Gemeenteblad van Utrecht
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Utrecht | Gemeenteblad 2024, 277630 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Utrecht | Gemeenteblad 2024, 277630 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Nadere regel artikel 5:13 Algemene plaatselijke verordening Utrecht 2010, gemeente Utrecht, standplaatsen
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Deze nadere regel verstaat onder:
incidentele standplaats binnenstad: een standplaats gelegen binnen de singels op een vaste door het college aangewezen locatie en gedurende een beperkte tijd (maximaal drie dagdelen) kan worden ingenomen. Het gebied binnen de singels bestaat uit het gebied dat wordt begrensd door de Catharijnesingel, Weerdsingel, Wittevrouwensingel, Maliesingel en Tolsteegsingel.
seizoenstandplaats: een standplaats op een vaste door het college aangewezen locatie voor de verkoop van producten die aan het zomer- of winterseizoen gebonden zijn (zoals oliebollen en ijs) en gedurende een bepaalde aaneengesloten periode. Het zomerseizoen is maximaal 6 maanden en loopt van 1 april tot 1 oktober en het winterseizoen is maximaal 6 maanden en loopt van 1 oktober tot 1 april het jaar opvolgend.
Het doel van deze nadere regel is om te bepalen voor welke categorieën standplaatsen een vergunning kan worden verleend op grond van artikel 5:13 van de verordening, hoeveel vergunningen beschikbaar worden gesteld, wat de maximale vergunningsduur is per categorie standplaats en aan wie vergunning wordt verleend in het geval er meerdere aanvragers in aanmerking willen komen voor een vergunning.
Ter bescherming van de openbare orde en veiligheid en ter voorkoming van overlast in de openbare ruimte is het aantal dag- en seizoenstandplaatsen en de incidentele standplaatsen binnenstad gelimiteerd. Een vergunning voor een dagstandplaats, seizoenstandplaats of incidentele standplaats binnenstad wordt alleen verleend voor de aangewezen locaties zoals opgenomen in het aanwijzingsbesluit.
Hoofdstuk 2 Incidentele standplaatsen en mobiele verkooppunten
Artikel 5 Indieningsvereisten voor aanvragen voor vergunning
Bij een aanvraag voor een incidentele vergunning of mobiel verkooppunt wordt gebruikt gemaakt van het daarvoor bedoelde (digitale) aanvraagformulier.
Artikel 6 Weigeringsgronden voor vergunning
Een aanvraag voor een incidentele vergunning of mobiel verkooppunt wordt onverminderd het bepaalde in artikel 5:13 van de verordening geweigerd indien een incidentele vergunning in de binnenstad of een vergunning voor een mobiel verkooppunt wordt aangevraagd voor een locatie waar voor het aangevraagde tijdvak geen vergunning beschikbaar is.
Hoofdstuk 3 Dag- en seizoenstandplaatsen
Artikel 11 Weigeringsgronden voor vergunning
Een aanvraag voor een dag- of seizoenstandplaatsvergunning wordt onverminderd het bepaalde in artikel 5:13 van de verordening geweigerd indien:
een aanvrager een aanvraag indient voor een kavel dat in sta-dagen overlap heeft met een ander kavel waar hij al vergunning voor heeft. Deze weigeringsgrond vervalt indien in de aanvrager in de vergunningaanvraag verklaart de bestaande vergunning op te zeggen met ingang van de datum waarop de nieuwe vergunning wordt verleend.
Artikel 12 De vergelijkende inhoudelijke toetsing (fase 2)
Artikel 14 Intrekken vergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 van de verordening kan het college de vergunning intrekken:
Indien als gevolg van gebiedsontwikkeling, herinrichting- of reconstructiewerkzaamheden aan de openbare weg of toenemende verkeersdrukte geen gebruik meer kan worden gemaakt van de vergunning. Indien mogelijk kan het college de vergunninghouder een andere locatie toewijzen in de nabijheid van de huidige locatie of,
De Regels standplaatsen Utrecht 2013, en Regels venten Utrecht 2013 en Regels Mobiele verkooppunten Utrecht 2013 worden ingetrokken.
Aldus als principebesluit vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht in de vergadering van 26 januari 2024 en definitief vastgesteld door de wethouder Economische Zaken op 21 juni 2024
De burgemeester.
Sharon A.M. Dijksma
De secretaris,
Michiel J. Ruis
Toelichting nadere regel artikel 5:13 Algemene plaatselijke verordening Utrecht 2010, gemeente Utrecht, standplaatsen
Toelichting hoofdproduct standplaatsen
Het hoofdproduct is het product dat door de ondernemer als primair product aangeboden wordt. Iedere ondernemer wordt gevraagd zijn of haar hoofdproduct op te geven. Dit is een van de indieningsvereisten voor het aanvragen van de standplaatsvergunning. Het is nodig voor de branchering en daarmee onderdeel van de procedure van vergunningsverlening.
Hiermee wordt voorkomen dat er op een locatie met meerdere standplaatsen (=cluster) op dezelfde dagen dezelfde hoofdproducten worden aangeboden. De aantrekkingskracht op de consument wordt daardoor vergroot omdat de diversiteit van branches binnen clusters gewaarborgd kan worden.
Uitgangspunt is dus dat ondernemers primair het opgegeven hoofdproduct op de standplaats aanbieden. Ondernemers mogen naast het hoofdproduct een bijproduct aan bieden. Hierbij geldt dat het aanbod op de standplaats voor minimaal 90% uit het hoofdproduct bestaat, en maximaal 10% uit bijproduct. Na vergunningsverlening kan er bij eventueel handhaving gekeken worden naar de samenstelling van het aanbod op de standplaats. Mocht deze substantieel afwijken van genoemde percentages en/of opgegeven hoofdproduct, dan kan dit gevolgen hebben voor de verleende vergunning.
Voorbeeld: Ondernemer verkoopt vis als hoofdproduct, en broodjes haring als bijproduct.
Onderbouwing maximumstelsel dag- en seizoenstandplaatsen
De gemeente Utrecht gaat de standplaatsvergunningen voor dag- en seizoenstandplaatsen op gemeentegrond opnieuw uitgeven. Dit gebeurt in een keer voor de hele gemeente. Er is beleidsmatig een beperkt aantal plaatsen in de openbare ruimte aangewezen ter gebruik voor commerciële verkoop. Voor deze plaatsen worden vergunningen uitgegeven. Omdat het hier om zogenaamde ‘schaarse vergunningen’ gaat moet worden voldaan aan de Europese Dienstenrichtlijn, zoals door Nederland is vastgelegd in de Dienstenwet. Hierbij is het uitgangspunt: iedere geïnteresseerde moet in aanmerking kunnen komen voor een standplaatsvergunning.
De gemeenteraad heeft het college als opdracht gegeven om te onderzoeken of de toewijzing van de vergunningen aan standplaatshouders onder meer op basis van een brancheringsmaatregel kan plaatsvinden. Een brancheringsregeling ten aanzien van detailhandel houdt in dat binnen detailhandel verschillende branches worden onderscheiden en enkele branches worden uitgesloten van vestiging of bij het uitgeven van vergunningen. Ten aanzien van een brancheringsregeling van het vergunningstelsel voor standplaatsen is het adviesrapport ‘Utrecht, branchering standplaatsen i.r.t. Dienstenrichtlijn’ (Rho adviseurs; 6 oktober 2023) gepresenteerd.
In Utrecht wordt uitgegaan van een maximumstelsel voor de vergunninguitgifte. Het gaat daarbij om een maximum van 88 standplaatsen op gemeentegrond in de gemeente Utrecht, voortvloeiend uit het continueren van de vergunde standplaatsen.
Het toepassen van een maximumstelsel levert een vestigingsbeperking op voor ondernemers. Er wordt immers voorgeschreven tot welk maximumaantal vergunningen kunnen worden uitgegeven. Dit is een vestigingsbeperking, die in beginsel niet is toegestaan onder de Dienstenrichtlijn en de Nederlandse Dienstenwet, maar onder voorwaarden wel mogelijk is.
Voor de dag-en seizoenstandplaatsen geldt een vergunningsduur van 15 jaar. De onderbouwing voor deze termijn is gebaseerd op het SEO onderzoek. Hierin wordt een gemiddelde vergunningsduur van 9 tot 12 jaar geadviseerd.
Er is gekozen om af te wijken van het SEO onderzoek om de volgende redenen:
Er is onvoldoende rekening gehouden met het minimuminkomen in relatie tot enorm gestegen kosten en hoge inflatie van de laatste jaren
De landelijke verplichting om zo min mogelijk single use verpakkingen te gebruiken nog niet gold ten tijde van het SEO-onderzoek, maar dit wel de kosten verhoogt en daarmee invloed heeft op de terugverdientijd.
Het SEO-onderzoek is gedaan voordat gemeenten hun milieuzones gingen uitbreiden en 0- emmissiezones effectief werden, waardoor ondernemers die in deze gebieden staan moeten investeren in schoner vervoer. Dit verhoogt de kosten en heeft daarmee invloed op de terugverdientijd
De gemeente selecteert op basis van kwalitatieve criteria op het gebied van duurzaamheid en binding met de wijk, en deze criteria ook onderdeel uitmaken van de vergunningsvoorwaarden. De mogelijke investeringen die hiermee gemoeid gaan, komen boven op de gangbare investeringen. Dit verhoogt de kosten en heeft daarmee invloed op de terugverdientijd.
Ondernemers hebben geïnvesteerd in de klantrelatie op de locatie. Er wordt jaar in jaar uit goodwill opgebouwd. Als gevolg van de dienstenwet is een deel van die goodwill niet of minder waard, omdat een ondernemer na afloop van een vergunning voor bepaalde tijd geen recht heeft op die locatie. Dit heeft impact op de terugverdientijd.
DIENSTENRICHTLIJN EN DIENSTENWET
De Dienstenrichtlijn en Dienstenwet bepalen – kort gezegd – dat de beoogde uitgifteprocedure voor standplaatsen alleen vestigingsbeperkingen mag bevatten als deze (a) niet-discriminerend, (b) noodzakelijk én (c) evenredig zijn. Dit betekent het volgende voor de toewijzing van de vergunningen aan standplaatshouders.
Het advies voor het maximumstelsel maakt ten aanzien van de opgenomen vestigingsbeperking, geen direct of indirect onderscheid naar nationaliteit of, voor vennootschappen, de plaats van hun statutaire zetel van de te vestigen standplaatsen. Hiermee wordt derhalve voldaan aan het discriminatieverbod in artikel 15, derde lid, onder a, van de Dienstenrichtlijn.
Het maximumstelsel moet noodzakelijk zijn. Dat is het geval als er ‘dwingende redenen van algemeen belang’ kunnen worden genoemd als basis voor het maximumstelsel. Dwingende redenen van algemeen belang moeten zijn gericht op de bescherming van het milieu en meer specifiek van het stedelijk milieu. Het gaat dan om de vraag of en hoe de doelstellingen van het ruimtelijk beleid, het beleid ten aanzien van detailhandel en horeca en de doelstellingen/criteria uit artikel 1:8 van de APV met de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, de verkeersveiligheid in het bijzonder in het bijzonder, kunnen worden bereikt met het vaststellen van een maximumstelsel. In overweging 40 van de Dienstenrichtlijn is opgenomen dat onder ‘dwingende reden van algemeen belang’ ook worden verstaan bescherming van afnemers van diensten; consumentenbescherming en voorkoming van oneerlijke concurrentie.
Een maximumstelsel bestaat uit maatregelen ofwel vestigingsbeperkingen die aan de dienstverlening worden gesteld. Een maatregel in het maximumstelsel moet aan de volgende vereisten voldoen:
o De maatregel is geschikt en effectief voor het beoogde doel, zoals getoetst bij het criterium noodzakelijkheid.
Uit jurisprudentie blijkt dat een maximumstelsel als geschikt en effectief wordt aangemerkt voor het bereiken van het beoogde doel.
o De maatregel wordt op coherente en systematische wijze toegepast.
Dit vereiste zorgt ervoor dat een maximumstelsel coherent en systematisch wordt toegepast en dus voor alle type locaties van toepassing is met behoud van de huidige aantallen standplaatsen op de huidige locaties.
o De maatregel gaat niet verder dan nodig; vestigingsbeperkingen moeten een zinvolle bijdrage leveren aan het bereiken van de nagestreefde doelen.
Op zichzelf kan een maximumstelsel noodzakelijk zijn. Dan is altijd nog een beoordeling nodig het doel ook met een minder verstrekkende maatregel kan worden bereikt.
Een maximumstelsel voor de standplaatsen in Utrecht is mogelijk, noodzakelijk en evenredig (zie Adviesrapport Maximumstelsel Standplaatsen Utrecht, RHO Adviseurs, 18 januari 2024).
Bij een cluster van standplaatsen geldt dat er conform brancheringsregel geen vergunningen verleend worden waarbij hetzelfde hoofdproduct verkocht wordt. Er wordt beoordeeld in de volgorde van de lijst van het aanwijzingsbesluit. Bij het tweede en volgende kavel van een cluster(met overlappende sta-dagen) geldt dat vergunningaanvragen worden geweigerd die hetzelfde hoofdproduct aanbieden als de eerder best beoordeelde aanvraag.
Een voorbeeld: er zijn drie kavels in een cluster, kavel 1, 2 en 3.
Voor elk kavel schrijven zich twee ondernemers in. We beginnen met kavel 1; na beoordeling scoort de kaashandelaar het hoogste. Dit betekent dat hij de vergunning voor kavel 1 krijgt.
Dit heeft tot gevolg dat bij kavel 2 en 3 geen kaas verkocht mag worden. Heeft zich een kaashandelaar zich ingeschreven voor een van deze kavels, dan wordt deze aanvraag geweigerd.
We beoordelen de overgebleven aanvragen voor kavel 2. Hier blijkt dat een bloemenkraam de hoogste score heeft en vergunning krijgt. Met als gevolg dat voor kavel 3 geen kaas en geen bloemen verkocht mogen worden. Deze aanvraag wordt geweigerd.
We beoordelen kavel 3, daar scoort een stroopwafelkraam het hoogste, en deze ondernemer krijgt de vergunning.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-277630.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.