstandsnorm.
Hiermee wordt bedoeld dat de mogelijke vergoeding op grond van de gemeentelijke collectieve zorgverzekering VGZ Zuid-Limburgpakket leidend is. Het VGZ-Zuidlimburgpakket kent twee pakketten: het compact-pakket en het uitgebreid pakket. Gekeken wordt naar de vergoedingen uit het uitgebreide pakket. We verstrekken geen bijzondere bijstand als deze gemeentelijke collectieve zorgverzekeraar een volledige vergoeding voor de kosten kent, zulks ongeacht of mensen al dan niet deelnemen aan deze gemeentelijke collectieve zorgverzekering of bij een andere zorgverzekeraar verzekerd zijn. Als iemand bijvoorbeeld bij CZ verzekerd is en deze verzekeraar kent een lagere vergoeding, dan wordt voor het verschil geen bijzondere bijstand verleend.
De collectieve zorgverzekeraar vergoedt niet alles (volledig). In dat geval wijzen we niet zonder meer af. De Wet langdurige zorg (Wlz), de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Zorgverzekeringswet (Zvw) gelden als voorliggende, toereikende en passende voorziening. We voeren bovenwettelijk begunstigend beleid, gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
• we gaan uit van de vergoeding van de gemeentelijke collectieve zorgverzekering;
• het moet gaan om reguliere geneeskunde c.q. een erkende behandeling;
• de kosten moeten in Nederland opkomen;
• er moet sprake zijn van een gebruikelijk kostenniveau;
• er moet sprake zijn van een aantoonbare medische noodzaak;
• er moet sprake zijn van bijzondere individuele omstandigheden; én
• de kosten kunnen niet uit eigen inkomen/vermogen betaald worden.
Onder zelfzorgmiddelen vallen zowel zelfzorggeneesmiddelen als andere medische zelfzorgmiddelen. Een zelfzorgmedicijn of zelfzorggeneesmiddel is een eenvoudig medicijn dat zonder recept verkrijgbaar is, zoals pijnstillers, hoestdranken, neusdruppels, anti-diarreemiddelen, anti-wagenziekte, smeermiddelen tegen spierpijn of pijn na kneuzingen en voedingssupplementen. Voorbeelden zijn onder andere maar niet uitsluitend: paracetamol, ibuprofen, aspirine, trachitol, antimycotica, antacida en vitamine B-12.
Naast zelfzorggeneesmiddelen zijn er ook andere medische zelfzorgmiddelen, zoals apparatuur om de bloeddruk te meten, thermometers etc. Deze kosten komen niet voor vergoeding via de bijzondere bijstand in aanmerking.
Lid 3 sub b Reguliere geneeskunde
Bijzondere bijstand is enkel mogelijk voor wetenschappelijk aanvaarde behandelingen waarvoor alge- meen aanvaard wetenschappelijk bewijs van geneeskundige effectiviteit geleverd is. De kosten van alternatieve en experimentele geneeswijzen alsmede kwakzalverij komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Lid 3 sub c Behandeling in Nederland
De bijstand is gebaseerd op het territorialiteitsbeginsel. Dat betekent dat in beginsel geen vergoeding mogelijk is voor kosten die buiten Nederland gemaakt worden. Alleen bij zeer dringende redenen kan van dit uitgangspunt worden afgeweken. Er moet dan sprake zijn van een acute noodsituatie.
Lid 3 sub d Uitgesloten van verzekering
De Rijksoverheid beslist wat er in het basispakket zit en de aanvullende verzekeraar (in het huidige geval het VGZ Zuid-Limburgpakket) wat er in de aanvullende verzekering zit. Als kosten onder beide zijn uitgesloten, vindt er ook geen vergoeding via de bijzondere bijstand plaats. Een bekend voorbeeld van dergelijke niet voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn maagzuurremmers en benzodiazepinen (slaap- en kalmeringsmiddelen). Een ander voorbeeld zijn Ivf-behandelingen boven een bepaalde leeftijd.
Artikel 9 Personenalarmering en maaltijdvoorziening
Voor de beoordeling van de noodzaak van deze kosten was voorheen een onafhankelijk medisch advies verplicht. Dat werkte vertragend en kostenverhogend dus dat is niet meer verplicht. Als door het college daartoe gemandateerde, kan de inkomensconsulent de noodzaak zelf bepalen.
Als de noodzaak voor een maaltijdvoorziening vast staat, dan komt de gemeente Heerlen tegemoet in de kosten. Ingewikkelde berekeningen of de declaratie van maaltijden kunnen we eenvoudiger tegemoetkomen met een vast bedrag per maand, ongeacht de daadwerkelijke kosten.
Artikel 10 Algemene bepalingen betreffende woonkosten
Tot 1 januari 2024 was het afsluiten van een lening bij de Kredietbank Limburg een voorliggende voorziening. Vanaf 1 januari 2024 is dit de Kredietbank Nederland.
Er van uit wordt gegaan dat de belanghebbende of het gezin het vermogen aanwendt voor de woonkosten. Het bescheiden vrij te laten vermogen, zoals bedoeld in artikel 34 lid 3 Pw, wordt daarom voor de kosten van dit hoofdstuk niet vrijgelaten. Het volledige vermogen wordt als draagkracht in aanmerking genomen.
Artikel 11 Duurzame gebruiksgoederen, eerste maand huur en borg huurwoning
Uit de wet volgt dat bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen en borg huurwoning enkel kunnen worden verstrekt in de vorm van een geldlening. Als de bijstand in de vorm van een geldlening wordt verstrekt, dan dient de belanghebbende of het gezin toestemming te geven voor inhouding van de aflossing op de periodieke uitkering. Onnodige instroom van vorderingen moet worden voorkomen. Indien belanghebbende reeds een lopend WSNP, MSNP of schuldsaneringskrediet heeft, gaat de terugbetalingsverplichting van de leenbijstand pas in na afronding van het traject. Aan de belanghebbende met schulden maar zonder lopend WSNP, MSNP of schuldsaneringskrediet wordt het aanbod gedaan zich te melden bij het Team Schuldhulpverlening.
HOOFDSTUK 4 FINANCIËLE HULPVERLENING
Deze bepaling geldt voor personen die op of na 1 juli 2024 onder budgetbeheer zijn gekomen, omdat de beleidsregel op deze datum in werking is getreden.
HOOFDSTUK 5 JONGEREN- EN WOONKOSTENTOESLAG
Bijzondere bijstand voor algemeen noodzakelijke bestaanskosten van zelfstandig wonende jongeren van 18 tot 21 jaar wordt verleend als en voor zover:
a. Er sprake is van noodzakelijke kosten van het bestaan waarin niet kan worden voorzien door het delen van deze kosten met (een) ander(en);
b. voor de kosten geen beroep kan worden gedaan op de ouders, omdat:
• de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn; of
• de jongere redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken.
De jongere bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval geacht zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders redelijkerwijs niet te gelde te kunnen maken als:
a. de ouder(s) is/zijn overleden; of
b. de jongere in het kader van de Wet op de jeugdhulpverlening buiten het gezin is geplaatst; óf
c. er sprake is van een acute crisissituatie, waarin door de minderjarige zelf geen verandering kan worden gebracht. Hiertoe dient een indicatie te worden gegeven door een hulpverlenende instantie; óf
d. er is een andere dringende reden waardoor de jongere zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken én de jongere woont op de ingangsdatum van de bijstandverlening 12 maanden of langer zelfstandig.
Artikel 17 Woonkostentoeslag huurwoning
Woonkostentoeslag vult gaten op die de huurtoeslag laat vallen. Bedragen de woonkosten meer dan de maximale huurgrens, dan kan op grond van individuele omstandigheden overwogen worden om een (aanvullende) woonkostentoeslag te verlenen. In dit verband wordt in ieder geval aandacht besteed aan het betoonde besef van verantwoordelijkheid: was er reeds sprake van deze hoge woonkosten voordat men in bijstandsbehoeftige omstandigheden verkeerde? Was de ontstane situatie te voorzien en dus te voorkomen? Daarnaast speelt de situatie op de lokale woningmarkt een rol. Als er aanleiding bestaat om een woonkostentoeslag te verstrekken, dan wordt de hoogte hiervan vastgesteld op het verschil tussen de vastgestelde woonkosten en de eigen bijdrage die verschuldigd zou zijn bij een huur gelijk aan de maximale huurgrens. De woonkostentoeslag wordt in dit geval toegekend voor de periode van maximaal 1 jaar. Daarbij wordt de verplichting, op grond van artikel 55 Pw, opgelegd om te zoeken naar goedkopere huisvesting én deze te aanvaarden. De periode waarover de woonkostentoeslag is toegekend, kan na afloop voor maximaal zes maanden worden verlengd als het nog niet beschikken over goedkopere woonruimte niet verwijtbaar is.
Artikel 18 Woonkostentoeslag eigendomswoning
Eigenaren van woningen hebben geen recht op huurtoeslag. Bij een laag inkomen en hoge woonkosten kunnen zij in aanmerking komen voor woonkostentoeslag. Bij bepaling van de hoogte hiervan wordt aangesloten bij de regels voor woonkostentoeslag aan huurders, dus het systeem van de WHT. Een verschil is echter dat woonkostentoeslag aan eigenaren jarenlang kan voortduren, terwijl huurders doorgaans doorschuiven naar de huurtoeslag.
De woonkosten van eigenaren die in aanmerking worden genomen zijn:
■ De rente die verband houdt met de woning. Het gaat hier meestal om hypotheekrente. De jaarlijks te ontvangen rijkssubsidie die betrekking heeft op de verschuldigde hypotheekrente (de zogenaamde hypotheekrenteaftrek) moet hierop in mindering worden gebracht. Hypotheekrente voor leningen anders dan voor de woning, bijv. voor een auto of caravan, mogen niet worden meegeteld; én
■ Zakelijke lasten in verband met het hebben van eigendom, zoals:
■ eigenaarsdeel waterschapslasten;
■ eigenaarsdeel onroerende zaakbelasting (dus niet het gebruikersdeel).
De aflossing van de hypotheek telt niet mee; dit geldt dus ook voor de premies van zogenaamde spaarhypotheken.
Artikel 19 Woonkostentoeslag doorgangshuis Blijf van mijn lijf
Personen die verblijven in een doorstroomhuis van de Stichting Blijf van mijn Lijf staan niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) op het adres van het doorstroomhuis. Zij kunnen daarom geen huurtoeslag claimen. Bijzondere bijstand voor woonkostentoeslag kan daarom op aanvraag worden verstrekt als aan alle andere voorwaarden voor het recht wordt voldaan.
Ondernemers kunnen de gemeente sinds 2021 verzoeken om toegelaten te worden tot de gemeentelijke schuldhulpverlening. Veel ondernemers die zich melden kunnen echter niet met hun schulden worden geholpen omdat het hen ontbreekt aan een deugdelijke boekhouding. Middelen om de boekhouding op orde te brengen en adequate (vrijwillige) hulp ontbreken of zijn niet passend. Om te voorkomen dat de onderneming moet worden gestaakt of dat een (ex-)ondernemer vanwege zijn schuldenlast aan de rand van de samenleving belandt, kan de (ex-)ondernemer om bijzondere bijstand voor boekhoudkosten verzoeken. Deze (ex-)ondernemer moet hiervoor zijn toegelaten tot de gemeentelijke schuldhulpverlening. Hieruit volgt de veronderstelling dat de verzoeker niet beschikt over financiële draagkracht. Uit het plan van aanpak cf. de Wgs zal moeten blijken dat de gebrekkige boekhouding een beletsel vormt om verdere hulp te bieden. Een gebrekkige boekhouding kan tot drie voorgaande boekjaren worden gerepareerd. De vergoeding hiervoor bedraagt € 1.500,- per boekjaar met een maximum van drie boekjaren. De bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een geldlening die na afloop van het schuldhulpverleningstraject moet worden terugbetaald. Heeft de
(ex-)ondernemer voldoende meegewerkt én wordt het schuldhulpverleningstraject positief afgerond dan wordt de lening op grond van het Convenant Minnelijke Schuldsanering tegen finale kwijting kwijtgescholden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-282755.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.