Gemeenteblad van Westerkwartier
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Westerkwartier | Gemeenteblad 2024, 282255 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Westerkwartier | Gemeenteblad 2024, 282255 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Nadere regels Wmo gemeente Westerkwartier
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerkwartier d.d. 30 januari 2024;
gelet op artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikel 32 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Westerkwartier 2024;
vast te stellen de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Westerkwartier 2024
In deze Nadere regels en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
AIN-plan/ondersteuningsplan: een door de Wmo-consulent in samenspraak met een client of zorgaanbieder opgesteld plan met de omschrijving van de mogelijkheden en onmogelijkheden die de cliënt heeft bij het oplossen van zijn beperking in de zelfredzaamheid en participatie of problemen bij het zich handhaven in de samenleving en waarin de eventuele oplossingen aan de hand van de stappen van de CRvB worden vastgelegd in begrijpelijke taal;
Budgetplan: het plan dat de cliënt bij de aanvraag voor een PGB indient, waarin de keuze voor een PGB in plaats van zorg in natura wordt gemotiveerd en waarin aangegeven wordt aan welke vorm van ondersteuning het budget besteed gaat worden, door wie de ondersteuning geleverd gaat worden en welke activiteiten uit het budget betaald gaan worden;
Cliëntondersteuner: een onafhankelijk persoon die de cliënt informeert, adviseert, en/of begeleidt bij vragen, problemen, klachten of bezwaren in verband met de, al of (nog) niet verstrekte ondersteuning vanuit de Wmo, Jeugd of de Participatiewet. Sociaal Werk De Schans beschikt over cliëntondersteuners.
Eigen kracht: de eigen mogelijkheden en het probleemoplossende vermogen, (capaciteit) tijd en middelen van de cliënt en/of de leefeenheid van de cliënt om zelf of personen uit het sociaal netwerk van de cliënt de beperking in de zelfredzaamheid en/of participatie of problemen bij het zich handhaven in de samenleving op te lossen;
Persoonsgebonden budget (hierna PGB): PGB als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet, zijnde een bedrag waaruit namens het college betalingen gedaan kunnen worden voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een individuele maatwerkvoorziening behoren en die de cliënt van derden heeft betrokken;
Professional: beroepskracht met (diploma of ervaringscertificaat en) aantoonbare specifieke kennis en vaardigheden ten aanzien van de beperking of problematiek van de cliënt en/of de benodigde ondersteuning, die (aantoonbaar) voldoet aan de in de branche geldende kwaliteitseisen én een gericht op de voorziening passende registratie heeft bij de Kamer van Koophandel of in het beroepsregister of in loondienst is bij een formele zorgaanbieder;
Zelfredzaamheid: het in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL) en het voeren van een gestructureerd huishouden. De noodzakelijke ADL in het kader van de zelfredzaamheid betreffen: in- en uit bed komen, aan- en uitkleden, bewegen, lopen, gaan zitten en weer opstaan, lichamelijke hygiëne, toiletbezoek, eten en drinken, medicijnen innemen, ontspanning en sociaal contact;
Artikel 2 Melding behoefte aan ondersteuning
Een melding van behoefte aan ondersteuning kan door of namens de cliënt worden gedaan. De persoon die namens de cliënt een melding doet, hoeft niet een vertegenwoordiger van de cliënt te zijn. Maar kan ook een huisgenoot of iemand uit het sociale netwerk van de cliënt, een professionele hulpverlener, arts of het transferpunt van het ziekenhuis zijn.
Een melding kan worden gedaan bij de medewerkers van de Wmo of bij de zorgaanbieders DNZT of MIEP. Bij de zorgaanbieders kan alleen een melding worden gedaan voor hulp bij het huishouden, begeleiding 75+ en kortdurend verblijf 75+. Deze zorgaanbieders doen het onderzoek naar de hulpvraag van de inwoner op het gebied van hulp bij het huishouden, begeleiding 75+ en kortdurend verblijf.
Is een cliënt al uitgebreid bekend vanwege een eerdere melding? Of betreft het een melding via een transferpunt van het ziekenhuis voor een tijdelijke ondersteuning in het huishouden of een vervanging van een hulpmiddel vanwege technische mankementen bij een ongewijzigde situatie? Dan kan dit een reden zijn om af te zien van een nader onderzoek. Dit dient altijd in overleg en met goedkeuring van de cliënt plaats te vinden.
Artikel 4 Onderzoek naar ondersteuningsbehoefte
Voor het onderzoek naar de melding van de behoefte aan ondersteuning geldt een behandeltijd van maximaal 6 weken gerekend vanaf de melding. Indien vanwege de zorgvuldigheid van het onderzoek de termijn niet gehaald wordt, dan wordt met de cliënt contact opgenomen over de verlenging van de termijn. Stemt de cliënt in met verlenging van de termijn dan wordt dit schriftelijk bevestigd onder vermelding van de verwachting waarbinnen het onderzoek wel is afgerond.
Artikel 5 Het gesprek in het kader van het onderzoek
Het opvragen van de gevraagde gegevens mag uitsluitend als de cliënt daar toestemming voor geeft. Het moet voor de cliënt duidelijk zijn wie de gegevens opvraagt, bij wie de gegevens opgevraagd worden, om welke gegevens het gaat en wat het doel is. Ook kan met de cliënt afgestemd worden dat hij zelf de gevraagde gegevens opvraagt.
De cliënt krijgt de mogelijkheid een reactie te geven op het AIN-plan. Daarvoor krijgt de cliënt 2 weken de tijd. Zo nodig worden objectief vast te stellen onjuistheden in het AIN-plan aangepast. Opmerkingen en aanvullingen van de cliënt worden toegevoegd aan het AIN-plan en meegewogen in de uiteindelijke afweging.
Indien uit het onderzoek blijkt dat hulp beschikbaar is uit het sociaal netwerk of een voorliggende voorziening of een individuele maatwerkvoorziening voor de cliënt niet passend is, staat het de cliënt vrij om toch een aanvraag in te dienen. Op die aanvraag neemt het college dan een besluit, welke wordt vastgelegd in een beschikking aan de cliënt.
Indien de cliënt geen medewerking verleent aan een zorgvuldig onderzoek, én zonder dit onderzoek de passendheid en toegankelijkheid van een individuele maatwerkvoorziening of een andere voorziening niet kan worden vastgesteld, dan adviseert degene die het onderzoek doet negatief op de aanvraag van de cliënt.
Artikel 9 Algemeen toetsings- en afwegingskader
Om te bepalen of ondersteuning in de vorm van een individuele maatwerkvoorziening voor de cliënt passend en toegankelijk is worden de onderstaande aspecten gewogen en/of getoetst:
Eigen kracht: de mate waarin de cliënt en/of de leefeenheid van de cliënt zelf of samen met het sociaal netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen zelf oplossingen kan vinden/heeft gevonden om het aanvaardbare niveau in de zelfredzaamheid of in de participatie dan wel het zich handhaven in de samenleving te bereiken of behouden.
Mantelzorg: de mate waarin personen uit het sociaal netwerk van de cliënt bereid en in staat zijn om mantelzorg te bieden. Er dient onderzocht te worden of de mantelzorgers hierbij ondersteuning nodig hebben om (dreigende) overbelasting tegen te gaan. Daarbij dient er gekeken te worden naar gebruikelijke hulp, mantelzorg, werk en de persoonlijke omstandigheden van de mantelzorger(s). Mantelzorg is niet afdwingbaar en mag niet ten koste gaan van (het zoeken naar) werk, inkomen of welzijn van de mantelzorger(s).
Andere voorzieningen: de mogelijkheden van de cliënt om gebruik te maken van algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen en/of voorzieningen vanuit andere wetgeving zoals kinderopvang, zorgverzekeringswet, Wet langdurige zorg, wetten of regelingen uitgevoerd door het UWV of de Participatiewet.
Goedkoopst adequate voorziening: de mate waarin de voorziening voor de cliënt duurzaam bijdraagt aan het behalen van het resultaat. Zijn er meer mogelijkheden adequaat, dan wordt gekozen voor de, naar objectieve maatstaven, goedkoopste voorziening. Hierbij wordt rekening gehouden met de gebruiksduur en de intensiteit van het gebruik.
De budgethouder is verplicht om gedurende de gebruiksduur de aangeschafte voorziening voldoende te laten onderhouden en, voor zover van toepassing, toereikend te verzekeren. In het geval van een scootmobiel, aangepaste fiets met hulpmotor of een elektrische rolstoel is de budgethouder verplicht een allriskverzekering af te sluiten gedurende de gebruiksduur van het hulpmiddel.
Ingeval het gebruik van de voorziening welke met een PGB is aangeschaft, is beëindigd en de gebruiksduur van de voorziening niet geheel is verstreken, is de budgethouder in beginsel verplicht de voorziening te retourneren dan wel de restwaarde onder verrekening van eventueel ingebrachte eigen middelen, aan het college te vergoeden.
Artikel 17 Toegang tot hulp bij het huishouden zorg in natura (nieuwe cliënten)
Nieuwe cliënten (cliënten die voor het eerst hulp bij het huishouden aanvragen) komen in aanmerking voor hulp bij het huishouden als zij voldoen aan één van volgende voorwaarden:
Om te beoordelen of de cliënt in aanmerking komt voor een woonvoorziening worden de volgende aspecten meegewogen:
Het bezoekbaar maken van één woonruimte waarbij de persoon met een beperking in ieder geval de woonkamer en een toiletvoorziening kan bereiken en gebruiken, wordt beschouwd als een bouwkundige of woontechnische aanpassing wanneer de persoon met een beperking woonachtig is in een instelling voor langdurige zorg. Van belang is verder dat het gaat om een frequent bezoek aan een belangrijk contact, zoals ouders of partner.
Cliënten die wonen in levensloopbestendige woningen voor ouderen of gehandicapten beschikken in principe over de voor deze doelgroep vaak specifieke benodigde voorzieningen, zoals een lift, elektrische deuropeners, en zijn de woningen vaak al toegankelijk met een rollator of rolstoel. Waardoor er sprake is van algemeen gebruikelijke voorzieningen. Wanneer een dergelijke woning specifiek wordt aangeboden aan ouderen of gehandicapten, mag van de verhuurder of de VVE verwacht worden dat deze is ingericht op het adequaat kunnen wonen door ouderen of gehandicapten.
Renovatie van woonvoorzieningen, die ook onder normale omstandigheden vervangen zouden moeten worden vanwege het einde van (economische) levensduur worden in beginsel niet vanuit de Wmo vergoed. Mits deze kosten gedragen kunnen worden door een cliënt met een inkomen op het minimumniveau. Daarbij wordt de volgende afschrijvingstermijnen gehanteerd; voor een keuken 15 jaar, voor een toilet 15 jaar en een badkamer 25 jaar.
In het geval er nagelvaste of roerende woonvoorziening(en) is/zijn ingezet voor een client en deze cliënt is komen te overlijden of de cliënt is permanent verhuisd naar een instelling op grond van de Wlz, dan worden er met de achterblijvende partner van de client afspraken gemaakt over het al dan niet achterlaten van de woonvoorziening(en) in de woning. Deze afspraken worden vastgelegd in een beschikking aan de partner.
Artikel 19 Terugbetaling bij verkoop
De eigenaar, die een woningaanpassing heeft ontvangen dat heeft geleid tot waardestijging van de woning, dient bij de verkoop van de woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient te worden terugbetaald volgens een overeengekomen afschrijving.
Artikel 20 (Pré-)mantelzorgwoning
Mantelzorg is intensieve zorg of ondersteuning, die de gebruikelijke zorg overstijgt. Deze vorm van zorg moet komen vanuit een sociale relatie tussen mantelzorger en de verzorgde: bijvoorbeeld iemand die zijn ouders in huis neemt om hen te verzorgen. Onder bepaalde voorwaarden kan er vergunningsvrij een mantelzorgwoning bij een bestaande woning gebouwd worden. Ook is het soms mogelijk om een bijgebouw bij een woning tijdelijk in gebruik te nemen als mantelzorgwoning of een mantelzorgwoning inpandig te realiseren.
Artikel 21 Vervoersvoorzieningen
De compensatieplicht voor een vervoersvoorziening beperkt zich tot het verplaatsen in de directe woon- en leefomgeving, tenzij er sprake is van bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden en waarbij het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.
De cliënt heeft ten behoeve van zijn zelfredzaamheid en participatie een zelfstandige vervoersbehoefte voor het zich (lokaal) verplaatsen en kan vanwege zijn beperking geen gebruik maken van algemene (gebruikelijke) voorzieningen, zoals een (elektrische) fiets, brommer/scooter, auto en/of het openbaar vervoer. Uitgangspunt is dat volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar een zelfstandige vervoersbehoefte hebben. Jongere kinderen zullen vrijwel altijd onder begeleiding van hun ouders zich verplaatsen.
Collectief vervoer is een maatwerkvoorziening. Met het collectief vervoer kan een persoon met beperkingen zich lokaal verplaatsen van deur tot deur, waarbij geldt dat:
er maximaal 25 kilometers enkele reis, gerekend van het woonadres, gereisd kan worden, waarbij in ieder geval ook de puntbestemmingen bereikt kunnen worden1. Boven de 25 kilometer geldt het tarief van de vervoerder;
Artikel 23 Financiële tegemoetkoming (aannemelijke meerkosten)
Het college kan in overeenstemming met het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, op aanvraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben en die een inkomen hebben tot 120% van de bijstandsnorm, jaarlijks een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.
Het college kan, naast de genoemde situatie artikel 23 lid 1 van de nadere regels, op grond van artikel 1.1.1. van de wet (lees maatwerkvoorziening), op aanvraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen een financiële tegemoetkoming voor diverse voorzieningen verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.
De hoogte van de door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening (woonvoorzieningen van niet bouwkundige of woontechnische aard) bedraagt:
voor roerende woonvoorzieningen, niet zijnde woningsanering, 100% van de aanschafkosten, tenzij de roerende woonvoorzieningen in natura worden verstrekt.
voor kosten van woningsanering, afhankelijk van de leeftijd van de stoffering 100% tot nihil. Daarbij geldt het volgende vergoedingsschema:
Aldus besloten in de vergadering van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerkwartier, d.d. 30 januari 2024
Ard van der Tuuk, burgemeester
Ruud Kleijnen, secretaris
Bijlage 1: Protocol Indicatieadvisering hulp bij het huishouden gemeente Westerkwartier 2020
Op 1 januari 2015 is de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) ingegaan. Dit is het moment geweest dat veel gemeenten hun indicatiebeleid ten aanzien van de Wmo hebben aangepast. Dat heeft tot een flink aantal rechtszaken ten lande geleid. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft op 18 mei 2016 een drietal richtinggevende uitspraken gedaan over hulp bij het huishouden onder de Wmo 2015. Een belangrijk punt uit die uitspraken is dat als de gemeente een andere richtlijn dan de CIZ-richtlijn hanteert, de door de gemeente gehanteerde normtijden voor een schoon en leefbaar huis moet berusten op objectief en onafhankelijk onderzoek. De CRvB heeft aangegeven dat wanneer dat onderzoek heeft plaatsgevonden door KPMG of Bureau HHM en de gemeente niet afwijkt van de door hen gestelde normtijden, dat het onderzoek deugdelijk en op goede gronden berust.
In de gemeente Westerkwartier is er de behoefte ontstaan om voor hulp bij huishouden ook te gaan werken met normtijden. Het geeft cliënten en consulenten duidelijkheid over de kaders waarbinnen hulp bij het huishouden kan worden toegekend. Echter het inschakelen van KPMG of Bureau HHM kost veel tijd en geld. Uit uitspraken van de CRvB is gebleken dat gemeenten gebruik mogen maken van het beleid van een andere gemeente, die de normtijden van KPMG of Bureau HHM hanteert, mits dan ook het beleid voor hulp bij het huishouden van die gemeente wordt overgenomen. De gemeente Voerendaal maakt sinds 2018 gebruik van een protocol indicatieadvisering hulp bij het huishouden op basis van onderzoek door Bureau HHM. Dit protocol wordt nu gebruikt om de normtijden voor hulp bij het huishouden over te nemen. Dit protocol heeft de voorkeur boven het veel oudere, maar wel door de CRvB erkende, CIZ-protocol uit 2006, omdat het protocol van de gemeente Voerendaal duidelijker en concreter is dan het CIZ-protocol. Als we gebruik maken van een protocol, dan moet het protocol duidelijk zijn en geen onnodige vragen oproepen. Wel mag duidelijk zijn dat overeind blijft staan het principe van de Wmo dat er in alle gevallen maatwerk geleverd moet worden.
Maatschappelijke ondersteuning
In artikel 1.1.1. van de Wmo wordt maatschappelijke ondersteuning uitgelegd aan de hand van de volgende drie doelen:
Het bieden van hulp bij het huishouden kan onder verantwoordelijkheid van de Wmo vallen op grond van het derde doel. De beoordeling hiervan vindt altijd plaats op basis van een onderzoek waar een gesprek en een verslag deel van uitmaken. In dit onderzoek worden onder andere voorliggende wettelijke bepalingen en regelingen, eigen kracht, gebruikelijke hulp, mantelzorg, hulp uit het sociale netwerk, algemeen gebruikelijke voorzieningen en beschikbare algemene voorzieningen betrokken.
Als een cliënt een indicatie heeft voor een maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden kan hij kiezen voor hulp bij het huishouden in de vorm van zorg in natura. De gemeente zorgt er voor dat de zorg wordt geleverd een van gecontracteerde zorgaanbieders. De client kan dan een keuze maken uit een van de gecontacteerde zorgbieders.
Daarnaast kan een cliënt ook kiezen voor hulp bij het huishouden in de vorm van een PGB. Hiervoor ontvangt de cliënt een budget, waarmee hij zelf hulp kan inkopen. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) beheert het budget en betaalt rechtstreeks aan de zorgverlener. De cliënt bepaalt zelf wat, waar en wanneer dient te gebeuren. De client verzorgt een administratie en dient daarvoor verantwoording af te leggen.
De beoordeling voor hulp bij het huishouden in de vorm van zorg in natura of in een PGB is gelijk. Er wordt onderzoek gedaan en op basis daarvan neemt het college of het wel of niet toekennen van hulp bij het huishouden. Bij de toekenning, ongeacht de vorm, bepaalt de gemeente de aard en de omvang uitgedrukt in uren en minuten van de hulp. Daarnaast wordt de geldigheidsduur van indicatie bepaalt aan de hand van de specifieke situatie van de cliënt. De maximale geldigheidsduur bedraagt drie jaar.
Uitgangspunten voor hulp bij het huishouden
1. Beperkingen in het voeren van het huishouden
Als er beperkingen zijn bij het voeren van een huishouden of wanneer er sprake is van een (dreigend) disfunctioneren van het huishouden, kan hulp bij het huishouden als maatwerkvoorziening worden ingezet.
Dit kan gedeeltelijke of volledige overname zijn van huishoudelijke taken. Indien van toepassing kan dit ook de verzorging van gezonde, jonge gezinsleden bij uitval van ouders en/of verzorgers zijn.
Oorzaken van het (dreigende) disfunctioneren zijn een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, een verstandelijke, lichamelijke of zintuigelijke handicap of een psychosociaal probleem.
Het doel van hulp bij het huishouden kan zijn het schoonhouden van het huis en/of het verrichten van de dagelijks voorkomende huishoudelijke activiteiten, maar ook het ondersteunen bij het organiseren van het huishouden. Resultaat moet zijn dat de cliënt en zijn eventuele gezinsleden beschikken over een schoon en leefbaar huis.
2. De leefeenheid is primair zelf verantwoordelijk
Indien tot de leefeenheid, waarvan de cliënt onderdeel uitmaakt, één of meer huisgenoten behoren die beschikbaar en in staat zijn, om het huishoudelijke werk te verrichten of over te nemen, komt men niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden. Er is dan sprake van “gebruikelijke zorg”.
Onder huisgenoot wordt verstaan: “een persoon die – ofwel op basis van een familieband, of wel op basis van een bewuste keuze één huishouden vormt of gezamenlijk een gemeenschappelijke woning bewoont met de persoon die beperkingen ondervindt.”
Onder leefeenheid wordt verstaan: “alle bewoners die een gemeenschappelijke woning bewonen met als doel een duurzaam huishouden te voeren.”
Onder een duurzaam huishouden wordt verstaan: “alle huisgenoten met een gezamenlijke huisvesting, die samen bijdragen in de kosten van de huishouding dan wel op een andere wijze in elkaars verzorging voorzien.”
Om vast te stellen of iemand in de gemeente Westerkwartier woonachtig is, volstaat doorgaans het raadplegen van de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA, thans BRP). Uit onderzoek dient vastgesteld te worden waar de huisgenoot zijn duurzame huishouding voert.
Onder een schoon en leefbaar huis vallen de volgende vertrekken: woonkamer, keuken, slaapkamer(s), sanitair en de hal.
De volgende onderdelen kunnen onder hulp bij het huishouden vallen:
Onder lichte en zwaar huishoudelijk werk vallen de volgende activiteiten:
In het verslag en de beschikking wordt opgenomen voor welke van de bovenstaande onderdelen de maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden wordt verstrekt en wat de omvang en hoogte van de indicatie is. De omvang van de indicatie wordt gebaseerd op de in dit protocol vastgestelde tijdsnormeringen per onderdeel.
4. Aantoonbare beperking en revalidatie
Om in aanmerking te komen voor een voorziening in het kader van de Wmo dient er sprake te zijn van aantoonbare beperkingen op grond van een aandoening, handicap of probleem die het noodzakelijk maken de cliënt te compenseren ten aanzien van onder andere het voeren van zijn huishouden.
Vaststelling van deze beperkingen vindt plaats op een objectieve wijze en kan ondersteund worden door een medische beoordeling. Wanneer er bij bepaalde aandoeningen naar de mening van een arts nog behandelmogelijkheden zijn, kan er in principe geen hulp bij het huishouden worden geïndiceerd. Het gaat hierbij dan vaak om medisch moeilijk objectiveerbare beperkingen of beperkingen ten gevolge van een psychische problematiek. Hulp bij het huishouden kan in een dergelijke situatie anti-revaliderend werken. Dit moet worden vastgesteld door een medisch adviseur.
Let op: hulp bij het huishouden kan wel ingezet worden ter ondersteuning van een behandeling en/of revalidatie. De duur van de indicatie zal afhankelijk zijn van de duur van het behandel- of revalidatietraject.
Indien zorg vooraf planbaar is, bijvoorbeeld de operatiedatum tijdig bekend is en de hulp is minder dan zes weken noodzakelijk is, bestaat er in principe geen indicatie voor hulp bij het huishouden. De cliënt heeft voldoende tijd gehad om zelf tot een oplossing te komen voor de tijdelijke beperkingen in het voeren van het huishouden. Indien blijkt dat de cliënt zelf geen hulp heeft kunnen vinden en kan aantonen welke stappen hij hiervoor heeft gezet, kan alsnog een (tijdelijke) indicatie voor hulp bij het huishouden worden afgegeven. Er kan daarnaast ook een indicatie voor hulp bij het huishouden worden afgegeven wanneer er onverwachts hulp noodzakelijk is en de zorg niet te plannen was. Dat kan ook voor een periode van minder dan zes weken zijn.
Algemene-, algemeen gebruikelijke-, en voorliggende voorzieningen
In eerste instantie zal worden bekeken of de cliënt eigen oplossingen kan inzetten om de ervaren beperkingen te compenseren. Als dat het geval is, is compensatie door middel van een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo niet noodzakelijk.
Oplossingen uit het voorliggende veld zijn per definitie geen maatwerkvoorzieningen en de Wmo-regels rond eigen bijdrage gelden niet.
Daarnaast moet een oplossing van een voorliggende voorziening:
Als dit niet het geval is, dan is er geen sprake van een algemene, algemeen gebruikelijke of voorliggende voorziening.
Niet relevant is of men gebruik wil maken van een dergelijke oplossing.
Een maaltijdservice is alleen een voorliggende voorziening indien de maaltijdservice daadwerkelijk beschikbaar is, door de cliënt financieel gedragen kan worden en adequate compensatie biedt. Indien de cliënt gebruik kan maken van een maaltijdservice, hoeft er geen hulp bij het huishouden te worden verstrekt voor het bereiden van maaltijden.
Daarnaast moet bij de beoordeling rekening worden gehouden met een dieet of speciale voeding die voor de cliënt noodzakelijk is en niet regulier verkrijgbaar is via de maaltijdservice. Ook moet rekening worden gehouden met de wijze waarop de cliënt het voedsel tot zich kan nemen (denk aan gepureerd) en of het eten op deze noodzakelijke wijze door de beschikbare maaltijdservice aangeleverd kan worden.
In uitzonderlijke situaties kan koken ook worden geïndiceerd, bijvoorbeeld bij een jong gezin met kinderen of in het geval van een terminale cliënt.
Wanneer huisgenoten door onvoldoende kennis en vaardigheden niet in staat zijn om te koken, kan een tijdelijke indicatie worden afgegeven voor het aanleren hiervan. De taak wordt dan niet overgenomen, maar via instructies gestuurd. De duur van de indicatie hiervoor is afhankelijk van de situatie.
Een boodschappendienst is alleen een voorliggende voorziening indien de boodschappendienst daadwerkelijk beschikbaar is, financieel gedragen kan worden door de cliënt en adequate compensatie biedt.
Beoordeeld moet worden of cliënt al dan niet met hulp in staat is om een boodschappenlijst op te stellen en telefonisch of via internet een bestelling voor de noodzakelijke boodschappen te doen en de boodschappen daarna kan opbergen.
8. Algemeen gebruikelijke voorzieningen
Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening waarvoor de cliënt gezien zijn individuele omstandigheden, ook zonder zijn handicap of beperking zou kunnen beschikken.
Een dergelijke voorziening moet voldoen aan de volgende voorwaarden:
Onder algemeen gebruikelijke voorzieningen met betrekking tot hulp bij het huishouden vallen onder andere:
Er bestaat geen recht op een indicatie voor hulp bij het huishouden als de ervaren belemmering met een technisch hulpmiddel kan worden opgelost. Als de cliënt aangeeft niet over de financiële middelen te beschikken om zo’n hulpmiddel aan te schaffen, moet bekeken worden of dit via de bijzondere bijstand kan worden opgelost.
De Wmo 2015 kent geen apart artikel op basis waarvan een voorziening kan worden afgewezen in geval een cliënt aanspraak kan maken op grond van een voorziening van een andere wet. Daarentegen is in artikel 2.3.5 lid 5 bepaald dat de maatwerkvoorziening wordt afgestemd op andere wetten. In het geval er aanspraak gemaakt kan worden op een andere wet of regeling, dan hoeft het college geen maatwerkvoorziening te verstrekken omdat er sprak is van eigen kracht. De cliënt kan namelijk zijn recht doen gelden op grond van de andere wet of regeling. De cliënt kan dan worden doorverwezen naar de andere wet of regeling, al dan niet met ondersteuning van een onafhankelijke cliëntondersteuner.
Er bestaat geen recht op een aanvullende maatwerkvoorziening vanuit de Wmo, als de client niet tevreden is met de ontvangen vergoeding vanuit de andere wet of regeling.
De aanspraak op een WLZ-voorziening is expliciet in de wet geregeld in artikel 2.3.5 lid 6 Wmo. In het geval er sprake is van een WLZ-verblijfsindicatie hoeft er geen maatwerkvoorziening worden verstrekt.
Andere voorliggende voorzieningen (lees wetten en regelingen) zijn:
10. Particuliere huishoudelijke hulp
In de huidige tijd hebben veel mensen een particuliere hulp. De Wmo 2015 gaat in eerste instantie van de eigen verantwoordelijkheid en de eigen kracht uit. Indien de cliënt zijn belemmeringen reeds had opgelost met een particuliere hulp of kan oplossen met een particuliere hulp, dan wordt op grond van artikel 10 van de verordening geen maatwerkvoorziening verstrekt, wanneer er alleen maar sprake is van een financieel motief. Denk aan de situatie dat de particuliere hulp het werk wel wil blijven doen, maar de cliënt vraagt om een PGB vanuit de Wmo, omdat de eigen bijdrage goedkoper is dan het zelf betalen van de hulp. Als er meer uren hulp bij het houden noodzakelijk is dan de particuliere hulp kan geven, bestaat er recht op die meer uren vanuit de Wmo.
Gebruikelijke zorg is de normale zorg die huisgenoten, partners of ouders en inwonende kinderen (> 18 jaar) geacht worden elkaar onderling te bieden, omdat ze als leefeenheid gemeenschappelijk een woning bewonen en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van het huishouden. Uitwonende kinderen vallen hier dus buiten.
Het principe van gebruikelijke zorg heeft een verplichtend karakter en hierbij wordt geen onderscheid gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, gezinssamenstelling, de wijze van inkomensverwerving, drukke werkzaamheden, lange werkweken of persoonlijke opvattingen over het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden. Indien tijdens het onderzoek van de aanvraag blijkt dat een huisgenoot, de huishoudelijke taken deels of geheel kan uitvoeren of overnemen, dan komt de cliënt niet of slechts gedeeltelijk in aanmerking voor hulp bij het huishouden. Wanneer er sprake is van een latrelatie zal onderzocht moeten worden in hoeverre de partner kan bijdragen aan het huishouden op grond van zijn mantelzorgrelatie.
Niet gewend zijn of vaardigheden missen
Redenen als “niet gewend zijn om” of “geen huishoudelijk werk willen en/of kunnen verrichten leiden niet tot een aanspraak op hulp bij het huishouden. In die situaties kan een tijdelijke indicatie worden afgegeven voor het aanleren van de huishoudelijke taken. De taak wordt dan niet overgenomen, maar via instructies aangeleerd. Ook studie en werkzaamheden vormen geen reden om af te zien van gebruikelijke zorg.
Uitzonderingen op gebruikelijke zorg
12. Zorgplicht voor gezonde kinderen
Ouders hebben zorgplicht voor hun kinderen. Ze dienen te zorgen voor de opvoeding van hun kinderen, het zorgen voor geestelijke en lichamelijke welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid en zorg bij kortdurende ziekte. Gebruikelijke zorg voor kinderen omvat in ieder geval de aanwezigheid van een verantwoordelijke ouder of een derde persoon. De hoeveelheid zorg is afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van het kind.
Uitval van ouders(s) (bij echtscheiding)
Bij uitval van één ouder dient de andere ouder de zorg voor de kinderen over te nemen. Hierbij wordt verwacht dat zij maximaal zoeken naar eigen oplossingen, zoals mantelzorg, zorgverlof en andere voorliggende voorzieningen.
(Gedeeltelijke) uitval van beide ouders
Indien beide ouders (gedeeltelijk) uitvallen dient eerst te worden nagegaan wat mantelzorg, voor- en naschoolse opvang, kinderopvang, crèche, Zvv-zorg en WLZ-zorg kunnen opvangen. Als deze voorzieningen niet beschikbaar, niet adequaat en/of niet financieel draagbaar zijn, is de inzet van hulp, oppas of opvang voor een korte periode mogelijk.
De zorgplicht vervalt niet bij echtscheiding of beëindigen van de relatie. Bij uitval van de verzorgende ouder moet onderzoek worden gedaan naar de mogelijkheid van opvang door de niet thuiswonende ouder. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de gemaakte afspraken die door de rechtbank zijn vastgelegd. Er kan een tijdelijke indicatie voor hulp bij het huishouden worden afgegeven.
13. Zorgplicht voor kinderen in de leeftijd van:
Bijdrage van kinderen aan het huishouden
In het geval dat de leefeenheid van de cliënt mede bestaat uit kinderen, dan wordt er vanuit gegaan dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en ontwikkelingsfase en psychosociaal functioneren, een bijdrage kunnen leveren aan de huishoudelijke taken.
Uitzonderingen door bijzondere leefsituaties
14. Normering huishoudelijke taken
Uitgangspunt bij het indiceren vormen de in gebruik zijnde ruimtes. De normtijden zijn vastgesteld voor de volgende elementaire ruimtes:
Uitgegaan wordt van het maatstaf “sociale woningbouw”. Het kunnen beschikken over een zeer grote woning (buitenhuis, villa, vrijstaande woning) leidt niet tot verhoging van de normering, omdat het hier om een persoonlijke keuze gaat.
De cliënt is zelf verantwoordelijk voor een bij persoonlijke (gezondheids)situatie passende inrichting van de woning.
De indirecte tijd maakt standaard integraal onderdeel uit van de normtijden zoals genoemd bij de verschillende onderdelen hulp bij het huishouden. Het gaat dan om de tijd die de huishoudelijke hulp per bezoek nodig heeft voor aankomst en vertrek, het pakken van de schoonmaakspullen, administratie bij de cliënt en de sociale interactie met de client. Het gaat om de tijd die de hulp in de woning aanwezig is en niet om de reistijd.
Boodschappenlijstje opstellen en/of bestellen
De boodschappenservice kan algemeen gebruikelijk zijn. Wanneer de cliënt niet zelf in staat is een boodschappenlijstje te maken, boodschappen te doen en om de boodschappen op te ruimen, kan dit tijdelijk geïndiceerd worden voor instructie.
Eten en drinken klaar zetten (een maaltijd op tafel, een maaltijd in de koelkast)
Afwassen of vaatwasser in/uitruimen
Maaltijd opwarmen of warme maaltijd bereiden
Afwassen of vaatwasser in/uitruimen
Maaltijdservice, kant- en klaar-maaltijden kunnen als algemeen gebruikelijk gelden.
Afwassen/vaatwasser in- en uitruimen
Volledige overname bij woning met één gebruik zijnde slaapkamer |
|
Overname van hoog-laag taken met één in gebruik zijnde slaapkamer |
|
Indien zowel licht huishoudelijk werk en een maaltijdvoorziening worden geïndiceerd, dan moet tijd in mindering worden gebracht bij licht huishoudelijk werk, omdat afwassen al is opgenomen in de maaltijdverzorging; 20 minuten per keer voor handmatig afwassen en voor de vaatwasser in- en uitruimen 10 minuten per keer.
Het kan als gevolg van bepaalde problematiek noodzakelijk zijn om meer of intensiever schoon te maken doordat meer vervuiling optreedt. Denk aan rolstoelgebruik, ernstige incontinentie, overmatig zweten, ernstige tremors.
Of de woning moet extra goed of vaak schoongemaakt worden. Denk aan allergie, astma, longemfyseem, COPD. De woning moet dan gesaneerd zijn.
Maximaal 30 minuten per week extra.
Er wordt geen extra tijd ingezet voor het schoonmaken/onderhouden van algemene/gemeenschappelijke ruimtes. Dit wordt uitgevoerd via de woningbouwvereniging. Bewoners betalen hier servicekosten voor.
Wasgoed in de wasmachine stoppen en wasmachine aanzetten
Wasgoed sorteren naar droger of waslijn
In principe vindt geen compensatie plaats voor strijken. Zo kan de cliënt er voor kiezen om kreukvrije kleding te dragen. Daarnaast kan een droger algemeen gebruikelijk zijn.
Dagelijkse organisatie van het huishouden =
Organisatie van de huishoudelijke taken
Plannen en beheren van middelen met betrekking tot het huishouden
Advies, instructie en voorlichting =
Instructie in de omgang met huishoudelijke apparaten
Instructie in de uitvoering van huishoudelijke taken
Maximale duur van de indicatie is in principe 6 weken
Verzorging en/of tijdelijke opvang van kinderen =
Het gaat hierbij om een ouder die ten gevolge van beperkingen tijdelijk niet in staat is de verzorging en/of opvang van gezonde kinderen uit te voeren. Het gaat dan om de persoonlijke verzorging, begeleiding en opvoedingsactiviteiten.
Er moet eerst gekeken worden of er gebruik kan worden gemaakt van een voorliggende voorziening voor opvang zoals zorgverlof, crèche, kinderopvang, gastouder, voor/tussen of naschoolse opvang. Indien het sociale netwerk en voorliggende voorzieningen geen oplossing kunnen bieden kan het om tijdelijke opvang gaan om tijden dat de partner werkt niet thuis is. Het kan gaan om maximaal 40 uur per week bij een 40-urige werkweek.
Aldus besloten in de vergadering van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerkwartier, d.d. 30 januari 2024
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-282255.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.