Gemeenteblad van Enschede
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Enschede | Gemeenteblad 2024, 278097 | gemeenschappelijke regeling |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Enschede | Gemeenteblad 2024, 278097 | gemeenschappelijke regeling |
Gemeenschappelijke regeling Stadsbank Oost Nederland 2023
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Almelo, Berkelland, Borne, Bronckhorst, Dinkelland, Enschede, Haaksbergen, Hellendoorn, Hengelo, Hof van Twente, Lochem, Losser, Montferland, Oldenzaal, Oost Gelre, Oude IJsselstreek, Rijssen-Holten, Tubbergen, Twenterand, Wierden en Winterswijk;
Overwegende, dat de deelnemende gemeenten de behartiging van de belangen van een op zowel maatschappelijk als zakelijk verantwoorde wijze voorzien in de behoefte aan geldkrediet, schuldhulpverlening, budgetbeheer, afgifte van verklaringen ex artikel 285 lid 4 Faillissementswet en het beschikbaar stellen van bewindvoerders ter uitvoering van onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen door de deelnemende gemeenten, als behartiging van een algemeen belang zien dat slechts op deze schaal door die gemeenten in voldoende mate kan geschieden en met inachtneming van de regiefunctie van de deelnemende gemeenten ingevolge de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;
dat de raden van de deelnemende gemeenten daartoe de Gemeenschappelijke Regeling Stadsbank Oost Nederland 2015 hebben vastgesteld;
dat vanwege de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen op 1 juli 2022 de Gemeenschappelijke regeling Stadsbank Oost Nederland 2015 op onderdelen moet worden aangepast, teneinde deze in overeenstemming te brengen met deze wet;
dat de gemeente Aalten op 31 december 2022 is uitgetreden waardoor het aantal deelnemende gemeenten verminderde en de aanhef dient te worden aangepast;
gelezen het voorstel van het algemeen bestuur van de Stadsbank Oost Nederland;
vast te stellen de Gemeenschappelijke regeling Stadsbank Oost Nederland 2023
HOOFDSTUK 3 Doelstelling, te behartigen belangen en bevoegdheden van de bank
Artikel 4 Doelstelling en te behartigen belangen
De bank is een gemeentelijke kredietbank als bedoeld in artikel 4:36 van de Wet op het financieel toezicht en heeft tot doel, met inachtneming van hetgeen in deze regeling is bepaald om een, zowel vanuit een bedrijfseconomische alsook maatschappelijke optiek bezien, verantwoord pakket van, al dan niet, financiële dienstverlening aan te bieden aan, in het bijzonder, de ingezetenen in haar rechtsgebied.
Artikel 5 Bevoegdheden tot regeling en bestuur
Met betrekking tot de behartiging van de in artikel 4, tweede lid, genoemde belangen behoren aan de bank de volgende bevoegdheden van regeling en bestuur:
schuldbemiddeling op grond van de artikelen 47 en 48 WCK, waarbij, indien deze dienst aan een ingezetene van een deelnemende gemeente zal worden verleend, geen voorafgaande toestemming is vereist van het college van betreffende gemeente. Het in rekening brengen van de kosten voor dienstverlening die door de tussenkomst van deelnemende gemeenten aan klanten van de bank is verleend, vindt achteraf, middels declaratie plaats;
het aanbieden van een dienstenpakket aan de ingezetenen van de deelnemende gemeenten dat, ten eerste, bestaat uit de mogelijkheid een bankrekening te openen genaamd: budgetbeheerrekening, van waaruit de bank, in naam en voor rekening van de rekeninghouder, in het bijzonder, niet incidentele, periodiek terugkerende betalingen verricht. Daarnaast biedt dit dienstenpakket de mogelijkheid om, in die gevallen waarin de bank dit wenselijk acht, de rekeninghouder gedurende een door de bank te bepalen periode op een planmatige wijze te coachen om zo te komen tot een voor rekeninghouder verantwoord inkomsten-uitgavenpatroon. Deze coaching omvat het aanreiken van kennis en het oefenen van vaardigheden en is er op gericht dat de rekeninghouder op termijn, in staat zal zijn om zelfstandig, structureel evenwicht in zijn financiële huishouding aan te brengen en te bewaren.
Het in rekening brengen van de kosten voor dienstverlening die door de tussenkomst van deelnemende gemeenten aan klanten van de bank is verleend, vindt achteraf, middels declaratie plaats. Het in rekening brengen van de kosten voor rekeninghouders dienstverlening aan de overige vindt, middels periodieke afschrijving van de betreffende budgetbeheerrekeningen plaats;
Verklaringen op grond van de Fw:
het in mandaat afgeven van verklaringen als bedoeld in artikel 285 lid 2 juncto artikel 285 lid 1 onder f Fw. Het in rekening brengen van de kosten voor dienstverlening die door de tussenkomst van deelnemende gemeenten aan klanten van de bank is verleend, vindt achteraf, middels declaratie plaats.
Bewindvoering en curatele op grond van de Fw:
het aan rechtbanken beschikbaar stellen van in dienst van de bank zijnde bewindvoerders en curatoren en het, voor zover de functie daartoe aanleiding geeft, overdragen van de zeggenschap over deze werknemers aan deze gerechten, ten behoeve van de uitvoering van de relevante bepalingen uit de Fw (wettelijke schuldsaneringsregeling);
Bewindvoering op grond van het BW (onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen):
het aan kantongerechten beschikbaar stellen van in dienst van de bank zijnde bewindvoerders en het, voor zover de functie daartoe aanleiding geeft, overdragen van de zeggenschap over deze werknemers aan deze gerechten, ten behoeve van de uitvoering van de relevante bepalingen uit Titel 19, boek 1 BW, Onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen;
Additionele diensten in het kader van preventie, schulddienstverlening en beschikbaarheid/nuttigheid:het, al dan niet kosteloos, op verzoek van een of meer deelnemende gemeenten of derden verstrekken van informatie of advies of projectmatige activiteiten ter zake van die aandachtsgebieden waarop de bank zich krachtens haar doelstelling beweegt, dan wel het aan verzoeker ter beschikking stellen van bij de bank aanwezige expertise.
HOOFDSTUK 4 Het algemeen bestuur
Artikel 9 Besloten vergadering
Het algemeen bestuur kan op grond van een belang, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet open overheid, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan het algemeen bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen, totdat het algemeen bestuur haar opheft.
Op grond van de belangen genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet open overheid kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het dagelijks bestuur, de voorzitter en door een commissie, ieder ten aanzien van stukken die zij aan het algemeen bestuur of aan de leden van het algemeen bestuur overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.
De krachtens het tweede lid van dit artikel opgelegde verplichting met betrekking tot aan het algemeen bestuur overlegde stukken geheimhouding vervalt, indien de oplegging niet door het algemeen bestuur in haar eerstvolgende vergadering, die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.
De krachtens het tweede lid van dit artikel opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan leden van het algemeen bestuur overlegde stukken wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het stuk waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan het algemeen bestuur is voorgelegd, totdat het algemeen bestuur haar opheft. Het algemeen bestuur kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.
HOOFDSTUK 5 Het dagelijks bestuur
Artikel 18 Aftreden en tussentijdse vacature
De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag waarop de zittingsperiode van de leden van het algemeen bestuur eindigt. De aftredende leden die opnieuw als wethouder zijn benoemd of nog fungeren als voorzitter van de gemeenteraad, blijven hun functie waarnemen tot het tijdstip waarop het algemeen bestuur uit zijn midden een nieuw dagelijks bestuur heeft aangewezen.
Paragraaf 2 Taken en bevoegdheden
Artikel 25 Taken en bevoegdheden
Indien hij behoort tot het bestuur van een deelnemende gemeente die partij is in een geding, waarbij de bank betrokken is, oefent een ander door het dagelijks bestuur aan te wijzen lid van dat college deze bevoegdheid uit. De voorzitter kan de bevoegdheid tot vertegenwoordiging opdragen aan een persoon als ambtenaar in dienst van de bank.
Artikel 27 Instellen commissies van advies
Leden van de commissies van advies die geen burgemeester, wethouder of lid van een gemeenteraad zijn, kunnen, onder het stellen van nadere regels door het algemeen bestuur, een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie ontvangen. De artikelen 96 en 99 van de Gemeentewet, alsmede de op grond daarvan gestelde nadere regels, zijn alsdan van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 10 Financiële bepalingen
Paragraaf 1 Geldmiddelen, inleggeld, peildatum en exploitatieverliezen
Artikel 33 Verkrijging van geldmiddelen
De geldmiddelen van de bank worden verkregen uit:
Artikel 34 Vaststelling inleggeld
Indien er binnen een deelnemende gemeente een grenswijziging plaatsvindt of de deelnemende gemeente betrokken is bij een fusie, vindt vaststelling van het aantal inwoners van de betreffende gemeente in afwijking van lid 3 van dit artikel plaats op de datum van de grenswijziging respectievelijk fusie, waarbij de laatstelijk door het Centraal bureau voor de statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers als uitgangspunt dienen.
Artikel 35 Peildatum vergoedingen
De gemeente die op de laatste dag van enige maand heeft te gelden als woonplaats als bedoeld in artikel 10 boek 2 BW van een persoon ten behoeve waarvan een dienst is of wordt verleend, draagt zorg voor de betaling van de vergoeding als bedoeld in lid 1 van dit artikel. Indien sprake is van een jaarvergoeding geldt de woonplaats per 31 december van het betreffende kalenderjaar. Indien een persoon tijdens een bemiddelingstraject verhuist buiten werkgebied, blijft de oude deelnemende woongemeente zorg dragen voor de betaling van de vergoeding voor het gehele traject.
Artikel 36 Exploitatieverliezen
Voor zover een in enig kalenderjaar ontstaan exploitatieverlies niet op de balans als activum blijft vermeld of uit een gevormde reserve wordt gedekt, dragen de deelnemende gemeenten op basis van de vastgestelde verdeelsleutel van de bestaanskosten (zie artikel 33, onderdeel b), in het exploitatieverlies bij.
Artikel 37 De ontwerpbegroting
Het dagelijks bestuur biedt vóór 15 januari van het jaar voorafgaande aan het begrotingsjaar informatief een door het algemeen bestuur vastgestelde hoofdlijnenbrief/ontwikkelingennota aan bij de deelnemende gemeenten. Hierin worden in compacte vorm en op hoofdlijnen de algemene financiële en beleidsmatige kaders opgenomen. Het dagelijks bestuur maakt op basis van de hoofdlijnenbrief/ontwikkelingennota jaarlijks een ontwerpbegroting voor het komende jaar plus een meerjarenraming voor de daar op volgende drie jaren op.
Het dagelijks bestuur voegt de zienswijzen en zijn oordeel en/of conclusies over de zienswijzen bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden. Het dagelijks bestuur stelt de raden van de deelnemende gemeenten voorafgaande aan het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijzen, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.
Artikel 40 Wijziging begroting
Het algemeen bestuur stelt de begrotingswijziging vast, indien voldaan wordt aan de in artikel 37, lid 8 genoemde voorwaarden. Begrotingswijzigingen die niet voldoen aan de in artikel 37, lid 8 genoemde voorwaarden moeten eerst ter zienswijze aan de raden van de deelnemende gemeenten worden aangeboden, waarbij de bepalingen in lid 5, 6 en 7 van artikel 37 in acht moeten worden genomen. Vervolgens kan de betreffende begrotingswijziging door het algemeen bestuur worden vastgesteld.
Het dagelijks bestuur biedt de rekening over het afgelopen jaar na toevoeging van een verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening, ingesteld door de overeenkomstig artikel 213 lid 2 van de Gemeentewet aangewezen deskundige, met alle bijbehorende bescheiden ter vaststelling aan het algemeen bestuur aan.
HOOFDSTUK 11 Toetreding, uittreding, wijziging, opheffing en evaluatie
Na ontvangst van het besluit tot uittreding worden door de gemeenten een in overleg met de uittredende gemeente aan te wijzen onafhankelijke externe deskundigen, waarvan minimaal één financieel onderlegde deskundige en één juridisch onderlegde deskundige, opdracht verleend een plan op te stellen dat ten minste inzicht geeft in alle kosten, die direct of indirect samenhangen met de uittreding gedurende een periode van maximaal vijf jaar. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de uittredende gemeente:
Artikelsgewijze toelichting op wijzigingen in de GR SON
Met artikel 11 wordt invulling gegeven aan het bepaalde in artikel 17 tweede en derde lid van de Wgr. De artikelen 11 en 12 GR SON 2015 (oud) kunnen hiermee vervallen.
Bij de wijziging van de Wgr wordt naast de al bestaande informatiestromen tussen raad en algemeen bestuur van de GR een nieuwe mogelijkheid toegevoegd namelijk de actieve informatieplicht van het algemeen bestuur aan de raden
Het bestuur van de gemeenschappelijke regeling heeft een actieve informatieplicht over wat er binnen de regeling speelt. Deze informatieplicht komt overeen met de informatieplicht die het college van B&W heeft ten opzichte van de gemeenteraad. In de GR SON zijn afspraken opgenomen over de wijze waarop deze informatie wordt aangeleverd.
Met het opnemen van artikel 12 is invulling gegeven aan het bepaalde in artikel 16, eerst en tweede lid van de Wgr. Het betreft een actualisering van artikel 13 GR SON 2015 (oud).
In artikel 10 lid 5 en 6 Wgr wordt de verplichting geïntroduceerd om in de gemeenschappelijke regeling afspraken te maken over besluiten waarop door het bestuur van de regeling een zienswijze aan de raden wordt gevraagd. Hiermee wordt bereikt dat gemeenteraden hun opvatting kenbaar kunnen maken over bepaalde voorgenomen besluiten voordat het besluit is genomen.
De verplichting om een zienswijze te vragen aan de raden gold voor de wijziging van de Wgr alleen voor de begrotingsprocedure. Het is door het gewijzigde artikel 10 Wgr mogelijk dit ook voor andere besluiten te regelen, zoals besluiten met een aanzienlijk financieel belang, politiek gevoelige besluiten of beleidsmatige keuzes.
Hiermee is invulling gegeven aan het bepaalde in de artikel 10, vijfde lid van de Wgr passend bij enerzijds een beleidsarme uitvoeringsorganisatie die de Stadsbank is en anderzijds de versterking van de democratische legitimiteit.
In artikel 10 lid 7 van de Wgr wordt bepaald dat de gemeenschappelijke regeling van het openbaar orgaan bepalingen dient te bevatten omtrent de wijze waarop ingezetenen van de deelnemende gemeenten en belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid op grond van deze regeling betrokken worden.
Hiermee is invulling gegeven aan het bepaalde in de artikel 10, zevende lid van de Wgr.
Stadsbank Oost Nederland voert voor de deelnemende gemeenten de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) uit. De schuldhulpverlening binnen de gemeente wordt vorm en richting gegeven door het door de raad vastgestelde Wgs beleidsplan. De raad heeft hiermee een instrument in handen om invloed uit te oefenen op de gemeentelijke schuldhulpverlening. De beleidsruimte van de Stadsbank is beperkt waardoor het verlenen van inspraak aan ingezetenen van de deelnemende gemeenten en belanghebbenden weinig toevoegt aan het democratische legitimatie van de gemeenschappelijke regeling.
Onderstaand de documenten waar de termijnen in de nieuwe Wgr wijzigen:
De ontwerpbegroting moet uiterlijk 12 weken voor 15 september voor een zienswijze aan gemeenteraden aangeboden worden (dus uiterlijk in 3e week van juni), in plaats van 8 weken. Het dagelijks bestuur stelt de raden van de deelnemende gemeenten voorafgaande aan het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt. De begroting van Stadsbank Oost Nederland moet uiterlijk 15 september naar gedeputeerde staten worden gestuurd in plaats van 1 augustus.
Binnen de 12 weken zienswijzeperiode (3e week juni - 15 september) moet het dagelijks bestuur een oordeel geven over ingediende zienswijzen. Deze periode valt midden in het zomerreces.
Gemeenteraden hebben daardoor in de praktijk niet méér tijd voor zienswijzen, maar minder. Om toch de rol en positie van gemeenteraden te versterken is in Twents verband een proces voorgesteld waarin gemeenteraden voldoende tijd krijgen voor het indienen van een zienswijze en het dagelijks bestuur voldoende tijd krijgt om deze te kunnen verwerken.
De hoofdlijnenbrief/ontwikkelingennota
Het huidige proces met betrekking tot het opstellen van de kadernota wordt geformaliseerd.
Voor de ontwerpbegroting wordt vrijwel hetzelfde proces aangehouden als in de huidige situatie.
Het dagelijks bestuur van Stadsbank Oost Nederland biedt voor 8 april (in de 1e week van april) t-1 de ontwerpbegroting aan. De aanlevering is daarmee iets eerder dan in het huidige proces het geval is (De Wgr geeft aan uiterlijk 12 weken voor 15 september jaar t-1, daar wordt met 23 weken aan voldaan);
Het dagelijks bestuur van Stadsbank Oost Nederland stelt de raden van de deelnemende gemeenten voorafgaande aan het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijzen, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt. Dit vindt medio juni - medio juli plaats;
Het dagelijks bestuur heeft vervolgens niet tot 1 september om de begroting incl. zienswijzen bij het algemeen bestuur aan te bieden, maar tot 15 september. Direct na het zomerreces wordt een vergadering van het algemeen bestuur ingepland om de begroting definitief vast te stellen. Deze wordt vervolgens vóór 15 september aan gedeputeerde staten van de provincies verzonden;
Artikel 44 van de GR SON 2015 (oud) bevat een uitgebreid artikel waarin gedetailleerd de toetreding en fusie worden geregeld. Het nieuwe artikel 44 bevat een bondige regeling waarmee het algemeen bestuur een toetreding van een gemeente (of fusie) door middel van een op maat toegesneden oplossing kan regelen. Daarbij kan het algemeen bestuur gebruik maken van de in de GR SON genoemde instrumenten zoals commissies.
Deze bepaling sluit aan bij de procedure die is gevolgd bij het uittreden van de gemeente Aalten uit de GR SON. Het algemeen bestuur van de SON heeft destijds aangegeven dat deze procedure ook gevolgd zou moeten worden indien een andere deelnemende gemeente zou besluiten uit te treden.
Het belangrijkste uitgangspunt bij uittreding is dat de overige gemeenten geen financieel nadeel mogen ondervinden van de uittreding. Bij de afweging en uitwerking hiervan wordt de maatstaf van redelijkheid en billijkheid gehanteerd.
De in Twents verband geredigeerde modelbepaling hanteert een opzegtermijn van 24 maanden. Er is echter gekozen om de opzegtermijn van 12 maanden die de Stadsbank in haar huidige GR SON aanhoudt te handhaven.
Er is bij de herziening van artikel 46 lid 2 aansluiting gezocht bij de stemverhouding zoals deze altijd al werd gehanteerd in het wijzigingsartikel van de vorige gemeenschappelijke regelingen van de Stadsbank.
Er wordt in artikel 9 van de Wgr geregeld dat een bepaling dient te worden opgenomen omtrent de opheffing en te volgen procedures.
In de GR SON 2015 wordt in de artikelen 47 en 48 de opheffing van de gemeenschappelijke regeling en met name de verdeling van het vermogen redelijk gedetailleerd geregeld. Beide artikelen zijn samengevoegd in artikel 47. Het nieuwe artikel 47 biedt dusdanige flexibiliteit dat bij een eventuele opheffing van de regeling maatwerk kan worden geleverd doordat de deelnemende gemeenten de opheffingsmodaliteiten grotendeels zelf kunnen bepalen.
Er is bij de herziening van artikel 47 lid 1 aansluiting gezocht bij de stemverhouding zoals deze altijd al werd gehanteerd in het opheffingsartikel van de vorige gemeenschappelijke regelingen van de Stadsbank
Met deze nieuwe wettelijke verplichting wordt een verplichting gecreëerd om afspraken te maken over de evaluatie van de gemeenschappelijke regeling.
De meerwaarde van een evaluatie is dat periodiek wordt stilgestaan bij het functioneren van de gemeenschappelijke regeling. Daarnaast kan een evaluatiemoment een ijkpunt in de samenwerking zijn.
Er is in de gewijzigde gemeenschappelijke regeling gekozen voor de optie waarin sprake is van een periode van 6 jaren aangezien een dergelijke termijn het beste aansluit bij de zittingstermijn van de raden en past bij een beleidsarme organisatie zoals de Stadsbank.
Artikel 49 GR SON 2015 (oud) is geactualiseerd. Grondslag voor deze bepaling is artikel 40 lid 1 Archiefwet 1995.Door verwijzingen naar artikelen in de (huidige) Archiefwet 1995 weg te laten is de GR SON ook voorbereid op de binnenkort van kracht wordende herziene Archiefwet.
De artikelen 50 t/m 53 van de GR SON 2015 (oud) zijn in de nieuwe regeling geactualiseerd en samengebracht in een artikel.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-278097.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.