Uitvoerings- en Handhavingsstrategie 2024

Voorwoord

Voor u ligt het Uitvoerings- en Handhavingsstrategie Omgevingsrecht gemeente Woudenberg (hierna: de U&H-strategie). Met deze strategie over de uitvoering en handhaving van het omgevingsrecht levert de gemeente Woudenberg een belangrijke bijdrage aan datgene wat de gemeente graag wil zijn en behouden.

 

We hebben regels opgesteld om de waarden waar wij voor staan, zoals een schone, veilige, leefbare en duurzame leefomgeving te behouden, en waar nodig te herstellen. Dat geldt voor zowel de landelijke als voor de lokale regels. Wij wensen incidenten zoveel mogelijk te voorkomen, zodat wij voldoen aan de roep om meer en/of betere uitvoering en handhaving van de regelgeving, zowel landelijk als lokaal.

 

De toekomstvisie 2030 en structuurvisie 2030 wordt in verband met de nieuwe wet vervangen door de Omgevingsvisie Woudenberg, die in de aankomende jaren zal worden voorbereid en vastgesteld. De Omgevingsvisie is een juridisch instrument om als gemeente de ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving voor de lange termijn vast te leggen. Het is echter bij uitstek ook een plan dat samen met inwoners, ondernemers en stakeholders wordt opgezet, en dient als langjarige basis voor al het gemeentelijke beleid.

 

De afgelopen jaren is, vooruitlopende op de Omgevingswet, veel beleid in het fysiek domein geactualiseerd. Met de invoering van de Omgevingswet zijn de kaders van de Wabo en aanverwante wet- en regelgeving opgenomen en wettelijk aan elkaar verbonden. Sommige kaders zijn gewijzigd. In dit beleid worden de wijzigingen meegenomen.

 

Dit wordt een kortlopende U&H-strategie, op basis van het VTH-beleid van 2020, zodat deze ook de basis kan zijn voor het reeds vastgestelde uitvoeringsprogramma voor 2024. Voor nu zal op het gebied van de uitvoering en handhaving van het omgevingsrecht voorlopig (buiten de inwerkingtreding van het nieuwe wetstelsel) hierdoor niet veel veranderen in de praktijk.

 

Wij zijn bezig met een verbeterslag op het gebied van het uitvoeren en handhaven van het omgevingsrecht, met name in het fysieke domein. Dit vergt een nieuwe insteek, waarbij een periode van voorbereiding, onderzoek en analyse hoort, alsook het uitlijnen tussen het ambtelijke en het bestuurlijke van Woudenberg. Hiervoor worden de aankomende jaren gebruikt, uiteindelijk resulterend in een gloednieuwe U&H-strategie, waarschijnlijk in 2026.

 

Woudenberg, 15 mei 2024

 

1. Inleiding

 

Voor u ligt de uitvoerings- en handhavingsstrategie (hierna: U&H-strategie) van de gemeente Woudenberg. Deze U&H-strategie vervangt het VTH-beleid 2020. Gemeenten (en provincies) zijn verplicht om beleid vast te stellen in het kader van een doelmatige uitvoering van taken voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (hierna: VTH) binnen de fysieke leefomgeving. Dit zijn taken die zich richten op activiteiten met betrekking tot bouwen, milieu, ruimtelijke ordening en openbare ruimte. De verplichting om een U&H-strategie vast te stellen volgt uit de Omgevingswet en de bijbehorende Algemene maatregelen van bestuur (AMvB’s), te weten het Omgevingsbesluit (Ob), het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Daarnaast geldt ook de Omgevingsregeling (Or). De regels die hierin zijn opgenomen zijn nagenoeg gelijk aan de regels en afspraken die tot 1 januari 2024 van toepassing waren onder de Wabo, BOR, MOR en de wet VTH.

 

De raad van gemeente Woudenberg wordt steeds vaker geconfronteerd met voorstellen tot vaststelling van bestemmingsplannen, waarbij men achteraf iets legaliseert wat zonder vergunning is gerealiseerd. Zij noemt het er bewust op laten aankomen dat er misschien niet geconstateerd wordt, dat er zonder vergunning gehandeld, zeer onwenselijk calculerend gedrag, wat geen recht doet aan het overgrote deel van de Woudenbergers die wel eerst bij de gemeente informeert naar de (on)mogelijkheden. Zij maakt zich ook zorgen dat de drempel om geen vergunning aan te vragen schijnbaar laag ligt.

 

Op 21 maart 2024 heeft de raad dan ook haar ongenoegen uitgesproken over het feit dat sommige inwoners vergunningplichtige activiteiten ondernemen zonder vergunning, schijnbaar vanuit de inschatting dat ze die vergunning wel achteraf kunnen regelen. Het is dan ook besloten dat de raad zich zal beraden op welke mogelijkheden er zijn om de drempel om geen vergunning aan te vragen te verhogen. Deze strategie is opgesteld met deze uiting van ongenoegen in gedachten.

 

Voor de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) en de Bijzondere Wetten geldt de wettelijke verplichting om dergelijk beleid vast te stellen niet, maar het is niet ongebruikelijk om dat wel te doen. Dit geldt ook voor de privaatrechtelijke uitvoerings- en handhavingstaak van de gemeente. Echter, omdat handhaving van deze regels onder verschillende takken van de gemeentelijke organisatie wordt opgepakt, is de integraliteit van onze aanpak van deze taken tot nu toe niet volledig. Het is onze wens om het onderzoek dat nodig is om te komen tot een organisatorische aanpak hiervan dat aan alle kaders voldoet, tijdens de loop van deze strategie, in elkaar te zetten, en uiteindelijk in te zetten in de nieuwe U&H-strategie.

 

Het beleid wordt vastgesteld door de gemeenteraad (hierna: de raad). Daarmee is de U&H-strategie een beleidsdocument voor het college bij de uitvoering van de wettelijke U&H-taken in het kader van de Omgevingswet. De uitvoering van dit beleid wordt verder uitgewerkt, gemonitord en geëvalueerd in de jaarlijks verplicht op te stellen stukken: het uitvoeringsprogramma en het jaarverslag.

 

1.2 Aanleiding

Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. De Omgevingswet regelt alles voor het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving. Deze nieuwe wet bundelt omgevingsrecht-regels en betoogt deze regels eenvoudiger te maken zodat projecten sneller kunnen starten en eerder klaar zijn. Onder de Omgevingswet zijn de verantwoordelijkheid van een aantal regels van het Rijk naar de gemeente verhuisd, de zogenaamde “Bruidsschat”. Een van de uitgangspunten van de Omgevingswet is dat er meer verantwoordelijkheid wordt neergelegd bij burgers en bedrijven en dit leidt niet alleen tot veranderingen bij het indienen van initiatieven, maar werkt ook door in toezicht en handhaving.

 

De bestemmingsplannen en verordeningen zijn opgenomen in het tijdelijk Omgevingsplan. De komende jaren zal op basis van het transitieplan Omgevingsplan worden gewerkt aan de omzetting naar een definitief Omgevingsplan. Het omgevingsplan is in voorbereiding en is de opvolger van de verschillende bestemmingsplannen binnen de gemeente. Het omgevingsplan is breder en omvat op termijn alle lokale regelgeving en beleid over de fysieke leefomgeving. Het omgevingsplan is van toepassing voor het hele gemeentelijke grondgebied. De Omgevingsvisie wordt de vervanger van de Structuurvisie, welke op een later tijdstip zal worden vastgesteld, waarna deze als paraplu zal fungeren voor alle beleidsdocumenten zoals deze.

 

Gelijktijdig met de Omgevingswet is de Wet kwaliteitsborging (hierna: Wkb) in werking getreden. Met deze wet is de toetsing van de bouwtechnische eisen en het toezicht daarop, van de gemeente nu al deels naar een onafhankelijke partij verplaatst. Dit geldt voor nieuwbouw woningen (gevolgklasse 1) , wat gedurende de aankomende jaren in fasen wordt uitgebreid.

 

1.3 Achtergrond

Binnen dit nieuwe stelsel blijft de gemeente bevoegd gezag en is zij verantwoordelijk voor een goede kwaliteit van de uitoefening van de uitvoering van vergunningverlening, het houden van toezicht en het handhaven van de geldende regelgeving. De Regionale Uitvoeringsdienst Utrecht (hierna: RUD) voert voor de gemeente de U&H-basistaken uit voor milieuactiviteiten, bodem en advies bij aanvragen om omgevingsvergunning.

 

In deze U&H-strategie zijn de wijzigingen verwerkt die de Omgevingswet en de Wkb met zich meebrengen. Verder is deze in lijn met het collegewerkprogramma van ons nieuwe college sinds 2022. Daarin wordt het volgende uiteengezet:

 

“Het college wil de Omgevingswet gebruiken als vliegwiel om een procesverbetering door te voeren voor het proces van vergunningverlening, toezicht en handhaving. De kwaliteit en snelheid moeten omhoog, daarvoor zetten wij ook de middelen in die de gemeenteraad ter beschikking heeft gesteld in de jaren 2023, 2024 en 2025.”

 

Met deze U&H-strategie wil de gemeente een fijne fysieke leefomgeving voor burgers, bedrijven en bezoekers in onze gemeente. Door het stellen van regels, het maken, uitvoeren en evalueren van de effectiviteit van beleid en het geven van voorlichting, streven wij ernaar deze doelstelling te behalen.

2. Positionering en wettelijke status van de U&H-strategie

 

In hoofdstuk 13 van het Ob staan de eisen die worden gesteld aan de beleidscyclus bij de taken van uitvoering en handhaving: de zogenaamde procescriteria. De procescriteria zijn opgenomen in de artikelen 13.5 tot en met 13.11 en geven de afzonderlijke onderdelen aan van de strategische en programmatische uitvoering en handhaving die minimaal aanwezig moeten zijn.

 

Deze U&H-strategie geeft aan welke doelen de gemeente zichzelf stelt bij de uitvoering en handhaving en welke activiteiten worden uitgevoerd om deze doelen te bereiken. Deze activiteiten worden jaarlijks uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma en geëvalueerd in een jaarverslag. Ook hiervoor geldt dat deze voor de Omgevingswet wettelijk verplicht is (art. 13.8 en 13.11 van het Omgevingsbesluit).

 

Met ons jaarlijks uitvoeringsprogramma beperken we ons vooralsnog tot de wettelijk verplichte taken. Het uitvoeringsprogramma voor 2024 is reeds vastgesteld door het college.

 

2.1 Beleidsvorming en wettelijke procescriteria

De procescriteria vormen twee cycli:

 

  • Een beleidsvormende (strategische) cyclus en

  • Een uitvoerende (operationele) cyclus.

Op het snijvlak van beide cycli ligt het jaarlijkse uitvoeringsprogramma. De meerjarige beleidsvormende cyclus is voornamelijk het domein van het bevoegde gezag en bevat de lange termijn doelen. Het collegeprogramma, de omgevingsvisie en deze U&H-strategie maken hier deel vanuit. De jaarlijkse uitvoerende cyclus ligt zowel bij het bevoegde gezag zelf als de omgevingsdienst. Binnen deze cyclus van voorbereiden, uitvoeren en monitoren kan sneller worden geschakeld en aangepast. Onderdeel van de uitvoerende cyclus is het jaarlijkse uitvoeringsprogramma en jaarverslag.

 

2.2 BIG-8 model

Het samenhangende geheel van beide cycli wordt de BIG-8 genoemd (zie figuur 1). Dit landelijke model maakt vanuit

een strategisch beleidskaders (bovenste cirkel) de vertaling naar operationeel beleid (onderste cirkel) ten behoeve van kwaliteitsborging samen met een sluitende planning- en control cyclus. Door deze cycli te volgen, wordt de cyclus, die begint bij het opstellen van het beleid en via de uitvoering uiteindelijk leidt tot het bijstellen van het beleid, gesloten.

 

Figuur 1: BIG-8 beleidscyclus

 

Naast de BIG-8 bestaat onder de Omgevingswet ook een beleidscyclus (zie figuur 2). De opbouw van de Omgevingswet volgt deze beleidscyclus. De beleidscyclus biedt een structuur om de instrumenten van de Omgevingswet te ordenen. Deze kent een vergelijkbare opzet (plan-do-check-act).

 

Figuur 2: Plan - Do - Check - Act

 

De Omgevingswet heeft de kerninstrumenten voor het gebruiken en beschermen van de fysieke leefomgeving. Met deze instrumenten kan de overheid beleid schrijven en uitvoeren. Daarnaast kunnen overheden met deze instrumenten regels stellen aan activiteiten en de uitvoering van projecten. De zes kerninstrumenten zijn: de omgevingsvisie, het programma, decentrale regels, algemene rijksregels, de omgevingsvergunning en het projectbesluit.

 

2.3 Kwaliteitscriteria

Naast procescriteria gelden er ook kwaliteitscriteria voor de uitvoering en handhaving. De kwaliteitscriteria voor de kritische massa (deskundigheid en ervaring) zijn verplicht voor U&H-taken van het basistakenpakket van de omgevingsdiensten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO) hebben hiertoe een modelverordening opgesteld. Voor de overige U&H-taken geldt er een zorgplicht. De invulling hiervan is vrij.

 

Een van de doelstellingen voor het bundelen van omgevingsrecht-regels in de Omgevingswet is om de dienstverlening door overheden te verbeteren. Het realiseren van de verbeterdoelen en maatschappelijke doelen van de Omgevingswet is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van overheden en vraagt om een goede en uniforme borging van de uitvoeringskwaliteit. Eén van de bestaande wetten die in de Omgevingswet wordt ondergebracht is de wet VTH. Daarin zijn de afspraken opgenomen die het Rijk, de provincies en de gemeenten hebben gemaakt om vergunningverlening, toezicht en handhaving van het omgevingsrecht beter te organiseren. De wet VTH heeft daarmee de basis gelegd voor een landelijk dekkend stelsel van 29 regionale omgevingsdiensten. De wet VTH is via de Invoeringswet Omgevingswet onder de Omgevingswet gebracht. Afdeling 18.3 van de Omgevingswet biedt de grondslag voor de kwaliteitsbevordering en afstemming van uitvoering en handhaving.

 

De gemeenteraad van Woudenberg heeft de “Verordening uitvoering en handhaving (omgevingsrecht) Woudenberg 2022” vastgesteld. Deze verordening geeft uitvoering aan de wettelijke opdracht vanuit de voormalige wet VTH om regels te stellen aan de kwaliteit van de uitvoering en handhaving van het omgevingsrecht. Deze U&H-strategie geeft daar invulling aan in paragraaf 3.6.

 

De Omgevingswet vereist aanvullende competenties. Daarom zijn onder regie van de Kerngroep Kwaliteitscriteria, met vertegenwoordigers van de koepelorganisaties VNG en IPO, Omgevingsdienst NL en het Rijk, vijf nieuwe competentieprofielen toegevoegd aan de kwaliteitscriteria uitvoering en handhaving, namelijk: casemanager, vergunningverlener, toezichthouder/handhaver, juridisch adviseur en specialistisch adviseur. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn deze competentieprofielen onderdeel van de kwaliteitscriteria Uitvoering en Handhaving geworden.

 

2.4 Scope

Deze U&H-strategie geldt alleen voor de (thuis)taken die door de gemeente zelf worden uitgevoerd. Voor de verplichte basistaken (milieu) die zijn overgedragen aan de RUD is de gezamenlijke U&H-strategie van de RUD Utrecht van toepassing. De beleidsperiode van de gezamenlijke U&H-strategie is bij collegebesluit verlengd tot en met 31 december 2025. De gemeente Woudenberg blijft het bevoegd gezag en behoudt de bestuurlijke en politieke verantwoordelijkheid voor de taken die door de omgevingsdienst(en) worden uitgevoerd.

 

2.5 Ontwikkelingen

Het omgevingsrecht is continu in ontwikkeling. Diverse juridische, maatschappelijke en organisatorische ontwikkelingen zijn van invloed op de doelen, keuzes, prioriteiten en de uitvoering van toezicht en handhaving binnen de gemeente. Het gaat hier om lokale ontwikkelingen, maar ook om ontwikkelingen op regionaal en landelijk niveau, zoal wijzigingen van wet- en regelgeving of afspraken met samenwerkingspartners of andere overheidsorganisaties. Hierna worden een aantal ontwikkelingen verder toegelicht:

 

2.5.1 Omgevingswet

De nieuwe Omgevingswet bundelt 26 wetten, 120 sectorale AMvB’s en honderden ministeriële regelingen. Het doel van de Omgevingswet is het bereiken van een balans tussen enerzijds het in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en anderzijds het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van een goede omgevingskwaliteit om maatschappelijke behoeften te vervullen. De Omgevingswet legt meer verantwoordelijkheid neer bij initiatiefnemers en er wordt verwacht dat zij zelf meer aandacht besteden aan participatie en draagvlak bij omwonenden.

 

2.5.2 De Bruidsschat

Tot 2032 geldt een overgangssituatie met overgangsrecht. De zogenaamde “Bruidsschat” is opgenomen in het tijdelijke deel van het omgevingsplan (het omgevingsplan van rechtswege) en bevat de verschillende wettelijke regels op het gebied van de fysieke leefomgeving die onder het Rijk vielen. Tijdens de overgangssituatie kan de gemeente ervoor kiezen om deze regels (on)gewijzigd op te nemen in het omgevingsplan of te laten vervallen.

 

2.5.3 Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb)

Gelijktijdig met de Omgevingswet is de Wkb in werking getreden. De Wkb geldt voorlopig alleen voor het nieuw bouwen van eenvoudige bouwwerken die vallen onder gevolgklasse 1 (beperkte gevolgen), zoals bijvoorbeeld eengezinswoningen en kleinere bedrijfspanden. De gemeente blijft wel het bevoegd gezag en deze wet heeft consequenties voor de handhaving door het bevoegd gezag. Bouwwerken die vallen onder de Wkb worden door de gemeente niet meer preventief (door middel van een vergunning) getoetst aan de bouwtechnische eisen vanuit het Besluit bouwwerken leefomgeving (hierna: Bbl), de opvolger van het Bouwbesluit 2012. Ook wordt er geen regulier toezicht meer op deze bouwwerken gehouden. In plaats daarvan moet de initiatiefnemer een onafhankelijke kwaliteitsborger inschakelen die op basis van een borgingsplan toetst en toeziet op de bouw, zodat een gerechtvaardigd oordeel kan worden uitgesproken of het bouwwerk aan de bouwtechnische voorschriften voldoet en dit bij het gereedkomen van het bouwwerk kan worden verklaard. Mede onder invloed van de Omgevingswet en de Wkb bestaat de kans dat er een verschuiving plaats zal vinden van vergunningverlening naar toezicht.

 

2.5.4 Kruimelgevallenregeling vervalt

Met de kruimelgevallenregeling (artikel 4 van Bijlage II van het Bor) kon voor veelvoorkomende categorieën gevallen buitenplans worden afgeweken van het bestemmingsplan en omgevingsvergunning worden verleend. In de Omgevingswet is dit komen te vervallen. Er zal nog moeten worden bepaald op welke wijze deze regeling wel of niet terugkomt in het toekomstige omgevingsplan. Voor de tussenperiode geldt, vergelijkbaar met de “Bruidsschat” voor de rijksregels, “Beleidsregels planologische Afwijkingsmogelijkheden 2020”, als afwegingkader voor omgevingsplanactiviteiten.

 

Op de website van het (IPLO) wordt gesteld: “Als een activiteit niet (geheel) mogelijk is op basis van het omgevingsplan, kan een initiatiefnemer een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) aanvragen. Het bevoegd gezag kan de BOPA verlenen als de activiteit voldoet aan een evenwichtige toedeling van functies en aan de instructieregels van het Rijk en de provincie.”

 

2.5.5 De knip

In de Omgevingswet wordt voor een bouwactiviteit de bouwtechnische en ruimtelijke beoordeling uit elkaar gehaald en gesplitst in twee los van elkaar staande activiteiten: De (technische) bouwactiviteit en de omgevingsplanactiviteit. Dit wordt “de knip” genoemd. Met deze knip zal “het bouwen van een bouwwerk” moeten worden getoetst aan twee verschillende soorten regels. Enerzijds aan de bouwtechnische regels uit het Bbl en anderzijds aan onder andere de regels die de gemeente heeft opgenomen in het omgevingsplan.

 

2.5.6 Vergunningsvrije bouwwerken

Onder de Omgevingswet zijn de regels voor het bouwtechnisch vergunningsvrij bouwen veranderd (bouwactiviteit). Er is sprake van een aanzienlijke verruiming, waardoor voor bepaalde categorieën gevallen geen bouwtechnische vergunning meer hoeft te worden aangevraagd. Dit houdt in dat een groter deel van het gemeentelijke bouwvolume zonder vergunning voor de bouwtechnische aspecten tot stand komt. Dit bouwvolume moet echter wel voldoen aan de daaraan gestelde technische regels uit het Bbl.

 

Ook voor de planologische activiteit worden bepaalde categorieën vergunningvrij verklaard (omgevingsplanactiviteit). In artikel 22.36 van de Bruidsschat wordt gedoeld op activiteiten die altijd vergunningvrij zijn, ongeacht of de bebouwing voldoet aan het omgevingsplan, en in artikel 22.27 wordt gedoeld op activiteiten die alleen vergunningvrij zijn, als ze daarnaast ook voldoen aan de bepalingen in het omgevingsplan (c.q. bestemmingsplan).

 

Daarnaast heeft de gemeente ook meer regie over een deel van het vergunningsvrij maken van de ruimtelijke regels voor bouwwerken. Dit kan in het omgevingsplan worden geregeld.

 

2.5.7 Energietransitie

De energietransitie die landelijk is ingezet zal gevolgen hebben voor met name bouwactiviteiten onder de Omgevingswet. De toetsing van vergunningaanvragen zal veranderen, bijvoorbeeld door de eisen die gesteld worden aan nieuwe installaties als warmtepompen. Daarbij veroudert de bestaande gebouwenvoorraad en (thematisch) toezicht op deze voorraad moet vorm worden gegeven.

 

2.5.8 Basistakenpakket

Het Basistakenpakket is het pakket taken dat wettelijk gezien door de omgevingsdienst moet worden uitgevoerd namens de gemeente. Dit geldt voornamelijk voor taken op gebied van milieuvergunningen en -toezicht, maar ook bodemtaken en advisering bij omgevingsvergunningen. Er kunnen altijd wijzigingen optreden van wet- en regelgeving die van invloed kunnen zijn op het basistakenpakket. Dan is er afstemming nodig tussen de gemeente en de RUD om te zien hoe dit geregeld moet worden. Ook kan de wetgever besluiten dat er taken worden toegevoegd of uitgenomen. Dat gaat in afstemming met gemeenten en provincie (via de VNG en het IPO) en via een vastgesteld afwegingskader.

 

2.5.9 Vergunning van rechtswege vervalt

Sinds de inwerkingtreding van de Omgevingswet is het niet langer mogelijk dat een vergunning van rechtswege wordt verleend. Dit gebeurde voorheen op het moment dat de wettelijke behandeltermijn verliep, terwijl deze niet (tijdig) was opgeschort of verlengd. Sinds 1 januari 2024 geldt nog wel de wettelijke termijn, maar slechts als een termijn van orde. Echter, zoals altijd is het nog steeds mogelijk om de gemeente in gebreke te stellen als deze termijn van orde ononderbroken verloopt. In dat geval krijgt de gemeente nog 2 weken de tijd om alsnog tot een beschikking te komen, waarna een bepaald geldbedrag wordt verbeurd per dag dat de overschrijding duurt, tot een bepaald wettelijk gesteld maximum.

 

3. Strategisch beleidskader

 

Het strategisch beleidskader vormt het beginpunt van de BIG-8 cyclus. In dit hoofdstuk zijn de visie en missie van de gemeente Woudenberg geformuleerd, die leidend zijn voor de U&H-strategie. Daarnaast is er een inventarisatie uitgevoerd van de meest voorkomende taken die de gemeente uitvoert op het gebied van uitvoering en handhaving en de daarvoor beschikbare capaciteit en middelen. Op basis van de risicoanalyse zijn prioriteiten gesteld. Vervolgens is aangegeven welke doelen worden gesteld voor de uitvoering en handhaving en welke werkzaamheden met het oog op die doelen zullen worden verricht (artikel 13.5 Omgevingsbesluit).

 

Wij poseren hier een kanttekening. Om te voorkomen dat de gemeente geen geldende U&H-strategie had, is ervoor gekozen dezelfde risicoanalyse omtrent de prioriteitenstelling te hanteren als die gebruikt is bij het voormalige VTH-beleid. Wij beseffen dat we hiermee mogelijk achterlopen op de feitelijke risico’s, waarvan de urgentie verschoven zou kunnen zijn ten opzichte van 4 jaar geleden. Deze mogelijkheid wordt meegenomen in de wijze van uitvoering van de prioritering, waarover later meer. Daarom is dit een kortdurende U&H-strategie als een overgangsbeleidsstuk en wordt een up to date risicoanalyse gebruikt voor de nog op te stellen U&H-strategie.

 

3.1 Visie

Om de in de Omgevingswet gestelde doelstellingen te kunnen bereiken, moeten we de vergunningverlening, het houden van toezicht, en het handhavend optreden, op een dergelijke manier aanpakken dat we zo goed mogelijk naar een veilige, gezonde en schone fysieke leefomgeving kunnen streven. De instrumenten die door de wet aan de gemeente beschikbaar zijn gesteld, zijn dwangmiddelen die een inwoner of bedrijf onder druk kunnen zetten om de opgelegde norm na te volgen.

 

Voorkomen is echter te verkiezen boven de noodzaak tot handhaving. Er is een uitgebreid arsenaal aan instrumenten die de gemeente kan hanteren die – buiten de dwangmiddelen – toch kan leiden tot normconform gedrag in de samenleving. Deze instrumenten vallen grotendeels binnen het werkgebied van de communicatie. De gemeente communiceert op dit moment vooral individueel. Wanneer echter (massa)communicatie kan worden gebruikt, kan het grootste deel van de inwoners en bedrijven van Woudenberg op de hoogte raken van de (soms best ingewikkelde) omgevingsregels. Gedacht kan worden aan communicatie via de website, sociale media en de krant.

 

Op deze manier zorgen wij ervoor dat inwoners en bedrijven goed op de hoogte worden gebracht van geldende wet- en regelgeving en is men zich bewust van de pakkans en/of de ernst van de consequenties wanneer een handhavingszaak wordt opgepakt. Tot slot wordt men op deze manier ook in staat gesteld om – tijdens deze transitieperiode – het eigen gedrag te verbeteren.

 

Tijdens de werkingsperiode van deze U&H-strategie verandert onze werkwijze niet. Ondertussen zal echter gewerkt worden aan een nieuwe werkwijze, zoals het aanpakken van ‘begeleidende’ massacommunicatie, inclusief de communicatiemethoden die in het verleden al hebben gewerkt, worden onderzocht, opgesteld, en proefgedraaid. Zo hebben we bij implementatie ervan een gefundeerde kennisbasis over hoe deze tactiek effectief toe te passen.

 

Op het gebied van de U&H-strategie wordt een visie voorgesteld van een toekomst waarin de samenleving zich voor de grote meerderheid van nature normconform gedraagt, waardoor de gestelde regels, en de uitvoering en handhaving daarvan, ook daadwerkelijk tot de gewenste resultaten (bescherming van de fysieke leefomgeving) leiden. We voorzien een toekomst waarbij het handhavingsniveau hoog gehouden kan worden, zonder de handhavingscapaciteit structureel verder uit te hoeven breiden.

 

Soms kunnen de door het omgevingsrecht na te streven waarden, de bescherming van de fysieke leefomgeving en het mogelijk maken van ontwikkelingen ten behoeve van een veranderende maatschappij, in strijd zijn met elkaar. Uitgangspunt is daarbij wat volgens het omgevingsrecht is toegestaan. Het is aan de gemeente om te zorgen dat de risico’s beheersbaar blijven. Er is echter altijd een grens aan de middelen die de gemeente daarvoor kan en wil inzetten.

 

Binnen de ambtelijke organisatie van de gemeente Woudenberg staan de kernwaarden aandacht, professionaliteit, integriteit en verbinding centraal. We gedragen ons en communiceren volgens deze kernwaarden. Dit betekent dat de inwoners van de gemeente Woudenberg onder andere het volgende mogen verwachten.

 

Aandacht komt terug in de kernwaarden Integriteit, Professionaliteit en Verbinding, en is daarmee de verbindende factor. Symbolisch weer te geven met het klaverblaadje, waarbij de drie blaadjes de kernwaarden Verbinding, Professionaliteit en Integriteit zijn en de stengel – als levensader naar de blaadjes – staat voor Aandacht. ‘Alles wat je aandacht geeft groeit’. Dat geldt ook binnen onze organisatie. Wij willen professioneel en integer zijn in ons werk en hier de komende jaren in blijven groeien, in verbinding met elkaar en onze omgeving. Aandacht is hierbij de noodzakelijke voedingsstof.

 

Op de volgende pagina’s staan verdere beschrijvingen van de kernwaarden, waar ze voor staan en wat deze betekenen voor onze organisatie en de samenleving.

 

3.1.1 Aandacht

De kernwaarde Aandacht staat voor het geven van erkenning, luisteren zonder vooroordeel, interesse tonen en ondersteuning geven als dat nodig is. Wij hebben aandacht voor de balans tussen capaciteit en ambitie en zijn realistisch in onze keuzes.

 

Voor de organisatie betekent deze kernwaarde dat verwacht wordt dat we ons werk doen met toewijding en we ons verdiepen in het onderwerp of de taak waar we mee bezig zijn. We gaan met elkaar (collega’s, bestuur) in gesprek en weten wat er bij de ander leeft en speelt. Nieuwe collega’s werken we goed en met aandacht in. Managers faciliteren en stimuleren eigen verantwoordelijkheid en zelfstandigheid. Een veilige en plezierige werkomgeving, waar ruimte en aandacht is om te leren (ook van je fouten), is vanzelfsprekend. We staan open voor elkaars ideeën en helpen elkaar waar en wanneer dat nodig is.

 

Voor de samenleving betekent deze kernwaarde dat we interesse tonen, in de (klant)vraag en burgerinitiatieven. Dat we meedenken en realistisch zijn over de mogelijkheden. We zijn open en benaderbaar. We maken tijd voor persoonlijke aandacht en gaan met inwoners, ondernemers en maatschappelijke partners in gesprek zodat we op de hoogte zijn van wensen, verwachtingen en problemen en daarop in kunnen spelen.

 

3.1.2 Professionaliteit

Bij de kernwaarde Professionaliteit draait het om respectvol en in open communicatie samenwerken met collega’s, inwoners, ondernemers en samenwerkingspartners.

 

Voor de organisatie betekent deze kernwaarde dat we op vakkundige wijze ons werk doen, waarbij we oog hebben voor onze eigen rol en die van de ander. Er is een professionele samenwerking tussen bestuur en organisatie waarbij we het bestuur onafhankelijk en goed onderbouwd adviseren. We zijn omgevingssensitief en weten hoe daarnaar te handelen en te gedragen. Er is ruimte om te leren, zowel vakspecifiek maar ook over werken bij een gemeente.

 

Voor de samenleving betekent deze kernwaarde dat we integraliteit stimuleren. We leggen actief verbindingen tussen verschillende disciplines, ook buiten onze organisatie, om zo tot gedragen en realistische plannen en beleid te komen. We luisteren zonder oordeel, we kunnen ons verplaatsen in het politieke speelveld en de inwoners en weten welke belangen er spelen.

 

3.1.3 Integriteit

Bij de kernwaarde Integriteit draait het om betrouwbaar en respectvol zijn in ons handelen naar elkaar en richting inwoners, ondernemers en samenwerkingspartners. Dat we zeggen wat we doen en dat we dan ook doen wat we hebben gezegd. We zijn open en transparant in onze communicatie én in ons handelen. We durven, willen en kunnen verantwoording afleggen over dat wat we doen.

 

Voor de organisatie betekent deze kernwaarde dat we een veilige sfeer creëren om in te werken, te leren en elkaar op een opbouwende manier aanspreken. Ons integriteitsbeleid is hierbij onze leidraad. We brengen de gemeente niet in een negatief daglicht via bijvoorbeeld sociale media. We gebruiken de verkregen informatie en materialen alleen voor ons werk en we houden ons aan de gedragscode.

 

Voor de samenleving betekent deze kernwaarde dat we gelijke zaken op gelijke wijze behandelen. We staan voor behoorlijk bestuur en gaan uit van eerlijk en transparant handelen. We gaan verantwoordelijk om met ieders belangen en kunnen verantwoording afleggen over onze keuzes. De samenleving mag erop vertrouwen dat wat is vastgelegd in onze regelgeving voor iedereen geldt. Dat geeft rechtszekerheid.

 

3.1.4 Verbinding

Bij de kernwaarde Verbinding draait het om in verbondenheid samenwerken. Verbinding is de energie dat ontstaat wanneer we ons gezien, gehoord en gewaardeerd voelen. Wanneer we ons verbonden voelen met onze collega’s, de organisatie en onze omgeving, zijn we meer betrokken en gemotiveerd. Daarom is verbinding is nodig om ontwikkeling te realiseren. Verbinding gaat ook over vertrouwen hebben in en dienstverlenend zijn aan de inwoners en de ondernemers, de bestuurders, onze samenwerkingspartners en onze collega’s.

 

Voor de organisatie betekent deze kernwaarde dat we open en eerlijk naar elkaar zijn. We voelen ons betrokken bij de organisatie en tonen actieve interesse in elkaar en wat er speelt. Als er geen verbinding is, kan een samenwerking niet optimaal succesvol zijn. Verbinding draagt bij aan vitaliteit en leidt tot meer werkgeluk. Het kan ook helpen bij het verminderen van stress op de werkvloer.

 

Voor de samenleving betekent deze kernwaarde dat we betrokken en bereikbaar zijn en oog hebben voor mens en omgeving. Verbinding staat voor een positieve, open, toegankelijke en samenwerkingsgerichte houding.

 

3.2 Missie

De gemeente Woudenberg beschermt de fysieke leefomgeving binnen haar gebiedsgrenzen, waarmee ze deze zo veilig, gezond, en schoon mogelijk houdt voor haar inwoners, bedrijven en bezoekers om te wonen, werken, recreëren, opgroeien en leven, door het omgevingsrecht op een daartoe adequate manier uit te voeren en te handhaven.

 

Hoe kunnen we deze missie ten uitvoer brengen binnen de drie werkgebieden van deze U&H-strategie?

 

3.2.1 Vergunningverlening

Om een betrouwbare partner te zijn voor haar inwoners en ondernemers, stelt de gemeente Woudenberg zich dienstverlenend op door op gelijke wijze om te gaan met gelijke vergunningaanvragen, waarbij zij een klantgerichte en vraaggerichte benadering kiest.

 

Dit vereist een snelle, zorgvuldige, juridisch correcte en tijdige afhandeling van vergunningaanvragen, alsook een kundige c.q. integrale, transparante en vriendelijke informatievoorziening, zowel mondeling als digitaal. Zo weten aanvragers waar zij aan toe zijn en kunnen zij zo hun eigen verantwoordelijkheid nemen. Deze bestaat uit het indienen van een ontvankelijke aanvraag, en het reageren op verzoeken tot aanpassing.

 

Wanneer sprake is van gemeentelijke beleidsvrijheid, moet altijd naar het nut en de noodzaak van het aanvraagproces worden geoordeeld. Overbodige toetsingskaders, procedurestappen en indieningsvereisten worden geschrapt, alsook onnodige voorschriften of vergunningsvoorwaarden. De focus ligt hierbij op het “ja, tenzij”-principe, wat inhoudt dat integraal wordt gezocht naar de mogelijkheden om de aangevraagde activiteiten te vergunnen. Het creëren van draagvlak of acceptatie van de voorgenomen plannen bij belanghebbenden is de taak van de initiatiefnemer, waarbij de gemeente uiteraard kan adviseren.

 

Hierbij moet worden opgemerkt, dat een legalisatieaanvraag absoluut niet anders benaderd/getoetst wordt dan wanneer het geen illegale situatie zou betreffen. In bestemmingsplan/omgevingsplan zijn door de raad zorgvuldige kaders voor de ruimte vastgelegd. Bij een legalisatie in strijd met die kaders, zal dus extra bezien moeten worden of een aanpassing van de kaders wel gepast is.

 

Door meer invloed uit te oefenen aan de voorkant zal vaker voorkomen kunnen worden dat achteraf legalisatie moet worden overwogen. Dit is een automatisch gevolg, en valt voor verantwoording van de gemeente. Om het grootste deel van de inwoners en ondernemers voldoende te verleiden tot normconform gedrag, moet de consequentie van het overtreden van de regels zodanig zijn dat men ervoor waakt om dit uit te voeren.

 

Als een overtreder echter voor legalisatie van illegaal gerealiseerde activiteiten evenveel kans maakt (of mogelijk zelfs meer) dan een ondernemer of burger die het netjes eerst aanvraagt, dan kan de impuls tegenovergesteld worden: om meer kans te maken op een vergunning wordt de overtreding eerst begaan. Dit kan niet de bedoeling zijn, en leidt tot rechtsongelijkheid, namelijk tussen degenen die de wet overtreden en zij die zich er netjes aan willen houden. Dit zou ten koste kunnen gaan van de betrouwbaarheid van de gemeente, en is dus ongewenst.

 

3.2.2 Toezicht en handhaving

Met name door consistente toezicht en handhaving kan de gemeente Woudenberg komen tot een veilige, gezonde en schone fysieke leefomgeving. Het werkt des te treffender wanneer deze herkenbaar, duidelijk en integraal wordt opgepakt en gecommuniceerd. We hebben immers ook meer ogen en oren in het dorp wat leidt tot een gezamenlijke verantwoordelijkheid die verder voert dan toezicht en handhaving.

 

Allereerst is het noodzakelijk dat duidelijk wordt gecommuniceerd over wat wel en niet mag. Deze basiskennis over gestelde normen en verplichte processen moet helder en algemeen bekendgemaakt worden op een manier die mensen persoonlijk aanspreekt. Zo wordt het burgers en bedrijven makkelijker gemaakt om de eigen verantwoordelijkheid te nemen.

 

Natuurlijk hoort elke burger de wet te kennen, en wordt van inwoners en ondernemers verwacht dat ze zich maatschappelijk verantwoord opstellen, maar hierin draagt de gemeentelijke overheid ook een steentje bij. Wanneer de gemeente zich als een betrouwbare partner opstelt in het samen voldoen aan de normen, en het samen doorlopen van de processen, kunnen zowel burger als overheid op elkaar bouwen. In dat geval kunnen overheid en burgers ook samenwerken om andere overtredingen op te sporen en ongedaan te laten maken, om zo te komen tot een meer normconforme samenleving.

 

Vanzelfsprekend kan er op enig moment een bepaald handhavingsinstrument (of een combinatie van meerdere handhavingsinstrumenten) noodzakelijk zijn, op het moment dat een burger zich niet normconform gedraagt. Ondanks dat dit in elke gemeente noodzakelijk is voor rechtszekerheid, rechtsgelijkheid, en een betrouwbare overheid, heeft het de voorkeur dat dit eerder de uitzondering is dan de norm. Dwang is een veel minder potente motivatie om aan een norm te voldoen, dan een beroep op het oprechte rechtvaardigheidsgevoel, of op samenwerking, om te komen tot een mooiere maatschappij voor iedereen.

 

Er wordt om deze reden een uitgebreid communicatieplan voorbereid en opgesteld ten behoeve van naleefgedrag van de inwoners en ondernemers van Woudenberg. Hiertoe dienen een aantal onderzoeken gedaan te worden. Te denken valt aan deskresearch naar methoden die in het verleden hebben gewerkt, onderzoek naar de hoeveelheid overtredingen, en onderzoek naar de intrinsieke motivaties van inwoners en ondernemers van de gemeente Woudenberg.

 

Daarnaast is het wenselijk om te bezien of de risicoanalyse waarop dit beleid is gebaseerd, nog steeds passend is in deze tijd. Wij zetten de beleidslijn vanuit de prioritering met de huidige risicoanalyse voort en zullen in de tussentijd een analyse (laten) uitvoeren om bij een volgende beleid met een actuele risicoanalyse te werken. We werken met een handhavingslijst met zaken die worden geprioriteerd en vervolgens worden afgewerkt via de handhavingsstrategie: eerst een legalisatieonderzoek, dan een vooraankondiging van het handhavingsbesluit, dan de gelegenheid tot het indienen van een zienswijze en dan een handhavingsbesluit.

 

Wat dit handhavingsbesluit inhoudt (meestal de keuze tussen last onder bestuursdwang of last onder dwangsom), en hoe lang de begunstigingstermijn moet zijn, verschilt per situatie en moet dan ook per situatie afgewogen worden. Hiervoor is een beleidsrichtlijn opgesteld die zoveel mogelijk als basis wordt gebruikt.

 

3.3 Doelstellingen

  • 1.

    Voldoen aan de kwaliteitscriteria 2.3, deel B. (Deze is te vinden op de website van de VNG.)

  • 2.

    Formele weigeringen zoveel mogelijk beperken door in het vooroverleg-traject heldere voorlichting en kaders mee te geven voor een kansrijke vergunningaanvraag.

  • 3.

    Juridisch correcte, tijdige vergunningverlening, onder begeleiding van transparante en vriendelijke voorlichting.

  • 4.

    De inspanningsintentie moet gericht zijn op het begeleiden van de overtreder tot normconform gedrag. Sancties als handhavingsinstrument zoveel mogelijk als laatste redmiddel inzetten.

  • 5.

    Het huidige handhavingsniveau te behouden en zoveel mogelijk te verhogen.

  • 6.

    Door middel van goede monitoring en evaluatie te komen tot een gesloten beleidscyclus van meetbare doelstellingen.

In bijlage 1 wordt uitgewerkt per vakdiscipline een overzicht van meetbare doelstellingen schematisch weergegeven. Deze doelstellingen zijn gekozen vanwege de verplichtingen uit de Omgevingswet in combinatie met de eigen intrinsieke wens van VTH Woudenberg om zo te komen tot een schoon, veilig en gezond fysiek domein te komen. Om te voldoen aan de wet en aan de BIG-8 beleidscyclus, moeten er doelen gesteld worden op basis van een risicoanalyse. In alinea 3.3 en bijlage 1 komt dit verder aan de orde. Dit is alleen om weer te geven wat wij vanuit onszelf graag als doel willen stellen.

4. De Uitvoerings- en Handhavingsorganisatie

4.1 Structuur en organisatie

Het college is op het gebied van de Omgevingswet, de Gemeentewet en de Awb het bevoegde bestuursorgaan voor vergunningverlening, toezicht en handhaving. Binnen het college zijn portefeuillehouders aangewezen. Vergunningverlening behoort tot een andere portefeuillehouder dan toezicht en handhaving. De portefeuillehouders zijn samen bestuurlijk verantwoordelijk voor het gevoerde beleid en de uitvoering van taken die binnen hun afstemming plaatsvindt, zodat er eenduidig en slagvaardig wordt opgetreden en gehandeld. De beleidsmedewerkers die zich met VTH-taken bezighouden hebben regelmatig een zogenaamd ‘Portefeuillehoudersoverleg’ (hierna: PHO) met de bestuurders om beleidsmatige en lopende zaken te bespreken.

 

De doelstellingen van het beleid zijn afgestemd op de omvang van de gemiddelde werkvoorraad op vergunningverlening, toezicht en handhaving en de daarbij behorende capaciteit. Op het moment dat de omvang van de werkvoorraad in totaal of op onderdelen toe- of afneemt zal een (her)prioritering of (tijdelijke) uitbreiding in capaciteit moeten plaatsvinden. De verantwoording voor de prioritering en de bewaking van voldoende (adequaat) toezicht en handhaving is terug te vinden in het jaarlijks op te stellen VTH-uitvoeringsprogramma.

 

Het behandelen van aanvragen voor een omgevingsvergunning bouwen en variaties daarop, vindt plaats door de plantoetsers. Het toezicht op de uitvoering en de naleving van bouwregelgeving, ruimtelijke ordening etc. wordt uitgevoerd door de toezichthouders. Het juridisch/beleidsteam is verantwoordelijk voor het voeren van juridische procedures en het uitvoeren van bestuursrechtelijke handhavingsprocedures.

 

Vergunningverlening is binnen de gemeente Woudenberg, en binnen de vakdisciplines in het bijzonder, gescheiden van toezicht en handhaving. Dat is nodig gebleken. Niet alleen om te voorkomen dat er belangenverstrengeling kan ontstaan, maar ook omdat het ongewenst is dat een vergunningverlener zijn of haar eigen vergunning zou kunnen controleren. Deze scheiding is op drie manieren gerealiseerd, namelijk door:

 

  • Een duidelijke functieomschrijving.

  • De betreffende medewerkers in aparte basisteams te organiseren.

  • Vergunningverlening te laten behoren tot een andere portefeuillehouder dan de portefeuillehouder die is belast met toezicht en handhaving.

4.2 Middelen

De kosten die binnen de gemeente Woudenberg bestaan voor de U&H-taken bestaan voornamelijk uit personele kosten van medewerkers, de gemeentelijke bijdrage aan de RUD en de bijdrage aan de VRU. Daarnaast zijn er de overige kosten zoals het registratiesysteem (dat wordt gebruikt voor werkzaamheden rondom omgevingsvergunningen, maar ook is ingericht om de toezicht- en handhavingszaken in uit te voeren). Een andere post is ook de inzet van de commissie ruimtelijke kwaliteit. Ook zijn er kosten voor de hardware die nodig is voor de toezichthouders om op locatie te werken, zoals een gemeentelijke toezichtoutfit, veiligheidskleding, zoals schoenen en een helm, de twee nieuwe I-pads en de kosten voor het gebruik van het gemeentelijke vervoersmiddel tijdens controles.

 

Tegenover de uitgaven staan de legesinkomsten. Deze mogen over een langere periode niet meer dan kostendekkend zijn. Overigens komen niet alle taken in aanmerking voor legesdekking. Dit geldt voor alle vooroverleg, bezwaar- en beroepsprocedures, meldingen en toezicht en handhaving. De omgevingswet heeft de basis voor het heffen van de leges veranderd, maar biedt nog steeds geen mogelijkheid om de kosten van toezicht en handhaving via leges te dekken. Onlangs is een memo aan de raad gericht over de leges bij vergunningverlening na realisatie van de activiteit.

 

Hierbij moet worden opgemerkt dat de legesverordening twee instanties van achteraf te innen leges bij een overtreding kent: 1) de leges voor de wijziging van de vergunning – in het geval in afwijking van de vergunning is gebouwd, en de nieuw uitgevoerde bebouwing opnieuw moet worden beoordeeld, en 2) de leges voor de verlening van de vergunning na realisatie van het bouwwerk. Bezien wordt in hoeverre de in de legesverordening opgenomen verhoging van de leges met 2% afdoende is, of dat een verdere verhoging wenselijk is.

 

De gemeenteraad heeft de bevoegdheid, en de plicht op grond van de wet, om financiële middelen beschikbaar te stellen. Dat heet ‘budgetrecht’. Er is in het recente verleden een uitbreiding van capaciteit plaatsgevonden bij team toezicht en handhaving, namelijk een uitbreiding in uren. Ook zijn de meeste tijdelijke medewerkers inmiddels vervangen met vaste medewerkers. In de aankomende periode zal worden onderzocht in hoeverre we met deze capaciteit voldoende toekomen aan de werkvoorraad en wat dan de eventuele risico’s zijn. Tijdens de jaarlijkse evaluaties zal blijken of dit voldoende wordt gegarandeerd. En zo niet, welke maatregelen nodig zijn om tot een betere afhandeling van de werkvoorraad en zo tot een beter handhavingsniveau te komen.

 

4.3 Samenwerkingspartners

De gemeente Woudenberg voert haar U&H-taken niet alleen uit, maar werkt daarvoor samen met verschillende partners. Het Omgevingsbesluit (hierna: Ob) en de Ministeriële omgevingsregeling (hierna: Or) verplichten een afstemming en bekendmaking van het uitvoeringsprogramma aan betrokken bestuursorganen en strafrechtelijke partners.

 

Hierna zal een overzicht van die samenwerkingspartners volgen. Per samenwerkingspartner wordt een korte beschrijving gegeven van de taken die eenieder voor diens rekening neemt en welke afspraken er zijn gemaakt.

 

4.3.1 De Regionale Uitvoeringsdienst Utrecht (RUD)

Woudenberg werkt voor haar verplichte basistaken samen met de RUD. Artikel 13.5, lid 2, van de Omgevingswet luidt: “De bestuursorganen die deelnemen in een omgevingsdienst stellen gezamenlijk een uniforme uitvoerings- en handhavingsstrategie vast voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 13.12, eerste lid.’ Hier worden de basistaken beschreven.

 

De uniforme U&H-strategie is door onze gemeente vastgesteld voor 2020-2022 en vorig jaar verlengd tot aan 2025. De RUD ondersteunt elf gemeenten en de provincie, en voert de haar opgelegde taken uit namens het college van burgemeester en wethouders. Het staat de gemeente daarbij vrij om de strategieën uit de U&H-strategie ook van toepassing te verklaren op haar eigen taken. Naast een meerjarige U&H-strategie vereist de wet ook jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s en evaluaties die bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen uit de meerjarige strategie.

 

De milieutaken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving worden uitgevoerd door de RUD. Het gaat hierbij om de verplichte basistaken, aangevuld met een aantal andere milieu-gerelateerde taken, zoals het beleid en de uitvoering van de Wet bodembescherming. Zij zijn hiervoor volledig gemandateerd, zoals onderstaande tabel indiceert. Ook het volledige inrichtingenbestand – inclusief (voormalige) provinciale bedrijven – van de gemeente Woudenberg is overgedragen aan de RUD. De gemeente blijft als bevoegd gezag echter wel verantwoordelijk voor de uit te voeren taken op regionaal niveau en kan hier waar nodig sturing op geven.

 

De RUD voert voor de gemeente Woudenberg de vergunningverlening/advisering voor de omgevingsvergunning activiteit ‘milieu’ uit. Enkelvoudige vergunningen worden door de RUD verleend. Bij meervoudige vergunningen levert de RUD advies voor het milieudeel. Voor de bodemkwaliteit behandelt de RUD de meldingen en houdt zij toezicht. Voor bodemsanering levert de RUD – op verzoek – advies aan de gemeente Woudenberg. Daarnaast voert de RUD (indien noodzakelijk) specialistische taken uit zoals hogere grenswaarden geluidsmetingen, ecologie en wordt bezien welke rol zij kunnen spelen bij de omgevingstafel.

 

Hierna volgt een schematische weergave van de taakvelden met bevoegd gezag voor de uitwerking van het beleid en de uitvoerende partij.

Taakveld

Uitwerking beleid

Uitvoerende partij

Omgevingsvergunning en melding activiteit ‘milieu’

Gemeente Woudenberg

RUD

Toezicht milieu

Gemeente Woudenberg

RUD/Gemeente Woudenberg (signalerend)

Aandachtsgebieden milieu

Gemeente Woudenberg

RUD

Handhaving op milieu activiteiten

Gemeente Woudenberg

RUD

 

De samenwerkingsafspraken tussen de RUD en de gemeente Woudenberg liggen vast in een dienstverleningsovereenkomst (hierna: DVO). De RUD rapporteert ieder kwartaal en ook jaarlijks over de voortgang van de uitvoering van haar taken voor de gemeente. Ook stelt de RUD jaarlijks een jaarprogramma op. Het jaarverslag en het uitvoeringsprogramma worden door het college vastgesteld en ter kennisname aan de gemeenteraad aangeboden.

 

Daarnaast is de RUD een samenwerkingspartner in de uitvoering van het takenpakket dat zij namens het bevoegd gezag van de provincie Utrecht uitvoeren, onder andere op het gebied van de voormalige Wet natuurbescherming. Tot slot voert de RUD de taken voor advisering op vergunningverlening en toezicht op gebied van archeologie op afroep uit voor onze gemeente.

 

4.3.2 Veiligheidsregio Utrecht (VRU)

De VRU is een samenwerkingsverband van en voor alle 26 Utrechtse gemeenten in de provincie. Ze hebben 71 brandweerposten in de regio. Via het Veiligheidsinformatiecentrum (VIC) worden de kwetsbaarheden, risico’s en kansen in de regio onderzocht, om zoveel mogelijk incidenten te voorkomen en om snel en effectief te kunnen optreden en door de samenleving te informeren over wat zij zelf kunnen doen om risico’s te verkleinen, gevolgen te beperken en zelfredzaamheid te vergroten.

 

De VRU zet zich ook in voor crisisbeheersing bij sluimerende, dreigende of langdurige crises, zoals corona of de opvang van vluchtelingen. Zij proberen de effecten van de crises zoveel mogelijk te minimaliseren en daarmee de weerbaarheid van de samenleving te vergroten, door zich op de kerntaken te focussen en zich op de coördinatie en regie te richten, om zo snel mogelijk terug te keren naar een stabiele situatie, en de taak weer over te dragen aan de partij die hier primair voor is toegerust.

 

Dit doen zij met centralisten op de 112-meldkamer, de brandweermensen, de collega’s van risicobeheersing, crisisbeheersing, de geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio (GHOR) en de ondersteunende diensten.

 

De VRU adviseert de gemeente Woudenberg in het kader van de vergunningverlening op het gebied van brandveilig gebruik. Daarnaast voert de VRU op dit gebied het toezicht uit. Tevens adviseert de VRU in het kader van Bevi bedrijven en de ruimtelijke inrichting van gebieden, onder andere in de voorbereiding van de brandbestrijding. De samenwerkingsafspraken tussen de VRU en de gemeente Woudenberg liggen ook vast in een Taakuitvoeringsovereenkomst (TUO). De VRU rapporteert jaarlijks over de uitgevoerde werkzaamheden en stelt jaarlijks in overleg met de gemeente Woudenberg een jaarplan op.

 

4.3.3 Provincie Utrecht (de provincie)

De provincie beslaat zo’n 1560 km2, kent 26 gemeenten met samen ca. 1,36 miljoen inwoners. Utrecht is een groene provincie, maar het wegennet is het drukste en meest gebruikte wegennet van Nederland. Het centraal station van Utrecht verwerkt evenveel reizigers als Schiphol: 57 miljoen per jaar. Daar is beleid op nodig.

 

Om gezamenlijk effectief en efficiënt te kunnen opereren, is samenwerking tussen de voornoemde samenwerkingspartners verplicht gesteld. De provincie heeft op grond van afdeling 18.3 van de Omgevingswet de wettelijke taak gekregen om deze samenwerking tussen alle organisaties die zich bezighouden met omgevingsrecht te coördineren. Hiertoe dienen zij een of meerdere overlegorganen in te stellen. Tenslotte is de provincie op grond van dezelfde afdeling van de Omgevingswet de wettelijke regisseur kwaliteitseisen en ziet zij erop toe dat hieraan voldaan wordt.

 

Op provinciaal vlak is het doel binnen het domein van U&H het verbeteren en bewaken van de kwaliteit en veiligheid van de fysieke leefomgeving van de provincie. Zoals aangegeven streven de verschillende samenwerkingspartners (alle Utrechtse gemeenten, de RUD, de VRU, de waterschappen, het openbaar ministerie en de politie) dit doel na op basis van hun eigen (wettelijke) taken en rollen. Daarnaast is de provincie bevoegd gezag op een aantal wetgevingen en op haar eigen verordeningen. De uitvoering vindt deels via de RUD en deels via eigen personeel van de provincie plaats.

 

4.3.4 Interbestuurlijk toezicht (IBT)

De provincies hebben een rol gekregen in het kader van het interbestuurlijk toezicht op de uitvoering van medebewindstaken. Voorheen werd deze rol uitgevoerd door de Inspectie leefomgeving & Transport (ILT). Daarvoor werd het gedaan door de VROM-inspectie. Primair heeft de gemeenteraad de taak het college te controleren op het juist uitvoeren van haar taken op het gebied van het omgevingsrecht. Dit wordt horizontaal toezicht genoemd. De provincie voert in principe haar taak in het kader van het verticale toezicht terughoudend uit.

 

In het beleidskader IBT 2021-2024 staat hoe de provincie de komende periode invulling geeft aan deze toezichthoudende rol. Daarnaast haken ze aan bij landelijke ontwikkelingen, zoals opgenomen in de ‘Agenda Toekomst van het Toezicht’ (ATT), en de provinciale ontwikkelingen in de vorm van het programma Sterk Utrechts Bestuur. Dit programma richt zich op de verbetering en versterking van de samenwerking tussen de provincie en lokale overheden.

 

4.3.5 Waterschap Vallei en Veluwe

De gemeente Woudenberg ligt bijna geheel 1 binnen het Beheergebied van waterschap Vallei en Veluwe. Op 1 januari 2024 is van waterschap Vallei en Veluwe een Waterschapsverordening in werking getreden. Hiermee is de Keur Waterschap Vallei en Veluwe 2013 vervallen en vervangen.

 

Daarnaast heeft gemeente Woudenberg in 2019 in samenwerking met gemeente Scherpenzeel een Waterplan 2020-2024 opgesteld. Dit is een beleidsplan waarin wordt beschreven hoe water wordt beheerd binnen de grenzen van het grondgebied van de twee gemeenten en wie waarvoor verantwoordelijk is. Hierin wordt voorgesorteerd op de wet- en regelgeving zoals die bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet gelden.

 

De RUD houdt toezicht op lozingen binnen Woudenberg en handhaaft als dat nodig is. Verder verlenen onze eigen medewerkers vergunningen, bijvoorbeeld een omgevingsvergunning. Toezicht op de vereisten in de vergunningen gebeurt ook door de medewerkers van de gemeente.

 

4.3.6 Politie

Op het gebied van strafrechtelijke milieuzaken zijn de milieu-agenten het eerste aanspreekpunt voor de gemeente. Daarnaast zijn de wijkagenten van Woudenberg het vaste aanspreekpunt voor de gemeente. Afhankelijk van de positionering van de overtreding in de interventiematrix van de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO)2 , welke in oktober 2022 is opgesteld, kan het Milieuteam op enig moment in beeld komen.

4.3.7 Openbaar Ministerie (OM)

In het geval strafrechtelijk optreden is vereist, zal ook via de politie contact worden gezocht met het OM. Dit zal bijvoorbeeld moeten gebeuren bij geconstateerde milieuovertredingen, waarbij het vermoeden bestaat dat er sprake is van een economisch delict. Handhaven op Wet op de Economische Delicten kan alleen op basis van de artikelen in de Omgevingswet. Daarbij kan gedacht worden aan een professioneel bedrijf dat sloopwerkzaamheden uitvoert waarbij asbest vrijkomt, maar er geen verplichte sloopmelding inclusief asbestinventarisatierapport wordt ingediend. In dergelijke gevallen vindt afstemming plaats met het Functioneel Parket, aangezien die afdeling zich in het bijzonder toelegt op de bestrijding van onder andere milieucriminaliteit. De vervolging van overtredingen op het gebied van openbare ruimte zal worden afgehandeld door het OM Midden-Nederland.

 

4.3.8 Omgevingsdienst Utrecht (ODRU)

De ODRU verzorgt voor onze gemeente de archeologische advisering en handhaving bij herziening van bestemmingsplan/tijdelijk omgevingsplan, en ook bij aangevraagde omgevingsvergunningen, waarbij vanwege de vereisten uit het tijdelijke omgevingsplan archeologisch onderzoek moet worden beoordeeld.

 

4.3.9 Mogelijke fusie tussen RUD Utrecht en de ODRU.

De RUD Utrecht en de ODRU hebben op 13 januari 2022 een intentieovereenkomst voor versterkte samenwerking gesloten. Al langere tijd is er tussen de twee organisaties sprake van samenwerking, zoals bij de voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet, het toezicht op energiebesparing en de Uitvoerings- en Handhavingsstrategie. Deze intentie is verder geconcretiseerd in november 2023, in de “Routekaart naar één robuuste omgevingsdienst in Utrecht”. Hierop is ons college op 8 december 2023 over de start van het fusietraject geïnformeerd. In juni 2024 zal tijdens een vervolgbijeenkomst nader ingegaan worden op de eerste contouren van de Omgevingsdienst Utrecht, en in september 2024 besluiten de algemeen besturen over het richtingsplan, waarna de besluitvorming in colleges en raden/staten volgt.

 

4.4 Bereikbaarheid

Artikel 13.9, lid 2 onder d, stelt dat de uitvoeringsorganisatie van de U&H-strategie moet garanderen dat de bestuursorganen in ieder geval bereikbaar en beschikbaar zijn, ook buiten kantooruren. Bij calamiteiten is er een gemeentelijk noodnummer beschikbaar wat buiten kantooruren kan worden gebeld, te weten (033) 277 6700. Voor wat betreft acute klachten over bedrijven die tot het basistakenpakket van de RUD behoren, is de organisatie bereikbaar en beschikbaar via de milieuklachtenlijn, te weten (0800) 0225510.

5. Omgevingsanalyse

5.1 Inleiding

De gemeente Woudenberg ligt centraal in Nederland, op de grens van de Utrechtse Heuvelrug en de Gelderse Vallei, gelegen tussen de stedelijke regio’s Utrecht, Amersfoort en Veenendaal. De gemeente telt 14.633 inwoners in 2024, en heeft een oppervlakte van 36,72 km2. Binnen de gemeentegrenzen liggen geen andere dorpen. Het dorpscentrum van Woudenberg is het winkelgebied van de gemeente.

 

Het bedrijventerrein wordt door de nieuwbouwwijk Hoevelaar verbonden, waar ca. 925 woningen gebouwd worden. Het dorp kenmerkt zich door de ligging aan twee provinciale wegen: de N226 en de N224. Vanuit de oude kern met lintbebouwing langs de toegangswegen, is het dorp wijkgericht uitgebreid sinds de jaren 60. De wijken bestaan hoofdzakelijk uit grondgebonden eengezinswoningen. De niet-grondgebonden gebouwen zijn voornamelijk appartementencomplexen uit eind jaren 80 (Westerwoud), de jaren 90 en begin 2000 (Centrum, Zeeland en De Schans).

 

Bijzondere functies zijn verzorgingstehuis Groenewoude en De Schans.

 

De bedrijventerreinen zijn een mix van transport- en opslagbedrijven en industrie, vanouds in vrijstaande gebouwen, maar in toenemende mate aangevuld met bedrijfsverzamelgebouwen. De belangrijkste bestaansbronnen zijn zakelijke dienstverlening, handel, zorg en bouwnijverheid. Daarnaast vormen transport en logistiek, landbouw en nijverheid, ook belangrijke sectoren.

 

Verspreid over de dorpskern en het buitengebied komen rijks- en gemeentelijke monumenten voor, zoals het gemeentehuis.

 

Binnen de gemeentegrenzen van Woudenberg liggen diverse landgoederen: Geerestein, De Boom, Bruinenburg, Lambalgen, Rumelaar/Ringelpoel en Den Treek-Henschoten. De landgoederen hebben op de eerste plaats een landschappelijke, agrarische en ecologische waarde.

 

Er ligt een aantal ecologische verbindingen in Woudenberg. Het gaat om de verbindingszones Heijgraaf, Valleikanaal (groen-blauwe verbinding) en de spoordijk.

 

Woudenberg is een aantrekkelijke woongemeente. De onderscheidende woonkwaliteit is met name het voor gezinnen aantrekkelijk aanbod in rustige en groene wijken, met voldoende voorzieningen in de dorpskern voor zowel kinderen, jeugd als ouderen.

 

Het recreatiegebied Henschotermeer, een voormalige zandafgraving, is in de regio zeer geliefd. Net als de Pyramide van Austerlitz, een 17 meter hoge piramide van aarde, gebouwd in 1804 door napoleontische soldaten, een van de hoogste punten van de Utrechtse Heuvelrug.

 

Het Henschotermeer heeft (incl. omliggende bosgebied) een totaal oppervlak van 75 ha. het een belangrijke plek voor vrijetijdsbesteding vanuit Woudenebrg en de regio. Het gebied ligt zowel op grondgebied van de gemeente Woudenberg als op het grondgebied van de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Direct naast het Henschotermeer bevinden zich meerdere campings. Het verbinden van het Henschotermeer via het centrum van Woudenberg naar de Grebbelinie zorgt voor het aantrekken van Henschotermeer bezoekers naar andere delen van Woudenberg. Te denken valt aan verbeteringen van fietsmogelijkheden en verkeersveiligheid, het integraal verbeteren van de kwaliteit van het centrum en het aantrekkelijker maken van de fietsverbinding op de as “Pyramide tot Grebbelinie”.

 

In het buitengebied is het agrarisch gebruik van groot belang. Dit geeft in combinatie met de cultuurhistorie en de natuur- en landschapswaarden het buitengebied een veelzijdig karakter met een recreatieve aantrekkingskracht. In de gemeente komen de Utrechtse Heuvelrug en de Gelderse Vallei samen. De bebouwing ligt verspreid in het gebied. Naast de agrarische bebouwing staan in het buitengebied ook diverse woningen. Het agrarisch gebied en gebruik heeft te maken met een grote transitie opgave.

 

Het Nationaal Natuurnetwerk Nederland loopt globaal door de gemeente over de zuid- en westkant. Er liggen diverse aardgastransportleidingen in de gemeente Woudenberg. Aan de Ekris is een gasdruk- en regelstation aanwezig. Aan de zuidkant van de gemeente loopt een hoogspanningsleiding. In dat gebied ligt tevens de spoorlijn en de A12. Direct ten zuiden van de Stationsweg West ligt een waterwingebied met een boringsvrije zone.

 

5.2 Probleemanalyse

De probleemanalyse bestaat uit een risicoanalyse en een omgevingsanalyse voor de U&H-taken in het kader van de Omgevingswet. Samen met de prioriteiten vormen de risico- en omgevingsanalyse het uitgangspunt en toetsingskader voor het uitvoeren van het U&H-beleid in de uitvoeringsprogramma’s.

 

Het beleidsveld ‘milieu’ is niet meegenomen in de risico- en omgevingsanalyse. Gemeenten in de provincie Utrecht en de RUD hebben samengewerkt aan een regionale risico- en omgevingsanalyse voor milieubelastende activiteiten uit het Besluit activiteiten leefomgeving (hierna: Bal). De regionale risico- en omgevingsanalyse is opgenomen in de Uniforme U&H-strategie 2022-2023 die is verlengd tot en met 31 december 2025.

 

Voor een duidelijk en weloverwogen U&H-strategie is het noodzakelijk om prioriteiten te stellen. Door het stellen van prioriteiten kunnen de beschikbare middelen en capaciteit efficiënt worden ingezet.

 

Opgemerkt wordt dat de probleem- en risicoanalyse wordt gebruikt dat voor het voormalige VTH-beleid 2020 is opgesteld. Wij zetten de analyse uit 2020 voort en werken komen jaren aan een update. Wel is bezien of de analyse 2020 op onderdelen anders zou moeten zijn, door ervaringen afgelopen 4 jaar. Dit is niet het geval.

 

In hoofdlijnen kan onderscheid gemaakt worden in drie gebieden: de dorpskern, bedrijventerreinen en het buitengebied. Elk gebied kent zijn eigen problematiek en de daaraan verbonden risico’s. Bij de toets vooraf en toezicht en handhaving achteraf wordt nauw samengewerkt met de RUD.

 

5.2.1 Probleemanalyse dorpskern (bebouwde kom)

Binnen de dorpskern is het van belang om een juiste balans te vinden tussen de soms grote diversiteit aan voorkomende functies en activiteiten. Levendigheid en bedrijvigheid staan soms haaks op de leefbaarheid van de omgeving. Het gaat hier bijvoorbeeld om functies als het gemeentehuis, scholen, de sportgelegenheden, het partycentrum en winkels. De leefbaarheid wordt bijvoorbeeld verminderd door geluidsoverlast van horeca-activiteiten en laad- en los activiteiten bij winkels.

 

Gebouwen met een openbare functie worden door veel mensen (tegelijk) bezocht. De brandveiligheid en constructieve veiligheid binnen en rondom gebouwen met een dergelijke functie zijn van groot belang.

 

Naast deze categorie gebouwen, hebben we in de dorpskern ook te maken met woningbouw. Hierbij is onderscheid te maken in grondgebonden en gestapelde woningbouw, de laatste categorie soms met een verscheidenheid aan functies op de begane grond. Bij grondgebonden woningbouw is veelal sprake van een gering risico. Bij gestapelde woningbouw zijn vooral constructieve veiligheid en brandveiligheid van belang.

 

5.2.2 Probleemanalyse bedrijventerreinen

Bedrijventerreinen kennen een eigen problematiek. Ook hier is het van belang om een juiste balans te vindentussen de verschillende voorkomende functies. De reikwijdte is hier echter wel kleiner dan binnen de dorpskern: de voorkomende functies zijn in principe allen aanwezig in het kader van bedrijvigheid. De gebieden Parallelweg en Klein Landaas zijn de twee bedrijventerreinen in Woudenberg. Deze liggen aan de oostkant van de dorpskern. Woudenberg heeft daarnaast enkele inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

 

Het bedrijventerrein Klein Landaas ligt tegen woningen aan. Op dit bedrijventerrein zijn enkele bedrijfswoningen aanwezig. Op Klein Landaas zijn bedrijven tot en met categorie 2 toegestaan. Het bedrijventerrein Parallelweg is divers. Hier is de maximale categorie 3 en in sommige gevallen categorie 4 toegestaan. Er zijn een aantal (bedrijfs-)woningen op het bedrijventerrein gevestigd. Daarnaast zijn er enkele detailhandelgerichte bedrijven gevestigd aan de rand van het bedrijventerrein, zoals een supermarkt.

 

5.2.3 Probleemanalyse buitengebied

In het buitengebied zijn enkele belangrijke functies in hoofdzaak te onderscheiden. De agrarische en de recreatieve sector zijn hier breed vertegenwoordigd. De recreatie kent een concentratie rond het Henschotermeer. Daarnaast vindt in het buitengebied (veelal solitair gelegen) bedrijvigheid plaats, wordt er (solitair) gewoond en lopen er belangrijke transportleidingen van gas, water, elektra en infrastructurele hoofdverbindingen doorheen. Het buitengebied is een grootschalig gebied met een grote diversiteit aan functies. Deze functies staan soms opgespannen voet met elkaar, waardoor een zorgvuldige afweging op zijn plaats is.

 

De veranderingen in de landbouw en de omvang van met name de aanwezige schuren maakt dat het soms moeilijk te overzien is op welke plekken illegale bebouwing of strijdig gebruik ontstaat. Het risico van ondermijning is in het buitengebied, gelijk aan andere gemeenten, groot. Tevens ontstaat door de verandering van de landbouw en het al dan niet gedwongen stoppen van ondernemers een risico dat vanuit de leegkomende bedrijfsgebouwen andere functies ontstaan, bijvoorbeeld met de wet strijdende activiteiten, zoals criminele activiteiten.

 

De recreatieve sector is een belangrijke sector in onze gemeente: er werken veel mensen en er komen veel mensen recreëren. Het gebruik van de gronden en de gebouwen voor recreatieve doeleinden wijkt af van de overige functies: de recreant maakt relatief kort gebruik van de voorzieningen en is niet altijd bekend met het gebouw of de omgeving waar men is. Ook zijn veel recreatieve gebouwen geschikt voor het (kortstondig) ontvangen van grote groepen mensen.

 

Het is niet toegestaan om (permanent) in een recreatief verblijf te wonen. Hiervoor is met de recreatieve ondernemers een convenant afgesloten.

 

De agrarische sector is vanouds rijk vertegenwoordigd in de gemeente Woudenberg. Het buitengebied is voor een groot deel in gebruik door al dan niet grondgebonden agrariërs. Dit gebruik kan op gespannen voet staan met de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van het gebied. Aanwezige kwetsbare(natuur)gebieden en functies als wonen kunnen daarentegen de mogelijkheden van het agrarisch bedrijf beperken. De risico’s in de agrarische sector hebben vooral te maken met milieuaspecten van het bedrijf en de omgeving.

 

Door de ruimte voor ruimte regeling toe te passen voor de vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing vindt er geleidelijk een verschuiving plaats van een gebied met overwegend actieve agrarische inrichtingen naar een gebied met meerdere burgerwoningen, dan wel ander type van bedrijvigheid. Door deze verschuiving krijgt het gebied ook een ander beschermingsregime vanuit milieu- wet en regelgeving. De gemeente Woudenberg speelt in op bovenstaande ontwikkelingen in het buitengebied door de functies van oude agrarische gebouwen te herzien in de op te stellen ruimtelijke plannen.

 

De kwaliteiten van het landelijk gebied moeten beschermd worden en om die reden wordt terughoudend omgegaan bij de vestiging van nieuwe stedelijke functies in het landelijk gebied. De risico’s op verrommeling, ongewenste functiemenging en ondermijning moeten worden beperkt. Het VAB (vrijgekomen agrarische bebouwing) beleid moet dit risico van ondermijning verkleinen.

 

De afgelopen jaren is er flink geïnvesteerd in de aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit binnen de regio. Samen met de gemeenten Zeist, Bunnik en Leusden heeft de gemeente Woudenberg een Integraal Veiligheidsplan op voor de periode 2024-2027 opgesteld. Samen met de gebiedsofficier van justitie van het Openbaar Ministerie en teamchefs van de politie vormen zij de basisteamdriekhoek ZBLW. Door het integraal aanpakken van toezichtcontroles wordt de pakkans vergroot, en tegelijkertijd efficiënt handhavend opgetreden door alle betrokken partijen.

6. Risicogerichte U&H

 

Het verlenen van vergunningen, het houden van toezicht op de naleving en het handhaven van regels spelen samen een belangrijke rol om de maatschappelijke doelen van de Omgevingswet te kunnen bereiken. Deze doelen staan in artikel 1.3 van de Omgevingswet:

 

“Deze wet is, met het oog op duurzame ontwikkeling, de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu, gericht op het in onderlinge samenhang: a) bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, ook vanwege de intrinsieke waarde van de natuur, en b) het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.”

 

Voor de meest voorkomende U&H-taken binnen de fysieke leefomgeving is een risicoanalyse uitgevoerd. Deze is echter niet geactualiseerd, en komt uit de periode voor 2020. Blijkens de ervaring van de afgelopen 4 jaar hebben we echter geoordeeld dat de analyse nog actueel genoeg is voor deze kortlopende beleidsperiode. De aankomende periode analyseren we de resultaten van de inwerkingtreding van de Omgevingswet, samen met verdere ontwikkelingen in de samenleving, welke met behulp van nieuw onderzoek naar de effecten en kansen van overtredingen, leidt tot een actuelere risicoanalyse.

 

6.1 Risicoanalyse

Het is onmogelijk om in onze samenleving alle risico’s uit te sluiten. Het spreekt voor zich dat risicogerichte prioriteitenstelling nodig is voor het efficiënt en effectief inzetten van middelen en capaciteit. Daarom worden doordachte keuzes gemaakt in wat wel en niet wordt uitgevoerd en in welke mate. Dit gebeurt op basis van een inventarisatie van de risico’s en de weging hiervan.

 

Door middel van de formule “risico = kans x effect” is bepaald welke taken een hoge, gemiddelde of lage prioriteit hebben. De risicoanalyse gaat dus om de ongewenste effecten van een overtreding, verbonden met de kans dat deze overtreding zich zal voordoen. Deze resulteert in een matrix waarin de omvang van het risico van de verschillende activiteiten inzichtelijk is gemaakt, zowel voor vergunningverlening als voor toezicht en handhaving. Met plantoetsers en toezichthouders zijn prioriteitenmatrices ingevuld. De score die hieruit is voortgevloeid is vervolgens bepalend voor de hoogte van prioritering.

Figuur 3: Risicomatrix

 

6.2 Prioritering

De prioriteiten in dit hoofdstuk zijn gebaseerd op de huidige risicoanalyse, en zijn derhalve ook de prioritering zoals we die tijdens de vorige beleidsperiode reeds gebruiken. Welke risico’s wegen het zwaarst en verdienen daarom de hoogste prioriteit?

 

Voor een overzicht van welke overtredingen de meest negatieve effecten veroorzaken, en een volledige weergave van de risicoprioritering, inclusief de aantallen, wordt verwezen naar bijlage 2.

 

Hierbij is het de bedoeling dat de kans dat de overtreding zich voordoet wordt bezien ten opzichte van de ernst van het effect dat deze overtreding heeft. Het effect wordt gemeten op verschillende gebieden. Daarbij heeft het effect op de fysieke veiligheid de hoogste ernst, waarna het effect op de volksgezondheid volgt. Daarna volgt de mate van hinder en de verstoring van de leefbaarheid. Vervolgens wordt beoordeeld bij welke objecten de kans van overtreding het hoogst is.

 

Opgemerkt wordt dat de kans dat een overtreding voorkomt bij een bepaald object, dit niet noodzakelijkerwijs betekent dat die overtreding ook onmiddellijk een ernstig effect heeft op de fysieke leefomgeving. De aard en omvang van de overtreding moet daarbij in rekening genomen worden.

 

Gezien het bovenstaande, in combinatie met een analyse van deze lijst brengt ons tot de volgende prioriteitenstelling.

 

6.2.1 Vergunningverlening

Bij de prioritering bij vergunningverlening wordt, gebaseerd op het mogelijke effect voor de gebruikers en de volksgezondheid, de hoogste prioriteit gegeven aan de volgende categorieën objecten.

 

  • 1.

    Bedrijfsgebouwen (gevolgklasse II of III), en/of welke voor het publiek toegankelijk zijn.

  • 2.

    Woon-3 en logiesgebouwen, bedrijfsgebouwen en kantoren.

Een gemiddelde prioriteit wordt gesteld voor de volgende soorten objecten.

 

  • 3.

    Agrarische bebouwing.

  • 4.

    Kleine bouwwerken of verbouwingen bij andere dan woonfuncties.

Een lage prioriteit is voor de volgende objecten.

 

  • 5.

    Grote bouwwerken geen gebouw zijnde.

  • 6.

    Kleine bouwwerken of verbouwingen bij woonfuncties.

  • 7.

    Grondgebonden woningen4 en bedrijfsgebouwen (gevolgklasse I).

  • 8.

    Sloop.

6.2.2 Toezicht

Voor toezicht wordt een hoge prioriteit toegewezen aan:

 

  • 1.

    Constructieve veiligheid (voor zover de Wkb niet van toepassing is verklaard)

  • 2.

    Brandpreventieve veiligheid

  • 3.

    Bouwplaats veiligheid

Een gemiddelde prioriteit is toegewezen aan:

 

  • 4.

    Illegale bewoning van (bedrijfs- of agrarische) bebouwing, niet bedoeld voor bewoning.

  • 5.

    Ruimtelijke en/of uiterlijke afwijking van een vergunning.

  • 6.

    Gebruik in strijd met het bestemmingsplan.

Een lage prioriteit is toegewezen aan:

 

  • 7.

    Relatief kleine bouwafwijkingen van wat is toegestaan (verwaarloosbaar).

  • 8.

    Afwijkingen bij kleine bouwwerken geen gebouw zijnde.

  • 9.

    Aanleg.

6.2.3 Handhaving

Uit de prioriteitenstelling bij toezicht, volgen de constateringsrapporten op basis waarvan wij handhavend optreden.5 Bij handhaving krijgen de volgende situaties een spoedeisende prioriteit:

 

  • 1.

    Acuut gevaar bij overtreding van constructieve of brandpreventieve aard met gevolgen voor de fysieke veiligheid van de gebruikers/bijstanders van de overtreding.

  • 2.

    Acuut gevaar bij overtreding van bouwplaats beveiliging of bescherming met gevolgen voor de bouwers, directe omstanders en/of voorbijgangers.

Een hoge prioriteit is voor de volgende situaties:

 

  • 3.

    Verzoeken om handhaving.

  • 4.

    Overtredingen die gevaar kunnen opleveren voor de fysieke leefomgeving of de volksgezondheid.

  • 5.

    Overtredingen die ontzettend zichtbaar zijn voor de omgeving.

  • 6.

    Overtredingen door een individu die herhaaldelijk regels blijft overtreden.

Een gemiddelde prioriteit:

 

  • 7.

    Afwijking van een vergunning (of bijbehorende voorwaarden).

  • 8.

    Afwijking van het bestemmingsplan (bebouwing).

  • 9.

    Afwijking van het bestemmingsplan (gebruik).

Een lage prioriteit6 :

  • 10.

    Kleine bouwwerken geen gebouw zijnde zonder vergunning.

6.3 Impact op risicogerichte werkwijze U&H

6.3.1 Vergunningverlening

 

Hoe toetsen we vergunningsaanvragen en wat zijn de diepgangniveaus?

 

De probleemanalyse van vergunningverlening laat zien dat de negatieve effecten leidend zijn bij vergunningen en meldingen. Door risico gestuurd te kijken naar verschillende vergunningsaanvragen en meldingen, wordt inzichtelijk waar de negatieve effecten het meest beïnvloed kunnen worden door een grondige diepgaandere toets. Door diepgangsniveaus in de toetsing toe te passen, wordt zowel de grootste kans op dit negatieve effect als de grootte van het negatieve effect ervan, strategisch beïnvloed, en worden onze vergunningverleners daar ingezet waar de invloed op het risico het grootst is.

 

Met behulp van een prioritering wordt ‘top-down’ gewerkt. Naar mate de berekende effectscores afnemen, neemt ook de inspanning (diepgangsniveau) van de toets af. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de toetsingsniveaus met bijbehorende omschrijving.

 

Nr

Omschrijving toetsingsniveau

Nadere uitwerking

0

Geen toetsing

Wat is ingediend wordt gearchiveerd.

1

Toetsen op uitgangspunten

Diagonaal doornemen.

2

Globale toetsing (visuele hoofdlijnen)

Per aspect uitgangspunten controleren.

3

Gemiddelde toetsing (representatief toetsen)

Informatiecheck en controle berekeningen.

4

Grondig (integraal: op alle onderdelen)

Complete toets van alle documenten.

 

6.3.2 Toezicht

Hoe wordt controle van een verleende vergunning uitgevoerd?

 

Evenals bij vergunningverlening werken we bij toezicht op verleende vergunningen met behulp van een prioritering op diepgangsniveau van de controle daarop. Het onderstaande tabel geeft een overzicht van de toezichtniveaus met bijbehorende omschrijving.

 

Nr

Omschrijving toezichtniveau vergunningen

Nadere uitwerking

0

Geen toetsing

Niet beoordelen, administratief afronden.

1

Toetsen op uitgangspunten

Minimaal toezicht, alleen veiligheidscontrole.

2

Globale toetsing (visuele hoofdlijnen)

Basisniveau, visuele controle op afwijkingen.

3

Gemiddelde toetsing (representatief toetsen)

Controle obv metingen en berekeningen.

4

Grondig (integraal: op alle onderdelen)

Complete toets van alle documenten.

 

6.3.3 Toezicht

Hoe wordt regulier toezicht (zonder vergunning) uitgevoerd?

 

In de toekomst wordt bij het programmatisch oppakken van regulier toezicht, op basis van een bepaald onderwerp of wijk/gebied controles uitgevoerd. We kunnen op dit moment al per thema of wijk bepalen wat het toezichtniveau is, afhankelijk van het reeds bepaalde handhavingsbehoefte van die wijk of dat onderwerp. Wanneer een bepaalde overtreding wordt geconstateerd kan per bouwwerk/gebruik worden bepaald hoe dit wordt geregistreerd. Dit kunnen we ook toepassen op hoe we met (al dan niet anonieme) meldingen omgaan. Aanvullend zal controle uitgevoerd worden op BAG-niveau, waarbij met behulp van luchtfoto’s wordt geconstateerd welke bouwwerken zijn gerealiseerd.

 

Nr

Omschrijving reguliere toezichtniveau

Eerste aanleg

0

Geen toezicht (onduidelijk/geen overtreding)

Niet bezoeken, alleen noteren in CLO.

1

Minimaal toezicht (melding lage prio)

Alleen langsgaan voor foto’s voor administratie.

2

Globale toezicht (melding gem. prio)

Basisniveau, gesprek (constateringsrapport).

3

Gemiddelde toezicht (melding hoge prio)

Controle via metingen/berekeningen (rapport).

4

Spoedeisende toezicht (veiligheid in geding)

Complete toets (mogelijk bouwstop).

 

6.3.4 Handhaving

Hoe wordt een overtreding benaderd?

 

Wanneer een overtreding wordt gedetecteerd, wordt dit beoordeeld, besproken en bezien of er spoed bij is. Op basis daarvan wordt deze op een bepaalde plek op de handhavingslijst geplaatst en de bij die prioriteit horende actie uitgevoerd. Het is passend om een handhavingsniveau toe te passen die correspondeert met het toezichtniveau dat hierboven is opgesteld. Ondanks dat uiteindelijk op elk niveau een zelfde soort proces wordt gevolgd als blijkt dat er dwangmiddelen nodig zijn, is de aanvang van dat proces te vangen in ons handhavingsniveau.

 

Nr

Omschrijving handhavingsniveau

Eerste aanleg

0

Melding: geen overtreding

Alleen administratief (niet op de lijst).

1

Overtreding met lage prioriteit

Geen controle, alleen op de lijst.

2

Overtreding met gemiddelde prioriteit

Controle, op lijst, vriendelijk verzoek.

3

Overtreding met hoge prioriteit

Controle, op lijst, voornemen tot handhaving.

4

Overtreding met hoge spoed (onveiligheid)

Op lijst, direct handhavingsbesluit (bouwstop).

 

6.3.5 Extra opmerking

Hierbij moet worden opgemerkt dat er mogelijk maatschappelijke, bestuurlijke en politieke belangen kunnen ontstaan, aanvullend op de genoemde risicoprioritering. Alhoewel deze ook aandacht verdienen tijdens de uitvoering van de U&H-taken, kunnen er mogelijk ook manieren worden bedacht, die losstaan van het risicoprofiel. Wanneer voor welke aanpak wordt gekozen, moet per situatie worden ingeschat. Echter, hoe minder er ingrijpend er wordt gewijzigd in de risicoprioritering, des te beter de uitkomst te voorspellen is, en des te transparanter erover kan worden gecommuniceerd.

7. Vergunningenstrategie

 

In artikel 13.5 en 13.6 van het Ob worden instructies gegeven over de inhoud van de U&H-strategie op gebied van vergunningverlening. In navolging daarvan wordt de volgende vergunningenstrategie opgesteld. Het brengt alle kaders en uitgangspunten met zich mee die van alle bevoegde overheden mogen worden gesteld.

 

In deze strategie wordt onder de taken van vergunningverlening verstaan: het afgeven, weigeren, wijzigen of intrekken van een omgevingsvergunning namens het college, waarbij aan een bedrijf, particulier, instelling of organisatie toestemming wordt verleend om een bepaalde activiteit (die zonder vergunning verboden is en niet mag worden uitgevoerd) toch uit te voeren (al dan niet voor een bepaalde tijd).

 

7.1 Professionele vergunningverlening

Overheidsbeschikkingen vergen een zorgvuldige en transparante afweging, die voldoet aan de essentiële vereisten. De vergunningplicht bestaat op grond van de wet en/of ter uitvoering van ons beleid, vastgelegd in verordeningen en het omgevingsplan.

 

Het doel van het vergunningenstelsel uit de Omgevingswet is om de activiteiten die de meeste invloed kunnen uitoefenen op de fysieke leefomgeving, in te kaderen en onder toezicht te laten ontwikkelen binnen de samenleving. In deze strategie bespreken wij alleen de vergunningsplicht voor de bouwactiviteit, omgevingsplanactiviteit en de aanlegactiviteit, alsook de monumentactiviteit, de melding sloop en asbestverwijdering en de melding voor het brandveilig gebruik. Het is in de toekomst denkbaar dat andere vergunbare en handhaafbare activiteiten in de fysieke leefomgeving ook in dit of een dergelijk document op deze manier worden beschreven. Maar voor nu houden we het bij deze elementaire zaken.

 

Om de uit de wet opgelegde verplichte vergunningenstel op de juiste manier uit te werken, hebben wij een aantal doelstellingen geformuleerd, waaraan vergunningverlening wat ons betreft aan moet voldoen.

 

7.1.1. Goede dienstverlening

Een vergunningaanvraag wordt via een goede, snelle, en zoveel mogelijk digitale, dienstverlening - gekoppeld aan een zorgvuldige inhoudelijke afhandeling van de vergunningaanvraag - zo goed mogelijk begeleid naar een tijdige, deugdelijk gemotiveerde beschikking. Deze wordt voor, tijdens en na het vergunningenproces ondersteund door een deskundige en vriendelijke tussentijdse informatievoorziening.

 

7.1.2. Betrouwbaarheid

Gelijke gevallen worden gelijk behandeld en de wettelijke rechtsbeschermingsregels wordt altijd in acht genomen. Ook worden beschikkingen in duidelijk te begrijpen taal beschreven en uitgebreid gemotiveerd, zodat helder is aan welke maatstaven wordt getoetst, en wat is toegestaan.

 

Verder wordt voldaan aan de termijnen van orde vanuit de wet. Als hier niet aan kan worden voldaan, bijvoorbeeld door de complexiteit van de aanvraag, of omdat de aanvrager zelf meer tijd nodig heeft, dan kan in onderling overleg de beslistermijn worden opgeschort. Als dit niet wordt gedaan, en men overschrijdt de termijn toch nog onverhoopt, dan wordt hierover helder gecommuniceerd naar de aanvrager, met daarbij de mogelijke rechtsgevolgen die dit voor de burger heeft.

 

Daarbij worden fouten zoveel mogelijk voorkomen, door te werken met de collegiale toets bij de conceptbeschikking. Deze toets is – net als de soort aanvraag – onderhevig aan een diepgangsniveau op basis van de prioriteitenstelling. Bij de hogere prioriteit wordt niet alleen de conceptbeschikking gecheckt, maar ook de planologische en bouwtechnische toets, adviezen van welstandscommissie en andere adviseurs. Bij de gemiddelde prioriteit wordt de conceptbeschikking en de planologische en bouwtechnische toets gecontroleerd. Bij de lage prioriteit wordt alleen de conceptbeschikking beoordeeld.

 

7.1.3. Oplossingsgerichtheid

Bij de beoordeling van een aanvraag wordt gezocht naar mogelijkheden om de aangevraagde activiteit te vergunnen. Dit betekent dat de vergunningverlener pro-actief zoekt naar alternatieven, als de door de aanvrager aangedragen optie tot een afwijzing zou leiden. De focus ligt dus niet bij de beperkingen die voortvloeien uit de wet, maar naar wegen die – binnen de wet, en rekening houdend met de wensen aanvrager en omwonenden – de activiteit toch mogelijk zouden kunnen maken.

 

Hierbij wordt opgemerkt, dat te vaak afwijken van het bestemmingsplan, in het bijzonder in gevallen waarin er zich een overtreding van het omgevingsrecht heeft voorgedaan, doordat de afwijking van het bestemmingsplan al illegaal (zonder vergunning) is gerealiseerd, zou kunnen leiden tot ongewenste impulsen. Zo zou de drempel om zich aan de regels te houden – en netjes vooraf een vergunning aan te vragen – laag gehouden worden, als in de regel blijkt dat de gemeente altijd zorgt voor een legalisatie.

 

Natuurlijk is het niet zo dat planologische mogelijkheden moeten worden beperkt, wanneer men de legalisatie van een overtreding overweegt. Maar het feit is dat niet iedere verzoek tot afwijking van het bestemmingsplan gehonoreerd hoeft te worden. Hiervoor is het noodzakelijk dat er een duidelijk overzicht is, of een beleidsregel, in welke gevallen de gemeente bereid is van het bestemmingsplan af te wijken, en in welke gevallen niet. Voor kleine afwijkingen hebben we ‘het afwijkingen beleid’, welke nu onderdeel is van ons omgevingsplan. Voor grotere afwijkingen geldt hetzelfde document, aangevuld met de Omgevingsvisie en Provinciaal beleid. Ook moeten er speciale argumenten zijn om mee te kunnen werken (afwijking omdat de aanvrager het wil, maakt het bestemmingsplan krachteloos, en dat lijkt me niet de bedoeling van de wetgever – en werkt bovendien doelstelling 2 tegen: waar burgers het bestemmingsplan lezen, en zich erop mogen vertrouwen dat dit ook echt geldt voor iedereen, niet alleen voor mensen die geen bestemmingsplanherziening aanvragen).

 

7.1.4. Gedeelde verantwoordelijkheid

De aanvrager is zelf verantwoordelijk voor tijdige indiening van een complete aanvraag die naar waarheid wordt ingevuld, en vergezeld van tekeningen en berekeningen die voldoen aan de wettelijke indieningsvereisten.

 

Als een aanvraag niet volledig of onduidelijk is, kan deze niet worden vergund. Als er feitelijk geconcludeerd kan worden dat er onwaarheden of onduidelijkheden in de aanvraag staan, kan de beschikking op verkeerde informatie zijn gebaseerd, waardoor een verleende vergunning mogelijk ingetrokken moet worden, met alle gevolgen van dien.

 

Verder bepaalt de initiatiefnemer zelf of er eerst een vooroverleg wordt verzocht, om te komen tot een vergunbare aanvraag. De gemeente kan daartoe adviseren, maar de aanvrager bepaalt. Ook zijn initiatiefnemers zelf verantwoordelijk voor het creëren van draagvlak en acceptatie van de voorgenomen plannen bij belanghebbenden zoals buren, zoals ook voor het participatie-vraagstuk bij grotere aanvragen.

 

7.2 Toetsing

Aan elke aanvraag wordt een behandelend ambtenaar toegewezen. De aanvrager beschikt hierdoor over één vast aanspreekpunt. De behandelend ambtenaar draagt zorg voor het vragen van interne en externe adviezen en de verwerking hiervan in de beschikking. Op deze manier ontstaat een integraal verleende vergunning, waarbij tegenstrijdige voorschriften in principe niet mogelijk zijn, omdat tegenstrijdige belangen al tegen elkaar zijn afgewogen in het vergunningverleningsproces.

 

De aanvraag wordt aan verschillende kaders getoetst. Dit wordt getoetst aan het omgevingsplan. Dit houdt een toets in aan de bestemmingsplannen en overige beleidsrichtlijnen van de gemeente Woudenberg, inclusief de ‘Nota Ruimtelijke Kwaliteit’ (hierna: welstandsbeleid). Deze toets wordt afhankelijk van de prioriteit al dan niet zeer diepgaand uitgevoerd.

 

7.2.1 Toetsing aan het (tijdelijk) omgevingsplan

De bouw- en gebruiksregels waar een aanvraag aan moet voldoen, staan omschreven in het bestemmingsplan, welke van rechtswege deel uitmaakt van het tijdelijke omgevingsplan, maar ook de regels ten aanzien van archeologie en mogelijk een aanlegvergunningenstelsel. Voldoet de aanvraag niet aan deze regels, dan wordt de aanvraag beschouwd als een verzoek om af te wijken van deze regels. Dit wordt alleen toegestaan als wordt voldaan aan bepaalde voorwaarden (opgenomen in het bestemmingsplan, de ‘beleidsregel planologische afwijkingen’ of het herzieningenbeleid). Elke aanvraag om af te wijken van het bestemmingsplan wordt individueel getoetst en vaak in mandaat afgehandeld.

 

7.2.2 Toetsing aan de redelijke eisen van welstand

In het welstandsbeleid zijn kwaliteitscriteria opgesteld over het uiterlijk en de verschijningsvorm waaraan een bouwwerk moet voldoen, om aan redelijke eisen van welstand te voldoen. De loketcriteria kunnen worden gebruikt door de vergunningverleners, om te beoordelen wanneer een bouwwerk in ieder geval voldoet aan deze eisen. Maar in gevallen het bouwwerk niet aan deze criteria voldoet, of wanneer de behandelend ambtenaar twijfelt, wordt alsnog het bouwplan voorgelegd aan de commissie ruimtelijke kwaliteit.

 

7.2.3 Toetsing aan bouwtechnische vereisten

De inwerkingtreding van de Omgevingswet en de Wkb zorgt voor het vervallen van taken tijdens het vergunningenproces en voor een verschuiving van taken na vergunningverlening. Voor een aantal nieuw te bouwen bouwwerken voeren we vooraf geen bouwkundige toetsing meer uit. Wel zijn we verantwoordelijk voor het werkproces rondom de zogenaamde bouwmelding die initiatiefnemers van een project bij de gemeente moeten indienen. We verwachten dat we in 2024 meer tijd is besteed aan het beantwoorden van vragen van kwaliteitsborgers, aannemers en bouwers. Dit is echter nog niet gezegd. Verder is er een verschuiving in de taken van toezicht naar handhaving. Doordat we bijvoorbeeld een bouwproject moeten stilleggen vanwege de aanwezigheid van gebreken. Ook kan het zijn dat we ingebruikname van het bouwwerk moeten voorkomen, doordat de kwaliteitsborger geen goedkeuringsverklaring kan of wil overleggen. Ook hieraan verwachten we daarom meer tijd te besteden.

 

Voor alle overige bouwwerken geldt nog steeds dat tijdens het vergunningenproces vooraf moet worden getoetst aan het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), de opvolger van het Bouwbesluit 2012. Deze geeft landelijke regels voor de technische vereisten waaraan bouwwerken dienen te voldoen. In bijlage 3 wordt op basis van een prioriteitenstelling getoond op welke manier de constructieve veiligheid wordt getoetst. In bijlage 4 hetzelfde, maar dan voor de rest van het de bouwtechnische regelgeving.

 

7.2.4 Beoordelingskader monumenten

Omdat verbouwing aan monumenten kan leiden tot onomkeerbare schade aan cultuurhistorisch erfgoed, is er altijd een vergunning voor nodig. Dergelijke aanvragen worden ter advisering voorgelegd aan de commissie ruimtelijke kwaliteit, aangevuld met de adviseur monumenten, die daarbij de beschrijvingen van de monumentale waarde als toetsingscriteria gebruikt. Verder wordt aangesloten bij de strategie voor aanvragen bij de activiteit bouwen. Voor rijksmonumenten is via de monumentencommissie en de adviseur monumenten van Mooi Sticht contact met de Rijksdienst.

 

7.2.5 Beoordelingskader bij meldingen van sloop en/of asbestverwijdering

De wettelijke verplichte basistaak rondom asbest wordt uitgevoerd door de RUD, die deze taak uitvoeren in overeenstemming met het Uitvoeringsbeleid bedrijfsmatige asbestsanering regio Utrecht (hierna: Uitvoeringsbeleid Asbestsaneringen).

 

7.2.6 Beoordelingskader bij natuurbescherming volgens de Omgevingswet

Als een bouwproject wordt geacht nadelige gevolgen te hebben voor de aanwezige flora en fauna, vanwege verstoring of vernietiging van de habitat of nestgebieden van diersoorten of planten, dient daarvoor een verklaring van geen bedenkingen te worden aangevraagd bij de provincie. Als hiervoor geen toestemming wordt verleend vanuit de provincie, kan de omgevingsvergunning niet worden verleend.

 

7.2.7 Melding voor het brandveilig gebruik

In complexe of risicovolle situaties wordt de melding brandveilig gebruik uitgevoerd door de VRU. De eenvoudigere gevallen worden door de behandelend ambtenaar getoetst. In bijlage 5 wordt weergegeven in welke gevallen extern advies wordt ingewonnen bij de VRU.

 

7.3 Leges

De gemeente Woudenberg heft leges voor de behandeling van verzoeken om vooroverleg, aanvragen om omgevingsvergunning, meldingen voor sloop of asbestverwijdering, en meldingen voor brandveilig gebruik, naar het wijzigen van monumentenvergunning, kapvergunning, uitwegvergunning, reclamevergunning, etc. De hoogte van de leges en de berekening daarvan is geregeld in de legesverordening van de gemeente. Bij de beoordeling van een aanvraag om omgevingsvergunning voor een reeds (illegaal) gerealiseerde activiteit worden extra kosten geheven, vanwege de hogere kosten die een dergelijke toetsing met zich meebreng. Ook voor het wijzigen van een reeds verleende omgevingsvergunning, waarvan in afwijking wordt gebouwd, of wat in afwijking daarvan wordt gebruikt, worden ook leges geheven, bovenop de leges voor de al afgegeven vergunning. Jaarlijks wordt een legesverordening vastgesteld, waar wij kortheidshalve naar verwijzen.

8 Toezichtstrategie

 

Het effect van een vergunningenstelsel wordt alleen gewaarborgd wanneer er ook op wordt gehandhaafd. Handhaving vindt plaats door het houden van toezicht. Zonder toezicht geen handhaving, en zonder handhaving geen effectief vergunningenstelsel. Wanneer deze toezichtstaak zou worden verwaarloosd, zou het vergunningenstelsel slechts papieren tijgers veroorzaken, en zou het doel ervan, om de fysieke leefomgeving te beschermen tegen nadelige gevolgen van bepaalde activiteiten, volledig worden gemist. Kortom: toezicht is een noodzakelijke schakel in de U&H-strategie.

 

“De werkzaamheden die door of namens een bestuursorgaan worden verricht om na te gaan of voorschriften worden nageleefd, worden aangeduid als ‘toezicht op naleving van die voorschriften.“ – aldus de omschrijving uit “100 Ideeën voor de gemeentelijke regelgever”. Het is daarbij van belang toezicht te onderscheiden van opsporing, zowel met het oog op de rechten van de belanghebbende als met het oog op de verhouding tot het openbaar ministerie.

 

Toezicht biedt, naast een grondslag voor handhaving, ook een preventieve werking. Toezicht houden betekent namelijk ook dat informatie wordt gegeven en uitgewisseld over bijvoorbeeld de interpretatie van regels of het voorkomen van overtredingen. Daarmee worden de naleving van wettelijke voorschriften gestimuleerd zonder het opleggen van sancties. Overtredingen kunnen zo al in een vroegtijdig stadium worden voorkomen.

 

8.1 Adequaat toezicht

Het is de vraag of er, omdat er een beginselplicht tot handhaving van het omgevingsrecht is opgelegd aan de gemeente, ook een beginselplicht tot het houden van toezicht bestaat. Het is niet haalbaar om alle overtredingen te constateren. Daarom wordt aangenomen dat er geen plicht tot het houden van toezicht bestaat, maar wel een plicht tot het houden van adequaat toezicht.

 

Het hebben van een toezichtstrategie is dan ook van belang. Alhoewel we het liefst elke vergunning en elke melding zouden controleren, en daarnaast regulier toezicht te houden in het gehele gemeentelijke gebied. Echter, omdat onze capaciteit beperkt is, moeten ook hierin keuzes gemaakt worden.

 

Toezicht bestaat uit het verzamelen van informatie over (het nalaten van) handelingen en het beoordelen daarvan, waarvan we de resultaten worden vastgelegd in een rapportage. Onder toezicht vallen daarnaast alle werkzaamheden die door of namens het bevoegd gezag worden verricht om te controleren of wet- en regelgeving wordt nageleefd. Het toezicht wordt uitgevoerd door daartoe aangestelde toezichthouders en boa’s.

 

Adequaat toezicht houdt in dat op klachten van burgers serieus wordt gereageerd en dat regelmatig wordt gecontroleerd op momenten dat ook verwacht kan worden dat de situatie zich voordoet waarover wordt geklaagd en dat ook wordt gecontroleerd als de klacht binnenkomt.

 

Adequaat toezicht wordt kort samengevat in de volgende sleutelprincipes:

 

8.1.1 Selectiviteit

Toezichthouders moeten zich het meest concentreren op de grootste maatschappelijke risico’s en op recidieven.

 

8.1.2 Slagvaardigheid

Zacht als het kan, hard als het moet.

 

8.1.3 Samenwerking

  • 1)

    Zoveel mogelijk één gezicht hebben vanuit verschillende toezichthouders naar het individuele persoon, bedrijf of instituut.

  • 2)

    Zoveel mogelijk leren van andere toezichthouders.

8.1.4 Onafhankelijkheid

Er moet voldoende afstand worden bewaard tot de organisatie of persoon die onder toezicht staat. Als de toezichthouder te veel ‘betrokken’ raakt bij de burger of ondernemer, gaat dit ontegenzeggelijk en vaak onbedoeld ten koste van de juiste uitoefening van toezicht.

 

8.1.5 Transparantie

Voor geloofwaardig toezicht met gezag is noodzakelijk dat de toezichthouder transparant is tegenover degene waar toezicht op wordt gehouden. Het betreft de transparantie van de toezichthouder zelf en van het veld waarop toezicht wordt gehouden.

 

8.1.6 Professionaliteit

De mate waarin de toezichthouder beschikt over inhoudelijke vakkennis, deskundigheid en vaardigheden, benodigd om het vak adequaat uit te voeren, in combinatie met effectieve communicatieve skills om deze informatie over te brengen op een manier die aankomt bij de betrokken persoon, zonder aan de overige sleutelprincipes te tornen.

 

8.2 Vormen van toezicht

Toezicht kan op vele manieren plaatsvinden. In de ‘klassieke’ vorm van toezicht, het verticaal toezicht, komt een toezichthouder op bezoek, controleert de naleving van regelgeving, constateert of er tekortkomingen zijn, en zo ja, maant tot het oplossen van deze tekortkomingen. Het initiatief ligt hier uitsluitend bij de toezichthouder.

 

In geval van de bouwwerken die onder de Wkb vallen, wordt de aanvrager, degene die onder toezicht staat, gestimuleerd om zelf naleving van de regelgeving te laten borgen door een eigen ingehuurde onafhankelijke kwaliteitsborger. Dit is een voorbeeld van horizontaal toezicht.

 

In de praktijk vindt toezicht vaak plaats volgens een vooraf bepaald plan, op basis van een thema of programma. Dit wordt projecttoezicht genoemd. Een bepaald toezichtprogramma laat onverlet dat daarnaast ook altijd ad hoc toezicht moet worden uitgeoefend.

 

In bijlage 7 wordt een overzicht gegeven van alle onderdelen waar een constateringsrapport uit dient te bestaan. Voor een overzicht van de handelingen die een toezichthouder uitvoert tijdens zijn werk, verwijs ik u kortheidshalve naar alinea 6.3.

9. Handhavingsstrategie

 

Het college is bevoegd handhavend op te treden volgens de Omgevingswet in combinatie met artikel 125 lid 1 van de Gemeentewet. Echter, uit vaststaande jurisprudentie is gebleken dat er ook een beginselplicht tot handhavend optreden geldt tegen geconstateerde overtredingen. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van het college worden gevergd dit niet te doen. Daarbij geldt tevens dat, “in gevallen waarin het bestuursorgaan in dat kader redelijk te achten beleid voert, bijvoorbeeld inhoudend dat het bestuursorgaan de overtreder in bepaalde gevallen eerst waarschuwt en gelegenheid biedt tot herstel voordat een handhavingsbesluit wordt voorbereid, dient het zich in beginsel aan dit beleid te houden.” – Aldus het VNG-artikel “Handhaving voor en door gemeenten. Omdat handhaving niet altijd mogelijk is, kan aan de hand van prioriteiten worden bepaald dat eerst de zaken worden aangepakt met de hoogste prioriteit. Dit laat echter onverlet dat handhavingszaken met een lagere prioriteit in periodes met een minder zware werklast wel aan bod dienen te komen.

 

9.1 Soorten strategieën

Het doel van handhaving is naleving van wet- en regelgeving, zodat de daarmee gestelde doelen bereikt kunnen worden. Naleving kan worden bereikt met gebruik van verschillende strategieën. Op dit moment wordt vooral gebruik gemaakt van de toezichtstrategie en de sanctiestrategie. In de toekomst willen wij meer de nadruk leggen op de preventiestrategie

 

9.1.1 Preventieve strategie

Om te voorkomen dat burgers en ondernemers de wet- en regelgeving niet naleven, wordt preventief ingespeeld, bijvoorbeeld op aandacht voor actieve informatieverstrekking over wat precies wel en niet is toegestaan. Ook het publiceren van genomen handhavingsbeschikkingen heeft een preventieve (afschrikkende) werking.

 

Om tot een goede preventieve strategie te komen, moet wet- en regelgeving voldoende handhaafbaar zijn opgesteld. De regels moeten helder en makkelijk te begrijpen zijn, en acceptabel overkomen. Hiervoor moet goed gecommuniceerd worden:

 

  • Tijdens het vergunningen- en/of toezichtproces met de betrokkenen.

  • Gebruikmaking van het gemeentenieuws (algemene bekendmaking).

  • Media-aandacht voor handhavingszaken (bijvoorbeeld bij toepassing bestuursdwang).

  • Openbaar maken van beleid, met name de U&H-strategie.

  • Over toepasbare regels: een vragenboom in duidelijke taal waarbij elke leek eenvoudig kan bezien wat wel en niet mag.

9.1.2 Toezichtstrategie

Het is mogelijk om toezicht in te zetten als een manier om te voorkomen dat sancties opgelegd worden. Minnelijke handhaving betreft de inspanningen gericht op het ongedaan maken van ongewenste situaties, zonder handhavingsinstrumenten toe te passen. Dit kan beperkt blijven tot het aanspreken of informeren van een overtreder.

 

Anderzijds kan dit ook een langdurig proces betreffen waarbij meerdere malen wordt overlegd met overtreders over het beëindigen van ongewenste situaties. De achtergrond bij deze wijze van handhaving is echter het gegeven dat er reeds een overtredingssituatie bestaat, of dat deze zich zal aandienen.

 

Behalve situaties waarin legaliseren of gedogen is aangezegd, geldt dat deze overtredingen dienen te worden beëindigd. De wijze waarop dit dient te gebeuren, alsook de consequenties wanneer dit niet (juist) gebeurt, en ook de (on)mogelijkheden van legalisatie, worden met de overtreder besproken. Ook een brief met een vriendelijk verzoek om de geconstateerde overtreding ongedaan te maken, valt onder deze strategie – zelfs als deze brief niet van de hand van de toezichthouder komt. De betrokkene wordt dan de mogelijkheid geboden om binnen een bepaald termijn de overtreding ongedaan te maken. Er wordt niet met een sanctie gedreigd, maar er wordt wel al afgewogen wat de meest kansrijke vervolgactie is. De burger wordt wel op de hoogte gesteld van de gemeentelijke beginselplicht tot handhaving, zodat duidelijk is dat negeren geen goed idee is.

 

Op deze manier kan de formele wijze van handhaving voorkomen worden, terwijl het beoogde effect op een voor alle partijen aangename manier kan worden bereikt. Aanspreken en informeren op deze manier is vooral effectief bij goedwillende overtreders die onbedoeld regels niet naleven, en die intrinsiek gemotiveerd zijn om dit zo snel mogelijk zelf ongedaan te maken.

 

9.1.3 Sanctiestrategie

De officiële toepassing van dwanginstrumenten waar de gemeente vanuit de wet bevoegd is deze toe te passen, wordt de sanctiestrategie genoemd. Deze strategie wordt alleen ingezet als de overige strategieën niet heeft geleid tot het gewenste effect: naleving van de regelgeving.

 

Professionele handhaving kenmerkt zich o.a. door consequente uitvoering bij geconstateerde overtredingen. Naast de corrigerende en preventieve werking biedt deze strategie ook de mogelijkheid om te bestraffen.

 

De sanctiestrategie kan worden verdeeld in drie stappen:

 

  • 1.

    De vooraankondiging van de last onder sanctie. Dit is een brief waarin wordt overwogen of de overtreding mogelijk gelegaliseerd kan worden. Ook wordt overwogen welk dwangmiddel toegepast wordt (last onder dwangsom of bestuursdwang zijn daarin herstelsancties, inclusief de begunstigingstermijn). In deze brief wordt de overtreder in de gelegenheid gesteld om a) een aanvraag in te dienen, mocht legalisatie mogelijk zijn, b) een zienswijze in te dienen tegen de voorgenomen sanctie, en c) binnen de zienswijzetermijn alsnog de overtreding ongedaan te maken.

  • 2.

    De tweede stap kan uit twee verschillende reactie van de betrokkene bestaan. Er kan een aanvraag zijn ingediend, in welk geval het handhavingstraject tijdelijk wordt opgeschort, in afwachting van de loop van het vergunningenproces. Maar er kan ook een zienswijze worden ingediend, met de reden(en) waarom betrokkene niet eens is met het voornemen van de gemeente. In dat geval worden alle zienswijzen serieus overwogen, om te beoordelen of in dit geval moet worden afgezien van handhavend optreden. Als de overtreding ongedaan gemaakt wordt, wordt het handhavingstraject afgerond.

  • 3.

    De last onder sanctie. Dit is een brief, waarin de zienswijze meegewogen is, maar waarin alsnog blijkt dat de beginselplicht tot handhaving in dit geval stand houdt. Het heeft de voorkeur om te blijven bij de sanctie en begunstigingstermijn zoals gesteld in de vooraankondiging, aangezien dit meer betrouwbaarheid van de overheid zal uitstralen.

Het is bij de sanctiestrategie van het allerhoogste belang om na oplegging van de last ook daadwerkelijk de sanctie op te leggen, als de overtreding niet op tijd ongedaan is gemaakt. Dit draagt bij aan de betrouwbaarheid van de overheid, en zal een gevoel van meer rechtszekerheid zelfs onder de betrokkenen verspreiden.

 

Hierbij moet worden opgemerkt, dat in situaties waarbij sprake is van acuut gevaar, een onmiddellijke sanctiebesluit op zijn plek is. Ook bij de mogelijkheid tot onherstelbare schade, zoals werkzaamheden bij (archeologische) monumenten, kan sprake zijn van een versnelde sanctiestrategie.

 

Tot slot zijn er ook bestraffende sancties. Een bestuurlijke boete mag alleen worden opgelegd als deze vanuit de wet mogelijk wordt verklaard, zoals in het geval van herhaaldelijk slopen zonder sloopmelding. In bijlage 8 is een schema uitgewerkt met de basiswerkwijze wanneer het college moet optreden tegen overtredingen door de eigen gemeentelijke organisatie.

 

9.1.4 Gedoogstrategie

In die gevallen waarin de beginselplicht tot handhaving niet opgaat, wordt een overtreding ‘gedoogd’. Gedogen is het niet optreden tegen overtredingen door een bestuursorgaan dat tot zodanig optreden juridisch bevoegd is. Dit gebeurt derhalve wanneer sprake is van concreet zicht op legalisatie. Het gedogen is dan tijdelijk. Ook kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat van handhavend optreden in die concrete situatie helemaal moet worden afgezien.

 

In voorkomend geval, waarbij juridisch gesproken geen sprake is van ‘concreet zicht op legalisatie’, maar waarbij gewenst is om eerst een legalisatieonderzoek af te wachten, kan ervoor worden gekozen gedurende het onderzoek niet over te gaan op handhaving. Dit kan zich voordoen wanneer een bepaalde illegaal (zonder vergunning) uitgevoerde activiteit toch planologisch en/of ruimtelijk zodanig wenselijk is om te behouden, dat moet worden onderzocht (bijvoorbeeld via een principeverzoek) of in dit geval van het bestemmingsplan afgeweken kan worden. Het nadeel is dat er geen wettelijke termijnen gelden voor een principeverzoek, dan alleen een termijn van orde van 8 weken. Wordt deze termijn niet gehaald, dan kan een handhavingszaak dat tot nader orde is opgeschort in afwachting hiervan, onbehaaglijk lang voortduren, met alle complicaties van dien. Bovendien kunnen de regels buigbaar worden geacht, wat een tegenstrijdige boodschap afgeeft aan de overtreder.

 

Bij hoge uitzondering kan sprake zijn van een situatie die zodanig bijzonder is, dat dit vooraf niet te vatten is in een beleid, maar waarbij handhavend optreden zodanig onwenselijk dan wel onmogelijk is, dat gedogen de enige correcte handelwijze is. In dat geval zou gekozen kunnen worden voor een ‘gedoogbeschikking’, die bij voorkeur op naam van een persoon of bedrijf van toepassing is, en dat als de persoon overlijdt of verhuist, de gedoogbeschikking vervalt. Zo wordt gewaarborgd dat niet uitvoeren van de beginselplicht tot handhaving slechts tijdelijk duurt.

 

Er is in de gemeente Woudenberg geen ‘gedoogbeleid’, aangezien wij in de regel geen gedoogbeschikkingen nemen en hier ook zeer terughoudend mee omgaan. Toch is er een aantal uitgangspunten te noemen die gehanteerd kunnen worden, op het moment dat een gedoogconstructie wordt overwogen/noodzakelijk is.

 

  • De overtreding vormt geen bedreiging voor de fysieke leefomgeving (er dreig geen gevaar voor de veiligheid, de gezondheid of het woongenot (veroorzaakt geen overlast)).

  • De overtreding veroorzaakt geen onomkeerbare schade (bijvoorbeeld aan een (archeologisch) monument).

  • De overtreding is tijdelijk (bijvoorbeeld doordat van handhaving alleen wordt afgezien totdat de overtreder is verhuisd of overleden, dan wel totdat legalisatie is uitgevoerd).

10. De jaarlijkse planning & controle

 

Elk jaar dient een uitvoeringsprogramma en een evaluatie op basis van verzamelde monitoringsdata uitgevoerd te worden.

 

10.1 Programmering

Het uitvoeringsprogramma wordt jaarlijks door het college vastgesteld en biedt operationele houvast in de uitvoering van de U&H-taken. Daarbij wordt zoveel mogelijk aangegeven wat de verwachte productie is in termen van vergunningen, ontheffingen en meldingen, uit te voeren controles, binnengekomen en afgehandelde meldingen of klachten en uit te voeren handhavingstrajecten, afhankelijk van de bestuurlijke ambitie en de beschikbare capaciteit. Het programma omschrijft de werkprocessen van de behandeling van aanvragen omgevingsvergunning, het houden van toezicht, en het handhavend optreden op basis van werkafspraken.

 

10.2 Monitoring

Alleen door feitelijke getallen en resultaten op een rij te zetten, kan worden bepaald of een bepaald doel is bereikt, en kan de operationele strategie mogelijk jaarlijks worden bijgestuurd waar dit nodig blijkt. Daarom zijn per doel ook indicatoren genoemd, waardoor het meten van de voortgang mogelijk wordt.

 

Het is om bovenstaande redenen van belang dat uitgevoerde activiteiten geregistreerd worden, zodat stelselmatig en systematisch de te monitoren gegevens kunnen worden gegenereerd, verzameld, bewerkt en verstrekt. Dit gebeurd via het verwerkingssysteem van VTH. Zowel de plantoetsers als de toezichthouders en handhavers registreren hierin alle relevante uitgevoerde activiteiten, inclusief de bijbehorende gegevens en documenten. Zo wordt het hele proces zichtbaar en meetbaar.

 

10.3 Evaluatie

De verzamelde gegevens worden jaarlijks gewogen en vergeleken met de uitgezette doelstellingen. Zo kan worden beoordeelt hoe het proces werkt, en of de inspanningsfocus tot de juiste resultaten heeft geleid. Deze evaluatie vormt tevens de basis voor de verantwoording door het college aan de gemeenteraad, in de vorm van het U&H-jaarverslag. Ook wordt dit jaarverslag aan interne en externe partners ter kennisname aangeboden, en doorgestuurd naar het IBT.

Bijlage 1: Meetbare doelstellingen per vakdiscipline

1. Vooroverleg

Omschrijving van de taak

De gemeente Woudenberg biedt mogelijkheden en stimuleert tot vooroverleg. Dit geeft de initiatiefnemer een voorlopig oordeel over de haalbaarheid van een plan, en de gemeente de kans om de initiatiefnemer de kaders en richtlijnen mee te geven om tot een zo kansrijk mogelijke vergunningaanvraag te komen.

 

Procesomschrijving

De initiatiefnemer dient een verzoek om vooroverleg in, met daarbij een schetsontwerp in geval van een bouwplan. Deze wordt getoetst aan het omgevingsplan en wordt voorgelegd aan de commissie ruimtelijke kwaliteit. Als blijkt dat het bouwplan in strijd is met het omgevingsplan, wordt de initiatiefnemer in de gelegenheid gesteld om een nadere onderbouwing tot afwijking van het omgevingsplan in te dienen. Het daarvoor benodigde participatietraject kan de initiatiefnemer in dat geval alvast opstarten voor tijdswinst. Ook in geval een initiatiefnemer vooraf zekerheid wil over of zijn bouwplan voldoet aan de voorwaarden voor vergunningvrij bouwen, is dit proces geschikt.

 

Doelstellingen

1. 2. Negentig procent van vooroverleggen en principeverzoeken worden binnen de gestelde termijn van orde van acht weken afgerond, uitgaande van het moment van compleetheid van de ingediende aanvraag.

2. Het uitvoeren van een klanttevredenheidsonderzoek (bij afronding van het proces) waarbij wordt gevraagd om opbouwende kritiek en andere feedback over de meerwaarde van het vooroverleg, en hoeveel het heeft bijgedragen aan vraaggerichte dienstverlening voor de aanvrager (met toevoeging van een klanttevredenheidscijfer van 1 tot en met 10).

 

Monitoring

Ons zaaksysteem wordt idealiter zodanig ingericht, dat rapportages kunnen worden gemaakt, waaruit blijkt hoeveel vooroverleggen, principeverzoeken of klantvragen er zijn binnengekomen, wat daarbij de doorlooptijd is geweest tot afhandeling, en hoeveel daarvan hebben geleid tot een daadwerkelijke omgevingsvergunning.

 

 

2. Omgevingsvergunning voor de activiteiten bouw, aanleg, afwijking van het bestemmingsplan en wijzigen van een monument.

Omschrijving van de taak

Het voorbereiden en opmaken van een besluit op een aanvraag om omgevingsvergunning voor de genoemde activiteiten.

 

Procesbeschrijving

Het proces start met de indiening van de aanvraag voor een omgevingsvergunning, waar soms een vooroverleg aan vooraf is gegaan. Het proces wordt afgerond door verlening, weigering, buiten behandeling stelling of intrekking van de aanvraag (dit laatste op verzoek van de aanvrager). De processtappen, checklists, termijnbewaking en standaardbriefsjablonen zijn vastgelegd in het zaaksysteem genaamd Centric Leefomgeving (CLO).

 

Doelstellingen

  • 1.

    Negentig procent van alle besluiten op aanvragen voor omgevingsvergunning worden binnen de gestelde termijn van orde van acht weken afgerond.

  • 2.

    Het proces van toetsing wordt eenduidig uitgevoerd, waarbij afwijking van het bestemmingsplan plaatsvindt binnen de kaders van ons beleidsplan.

  • 3.

    Door uitvoering van de collegiale toets wordt gestructureerde kwaliteitscontrole uitgevoerd op het uitgevoerde proces en de conceptbeschikking.

  • 4.

    De kwaliteit van de toetsing is zodanig hoogwaardig, dat 100% van alle bezwaren tegen beschikkingen op aanvragen ongegrond verklaard worden in de beslissing op bezwaar.

Monitoring

Ons zaaksysteem is zodanig ingericht, dat rapportages kunnen worden gemaakt, waaruit blijkt hoeveel aanvragen om omgevingsvergunning er zijn binnengekomen, welk percentage binnen de wettelijke termijn van orde zijn afgerond, hoeveel bezwaarschriften er zijn ingediend, en welk percentage daarvan ongegrond is verklaard.

 

3. Melding brandveilig gebruik

Omschrijving van de taak

Het behandelen van meldingen die worden gedaan voor het in gebruik nemen van een pand of ruimte ten behoeve van een woon-(gerelateerde) functie.

 

Procesbeschrijving

Een ingediende melding brandveilig gebruik dient 4 weken voor het in gebruik nemen van een pand of locatie te zijn ingediend. Na ontvangst van de melding wordt beoordeeld of deze compleet is. Wanneer deze niet compleet is, of niet voldoet aan de brandveiligheidseisen, wordt de behandeling niet geaccepteerd. In dat geval is het alsof de melding wettelijk niet is ingediend. De melder dient dan alsnog een nieuwe (mogelijk completere of beter aan regelgeving aangepaste) melding in te dienen. De inhoudelijke toets aan de relevante regelgeving wordt uitgevoerd door de Veiligheidsregio Utrecht (VRU).

 

Doelstellingen

  • 1.

    Afhandeling van de melding binnen de gestelde termijn van 4 weken (omdat de melding anders van rechtswege in behandeling is genomen) in negentig procent van de gevallen.

  • 2.

    Een eenduidig proces van toetsing, dat transparant en uniform wordt uitgevoerd.

Monitoring

Bijhouden van een (beknopte) registratie van de ingediende meldingen brandveilig gebruik en het bijhouden van de behandeltermijn door de VRU, in ons zaaksysteem.

 

4. Toezicht verleende omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen, aanleg, afwijking van het bestemmingsplan, en het wijzigen van een monument.

Omschrijving van de taak

De toezichthouder controleert of de vergunninghouder zich aan de voorwaarde van nader in te dienen (al dan niet constructieve) gegevens houdt, bezoekt de locatie bij de start- en gereedmelding van de bouw, en constateert eventuele afwijkingen van de vergunning.

 

Kleine (anderszins vergunningsvrije) wijzigingen kunnen worden afgedaan met een revisietekening achteraf. Middelgrote wijzigingen – welke gelegaliseerd kunnen worden zonder verdere juridische procedures – worden middels een wijzigingsvergunning verleend. Bij weigering te voldoen aan de vereisten voor (het wijzigen van) de vergunning, wordt indien nodig opgeschaald naar een handhavingsproces.

 

Bij afwijkingen die leiden tot een onmiddellijk zeer gevaarlijke situatie, moet de toezichthouder de bouwer sommeren de bouw onmiddellijk stil te leggen (afgezien van noodzakelijke veiligheidsmaatregelen). In dat geval is er onmiddellijk sprake van een handhavingszaak, en zal er onmiddellijk (binnen 24 uur) een handhavingsbesluit volgen.

 

Doelstellingen

  • 1.

    Een allround toezicht op alle verleende vergunningen, waarbij zoveel mogelijk minnelijk wordt gestuurd op het zo min mogelijk handelen in afwijking van de verleende omgevingsvergunning.

  • 2.

    Een kwaliteit van toezicht op een verleende vergunning, waarbij in ieder geval de constructieve en brandveiligheid wordt gewaarborgd, en een (vergroting van) afwijkingen van het bestemmingsplan onmiddellijk worden geconstateerd en handhavend opgeschaald.

  • 3.

    De stillegging van alle activiteiten die worden uitgevoerd en onmiddellijk tot constructief of brandgevaarlijke situaties leiden, of leiden tot valgevaar of gevaar voor voorbijgangers van de bouwlocatie, (inclusief sommatie van onmiddellijk aan te brengen veiligheidsmaatregelen), waarbij binnen 24 uur een schriftelijke last onder dwangsom ter bevestiging van de stillegging van de activiteiten volgt.

  • 4.

    In kaart brengen hoeveel tijd het houden van toezicht op verleende vergunningen vergt.

Monitoring

Het systeem zodanig inrichten dat er een rapportage kan worden gemaakt van het aantal constateringsrapporten dat is opgesteld van uitvoeringen in afwijking van de vergunning, mogelijk in combinatie met de doorlooptijd waarbinnen deze afwijking is afgerond, en welk percentage van de gevallen dit opgeschaald wordt naar een handhavingszaak. Door ook rapportages mogelijk te maken van uitvoeringen die volledig conform de vergunning zijn uitgevoerd, krijgen we een concreet beeld over dit deel van de normconformiteit van inwoners en ondernemers. Ook rapportages mogelijk maken van het aantal locatiebezoeken per vergunning – in relatie tot het al dan niet afwijken van de vergunning zal een beeld geven over de verdeling van arbeidsinzet over de vergunningshouders.

 

5. Toezicht bij meldingen

Omschrijving van de taak

Op basis van een melding gaat de toezichthouder op locatie controleren of er zich een overtreding heeft plaatsgevonden en maakt zo nodig een constateringsrapport op.

 

Procesbeschrijving

Wanneer een melding binnenkomt, wordt eerst gezamenlijk met de handhavingsjuristen besproken of een locatiebezoek gewenst is, mede gezien de prioritering van de vermeende overtreding in combinatie met de beschikbare juridische capaciteit. Als de prioritering zodanig hoog is, of als de gemelde overtreding aan de beurt is, maakt de toezichthouder een locatiebezoek, en bij een overtreding maakt hij een constateringsrapport. Mogelijk gaat de toezichthouder ook in gesprek met de overtreder, om in minnelijk overleg te proberen de overtreding ongedaan te laten maken, mogelijk binnen een bepaald termijn. Als de overtreder niet van zins is om de overtreding ongedaan te maken, of om een omgevingsvergunning aan te vragen ter legalisatie hiervan, zal de zaak worden opgeschaald naar een handhavingszaak.

 

Doelstellingen

  • 1.

    De veiligheid van de fysieke leefomgeving garanderen door alle hoog geprioriteerde overtredingen die gemeld worden, (in overleg) op de lijst te stellen van te controleren meldingen.

  • 2.

    Het allereerst proberen in minnelijk overleg te komen tot normconform gedrag door: 1) de normen uit te leggen die overtreden worden, 2) geen oordeel te vellen over de overtreder, 3) de overtreder uit te horen over hoe het gekomen is, 4) samen met de overtreder na te denken over de beste manier om de overtreding ongedaan te maken, 5) afspraken te maken met een bepaald termijn waarbinnen de overtreder de afgesproken acties zal uitvoeren, 6) pas opschalen naar een handhavingstraject als deze stappen geen uitkomst bieden, of bij voorbaat al duidelijk is dat de overtreder niet voor deze aanpak vatbaar is.

  • 3.

    Bij constatering van een onmiddellijk gevaar, deze onmiddellijk stil te leggen (naast het sommeren van onmiddellijk toe te passen veiligheidsmaatregelen), waarna deze binnen 24 uur wordt bevestigd met een schriftelijke last onder dwangsom.

  • 4.

    Indien de melding niet binnen 8 weken in behandeling wordt genomen, de melder hiervan op de hoogte stellen, met daarbij aangegeven binnen welk termijn wordt verwacht dat deze wel zal worden opgepakt, en de mogelijkheid om – indien de situatie daar aanleiding toe geeft – de melding op te schalen naar een verzoek om handhaving, in welk geval de prioritering onmiddellijk zal worden verhoogd.

Monitoring

Ons systeem zodanig inrichten dat rapportages kunnen worden uitgedraaid van bij hoeveel meldingen controles hebben plaatsgevonden, hoeveel daarvan tot constateringsrapporten hebben geleid, hoeveel van deze constateringsrapporten hebben geleid tot een handhavingszaak en binnen hoeveel tijd deze meldingen zijn afgerond. Ook hoeveel meldingen uiteindelijk resulteren in verzoeken om handhaving.

 

6. Ambtshalve toezicht

Omschrijving van de taak

De gemeente houdt regelmatig regulier toezicht op de naleving van de omgevingsrechtsregels binnen de gemeentegrenzen van Woudenberg. Dit houdt in dat de toezichthouder onderweg naar controles de ogen open houdt, en mogelijke overtredingen ontdekt, of anderszins expliciet rondes maakt om een bepaald gebied op overtredingen te controleren. Dit gebeurt programmatisch, en vereist dat hiervoor de nodige tijd wordt vrijgehouden bij de toezichthouder. Controles kunnen ook gebeuren op basis van luchtfoto’s (Nedbrowser) of op basis van wat collega’s melden over wat zij hebben gezien of gemerkt.

 

Procesbeschrijving

Afhankelijk van het programma dat aan de beurt is, bereid de toezichthouder zich voor op de controle van een bepaalde buurt, een bepaald industrieterrein, of bereid zich voor op de controle van een bepaalde activiteit (kinderdagverblijven, scholen, verzorgingstehuizen, appartementengebouwen) of op basis van een andere logische aanpak. Vervolgens gaat hij op pad, en kijkt nauwkeurig of hij vermoedens van overtredingen kan bevestigen door foto’s, mogelijk metingen. Op het moment dat er een overtreding wordt geconstateerd, neemt de toezichthouder de foto’s en overige gegevens mee naar het handhavingsoverleg. Daar wordt besproken of deze direct of even niet wordt opgepakt. In het eerste geval gaat de toezichthouder in gesprek met de overtreder en wordt er naar aanleiding daarvan een constateringsrapport opgesteld, en desnoods een bouwstillegging in verband met onmiddellijk gevaar. In het laatste geval wordt een map aangemaakt waarin de gegevens en foto’s worden opgeslagen, tot nader orde. Er wordt pas een handhavingszaak van gemaakt wanneer de overtreder niet van zins is om zich door een minnelijk traject met de toezichthouder te laten overtuigen van normconform gedrag.

 

Doelstellingen

  • 1.

    Door het toezicht te voeren op locaties waar niet noodzakelijkerwijs een vergunning is aangevraagd, de inwoners en ondernemers van Woudenberg eraan herinneren dat de gemeente haar toezichtstaak serieus neemt, en dat overtredingen zonder vergunning ook worden opgepakt.

  • 2.

    De veiligheid van de fysieke leefomgeving garanderen door alle hoog geprioriteerde overtredingen die ontdekt worden, (in overleg) op de lijst te stellen van te controleren overtredingen.

  • 3.

    Het allereerst proberen in minnelijk overleg te komen tot normconform gedrag door: 1) de normen uit te leggen die overtreden worden, 2) geen oordeel te vellen over de overtreder, 3) de overtreder uit te horen over hoe het gekomen is, 4) samen met de overtreder na te denken over de beste manier om de overtreding ongedaan te maken, 5) afspraken te maken met een bepaald termijn waarbinnen de overtreder de afgesproken acties zal uitvoeren, 6) pas opschalen naar een handhavingstraject als deze stappen geen uitkomst bieden, of bij voorbaat al duidelijk is dat de overtreder niet voor deze aanpak vatbaar is.

  • 4.

    Bij constatering van een onmiddellijk gevaar, deze onmiddellijk stil te leggen (naast het sommeren van onmiddellijk toe te passen veiligheidsmaatregelen), waarna deze binnen 24 uur wordt bevestigd met een schriftelijke last onder dwangsom.

Monitoring

Het systeem zodanig inrichten dat er een rapportage kan worden uitgedraaid van het aantal ambtshalve ontdekte overtredingen, in welke gevallen deze tot een constateringsrapport, stilleggingen en handhavingszaken dit heeft geleid, met daarbij de doorlooptijd tot afronding van de zaak.

 

7. Reguliere handhaving

Omschrijving van de taak

In elke situatie waarbij er zich een overtreding heeft plaatsgevonden, en waarbij het minnelijke traject van de toezichthouder geen soelaas heeft geboden, wordt de gemeente geacht hier handhavend tegen op te treden. Dit wordt echter getemperd door de beschikbare capaciteit om deze zaken op te pakken. Daarom is toegestaan om te komen tot een bepaalde prioritering, waarbij bepaalde categorieën zaken direct worden opgepakt, en anderen op de lijst komen te staan, en worden opgepakt als ze aan de beurt komen. Voor de werkwijze waarmee we optreden tegen overtredingen door onze eigen gemeentelijke organisatie, wordt verwezen naar bijlage 7.

 

Procesbeschrijving

Wanneer een toezichtzaak wordt opgeschaald naar een handhavingszaak, en het daarbij geen spoedeisende zaak betreft, zoals in geval van een stillegging van de activiteiten, wordt er eerst een overzicht gemaakt van de betreffende overtreding. Bovendien wordt gecontroleerd of er nog meer overtredingen op dit perceel plaatsvinden. Vervolgens worden de overtredingen op een rij gezet in een brief voornemen tot handhaving. Hierna krijgt de overtreder de gelegenheid om een zienswijze in te dienen, dan wel een aanvraag omgevingsvergunning in te dienen. Vervolgens wordt er – na overweging van alle belangen – besloten om ofwel een handhavingsbesluit te nemen, of om het handhavingstraject af te ronden – bijvoorbeeld bij ongedaan maken van de overtreding, of bij verlening van de omgevingsvergunning. Een handhavingsbesluit wordt vervolgens gepubliceerd.

 

Doelstellingen

  • 1.

    Een betrouwbare gemeente te zijn, door alle handhavingszaken zorgvuldig op te pakken, en nauwkeurig af te ronden.

  • 2.

    Door de lasten onder dwangsom en bestuursdwang ook daadwerkelijk na de begunstigingstermijn te controleren, waarop de consequenties hiervan ook echt worden uitgevoerd dan wel ingevorderd.

  • 3.

    Handhavingsbesluiten te publiceren.

Monitoring

Het systeem zodanig inrichten dat er een uitdraai gemaakt kan worden van alle gepubliceerde handhavingsbesluiten, met daarbij de benodigde doorlooptijd, of er een dwangsom is verbeurd en ingevorderd, of er bestuursdwang is uitgevoerd en de gemaakte kosten zijn opgelegd (uitvoering van de dwangbepaling).

 

7. Integrale toezicht en handhaving

Omschrijving van de taak

Onze toezichthouders vergezellen zo nu en dan onze samenwerkingspartners (zoals de VRU, de RUD, politie, BOA en toezichthouders BRP) bij het uitvoeren van integrale controles. Overtredingen van het omgevingsrecht die bij deze controles worden geconstateerd worden in principe altijd opgepakt, om onveilige situaties direct te beëindigen, of om ondermijning tegen te gaan.

 

Procesbeschrijving

Tijdens het reguliere RIEC-overleg worden de adressen besproken waar mogelijk een integrale controle wenselijk is. Deze adressen worden gedeeld met de toezichthouders, die deze meenemen ter bespreking in het handhavingsoverleg, om te bepalen of het in dit geval voordeel heeft om met de actie mee te doen. Doorgaans zal deze vraag bevestigend beantwoord worden, aangezien, in geval van een doorgewinterde overtreder, het voor de hand ligt dat deze zich niet laat beperken door het rechtsgebied dat wordt overtreden, en dus vermoedens van overtreding van elk rechtsgebied legitiem zijn.

 

Doelstellingen

  • 1.

    Voorkoming van meerdere verschillende controles van toezichthouders van verschillende rechtsgebieden, door de controle doorgaans integraal aan te pakken, en alle overtredingen in één keer op te nemen.

  • 2.

    Aan 80% van de integrale controles deel te nemen, en de daarbij geconstateerde overtredingen direct op te pakken met een hoge prioriteit.

Monitoring

Ons systeem zodanig instellen dat het mogelijk is bij te houden hoeveel integrale controles zijn uitgevoerd, op welke adressen, bij welke adressen onze toezichthouders hebben meegedaan, en op hoeveel van die adressen daadwerkelijk overtredingen van het omgevingsrecht geconstateerd zijn. Verder ook de doorlooptijd van de geconstateerde overtredingen.

 

8. Handhavingsverzoeken

Omschrijving van de taak

De gemeente wordt geacht binnen een termijn van orde van 8 weken na indiening van een verzoek tot handhaving, hierover een besluit te hebben genomen. Om die reden verdient een verzoek om handhaving altijd een zeer hoge prioriteit, ongeacht de aard van de overtreding. Toch kan het handhavingsverzoek gaan om een zeer complexe situatie waar noodzakelijkerwijs meer tijd voor nodig is. In dat geval kan besloten worden om de beslistermijn op dit handhavingsverzoek (mogelijk in onderling overleg) te verlengen.

 

Procesbeschrijving

Zodra een handhavingsverzoek wordt ingediend, moet er een ontvangstbevestiging uitgaan met daarop de datum waarop wij het verzoek hebben ontvangen, een samenvatting van het verzoek, de termijn waarbinnen wij verwachten te reageren, en de behandeld ambtenaar. Vervolgens wordt het onderzoek gestart, en wordt er een constateringsrapport opgesteld. Dit rapport kan erop neerkomen dat er geen sprake is van een overtreding. In dat geval wordt deze gebruikt als basis om het verzoek om handhaving af te wijzen. Als er wel een overtreding blijkt, zullen wij op basis daarvan (afhangende het minnelijke traject van de toezichthouder) een voornemen tot handhaving opstellen, waarna de overtreder de gelegenheid krijgt om een zienswijze dan wel (bij mogelijke legalisatie) een aanvraag omgevingsvergunning in te dienen. Hierop volgt ofwel een handhavingsbesluit of een afwijzing van het handhavingsverzoek (mogelijk vanwege onevenredigheid of anders vanwege concreet zicht op legalisatie).

 

Doelstellingen

  • 1.

    Alle handhavingsverzoeken onmiddellijk op te pakken.

  • 2.

    Het allereerst proberen in minnelijk overleg te komen tot normconform gedrag door: 1) de normen uit te leggen die overtreden worden, 2) geen oordeel te vellen over de overtreder, 3) de overtreder uit te horen over hoe het gekomen is, 4) samen met de overtreder na te denken over de beste manier om de overtreding ongedaan te maken, 5) afspraken te maken met een bepaald termijn waarbinnen de overtreder de afgesproken acties zal uitvoeren, 6) pas opschalen naar een handhavingstraject als deze stappen geen uitkomst bieden, of bij voorbaat al duidelijk is dat de overtreder niet voor deze aanpak vatbaar is.

  • 3.

    Alle handhavingsverzoeken binnen de wettelijke termijn van orde af te handelen, of – als op voorhand duidelijk is dat dit onmogelijk of onwenselijk is – direct in de ontvangstbevestiging aan te geven binnen welk termijn er een besluit zal volgen.

  • 4.

    Ondanks de aanwezigheid van een verzoek om handhaving, gelijke gevallen toch gelijk behandelen.

Monitoren

Het systeem zodanig inrichten dat we kunnen zien hoeveel van de handhavingszaken die opgepakt worden bestaan uit handhavingsverzoeken, met de desbetreffende doorlooptijd en hoe vaak dit verzoek leidt tot een handhavingsbesluit, tot legalisatie, of tot het afwijzen van het handhavingsverzoek.

Bijlage 2: Risicoprioritering

 

Risicoanalyse

Bijlage 3: Bouwtechnische toets (constructief)

Bijlage 4: Bouwtechnische toets (overig)

Bijlage 5: Adviezen Brandveiligheid VRU

 

Bijlage 6: Checklist constateringsrapport

Checklist constateringsrapport toezichthouder

  • 1.

    Leg nauwkeurig vast wie de overtreding begaat en of dit een rechtspersoon of een natuurlijk persoon is. Indien de overtreder onbekend is, dit vermelden in het rapport.

  • 2.

    Leg vast of er gesproken is met de overtreder en wat er is besproken.

  • 3.

    Leg vast wie de overtreding heeft geconstateerd, naam van de toezichthouder, functie en bevoegdheden.

  • 4.

    Leg de datum en het tijdstip van constatering vast.

  • 5.

    Leg vast wat de aanleiding van de constatering van de overtreding was (zoals een melding van een buurtbewoner) en wie de overtreding heeft gemeld.

  • 6.

    Leg vast wat er ter plekke is geconstateerd en onderbouw dit met foto’s, meetrapporten of andere bewijsstukken.

  • 7.

    Leg vast welke bevoegdheden zijn gebruikt bij de constatering, zoals op welke wijze monsters zijn genomen of geluidmetingen zijn gedaan en de resultaten ervan.

  • 8.

    Leg vast welke norm is overtreden.

  • 9.

    Leg vast of er een voorgeschiedenis bekend is.

  • 10.

    Leg de aard en de omvang van de overtreding vast, zoals de effecten op de omgeving of op het Milieu.

  • 11.

    Leg vast of er meerdere belangen in het spel zijn, zoals van buurtbewoners.

  • 12.

    Leg vast wat er moet gebeuren om verdere schade (indien van toepassing) te voorkomen en op welke wijze de overtreding ongedaan kan worden gemaakt.

  • 13.

    Leg vast of er andere handhavingspartners betrokken zijn geweest bij de constatering, dan wel betrokken moeten worden bij de overtreding, zoals de politie en het OM.

Bijlage 7: Werkwijze optreden tegen overtredingen door eigen gemeentelijke organisatie

Optreden tegen overtredingen door de eigen gemeentelijke organisatie

Omschrijving actie

Product

Bijzonderheden

1

Constateren overtreding tijdens toezicht (regulier of na melding of klacht)

Controle

Geen

2

Waarschuwen en afspreken

Constateringsbrief of afspraken brief met beschrijving geconstateerde overtredingen, eventuele legaliseringsmogelijkheden en afgesproken hersteltermijnen

De brief wordt gericht aan de directie met een cc aan de beheerder

3

Uitvoeren hercontrole

Hercontrole

Geen

4

Opnieuw afspreken

Vooraanschrijving

De brief wordt gericht aan de directeur en portefeuillehouder met cc aan de beheerder, waarbij de directeur in de gelegenheid wordt gesteld om binnen twee weken een zienswijze te geven

5

Zienswijze horen

Zienswijze

Door juridische handhaver

6

Opstellen beschikking

Beschikking opstellen waarbij de zienswijze wordt meegenomen

Definitieve brief sturen en publiceren

7

Uitvoeren hercontrole

Hercontrole

Geen

8

Rapporteren bevindingen aan directeur

Rapportage

Wanneer nodig vindt met de directeur overleg plaats over een vervolgtraject

9

Infomeren college van B&W

Rapportage

De directeur informeert het college bij voortduren overtreding

 

Naar boven