Financiële verordening gemeente Bergeijk 2023

[Deze publicatie betreft een rectificatie vanwege het ontbreken van de bijlagen in de oorspronkelijke publicatie. De oorspronkelijke publicatie is op 27 december 2023 bekendgemaakt, beschikbaar via Gemeenteblad 2023, 541571.]

De gemeenteraad van Bergeijk,

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 21 november 2023,

gezien het advies van de commissie ABZ d.d. 07 december 2023,

besluit:

  • 1.

    In te trekken de Financiële verordening gemeente Bergeijk 2023, vastgesteld op 26 januari 2023.

  • 2.

    Vast te stellen de Financiële verordening gemeente Bergeijk 2023.

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2023.

De financiële verordening gemeente Bergeijk 2023, vastgesteld op 26 januari 2023, wordt ingetrokken op de dag na bekendmaking van deze verordening, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Financiële verordening gemeente Bergeijk 2023

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

afdeling:

iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

 

overheidsbedrijf:

onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

 

taakveld:

een beleidsmatig thematisch samenstel van een aantal samenhangende taken;

 

taak:

een samenstel van deeltaken of een enkele deeltaak van de verplichte uitvoeringsinformatie;

 

administratie:

onder administratie wordt verstaan het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Taakveld-indeling

  • 1.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een thematische indeling voor die raadsperiode vast. De thema’s zijn ingedeeld conform de taakvelden zoals beschreven in de BBV.

  • 2.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode de onderverdeling van de taakvelden in taken vast.

  • 3.

    De raad stelt op voorstel van het college de relevante indicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 4.

    De raad stelt vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen in de begroting en rekening kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de begroting worden onder elk van de taakvelden de lasten en baten per taak weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de taakvelden de gerealiseerde lasten en baten per taak weergegeven.

  • 2.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven.

  • 3.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1.

    Het college biedt jaarlijks aan de raad een perspectievennota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota vast als richtinggevend document voor het opstellen van de begroting voor het volgende begrotingsjaar.

  • 2.

    In de begroting wordt een post onvoorzien van € 25.000 opgenomen.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per taakveld.

  • 2.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3.

    Het college informeert de raad vooraf als ze verwacht dat de lasten de geautoriseerde lasten of de investeringsuitgaven de geautoriseerde investeringskredieten dreigen te overschrijden of de baten de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. De raad geeft vervolgens aan of hij hiervoor een voorstel wil voor wijziging van het budget of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

  • 4.

    Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en de investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.

  • 5.

    Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages en de jaarstukken over de realisatie van de begroting.

  • 2.

    De tussentijdse rapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en het bijstellen van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      De baten en de lasten per taakveld

    • b.

      De investeringen

    • c.

      De reserve en voorzieningen

    • d.

      De incidentele lasten

  • 3.

    In de tussenrapportages worden afwijkingen ten opzichte van de begroting benoemd vanaf € 15.000 of meer.

Artikel 7. Incidentele baten en lasten

Om een last of een baat als incidenteel aan te kunnen merken, moet deze van materiële omvang zijn. Daarom wordt in deze financiële verordening een materialiteit grensbedrag gehanteerd van € 15.000 wat gelijk ligt aan de rapporteringsgrens.

Artikel 8. Budgetoverheveling

  • 1.

    Het (deel-)budget van incidenteel begrote taken in de exploitatie die om technische redenen niet zijn uitgevoerd in het betreffende begrotingsjaar kan tot een maximum van het niet gebruikte bedrag naar het volgende begrotingsjaar worden overgeheveld.

  • 2.

    Bij de vaststelling van de jaarrekening wordt de budgetoverhevelingen formeel aan de bestemmingsreserve budgetoverheveling toegevoegd. Door het overhevelen van incidentele budgetten is het mogelijk om activiteiten waarvoor incidenteel budget beschikbaar is en welke in het huidige begrotingsjaar niet (volledig) zijn uitgevoerd alsnog in het volgende begrotingsjaar uit te voeren.

Artikel 9. Informatieplicht

Het college besluit niet over:

  • a.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties.

  • b.

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen.

In voorkomende aanvragen legt het college de raad ter besluitvorming een voorstel voor.

Hoofdstuk 3. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 10. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1.

    De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2.

    In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteren burgemeester en wethouders aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 1% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

  • 3.

    In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan € 50.000 nader toegelicht.

Artikel 11. Voorwaardencriterium

  • 1.

    Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

Artikel 12. Begrotingscriterium

  • 1.

    Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;

  • 2.

    De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3.

    Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4.

    Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • b.

      Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • c.

      De overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage.

  • 5.

    Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 13. Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1.

    Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zorgen voor en leggen vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Hoofdstuk 4. Financieel beleid

Artikel 14. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Op materiële vaste activa wordt, onder aftrek van bijdragen van derden, afgeschreven conform de afschrijvingstermijnen zoals opgenomen in bijlage 1.

  • 2.

    Op investeringen met maatschappelijk nut wordt lineair afgeschreven over de verwachte economische levensduur van het actief of een kortere door de raad aan te geven termijn.

  • 3.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 4.

    In de begroting wordt de afschrijvings- en rentelast met betrekking tot de activa in het begrotingsjaar van investering voor de helft geraamd als last en vanaf het jaar daaropvolgende wordt de afschrijvings- en rentelast volledig geraamd. Het daadwerkelijk afschrijven start in het 2e half jaar tijdens het jaar van investeren.

Artikel 15. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Het college biedt de raad in de eerste 2 jaar van een raadsperiode een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld.

  • 2.

    Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve; en

    • d.

      de maximale looptijd.

Artikel 16. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2.

    Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen de taak overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 4.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen de taak overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 5.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten. De totale overheadkosten worden gedeeld door het aantal productieve uren dat aan de taakvelden wordt besteed. Vervolgens wordt het aantal productieve uren dat betrekking heeft op de onderwerpen voor de kostendekkende tarieven en de grondexploitatie vermenigvuldigd met dit bedrag.

  • 6.

    Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten en het rentepercentage van de rentevergoeding over de reserves en de voorzieningen zoals bepaald overeenkomstig het achtste en negende lid. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.

  • 7.

    Het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen in de omslagrente voor de kostprijsberekening als bedoeld in het zevende lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. De hoogte van het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen wordt bepaald aan de hand van de bij de begroting geraamde rentekosten als percentage van de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten. De uitkomst van dit rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen wordt op een half procent afgerond.

  • 8.

    Het rentepercentage dat toegerekend wordt aan investeringen voor riolering en afval  wordt bepaald op het gemiddelde van een 40 jarige lening, gebaseerd op een periode van 20 jaar en wordt op een half procent afgerond.

  • 9.

    In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten  en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.

Artikel 17. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Het college doet vooraf aan het verstrekken van een lening, garantie of kapitaalverstrekking aan overheidsbedrijven en derden een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publieke belang van de lening, garantie of kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd. Hierbij is uitgangspunt dat minimaal de geraamde integrale kosten in rekening worden gebracht.

  • 3.

    Raadbesluiten met de motivering van het publiekbelang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken aan andere overheden voor zover deze leveringen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staats-steunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 18. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven met betrekking tot belastingen en rechten.

  • 2.

    Het college biedt de raad eens in de vier jaar een grondnota aan met de kaders voor de prijzen voor de verhuur en verkoop van onroerende goederen en in het bijzonder de prijzen voor de uitgifte van gronden en erfpachtcanons. De raad stelt de nota vast.

  • 3.

    De kaders voor de prijzen van gemeentelijke diensten anders dan genoemd in het tweede lid, worden vastgesteld bij de inhoudelijke kaders voor de diverse beleidsdocumenten.

  • 4.

    De besluiten voor het vaststellen van nieuwe prijzen en het wijzigen van prijzen worden ter kennisneming aan de raad aangeboden.

Artikel 19. Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico’s en beperken van kosten verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

  • 2.

    Het college neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:

    • a.

      het uitzetten van overtollige geldmiddelen gebeurt uitsluitend bij het rijk door middel van schatkistbankieren.

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

    • c.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan 1 jaar wordt een prijsopgave opgevraagd bij de huisbankier (BNG) en één derde partij;

  • 3.

    Het college verstrekt geen leningen, garanties en waarborgen. Indien daarvoor een aanvraag komt legt zij die met (eventueel) een begrotingswijziging voor aan de raad.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 20. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en in werking, dat zij dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 21. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de taken(velden) van de uitvoeringsinformatie ;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan. (waar hebben wij dit opgenomen)?

Artikel 22. Interne controle

Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 23. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De Financiele verordening gemeente Bergeijk 2023 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 24. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2023.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Bergeijk 2023.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Bergeijk van 21 december 2023.

De gemeenteraad,

L. van Leersum

Raadsgriffier

A. Callewaert-de Groot

Voorzitter

Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 14

Afschrijvingsbeleid materiele vaste activa

Activa met economisch nut of maatschappelijk nut met een verkrijgingsprijs van minder dan € 25.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

De volgende materiële vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven in:

40 jaar: Gebouwen (nieuwbouw/permanent), onderwijs (schoolgebouwen);

20 jaar: Aanleg sportvelden, verbouwingen (semi-permanent);

15 jaar: Gebouwen (noodgebouwen), installaties (centrale verwarming), meubilair/inventaris/stoffering, onderwijs (noodlokalen);

10 jaar: Bewegwijzeringen; speelvoorzieningen, installaties (telefoon), vervoermiddelen, materieel, technische en huishoudelijke apparatuur;

5 jaar: Kantoorapparatuur (pc’s, software, computerapparatuur/hardware);

60 jaar: Rioleringen (riolering vrijvervalleidingen en putten, overstortputten en stuwputten, bergbezinkleidingen en bassin);

40 jaar: Rioleringen (druk- en persriolering leidingen en putten) (nieuwbouw/permanent);

15 jaar: Rioleringen (elektrotechnische en mechanische onderdelen van gemalen).

De volgende materiële vaste activa met maatschappelijk nut worden lineair afgeschreven in:

50 jaar: Wegen/fietspaden; Betonverharding

30 jaar: Wegen/fietspaden; Overig

20 jaar: Openbare verlichting

20 jaar: Openbaar groen

Aankoop en vervaardiging van activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden ten laste van de exploitatie gebracht. Indien hiervan bij raadsbesluit wordt afgeweken, wordt het actief lineair afgeschreven over de verwachte levensduur van het actief of een kortere door de raad aan te geven tijdsduur.

Van de termijnen zoals vermeld kan voor specifieke projecten in overleg met de raad worden afgeweken indien dat onderbouwd kan worden.

Zoals besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Bergeijk van 21 december 2023.

De gemeenteraad,

L. van Leersum

Raadsgriffier

A. Callewaert-de Groot

Voorzitter

Naar boven