Financiële Verordening gemeente Dalfsen 2024

 

De raad van de gemeente Dalfsen;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 28 mei 2024, nummer 1815;

 

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen “Financiële Verordening gemeente Dalfsen 2024

 

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

 

 

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • (Staf)eenheid: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het Concernmanagementteam;

  • Inkomsten: totaal van de baten voor toevoegingen en onttrekkingen aan reserves;

  • Uitgaven: totaal van de lasten voor toevoegingen en onttrekkingen aan reserves;

  • Netto schuld per inwoner: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar;

  • Bruto schuld: het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren-vorderingen en overlopende passiva;

  • Geldelijke bezittingen: het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • Onbenutte belastingcapaciteit onroerende zaakbelasting: verschil tussen de opbrengst onroerende zaakbelasting bij de tarieven die minimaal nodig zijn voor toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet en de (geraamde) opbrengst onroerende zaakbelasting;

  • Rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van burgemeester en wethouders waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

 

HOOFDSTUK 2. BEGROTING EN VERANTWOORDING

 

 

Artikel 2. Vaststelling programma-indeling en paragrafen

  • 1.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2.

    De raad stelt op voorstel van het college per programma vast:

    • a.

      de beleidsvelden

    • b.

      de beleidsindicatoren. Het voorstel van het college bevat in ieder geval de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 3.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

 

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de baten en lasten per beleidsveld weergegeven van dat programma.

  • 2.

    Nieuwe investeringen staan in het investeringsplan dat gelijktijdig met de Perspectiefnota aan de raad ter vaststelling wordt aangeboden. Deze twee stukken zijn richtinggevend voor de begroting. In de begroting wordt een lijst met investeringen opgenomen (een verkorte versie van het investeringsplan). Monitoring van de (nieuwe en lopende) investeringen vindt plaats bij de bestuursrapportage en de jaarrekening.

  • 3.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 4.

    In de jaarrekening wordt de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

  • 5.

    In de begroting en de jaarstukken worden incidentele baten en incidentele lasten boven € 50.000 voorzien van een individuele toelichting waaruit blijkt dat ze terecht als incidenteel baten en lasten zijn bestempeld.

 

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1.

    Het college biedt aan de raad een perspectiefnota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota uiterlijk 1 juli vast.

  • 2.

    In de begroting wordt een post onvoorzien van € 2 per inwoner opgenomen. Het college kan over dit bedrag beschikken voor incidentele uitgaven en legt daarover verantwoording af in de bestuursrapportage of jaarrekening.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de raad een activiteit welke onderdeel is van een programma, als prioriteit aanwijzen en daarvoor de baten en lasten apart autoriseren.

  • 3.

    Bij de begrotingsbehandeling kan de raad aangeven van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie hiervan wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 4.

    Het college informeert de raad als ze verwacht, dat de lasten of baten van een beleidsveld of investeringskrediet ten opzichte van de geautoriseerde lasten of baten dreigen af te wijken. De raad geeft aan of hij een voorstel wil voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten en baten van het beleidsveld, voor het wijzigen van een geautoriseerd investeringskrediet, of voor het bijstellen van het beleid. Het college doet dit door middel van een bestuursrapportage als bedoeld in artikel 6 of door middel van een afzonderlijk raadsvoorstel. De raad kan ervoor kiezen bij bepaalde beleidsvelden of investeringen specifiek aan te geven hierover afzonderlijk te willen worden geïnformeerd. Het college heeft ook een actieve informatieplicht en zal daar in voorkomende gevallen naar handelen.

  • 5.

    Het college legt achteraf bij de jaarrekening verantwoording af over afwijkingen van begrote baten danwel begrote lasten op beleidsveldniveau of per investeringskrediet van meer dan € 50.000.

  • 6.

    Het college is bevoegd om gedurende het jaar aanpassingen in de salaris-gerelateerde budgetten door te voeren, voor zover deze budgetneutraal zijn voor de begroting. In bijlage 1 zijn de salaris gerelateerde budgetten weergegeven. Jaarlijks wordt binnen het boekjaar, dus uiterlijk in de vergadering van de gemeenteraad in december, een begrotingswijziging van het college aan de gemeenteraad aangeboden om de verschuivingen binnen de salaris-gerelateerde budgetten formeel vast te stellen.

  • 7.

    Bij de behandeling van de bestuursrapportage in de raad bedoeld in artikel 6, lid 1, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten. Bij de behandeling van de perspectiefnota bedoeld in artikel 4, lid 1, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en wijzigingen in baten en lasten. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig bij iedere perspectiefnota of via een separaat raadsvoorstel, op grond van geactualiseerde ramingen, voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

  • 8.

    Ten behoeve van de voortgang van jaar overschrijdende activiteiten, is het college bevoegd eventuele restant budgetten van enig jaar over te hevelen naar het volgende jaar. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      Alleen incidentele budgetten voor activiteiten die nog niet zijn afgerond komen in aanmerking voor budgetoverheveling;

    • b.

      Het restant budget bedraagt tenminste € 10.000;

    • c.

      Overheveling mag slechts tweemaal per budget plaatsvinden.

  • Overheveling geschiedt door het college middels een begrotingswijziging, welke uiterlijk ten tijde van de vaststelling van de jaarrekening door de raad wordt bekrachtigd indien is voldaan aan de gestelde voorwaarden. Overhevelingen die niet aan de hiervoor genoemde voorwaarden voldoen worden separaat bij de jaarrekening voorgesteld aan de gemeenteraad.

 

Artikel 6. Bestuursrapportage

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van de bestuursrapportage over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste 6 maanden van het lopende boekjaar.

  • 2.

    De bestuursrapportage bevat een uiteenzetting over de uitvoering en het bijstellen van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma uitgesplitst naar beleidsvelden;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen uitgesplitst naar beleidsvelden;

    • c.

      het overzicht van de overhead en de geraamde vennootschapsbelasting;

    • d.

      het totale saldo van de baten en lasten volgend uit de onderdelen a, b en c;

    • e.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • f.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen d en e; en

    • g.

      de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 3.

    In de bestuursrapportage worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van zowel de baten als de lasten van beleidsvelden en investeringskredieten in de begroting van € 50.000 en groter toegelicht.

 

Artikel 7. Wensen en bedenkingen over grote onderwerpen

  • 1.

    Het college besluit niet over het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

  • 2.

    Ten aanzien van het aangaan van leningen met een looptijd langer dan één jaar handelt het college binnen de bepalingen zoals genoemd in de uitvoeringsregels Treasury. Het college informeert de raad hierover achteraf via de P&C producten.

 

Artikel 8. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

 

HOOFDSTUK 3. RECHTMATIGHEIDSVERANTWOORDING

 

 

Artikel 9. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1.

    De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2.

    De raad stelt in het controleprotocol de verantwoordingsgrens vast die van toepassing is op de rechtmatigheidsverantwoording door het College.

 

Artikel 10. Voorwaardencriterium

  • 1.

    Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2.

    Het college biedt de raad jaarlijks ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

 

Artikel 11 Begrotingscriterium

  • 1.

    Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;

  • 2.

    De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3.

    Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4.

    Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • b.

      Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • c.

      De overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage.

  • 5.

    Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

  • 6.

    Begrotingsafwijkingen zijn onrechtmatig als deze afwijkingen niet tijdig in de (bijgewerkte) begroting zijn verwerkt. Onder tijdig wordt verstaan:

    • a.

      zoveel mogelijk vermeld in de bestuursrapportage

    • b.

      alle andere afwijkingen van de (bijgestelde) begroting die niet bekend zijn bij het opstellen van de bestuursrapportage worden gemeld en toegelicht bij de vaststelling van de jaarstukken van het jaar t-1.

 

Artikel 12 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1.

    Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2.

    Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

 

HOOFDSTUK 4. FINANCIEEL BELEID

 

 

Artikel 13. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de afschrijvingstabel in bijlage 2 bij deze verordening.

  • 2.

    Van investeringen groter dan een bedrag van € 100.000 en een afschrijvingstermijn die langer is dan 25 jaar kunnen de afschrijvingslasten worden gedekt uit een daartoe in het leven geroepen bestemmingsreserve.

  • 3.

    In het geval extra wordt afgeschreven op materiële vaste activa, dient dit gemotiveerd plaats te vinden.

  • 4.

    Investeringen tot € 25.000 worden niet geactiveerd.

  • 5.

    Afschrijving vangt aan in het jaar volgend op het jaar van ingebruikname.

  • 6.

    Afschrijving vindt plaats volgens de lineaire afschrijvingsmethode, tenzij anders wordt bepaald.

 

Artikel 14. Oninbare vorderingen

Eventuele afboekingen i.v.m. oninbaarheid vinden plaats op basis van beoordeling van individuele debiteuren.

 

Artikel 15. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    In de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de beleidsvelden plaats.

  • 2.

    Het college toetst één maal in de vier jaar of de nota reserves en voorzieningen herzien moet worden. Indien er geen herziening nodig is, vraagt het college de raad de nota reserves en voorzieningen te continueren voor maximaal vier jaar. Indien er wel een herziening nodig is, biedt het college de raad een herziene nota reserves en voorzieningen aan. Het college geeft in beide gevallen met een onderbouwing aan waarom (niet) herzien wordt. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen.

  • 3.

    Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de toevoeging/onttrekking aan de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve;

    • d.

      de maximale looptijd.

  • 4.

    Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

  • 5.

    Reserves worden alleen aangewend voor de dekking van eenmalige activiteiten, waarbij geen sprake is van (toekomstige) vervangingsinvesteringen. Uitzondering hierop staat aangeven bij art. 9, lid 2.

 

Artikel 16. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de eventuele rente van de inzet van vreemd vermogen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2.

    Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 4.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 5.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van de bij de begroting vastgestelde percentages.

  • 6.

    Bij een verstrekte lening wordt, voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs, uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken.

  • 7.

    In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.

 

Artikel 17. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

 

Artikel 18. Vaststelling hoogte belastingen, rechten en heffingen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven.

 

Artikel 19. Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college stelt uitvoeringsregels op het gebied van Treasury vast en neemt daarbij de hierna volgende kaders en uitgangspunten in acht.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor:

    • a.

      een risicomijdende uitvoering van de treasuryfunctie;

    • b.

      het tijdig aantrekken van voldoende financieringsmiddelen teneinde het in de jaarlijkse begroting vastgestelde beleid te kunnen uitvoeren;

    • c.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de treasuryfunctie;

    • d.

      het beperken van de rentekosten van leningen;

    • e.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en de externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

    • f.

      het bedingen van zekerheden bij het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal indien mogelijk.

  • 3.

    Het verstrekken van leningen en garanties geschiedt:

    • a.

      uitsluitend uit hoofde van de publieke taak en onder zekerheidsstelling;

    • b.

      met inachtneming van de meest recente uitvoeringsregels Treasury van de gemeente Dalfsen;

    • c.

      met inachtneming van artikel 7.

  • 4.

    Het uitzetten van overtollige financieringsmiddelen geschiedt conform de bepalingen in de wet Hof met betrekking tot het schatkistbankieren;

  • 5.

    Er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

 

HOOFDSTUK 5. PARAGRAFEN

 

 

Artikel 20. Paragrafen

  • 1.

    In de verplichte paragrafen bij de begroting en rekening dient minimaal voldaan te worden aan de wettelijke eisen. Daarnaast kan het college aanvullende relevante informatie opnemen. Ook kan de raad verzoeken om aanvullende informatie op te nemen.

  • 2.

    Voorts kunnen de betreffende onderwerpen ten behoeve van de kaderstelling door de raad nader worden uitgediept in afzonderlijke nota’s.

 

 

HOOFDSTUK 6. FINANCIËLE ORGANISATIE EN FINANCIEEL BEHEER

 

 

Artikel 21. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de (staf)eenheden;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren en prestaties met betrekking tot de maatschappelijke doelen zoals opgenomen in de jaarlijkse begroting;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

 

Artikel 22. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de (staf)eenheden;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de (staf)eenheden over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen,

  • 1.

    opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

 

Artikel 23. Interne controle

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteert het college daarover in de rechtmatigheidsverantwoording als onderdeel van de paragraaf bedrijfsvoering. Daarnaast informeert het college de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

  • 2.

    Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

 

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

 

 

Artikel 24. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Financiële verordening gemeente Dalfsen 2020 wordt ingetrokken.

  • 2.

    De afschrijvingstabel bij de financiële verordening 2020 blijft van toepassing op de investeringen zoals opgenomen in de begroting 2024-2027.

 

Artikel 25. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2024.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Dalfsen 2024.

Aldus besloten door de raad van de gemeente Dalfsen in zijn (openbare) vergadering van 24 juni 2024.

De raad voornoemd,

de voorzitter, de griffier,

drs. E van Lente drs. J. Leegwater

Bijlage 1  

Categorieën waarover college bevoegdheid heeft om te schuiven met de budgetten (artikel 5)

Categorie

Omschrijving

411000

Loonkosten

411001

Overwerk

411002

Flexibele schil

411010

Variabele vergoedingen

411011

Reiskosten woon en werkverkeer

411199

Stelpost loonkosten

411500

Pers gerelateerde vergoedingen

411600

Sociale uitkeringen personeel

435100

Personeel van derden (ingeleend)

438120

Reis en verblijfkosten salaris

438130

Cursus/conferentie/scholing

835200

Vergoeding uitgeleend Personeel

838030

Ontvangen zwangerschapsgelden

 

 

Bijlage 2  

Afschrijvingstabel (artikel 9)

Activa

Afschrijvingstermijn in jaren

 

 

Algemeen

 

Minimumbedrag activering investering

€ 25.000

 

 

Immateriële vaste activa

 

Kosten sluiten geldleningen en saldo (dis)agio

Direct t.l.v. resultaat

 

 

Materiële vaste activa

 

Gronden en terreinen ( met uitzondering van ondergrond van wegen, fietspaden e.d.)

Niet afschrijven

 

 

Algemene begraafplaats(en)

 

Aanleg / uitbreiding begraafplaats

40

Overige machines en werkmaterieel

10

 

 

Automatisering / ICT

 

Software

5

Hardware

5

Mobiele apparatuur

3

 

 

(Bedrijfs-)gebouwen

 

Gebouwen - nieuwbouw

40

Gebouwen - semi permanent

20

Verbouw, uitbreiding renovatie en restauratie gebouwen

20

Verduurzamingsmaatregelen

20

Technische installaties

15

Kantoorinrichting, meubilair, inventaris

10

 

 

Bedrijfsmiddelen

 

Bedrijfsvoertuigen

10

Bedrijfsvoertuigen - elektrisch

8

Grasmaaimachines

8

Tractoren e.d.

6

Materieel gladheidsbestrijding (zoutstrooiers, sneeuwploegen e.d.)

10

Overige machines en werkmaterieel

10

 

 

Groen / plantsoenen

 

Aanleg, (her)inrichting, plantsoenen en overige groengebieden

25

Speelplaatsen/voorzieningen

15

 

 

Grond- weg- en waterbouwkundige werken

 

Riolering

 

Vrijvervalriolering

25

Gemalen - bouwkundig

25

Gemalen - elektromechanisch

15

Drukriolering

25

Drukriolering - bouwkundig

25

Drukriolering - elektromechanisch

15

 

 

 

Weg- en waterbouw

 

Watergangen en beschoeiingen

25

Wegen en fietspaden, centrumgebied

15

Wegen en fietspaden, overig

40

Straatmeubilair en abri’s

15

 

 

Civiele kunstwerken

 

Verkeersbruggen

40

Voet/fietsbruggen

25

Duikers

25

Steigers, kades, aanlegplaatsen e.d.

25

 

 

Openbare verlichting

 

Masten

50

Armaturen

25

 

 

Onderwijs

 

Onderwijsgebouwen - nieuwbouw

40

Onderwijsgebouwen - semi permanent

20

Onderwijsgebouwen - uitbreiding / renovatie

20

Eerste inrichting meubilair en onderwijsleerpakket

20

Gymnastieklokalen / sportzalen - nieuwbouw

40

Gymnastieklokalen / sportzalen - renovatie, verbouwing

20

 

 

Sportvoorzieningen

 

Sporthallen/zwembaden - nieuwbouw

40

Sporthallen/zwembaden - inrichting

15

Sportterreinen - aanleg

20

Kunstgrasvelden - onderlaag

30

Kunstgrasvelden - bovenlaag

15

Hybride sportvelden

20

Technische installaties

15

Verlichting - masten

30

Verlichting - armaturen

15

 

 

 

 

 

Naar boven