Gemeenteblad van Uithoorn
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Uithoorn | Gemeenteblad 2024, 27845 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Uithoorn | Gemeenteblad 2024, 27845 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Uithoorn 2023
De raad van de gemeente Uithoorn;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 november 2023, nr. 2023-064161;
gelet op de artikel 8, eerste lid, onder a en d Participatiewet;
gezien het advies van de Adviesraad Sociaal Domein Uithoorn;
besluit vast te stellen de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Uithoorn 2023.
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1. Waarom deze regels?
In deze verordening wordt bedoeld met:
bijstandsnorm: de hoogte van het bijstandsbedrag voor een uitkeringsgerechtigde, op basis van zijn situatie.
toepasselijke bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de wet, of
grondslag van de uitkering als bedoeld in artikel 5 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) of artikel 5 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) voor zover sprake is van een uitkering op grond van de IOAW of IOAZ;
de op grond van artikel 12 van de wet (onderhoudsplicht ouders) verleende bijzondere bijstand voor levensonderhoud.
verlaging: een afstemming zoals bedoeld in artikel 18 van de wet en artikel 20 van de IOAW en artikel 20 van de IOAZ.
voorliggende voorziening: een voorziening zoals bedoeld en omschreven in artikel 15 van de wet.
wet: Participatiewet
Artikel 3. Het besluit tot opleggen van een verlaging
In het besluit tot het opleggen van een verlaging van de uitkering als bedoeld in de artikelen 9a, twaalfde lid, en 18, tweede, vijfde en zesde lid, van de wet, de artikelen 20 en 38, twaalfde lid, van de IOAW en de artikelen 20 en 38, twaalfde lid, van de IOAZ staat in ieder geval:
Artikel 6. Ingangsdatum en tijdvak van een verlaging
Als de gemeente het besluit tot verlaging van de bijstand voor de 20e van een maand bekend maakt, dan verlaagt zij de uitkering van diezelfde kalendermaand. Als de gemeente het besluit tot verlaging na de 20e aan de belanghebbende bekend maakt, dan verlaagt zij de uitkering van de eerstvolgende kalendermaand. Daarbij gaat de gemeente uit van de uitkeringsnorm zoals die gold tijdens de gedraging.
Lukt het niet de verlaging uit te voeren zoals in lid 1 omdat de uitkering is beëindigd of ingetrokken, dan kan een verlaging met terugwerkende kracht worden toegepast op de uitkering over de periode waarop de gedraging betrekking heeft gehad of over de periode waarin de gedraging heeft plaatsgevonden.
Artikel 7. Berekeningsgrondslag
In afwijking van het eerste lid kan een verlaging worden toegepast op de bijzondere bijstand als:
aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend in het kader van de onderhoudsplicht ouders (met toepassing van artikel 12 van de wet); of
HOOFDSTUK 2. NIET NAKOMEN VAN DE NIET-GEÜNIFORMEERDE VERPLICHTINGEN MET BETREKKING TOT DE ARBEIDSINSCHAKELING
Artikel 8. Gedragingen Participatiewet
Het betreft gedragingen van een belanghebbende waardoor het niet lukt algemeen geaccepteerde arbeid te krijgen of een verplichting volgens artikelen 9, 9a, 17 tweede lid en 55 van de wet die niet of onvoldoende wordt nagekomen.
De gemeente verlaagt de bijstandsuitkering één maand met 20% van de uitkeringsnorm, voor het volgende gedrag:
bij de inwoner die alleenstaande ouder is: het uit houding en gedrag laten blijken geen gebruik te willen maken van een voorziening bedoeld om de kans op werk te vergroten, wat heeft geleid tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht ten behoeve van de zorg voor een tot zijn last komend kind tot 5 jaar.
De gemeente verlaagt de bijstandsuitkering één maand met 50% van de uitkeringsnorm, voor het volgende gedrag:
het niet voldoende nakomen van verplichtingen als bedoeld in de artikelen 9, eerste lid, of 55 van de wet, voor zover het gaat om een belanghebbende jonger dan 27 jaar, gedurende de wettelijke zoekperiode.
Artikel 9. Gedragingen IOAW en IOAZ
Het betreft gedragingen van een belanghebbende waardoor het niet lukt algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of een verplichting volgens de artikelen 37 en 38 van de IOAW of de artikelen 37 en 38 van de IOAZ niet of onvoldoende na te komen.
De gemeente verlaagt de IOAW- of IOAZ-uitkering één maand met 20% van de uitkeringsnorm voor het volgende gedrag:
bij de inwoner die alleenstaande ouder is: het uit houding en gedrag laten blijken geen gebruik te willen maken van een voorziening bedoeld om de kans op werk te vergroten, wat heeft geleid tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht ten behoeve van de zorg voor een tot zijn last komend kind tot 5 jaar.
De gemeente verlaagt de IOAW- of IOAZ-uitkering één maand met 50% van de uitkeringsnorm voor het volgende gedrag:
het niet of onvoldoende gebruik maken van een door de gemeente aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in de artikelen 36, eerste lid, en 37, eerste lid, onderdeel e, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de artikelen 36, eerste lid, en 37, eerste lid, onderdeel e, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, voor zover dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van die voorziening.
De gemeente verlaagt de IOAW- of IOAZ-uitkering één maand met 100% van de uitkeringsnorm voor het volgende gedrag:
als er voor de beëindiging van het dienstverband van belanghebbende een dringende reden is in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en die reden komt door belanghebbende als bedoeld in artikel 20, eerste lid onder a van de IOAW, of artikel 20, tweede lid onder a van de IOAZ;
HOOFDSTUK 3. NIET NAKOMEN VAN DE GEÜNIFORMEERDE VERPLICHTINGEN DIE GAAN OVER ARBEIDSINSCHAKELING
Artikel 11. Duur verlaging bij niet nakomen van de geüniformeerde arbeidsverplichting
Als een belanghebbende een verplichting als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de wet niet of onvoldoende nakomt, bedraagt de verlaging 100% van de bijstandsnorm gedurende één maand.
Artikel 12. Herhaling van het zich niet houden aan de geüniformeerde arbeidsverplichting
Als een belanghebbende zich binnen twaalf maanden na een besluit tot verlaging opnieuw verwijtbaar gedraagt als bedoeld in artikel 18, vierde lid van de wet, geldt een verlaging van 100% van de bijstandsnorm voor 2 maanden.
Artikel 13. Verrekenen verlaging
Op verzoek van belanghebbende of ambtshalve kan het bedrag van de verlaging, bedoeld in artikel 11 van deze verordening, worden gekort over de maand waarin de verlaging wordt opgelegd, en de volgende twee maanden. Dit als er bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen en belanghebbende zelf aantoont dat zijn vermogen lager is dan 3 maal de bijstandsnorm die van toepassing is.
Als sprake is van een verlaging op grond van artikel 18, vierde lid, onderdeel a, van de wet, vindt geen verrekening plaats als bedoeld in het eerste lid.
HOOFDSTUK 4. OVERIGE GEDRAGINGEN DIE LEIDEN TOT EEN VERLAGING
Artikel 15. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
Een verlaging wegens te weinig besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet hangt af van het de hoogte van het bedrag, ernst van de gedraging, omstandigheden en de mate van verwijtbaarheid.
Naast artikel 3 wordt de verlaging:
vastgesteld op 20% van de bijstandsnorm. De periode waarvoor dit geldt, is variabel en afhankelijk van de situatie van belanghebbende; namelijk hoeveel sneller dan verwacht heeft belanghebbende zijn vermogen opgemaakt voordat hij een uitkering aanvroeg. Hierbij wordt uitgegaan van 1,5 keer de bijstandsnorm die voor die periode geldt.
vastgesteld op 20% van de bijstandsnorm tijdens één maand, als belanghebbende de hem opgelegde verplichtingen als bedoeld in artikel 55 van de wet niet nakomt;
voor zover het een beroep op bijzondere bijstand betreft, met uitzondering van een beroep op bijzondere bijstand op grond van artikel 12 van de wet, als volgt vastgesteld: De bijzondere bijstand krijgt de vorm van een geldlening in plaats van een uitkering waar geen vergoeding tegenover staat.
Bij een derde en volgende keer dat er verwijtbaar gedrag is, als bedoeld in het tweede lid, onderdelen a tot en met d, binnen twaalf maanden na het laatste besluit tot verlaging met toepassing van het tweede lid, onderdelen a tot en met d, stelt de gemeente de hoogte en de duur van de verlaging, onverminderd artikel 3, individueel vast.
Artikel 16. Zeer ernstig verwijtbare gedragingen
Als een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover personen en instanties die zijn belast met de uitvoering van de wet, wordt een verlaging opgelegd. Het gaat hier om uitvoering van de wet als bedoeld in artikel 9, zesde lid, van die wet, om personen en instanties die zijn belast met de uitvoering van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onder g, van die wet en personen en instanties die zijn belast met de uitvoering van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onder g, van die wet.
Artikel 17. Samenloop van gedragingen
Als sprake is van één gedraging die meerdere verplichtingen schendt die genoemd worden in deze verordening of in artikel 18, vierde lid, van de wet, of artikel 18b, van de wet, dan wordt één verlaging opgelegd. Voor het bepalen van de hoogte en duur daarvan wordt uitgegaan van de verplichting waarop de hoogste verlaging van toepassing is.
Als sprake is van meerdere gedragingen die één of meerdere verplichtingen schenden die genoemd worden in deze verordening of in artikel 18, vierde lid, van de wet, of artikel 18b, van de wet, dan wordt voor iedere afzonderlijke keer een afzonderlijke verlaging opgelegd. Deze verlagingen worden tegelijk opgelegd, tenzij dit niet verantwoord is, gelet op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de belanghebbende.
Als sprake is van één gedraging die zowel een verplichting schendt die genoemd wordt in deze verordening of in artikel 18, vierde lid, van de wet, of artikel 18b, van de wet als een verplichting die genoemd wordt in artikel 17, eerste lid, van de wet, dan wordt geen verlaging opgelegd, als voor die schending een bestuurlijke boete wordt opgelegd.
Is er sprake van meerdere gedragingen die zowel een in deze verordening of artikel 18, vierde lid, van de wet, of artikel 18b, van de wet genoemde verplichting als een in artikel 17, eerste lid, van de wet genoemde verplichting schenden, waarvoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, dan wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke verlaging opgelegd. Tenzij dit niet verantwoord is, gelet op de ernst van het gedrag, de mate van schuld en de omstandigheden van de belanghebbende.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van Uithoorn van 21-12-2023.
de griffier,
(mr. J.H. van Leeuwen)
de voorzitter,
(P.J. Heiliegers)
Er is alleen toelichting gegeven, daar waar dat nodig is.
De mate waarin belanghebbende inkomen zou hebben kunnen verwerven
Op grond van de IOAW en IOAZ (artikel 20, eerste lid, onderdelen a en b van de IOAW en artikel 20, tweede lid, onderdelen a en b, van de IOAZ) moet de afstemming gelijk zijn aan de mate waarin belanghebbende inkomen had kunnen verwerven. Dat is in de praktijk echter niet altijd vast te stellen. De gemeenteraad kiest daarom voor een praktische toepassing en wordt volstaan met het opleggen van een verlaging gedurende een bepaalde periode ongeacht de mate waarin belanghebbende inkomen zou hebben kunnen verwerven. Voor wat betreft de zwaarte van de afstemming is, gezien de gelijkenis met de geüniformeerde arbeidsverplichtingen, én omwille van eenvoud, duidelijkheid en rechtvaardigheid, aangesloten bij de afstemming zoals deze van toepassing is op de geüniformeerde arbeidsverplichting.
Verrekenen bij bijzondere omstandigheden: de verlaging kan over meerdere maanden worden verrekend als sprake is van bijzondere omstandigheden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan:
Bij het te snel interen van vermogen, wordt uitgegaan van een bestedingspatroon van meer dan 1,5 keer de van toepassing zijnde bijstandsnorm per maand.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-27845.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.