Beleidsvisie Grootschalige Opwek Duurzame Energie

 

Inhoud

Erratumblad -4

Samenvatting -6

1. Inleiding -11

2. Waalwijkse energie -12

3. Locaties en ontwerpeisen -15

4. Maatschappelijke meerwaarde -33

5. Organisatie van de uitvoering -38

Bijlage 1: Het proces van besluitvorming: van ambitie naar beleid -45

Bijlage 2: Overzicht maatregelen voor maatschappelijke meerwaarde-53

Bijlage 3: Begrippenlijst -56

Bijlage 4: Plaatsingszones Wind -58

Bijlage 5: Plaatsingszones Zon -59

 

Erratumblad

De concept-Beleidsvisie heeft van 27 september 2023 tot en met 8 november 2023 ter inzage gelegen. De zienswijzen zijn beantwoord in de Reactienota Beleidsvisie GODE. Aan de hand van binnengekomen zienswijzen en tussentijdse opgehaalde informatie bij diverse betrokkenen is de Beleidsvisie GODE op de volgende punten aangepast of aangevuld ten opzichte van de concept-Beleidsvisie.

 

Samenvatting

 

Doel 

We willen in 2030 de helft van de Waalwijkse behoefte aan elektriciteit in de gemeente zelf opwekken. Daarvoor maken we het onder voorwaarden mogelijk om windparken en zonnevelden aan te leggen vtussen de A59 en de Bergsche Maas.

 

Uitleg 

Bij deze beleidsvisie is ook een begrippenlijst ingevoegd (bijlage 3), hierin zijn alle vaktermen verder toegelicht. Daarnaast is er hieronder een samenvatting te vinden waarin de beleidsvisie makkelijker is verwoord.

 

Introductie

Het gebied tussen de A59 en de Bergsche Maas in de gemeente Waalwijk krijgt een belangrijke rol in onze toekomstige energievoorziening. Voor de grootschalige opwek van duurzame energie zijn grote, open gebieden nodig. Binnen de gemeente Waalwijk zijn die alleen daar te vinden. Er kan een flinke hoeveelheid elektriciteit worden opgewekt. Genoeg om invulling te geven aan de doelstelling om in 2030 minimaal de helft van de elektriciteitsbehoefte in de gemeente op te wekken in de gemeente zelf.

De gemeenteraad heeft deze doelstelling in 2021 vastgesteld in de Kadernota Grootschalige OpwekDuurzame Energie. Het gebied ten noorden van de A59 was daarin opgenomen als ‘zoekgebied’ 1 . Op basis van een hoge inschatting van het verbruik in 2030 bedraagt de Waalwijkse opgave ongeveer 215.500 MWh (één MWh, oftewel megawatt-uur, staat gelijk aan de hoeveelheid elektriciteit die een gemiddeld huishouden nu in drie tot vier maanden verbruikt). In lijn met de Kadernota willen we 170.500 MWh opwekken met windenergie en 15.000 MWh met nieuwe zonnevelden. Daar gaat deze Beleidsvisie over. De resterende 30.000 MWh komt van bestaande zonnevelden en zonnepanelen op daken, onder meer van bedrijfsgebouwen. Met de realisatie van windmolens en zonnevelden tot 2030 zetten we een grote stap in de richting van een volledig energieneutrale gemeente. Die mijlpaal wil de gemeente Waalwijk in 2043 bereiken.

 

Locaties, ontwerp en inrichting

De gemeente kiest ervoor om in twee gebieden ruimte te bieden voor de aanleg van windparken: één bij bedrijventerrein Haven 8-Oost en het Ecopark in Waalwijk (met de werknaam Windpark Haven-Ecopark), en één in het polderlandschap ten noordoosten van Waspik en ten noordwesten van Sprang-Capelle (met de werknaam Windpark Buitenpolders). Om aan de doelstelling te voldoen, moeten in de twee windparken minimaal negen windmolens worden gebouwd, uitgaande van moderne, grote modellen. Het bestaande windpark bij het Ecopark komt volledig te vervallen. Alle vier de huidige windmolens worden verwijderd voordat het windpark Haven-Ecopark wordt gerealiseerd.

 

Ook komt er ruimte voor de aanleg van zonnevelden. Dat zijn ‘middelgrote’ terreinen van 2,5 tot 10 hectare (ongeveer 3,5 tot 14 voetbalvelden) waar de zonnepanelen direct op de grond staan. De zonnevelden tellen op tot maximaal 15 hectare. Er kunnen zonnevelden komen naast de bedrijventerreinen Maasoever in Waspik en Haven in Waalwijk. 

 

De in deze Beleidsvisie aangewezen plaatsingszones voor zonne- en windenergie bieden samen voldoende ruimte om te voldoen aan de gemeentelijke doelstelling voor de grootschalige opwek van duurzame energie in 2030. Plaatsingszones zijn de gebieden waarbinnen plaatsing van windmolens of zonnepanelen mogelijk is. We stellen daarbij voorwaarden aan onder meer de ruimtelijke samenhang. Er zit een bescheiden overmaat aan beschikbare plaatsingsruimte. Die flexibiliteit is nodig om eventuele tegenvallers bij de uitwerking op te kunnen vangen.

 

De plaatsingszones zijn geselecteerd na uitvoerig onderzoek en overleg. Bij het bepalen van de plaatsingszones voor windenergie en de daarbij geldende randvoorwaarden is gekeken naar milieuaspecten, draagvlak in de samenleving, economische haalbaarheid en de landschappelijke inpassing. Milieuaspecten en landschappelijke inpassing zijn onderzocht in het milieueffectrapport bij deze Beleidsvisie, het ‘Plan-MER’, waarin de effecten op de omgeving van verschillende alternatieven zijn onderzocht en vergeleken. 2

 

Daaruit volgt dat windmolens in de nu aangewezen plaatsingszones mogelijk zijn, maar wel aan enkele bijzondere, aanvullende voorwaarden moeten voldoen. Die voorwaarden gaan vooral over de kwaliteit van de leefomgeving (het voorkómen van onevenredige hinder door geluid en slagschaduw) en het beschermen van de natuur. Een klein deel van de plaatsingszones kan alleen worden ingezet als er geen andere reële mogelijkheid overblijft en alleen in nauw overleg met andere instanties (Defensie, de provincie Noord-Brabant, waterbeheerders of TenneT).

 

 

Bij de keuze van plaatsingszones voor zonnevelden waren de uitgangspunten in de Kadernota leidend. Daarin is opgenomen dat middelgrote zonnevelden moeten aansluiten op bestaand stedelijk gebied. Zo blijft de impact op het landschap beperkt. In het zoekgebied zijn vier gebieden langs bedrijventerreinen onderscheiden die voldoen aan die eis, zonder inbreuk te maken op groen- of natuurstroken die het bedrijventerrein omzomen. Deze gebieden zijn in het Plan-MER onderzocht op hun omgevingseffecten.

 

 

Maatschappelijke meerwaarde 

We benutten de aanleg en exploitatie van de windparken en zonnevelden om te investeren in de dagelijkse leefomgeving, projecten voor verduurzaming te ondersteunen en de lokale economie te versterken. Bewoners krijgen de kans om zowel collectief als individueel mee te profiteren van de financiële opbrengst.

 

We willen dat de lokale samenleving direct profijt heeft van de energie die in Waalwijk wordt opgewekt, en dat inwoners in de directe nabijheid van de grootschalige opwek een tegemoetkoming ontvangen voor de veranderingen die de zonne- en windenergie in hun leefomgeving veroorzaken. Vooral windmolens kunnen door hun omvang en voortdurende beweging ingrijpende veranderingen teweegbrengen, ondanks de zorgvuldige locatiekeuzes. Bij zonnevelden is dat in mindere mate het geval. Met een aantal regelingen geven we invulling aan deze ambitie. Deze regelingen gelden als voorwaarden voor initiatiefnemers.

 

  • 1.

    Inwoners van de gemeente Waalwijk krijgen de gelegenheid om mede-eigenaar van een windpark of zonneveld te worden, met verschillende gradaties van financieel risico en verwacht rendement. Hetzelfde geldt voor direct omwonenden van een windpark of zonneveld die buiten de gemeente wonen. Financiële participatie is ook mogelijk zonder mede-eigenaarschap (en dus zonder medezeggenschap over de bedrijfsvoering), bijvoorbeeld via aankoop van obligaties. Dat kan een optie zijn voor mensen die weinig financieel risico willen of kunnen dragen.

     

  • 2.

    Exploitanten van windparken en zonnevelden dragen gedurende de exploitatie financieel bij aan een Omgevingsfonds, bedoeld voor investeringen in de dagelijkse leefomgeving en de lokale economie. Een onafhankelijke stichting beslist over de besteding. De ambitie van de gemeente is om er projecten mee te financieren in de gemeente, of buiten de gemeente maar in de invloedssfeer van het windpark of het zonneveld, die de duurzaamheid ten goede komen. Zo bevorderen we de omslag naar een duurzame samenleving.

     

  • 3.

    Direct omwonenden van een windpark ontvangen een financiële tegemoetkoming voor de verandering in hun leefomgeving. Die mogelijkheid is er ten minste voor iedereen die op minder dan 750 meter afstand van een nieuwe windmolen woont. Zij ontvangen deze tegemoetkoming direct van de exploitant. Maatwerk op locatie kan aanleiding zijn om de werking van deze regeling iets uit te breiden naar woningen in het landelijk gebied op iets grotere afstand. Voor direct omwonenden van zonnevelden kunnen initiatiefnemers een soortgelijke regeling treffen.

     

  • 4.

    Grondeigenaren van percelen die grenzen aan de percelen waar windmolens worden gebouwd of zonnevelden worden aangelegd, ontvangen een financiële tegemoetkoming. Deze tegemoetkoming is een deel van de vergoeding die de exploitant van het windpark of zonneveld aan de grondeigenaar betaalt (de ‘grondretributie’). De ‘overdraaivergoeding’, voor de eigenaar van de grond naast de mast van de windmolen, waar de rotorbladen overheen draaien, staat hier los van deze regeling.

 

Organisatie van de uitvoering 

De gemeente zal op basis van objectieve criteria bepalen welke initiatiefnemers in aanmerking komen voor de ontwikkeling van een windpark of zonneveld.

 

Iedere initiatiefnemer die geïnteresseerd is in de ontwikkeling en exploitatie van windpark Buitenpolders of een van de zonnevelden, en kan aantonen dat die aan alle voorwaarden en wettelijke vereisten kan voldoen, kan meedingen naar de ontwikkeling. De gemeente zal een of meer tenders inrichten om op een transparante en objectieve wijze de initiatiefnemers te selecteren die een windpark en/of een of meer zonnevelden mogen gaan ontwikkelen. De criteria waarop de gemeente inschrijvingen beoordeelt, worden vooraf openbaar bekendgemaakt.

 

De inschrijvers die aan alle voorwaarden en wettelijke eisen voldoen en het beste scoren op de criteria van de tender, kunnen hun plan verder uitwerken. Zij kunnen een verzoek tot planologische medewerking indienen bij de gemeente. De gemeente zal deze verlenen als de initiatiefnemer aan alle voorwaarden inclusief de wettelijke eisen voldoet.

 

Voor Windpark Haven-Ecopark geldt een andere procedure. Omdat sanering van de bestaande windmolens onlosmakelijk onderdeel van dit project is en de ontwikkeling onlosmakelijk deel uitmaakt van de integrale ontwikkeling van bedrijventerrein Haven 8 Oost, zijn Eneco als eigenaar van de oude windmolens en de gemeente als gebiedsontwikkelaar naar verwachting de enige partijen die gezamenlijk tot ontwikkeling van dit windpark kunnen komen. De gemeente gaat de mogelijkheid onderzoeken om een gemeentelijke ontwikkelmaatschappij op te richten voor de ontwikkeling en exploitatie van dit windpark. Voor dit windpark gelden verder dezelfde voorwaarden als voor het andere windpark (Buitenpolders).

 

Het is aan de initiatiefnemer om het benodigde vervolgonderzoek te doen. Er kan bijvoorbeeld nog een milieueffectrapport voor het project nodig zijn (een ‘Project-MER’). Dat zal in elk geval bij de windparken het geval zijn. Verder geeft de initiatiefnemer omwonenden en andere betrokkenen de kans om te participeren in het planproces en verzorgt deze ook de communicatie met de omgeving.

 

Een vergunning voor windmolens en zonnevelden geldt voor een periode van maximaal 25 jaar vanaf het moment van inwerkingtreding van de omgevingsvergunning. Daarna moeten de installaties voor de energieopwekking weer verwijderd worden. De situatie van vóór het verlenen van de omgevingsvergunning dient weer te worden hersteld (met uitzondering van locaties waar oude windmolens zijn gesaneerd).

 

1. Inleiding

Deze Beleidsvisie geeft invulling aan de doelstelling van de gemeente Waalwijk om in 2030 de helft van de elektriciteitsbehoefte in de gemeente duurzaam binnen de gemeentegrenzen op te wekken. Daarvoor is in de gemeentelijke Kadernota Grootschalige Opwek Duurzame Energie (2021) een zoekgebied aangewezen voor grootschalige opwek van duurzame energie (met zonnevelden en windparken). Het zoekgebied is het deel van de gemeente Waalwijk dat ten noorden van de A59 ligt. De doelstelling en het zoekgebied zijn bevestigd in de Regionale Energie- en Klimaatstrategie van de Regio Hart van Brabant. Deze Beleidsvisie geeft aan welke delen van het zoekgebied in aanmerking kunnen komen voor de realisatie van windparken of zonnevelden, en onder welke voorwaarden.

 

De Beleidsvisie is tot stand gekomen op basis van onderzoek, waaronder het Plan-MER (de milieueffectrapportage), en veelvuldig contact met bewoners van de gemeente Waalwijk, bewoners van omliggende gemeenten, en met andere betrokkenen en instanties.

 

Hoofdstuk 2 geeft een samenvatting van de doelstellingen en de ruimtelijke uitgangspunten die al in de Kadernota waren opgenomen. Deze zijn nu uitgewerkt en toegepast.

 

Hoofdstuk 3 gaat in op de locaties, de inrichting en het ontwerp van de windparken en zonnevelden.

 

Hoofdstuk 4 gaat in op de voorwaarden die gelden voor maatschappelijke meerwaarde en de manier waarop de betreffende regelingen worden uitgevoerd. Aan de aanleg en exploitatie van de zonnevelden en windparken zijn namelijk voorwaarden verbonden die ervoor zorgen dat de economische baten voor een belangrijk deel ten goede komen aan de lokale samenleving.

 

Hoofdstuk 5 beschrijft in detail hoe we de uitvoering organiseren.

 

In de bijlage is een overzicht opgenomen van het besluitvormingsproces dat voor deze Beleidsvisie is doorlopen, een schema ‘lokaal eigendom en maatschappelijke meerwaarde’ en een begrippenlijst. Ten slotte zijn de kaarten met de plaatsingszones voor wind en zonne-energie opgenomen in de bijlage. 

 

2. Waalwijkse energie

Met de opkomst van wind- en zonne-energie komt er weer energie van Waalwijkse bodem. Dat was eerder ook al zo, met het afgraven van turf, honderden jaren geleden. Het was vooral lucratieve handel, waarvan de opbrengst toeviel aan de eigenaars van de grond en de handelaars. Hetzelfde geldt voor het aardgas dat nog steeds wordt gewonnen in Waalwijk-Noord.

 

Nu willen we toegroeien naar een situatie waarin de gemeente Waalwijk evenveel energie produceert als op het eigen grondgebied nodig is – maar zonder de bodem aan te tasten en uit te putten, en op een manier dat de lokale samenleving er direct baat bij heeft. Al bijna 15 jaar lang is het de beleidsambitie van de gemeente om in 2043 zover te zijn. 3

 

Dan is de gemeente ‘energieneutraal’. In 2030 willen we halverwege zijn. De doelstelling is om dan ongeveer de helft van de gemeentelijke elektriciteitsbehoefte duurzaam binnen de gemeentegrenzen op te wekken. Daarvoor zijn de windparken en zonnevelden bedoeld waar deze Beleidsvisie over gaat.

 

Vooral de windmolens zullen duidelijk in het landschap aanwezig zijn. Dat is onvermijdelijk met de afmetingen die moderne grote windmolens hebben. Maar ze zijn hard nodig, want we lopen tegen de grenzen aan van het gebruik van fossiele energiebronnen, zoals kolen, olie en gas.

 

Toenemende urgentie

In deze tijd komen een paar ontwikkelingen samen die stuk voor stuk benadrukken hoe urgent de omslag naar duurzame energie is. We ondervinden hoe het klimaat verandert. We hebben te maken gekregen met warme, droge zomers en al sterker wisselende rivierstanden. De uitstoot van CO2 door het gebruik van kolen, olie en gas is daar een belangrijke oorzaak van. Met de oorlog in Oekraïne merken we ook hoe sterk de internationale politiek doorwerkt in de beschikbaarheid en de prijs van fossiele energiebronnen, omdat daar nu eenmaal niet genoeg van in de Nederlandse grond zit. In de derde plaats is duidelijk geworden dat de winning in het grootste aardgasveld van Nederland, in Groningen, ernstige effecten heeft op de veiligheid en de gezondheid van de mensen die er leven. En tot slot: een kenmerk van fossiele energiebronnen is dat ze op kunnen raken. Op langere termijn wordt de winning steeds moeilijker en de prijs daardoor hoger.

Elektriciteit is een schone vorm van energie, als deze tenminste niet wordt opgewekt in centrales die draaien op gas of kolen. Omdat elektriciteit schoon kan worden opgewekt, neemt het meer en meer de plaats in van gas en olie. Steeds meer auto’s rijden op elektriciteit en huizen en bedrijfspanden worden steeds vaker verwarmd met behulp van elektrische warmtepompen. Zo elektrificeert de samenleving steeds verder.

 

Bewezen technieken

Wind en zon hebben zich de afgelopen jaren bewezen als duurzame energiebronnen. Het zijn op dit moment de belangrijkste technieken waarmee de omslag naar duurzame energie in Nederland plaatsvindt. Zo ook in Waalwijk. Onze doelstelling, om in 2030 een hoeveelheid stroom op te wekken die gelijk is aan de helft van de elektriciteitsbehoefte in onze gemeente, willen we dan ook bereiken met deze bewezen technieken. Voor de vervolgambitie om in 2043 energieneutraal te zijn, is uitbreiding van de opwek van wind- en zonne-energie niet uitgesloten, maar kunnen ook andere technieken in aanmerking komen. De innovaties in de energiewereld gaan snel. Het is nu nog moeilijk te voorspellen welke technieken over tien tot twintig jaar het meest geschikt zijn voor grootschalige toepassing.

 

Tot 2030 moeten we het dus vooral hebben van zonne-energie en windenergie. Dat vraagt om een flinke inzet. Het grootste deel van de windenergie in Nederland zal van zee komen. Begin 2022 heeft het kabinet de ambitie met windparken op zee fors verhoogd. Dat maakt de in Europees verband afgesproken versnelling mogelijk in het terugdringen van de CO2-uitstoot (van 49% ten opzichte van 1990 naar 55%). Maar nog steeds zijn ook windparken op land nodig. De doelstelling uit het nationale Klimaatakkoord (2019) staat nog recht overeind: landelijk moet in 2030 in totaal 35 miljoen megawatt-uur hernieuwbare energie op land (wind en zon) worden opgewekt. Om die doelstelling te halen, hebben we de grootschalige windparken op land en de zonnevelden hard nodig.

 

Zoekgebied in Waalwijk

Een deel van de opgave moet in Brabant worden gerealiseerd, en binnen Brabant geldt hetzelfde voor de regio Hart van Brabant. Net als alle andere regio’s in Nederland, is in Hart van Brabant onderzoek gedaan naar de meest geschikte strategieën en locaties in de regio voor grootschalige opwek van duurzame energie. De conclusies zijn verwerkt in de ‘Regionale Energie- en Klimaat Strategie’, de ‘REKS’ uit 2021.

 

De REKS nam het zoekgebied over dat de gemeente Waalwijk eerder in de eigen Kadernota Duurzame Energie opnam en waar nu deze Beleidsvisie over gaat: het noorden van de gemeente Waalwijk, tussen de A59 en de Bergsche Maas. Het landschap in dit gebied heeft een grote schaal. Je kunt er ver kijken. Wegen zijn recht en liggen ver uit elkaar, en er zijn niet veel kleine landschapselementen zoals vennen, hagen en bosjes. Delen zijn in gebruik als regionaal bedrijventerrein. In zo’n grootschalig landschap zijn de hoge masten van moderne windmolens en aaneengesloten velden met zonnepanelen beter denkbaar dan in het bosrijkere en kleinschaligere midden en zuiden van de regio en de gemeente.

 

Benodigde capaciteit

De maat van dit zoekgebied maakt het realistisch om te voldoen aan de gemeentelijke doelstelling voor 2030. In de Kadernota van 2021 is berekend dat op basis van een hoge inschatting van het verbruik in Waalwijk 215.500 MWh stroom per jaar opgewekt moet worden om in 2030 te voorzien in de helft van de elektriciteitsbehoefte van de bewoners, bedrijven en instellingen in de gemeente. Eén MWh (megawatt-uur) staat gelijk aan de hoeveelheid elektriciteit die een gemiddeld huishouden in drie tot vier maanden verbruikt. Dat jaarlijkse verbruik zal in de toekomst wel flink toenemen, onder invloed van bijvoorbeeld elektrische auto’s en warmtepompen.

 

In lijn met de Kadernota zal er in 2030 in de gemeente als geheel bijna vier keer zoveel windenergie worden opgewekt als zonne-energie: 170.500 MWh windenergie en 45.000 MWh zonne-energie, waarvan 15.000 MWh op de nieuwe zonnevelden. Er is gekozen voor deze Beleidsvisie GODE Waalwijk, versie 1.0 11 januari 2024 14 verhouding omdat windenergie minder ruimte in agrarisch gebied nodig heeft, en vanwege de balans op het elektriciteitsnet. Windmolens zijn vaker in bedrijf dan zonnepanelen (dag en nacht), waardoor de levering van stroom gelijkmatiger in de tijd plaatsvindt. Voor eenzelfde hoeveelheid stroom kan bij windenergie worden volstaan met een kleinere aansluiting op het net dan bij zonne-energie.

 

Begin 2024 is de prognose van het elektriciteitsverbruik en de -opwek geactualiseerd. Op basis hiervan is de conclusie dat de geactualiseerde opgave voor grootschalig wind vergelijkbaar is met de opgave uit de Kadernota en het huidige VKA voldoende ruimte biedt 4

 

Voor deze hoeveelheid energie zijn negen windmolens nodig, uitgaande van moderne, hoge modellen. Deze hebben een vermogen van ongeveer 6 megawatt (MW), een masthoogte en rotordiameter tot zo’n 170 meter en een maximale tiphoogte van 255 meter. Dat zijn minder windmolens dan het maximum volgens de Kadernota. Die ging uit van 14 windmolens met een vermogen van ongeveer 4 MW. Initiatiefnemers kunnen ook kiezen voor kleinere modellen (met een masthoogte en rotordiameter van minimaal 130 meter), maar niet voor grotere: de maat van 170 meter is het maximum.

 

Daarnaast zijn twee tot zes nieuwe zonnevelden nodig, in aanvulling op zonnepanelen op daken en de twee reeds gerealiseerde zonnevelden. Elk nieuw zonneveld is minimaal 2,5 hectare en maximaal 10 hectare groot. Samen tellen ze op tot maximaal 15 hectare (vergelijkbaar met iets meer dan twintig voetbalvelden met zonnepanelen).

 

In deze Beleidsvisie stelt de gemeente Waalwijk vast in welke gebieden en onder welke voorwaarden grootschalige windparken en zonnevelden gerealiseerd kunnen worden, en is de uitleg te vinden hoe ze tot die keuze is gekomen. Het beleid voor duurzame energie in andere delen van de gemeente blijft ongewijzigd. De gemeente blijft bijvoorbeeld plaatsing van zonnepanelen op daken stimuleren en een spaarzaam gebruik van energie bevorderen.

 

3. Locaties en ontwerpeisen

3.1 Plaatsingzones

Windparken en zonnevelden kunnen worden aangelegd in de ‘plaatsingszones’ die zijn aangegeven op figuur 4 en 5.

 

De gemeente wijst plaatsingszones aan met ruimte voor twee windparken en minimaal twee tot maximaal zes zonnevelden. Plaatsingszones zijn de gebieden waarbinnen plaatsing van windmolens of zonnepanelen mogelijk is. Wind en zon zijn niet inwisselbaar: plaatsingszones voor zonnevelden kunnen niet gebruikt worden voor windparken en andersom. Ze zijn op basis van verschillende criteria geselecteerd en er zijn verschillende randvoorwaarden aan verbonden.

 

De plaatsingszones voor windparken liggen bij het bedrijventerrein Haven 8-Oost en het bestaande Ecopark (werknaam ‘Windpark Haven-Ecopark’) en in het poldergebied ten noordoosten van Waspik en noordwesten van Sprang-Capelle (werknaam ‘Windpark Buitenpolders’). De zone voor Windpark Haven-Ecopark is opgedeeld in verschillende plaatsingszones: drie losse locaties en een korte strook. De gemeente wil de uitbreiding van het bedrijvenpark Haven combineren met grootschalige opwek. Daardoor is de ruimte beperkt. Het gaat bij Haven-Ecopark dus om de integrale ontwikkeling van één samenhangend energie- en bedrijvenpark.

 

Binnen de plaatsingszones voor windparken is de precieze plek van de molens niet bepaald. Initiatiefnemers voor de ontwikkeling van een windpark kunnen daar zelf, onder voorwaarden die in deze Beleidsvisie zijn opgenomen, een keuze in maken. Initiatiefnemers houden zo de nodige speelruimte in de uitwerking. Ze kunnen bij de exacte plaatsbepaling inspelen op resultaten van onder meer omgevingsparticipatie, overleg en milieu- en ander onderzoek. Initiatiefnemers hebben ook enige mate van vrijheid om maatwerk toe te passen in de uitwerking van de voorwaarden die we stellen aan de ruimtelijke inpassing en vormgeving en aan de maatschappelijke meerwaarde. De tenders die we zullen uitschrijven (zie hoofdstuk 5) bieden daar gelegenheid voor.

 

De ontwikkeling van Windpark Buitenpolders biedt ruimte voor maximaal zes windmolens, en die van Windpark Haven-Ecopark voor maximaal vier windmolens, uitgaande van de grootst toegestane maat. In totaal zijn er minimaal negen van deze grote windmolens nodig. De provincie vereist een minimum van drie per windpark. De plaatsingszones bieden dus wat meer ruimte dan nodig is voor de doelstelling van 170.500 MWh windenergie. Dat biedt flexibiliteit als zich tegenvallers blijken voor te doen bij de uitwerking, zonder de rechtszekerheid voor omwonenden onevenredig aan te tasten.

 

Plaatsingszones voor zonnevelden zijn alleen aangewezen op locaties die direct grenzen aan stedelijk gebied. Die keuze is gemaakt in de gemeentelijke Kadernota, om de landschappelijke impact beperkt te houden. In de praktijk betekent dit dat ze tegen bedrijventerrein Ecopark/Haven 8 (Waalwijk) en/of bedrijventerrein Maasoever (Waspik) aan moeten liggen. Randen met een groen- en natuurstrook die het bedrijventerrein omzoomt, komen niet aanmerking. In het zoekgebied zijn vier gebieden onderscheiden: drie ten westen van de bedrijventerreinen Scharlo en Maasoever bij Waspik en één bij het Ecopark in Waalwijk.

 

 

Selectie van plaatsingszones

Bij de selectie van de plaatsingszones is gezocht naar een balans tussen vier pijlers:

- maatschappelijk draagvlak,

- economische haalbaarheid,

- landschappelijke inpassing,

- effecten op de omgeving. Deze vier pijlers ‘dragen’ de keuze van de plaatsingszones en de voorwaarden die aan de ontwikkeling verbonden zijn. Plaatsingszones en voorwaarden zijn zodanig gekozen dat de pijlers niet alleen met elkaar in evenwicht zijn, maar ze ook ieder afzonderlijk voldoende tot hun recht komen.5

 

 

Eerste pijler: maatschappelijk draagvlak

In de aanloop naar de Beleidsvisie is het maatschappelijk draagvlak voortdurend bewaakt. Bij de start van het proces, bij het opstellen van de Kadernota, zijn alle huishoudens in de gemeente Waalwijk per brief geïnformeerd over het proces rondom grootschalige opwek. Publieksparticipatie was op veel momenten en op veel manieren mogelijk.

 

Er zijn vijf themabijeenkomsten georganiseerd. Deze kenden een open inloop. Aan thematafels konden ideeën en opvattingen worden gedeeld en kon informatie worden ingewonnen. Iedere geïnteresseerde kon de voortgang volgen via onder meer een digitale nieuwsbrief en de website duurzaamwaalwijk.nl. De gemeenteraad is op gezette tijden geïnformeerd via raadsinformatiebrieven en meerdere informatieavonden. Bijlage 1 gaat meer in detail op de participatie in.

 

De invloed op de leefomgeving van bewoners in en om het zoekgebied speelde uiteraard een belangrijke rol in de participatie. Die invloed is bijvoorbeeld terug te zien in de afstandsnormen die we hanteren tussen plaatsingszones voor windparken en woningen. Er zijn geen plaatsingszones voor windparken aangewezen op minder dan 750 meter afstand van stedelijk gebied (waartoe we ook buurtschappen rekenen). Vanaf individuele woningen in het buitengebied, bedrijfswoningen en arbeidsmigrantencampussen is een grens van minimaal 400 meter aangehouden.

 

Deze minimumafstanden zijn naar nationale maatstaven relatief ruim. Onderzoeks- en ontwerpbureau Generation Energy hanteerde in een recent onderzoek6 , op grond van de huidige praktijk in Nederland, afstandsnormen van 500 meter van stedelijk gebied (in plaats van de 750 meter die wij hanteren) en 300 meter tot individuele woningen (in plaats van 400).

 

Bij de concrete invulling van een windpark moet worden onderbouwd dat deze afstand inderdaad voldoende is, ook om onevenredige negatieve invloed op de woonomgeving te voorkomen. Daarbij heeft het nadrukkelijke voorkeur om bij de inpassing een zo groot mogelijke afstand tot woningen aan te houden. Met name bij woningen op een afstand tussen 400 en 750 meter vraagt dat aandacht. De initiatiefnemer moet in de tender laten zien met welke aanvullende maatregelen die invloed wordt teruggedrongen en hoe deze bewoners tegemoet worden gekomen (zie ook de voorwaarden in paragraaf 3.3 en de Omwonendenregeling in paragraaf 4.3).

 

In oktober 2023 is nieuwe concept wetgeving gepubliceerd (Ontwerp AMvB ‘Ontwerpwindturbinebepalingen leefomgeving’) met een wijziging van de bepalingen voor windturbines en windparken die gelden onder de Omgevingswet. Daarin wordt voorgesteld om een vaste afstandsnorm van 2 keer de tiphoogte tot windturbinegevoelige objecten aan te houden. Of deze regel ook in de definitieve regelgeving wordt opgenomen is nog niet bekend. Inwerkingtreding van de nieuwe regels zal naar verwachting niet voor eind 2024 plaatsvinden. Indien de landelijke normen strenger zijn dan de uitgangspunten die momenteel in de Beleidsvisie worden gehanteerd worden deze normen gevolgd bij de vergunningverlening. Dit geldt ook nadat de Beleidsvisie is vastgesteld.

 

Tweede pijler: economische haalbaarheid

Binnen de plaatsingszones en de voorwaarden die de Beleidsvisie stelt, moeten initiatiefnemers economisch haalbare plannen kunnen maken, indienen en realiseren. Daarvan wordt uitgegaan van een rendement dat in de huidige marktomstandigheden gangbaar is.

 

Er is extern onderzoek verricht naar de economische haalbaarheid van de windparken in de vorm van berekeningen en beoordelingen door experts.7 Daaruit zijn onder meer conclusies getrokken over de maximale omvang van de windparken en de maat van de windmolens. Bij de beoogde productie van 170.500 MWh is de verwachting dat negen windmolens nodig zijn met de hierboven aangegeven maximale maat van 170 meter ashoogte en 255 meter tiphoogte. Dat is een flink formaat, maar bij veel kleinere molens bestaat een reëel risico dat de windparken niet te financieren zijn.

 

Voor zonnevelden is geen afzonderlijke economische analyse gedaan. Het verschil in economische haalbaarheid tussen verschillende alternatieven is klein. En gezien de grote belangstelling van ontwikkelaars om in Waalwijk een zonneveld te realiseren hebben wij geen twijfels over de economische haalbaarheid.

 

Derde pijler: landschappelijke inpassing

Een van de redenen om ruimte voor windparken en zonnevelden te zoeken in het polderlandschap tussen de A59 en de Bergsche Maas, is de relatief grote schaal hiervan. Die biedt naar verhouding goede mogelijkheden voor de landschappelijke inpassing. Om versnippering over het polderlandschap te vermijden, concentreren we de ontwikkeling van windmolens en zonnepanelen in een beperkt aantal plaatsingszones. Daarbinnen worden samenhangende windparken en zonnevelden ontwikkeld. De minimale omvang voor een windpark bedraagt drie windmolens (conform de provinciale Interim Omgevingsverordening van 21 maart 2023) en voor een zonneveld 2,5 hectare zonnepanelen (conform de voorwaarden in de Kadernota).

 

De windmolens en zonnepanelen dienen in hun opstelling aan te sluiten op de omgeving. Aanbevelingen daarvoor zijn te vinden in de ‘Bouwsteen Landschap’, het rapport over de landschappelijke inpassing van de Grootschalige Opwek Duurzame Energie dat landschapsbureau Rho als bouwsteen voor het Plan-MER heeft gemaakt. Kwaliteitscriteria voor de opstelling van windmolens die daaruit volgen, zijn behoud van de openheid, landschappelijke en functionele samenhang, grootschaligheid, herkenbaarheid van opstellingen en beleving door waarnemers (omwonenden, werkenden, bezoekers, voorbijgangers, enzovoort). De windmolens zijn zo groot dat zij alleen kunnen aansluiten op de grootste structuren in het landschap, zoals de snelweg, de hoogspanningsleiding en de Bergsche Maas.

 

De keuze dat plaatsingszones voor zonnevelden direct moeten grenzen aan stedelijk gebied, al eerder gemaakt in de Kadernota, is in overeenstemming met de Bouwsteen Landschap.

 

Vierde pijler: effecten op de omgeving

Belangrijk bij de selectie van de plaatsingszones voor met name de windparken, was de vierde pijler: de effecten op de omgeving. Hier is uitvoerig onderzoek naar gedaan. De resultaten daarvan zijn te vinden in het Plan-MER (zie paragraaf 6.1). Vier thema’s bleken sterk bepalend voor de keuze van de plaatsingszones. Drie daarvan gelden overal in Nederland als belangrijke criteria bij de projecten voor windenergie op land: de effecten op de leefomgeving van de bewoners (met name geluid, slagschaduw en obstakelverlichting), op de natuur en op het landschap. Een vierde is specifiek voor het zoekgebied in het noorden van Waalwijk relevant: het oefengebied voor laagvliegende helikopters van Defensie en de aanvliegroutes daarnaartoe vanaf de vliegbasis Gilze-Rijen.

 

Aan de hand van het Plan-MER zijn alle locaties afgevallen waar zodanige bezwaren en belemmeringen aan kleven dat een vergunning voor een windpark bij voorbaat is uitgesloten, of waar relatief zware aanvullende maatregelen getroffen zouden moeten worden. Kleine delen van deze gebieden zijn alsnog in een plaatsingszone opgenomen. Deze delen komen alleen in aanmerking voor de bouw van een windmolen als er geen andere reële mogelijkheid overblijft. Concreet gaat het voor windenergie om zes typen locaties die zijn afgevallen of waar dergelijke zwaarwegende nadelen aan verbonden zijn:

 

  • 1.

    Locaties binnen waterkeringen en beschermingszones. Dit gaat zowel om de primaire waterkering langs de noordoever van het Oude Maasje en het Zuiderkanaal, als om de regionale keringen. Deze zones zijn ingesteld om te voorkomen dat trillingen tijdens de bouw de stabiliteit van de waterkeringen in gevaar brengen. Een deel van de plaatsingszone voor Windpark Haven-Ecopark valt binnen de veiligheidszone van de kering langs het Drongelens Kanaal. Deze komt alleen in aanmerking als er geen andere reële mogelijkheid overblijft. Als er een windmolen toch in deze veiligheidszone wordt geprojecteerd, is het voor het waarborgen van de waterveiligheid noodzakelijk om nauw af te stemmen met de eigenaar en/of beheerder van de waterkering. Daarnaast is het dan noodzakelijk om een faalkansberekening voor waterkeringen uit te voeren om aan te tonen dat de waterveiligheid niet in het geding is.

  • 2.

    Locaties in de Overdiepse Polder. Dit gebied komt om twee redenen niet in aanmerking. Ten eerste kan deze polder onder water lopen bij een zeer hoog waterpeil in de Bergsche Maas. In beginsel gelden er bouwbeperkingen in doorstroomgebieden omdat bouwwerken zoals windmolens een negatief effect kunnen hebben op de capaciteit om water te bergen en door te laten stromen. Het Waterbesluit verbiedt bouwwerken met een oppervlakte van groter dan 30m2 zonder vergunning van Rijkswaterstaat (RWS). Een uitzondering voor de opwekking van zonne- of windenergie wordt enkel verleend indien deze activiteit redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd. Daarnaast oefent Defensie boven de Overdiepse Polder met laagvliegende helikopters. Windmolens zouden deze oefeningen onmogelijk maken. Defensie heeft aangegeven dat de Overdiepse Polder voor haar een onvervangbaar operationeel belang vertegenwoordigt, aangezien er geen alternatieve laagvlieggebieden beschikbaar zijn of binnen afzienbare termijn beschikbaar kunnen komen, en dat dit belang planologisch afdoende is beschermd als ‘nationaal belang' in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Op verzoek van de gemeenteraad is eind 2023, parallel aan het lopende proces onderzocht of alsnog windmolens gerealiseerd kunnen worden in de Overdiepse Polder. Uit dit nader onderzoek8 blijkt dat voor windmolens in de Overdiepse Polder alleen vergunning door RWS zal worden afgegeven als niet elders binnen de gemeente of regio ‘redelijkerwijs’ alternatieven zijn die tot het behalen van de (energie) doelstellingen kunnen leiden.

  • 3.

    Locaties onder de aanvliegroutes van Defensie. Op weg naar oefeningen rond de Bergsche Maas vliegen de helikopters van Defensie vanaf vliegbasis Gilze-Rijen over delen van het Waalwijkse polderlandschap. In verband met de verdeling van de hinder in het gebied moeten twee corridors beschikbaar blijven. Het oostelijke uiteinde van de plaatsingszone voor Windpark Buitenpolders valt net binnen een aanvliegroute. Na overleg met Defensie is besloten om de plaatsingszone toch over een klein gedeelte van de aanvliegroute heen te trekken, voor het geval er geen andere reële mogelijkheid is om binnen de plaatsingszones het benodigde aantal windmolens te kunnen plaatsen. Om van deze mogelijkheid gebruik te maken, is nauw overleg met Defensie noodzakelijk.

  • 4.

    Locaties binnen het Natuurnetwerk Brabant. Hier zouden windmolens een te groot verstorend effect op de natuur hebben. Dat geldt ook als de masten weliswaar buiten het natuurnetwerk staan, maar de rotorbladen er wel boven draaien (de zogenaamde ‘overdraai’). Het Natuurnetwerk Brabant heeft ook een ‘externe werking’. Dat betekent dat ontwikkelingen aan de rand van een natuurgebied ook geen significante negatieve invloed op de natuurgebieden mogen hebben. Daar moet de initiatiefnemer van een windpark nader onderzoek naar doen.

  • 5.

    Locaties in de Baardwijkse Overlaat. Dit is een landschap met een kleinere schaal dan de omliggende polders. Het heeft een bijzondere cultuurhistorische waarde, als landschap dat ooit onder water kon worden gezet bij een hoog waterpeil in de Maas of bij vijandelijke dreiging (als deel van de Zuiderwaterlinie). De plaatsingszone voor Windpark Haven-Ecopark steekt in het oosten net de grens van de Baardwijkse Overlaat over. Na overleg met de provincie Noord-Brabant is bepaald dat een windmolen in dit gedeelte alleen in beeld kan komen als blijkt dat er geen andere reële mogelijkheid bestaat, én op de schaal van de gehele Baardwijkse Overlaat onderzocht is hoe dit gebied kan bijdragen aan de opgave voor windmolens. Daarbij moet duidelijk gemaakt worden dat door de plaatsing van windmolens de openheid kan worden gewaarborgd en historische structuren kunnen worden benadrukt of versterkt (vergelijkbaar met de ontwikkeling van windmolens in de Beerse Overlaat). Daarnaast dienen mogelijke (zonne-energie) initiatieven onderbouwd en getoetst te worden op basis van de zonneladder en in de context van artikel 3.29 IOV (behoud en herstel cultuurhistorische waarden).

  • 6.

    Locaties op minder dan 255 meter afstand van de hoogspanningsleiding en ondergrondse buisleidingen. Deze afstand moet om veiligheidsredenen worden aangehouden bij windmolens met de maximaal toegestane tiphoogte van 255 meter. Er is met name in het oosten een kleine overlap van zo’n 50 meter aangehouden. Als er een windmolen in die zone van 50 meter wordt geprojecteerd, is het voor het waarborgen van de veiligheid noodzakelijk om nauw af te stemmen met de beheerder van de leiding.

 

Deze criteria bij de keuze van de plaatsingszones komen bovenop de eis van een minimale afstand van 750 meter tot woonkernen, en 400 meter tot individuele woningen in het buitengebied, bedrijfswoningen en de arbeidsmigrantencampussen (zoals aangegeven onder ‘maatschappelijk draagvlak’).

 

Bij de selectie van plaatsingszones voor zonnevelden spelen effecten op de omgeving een minder grote rol. Invloed op de landschappelijke kwaliteit blijft beperkt door de keuze om zonnevelden alleen langs de grens met stedelijk gebied te realiseren. Daardoor zijn vanzelf locaties uitgesloten die bij hoge rivierpeilen onder water kunnen lopen, die onder het Natuurnetwerk Brabant vallen en die in de cultuurhistorisch waardevolle Baardwijkse Overlaat liggen.

 

Bij de keuze van de plaatsingszones voor windparken en zonnevelden is met bovengenoemde belemmeringen rekening gehouden. Maar ook binnen de plaatsingszones zijn in een aantal gevallen aanvullende maatregelen noodzakelijk om te voldoen aan alle eisen op het gebied van bijvoorbeeld geluid, lichthinder, slagschaduw en natuur. Deze aanvullende voorwaarden kunnen verschillen per windpark of zonneveld en zijn te vinden in de volgende twee paragrafen.

 

De Beleidsvisie anticipeert op nieuwe landelijke milieunormen voor windenergie. Vergunning-aanvragen zullen op de nieuwe landelijke normen worden getoetst zodra die normen van kracht zijn. Naar verwachting is dat op z’n vroegst in het voorjaar van 2024 het geval. In de tussentijd zullen wij uitgaan van lokale normen waarbij per locatie wordt bepaald welke norm het beste passend is. Dit is in lijn met de recente uitspraken van de Raad van State inzake de windparken Delfzijl en Karolinapolder.

 

3.2 Zonnevelden

Zonnevelden zijn minimaal 2,5 hectare en maximaal 10 hectare groot. Het totale oppervlak van alle zonnevelden samen is maximaal 15 hectare. Alle zonnepanelen, technische ruimtes en (trafo)gebouwen moeten binnen de plaatsingszone liggen. Per zonneveld moet de initiatiefnemer een beeldkwaliteitsplan en een landschappelijk inpassingsplan opstellen. Daarin moet onder meer invulling worden gegeven aan de eisen die de gemeente stelt aan de verschijningsvorm van de zonnevelden en dit moet publiekrechtelijk worden geborgd.

 

Zonnevelden van 2,5 tot 10 hectare zijn ‘middelgroot’. We kiezen daarvoor om landschappelijke redenen: meerdere kleinere zonnevelden leveren een te versnipperd beeld op en grotere zonnevelden drukken een te zwaar stempel op de omgeving.

 

Om de invloed op de landschapskwaliteit verder te beperken, moeten zonnevelden direct grenzen aan bestaand stedelijk gebied. Ze moeten aansluiten op bestaande perceelsgrenzen en met hun lange zijde grenzen aan het stedelijk gebied. Tussen twee zonnevelden moet minimaal 500 meter afstand worden aangehouden om te voorkomen dat twee of meer middelgrote zonnevelden alsnog het beeld oproepen van één groot zonneveld.

 

Binnen deze oppervlakte van 2,5 tot 10 hectare ligt een aaneengesloten veld met zonnepanelen inclusief onderhoudspaden, tussenliggende ruimte, technische ruimte/(trafo)gebouwen en de minimaal noodzakelijke landschappelijke inpassing rondom. Wanneer verdere maatregelen voor landschappelijke inpassing worden getroffen, zoals extra brede groenstroken voor natuurontwikkeling of -compensatie of het vergroten van de biodiversiteit, telt die oppervlakte niet mee bij de oppervlakte van het zonneveld. Hetzelfde geldt voor een aansluitend agrarisch erf.

 

Voorwaarde voor de ontwikkeling is dat de initiatiefnemer een beeldkwaliteitsplan en een landschappelijk inpassingsplan maakt. Daarin wordt ook aangegeven of de initiatiefnemer de grond ook voor andere doelen wil gebruiken, en zo ja in welke vorm. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan een combinatie met fruitteelt of begrazing door geiten of schapen.

 

De gemeente zal dat toetsen aan de ‘Bouwsteen Landschap’, het rapport over de landschappelijke inpassing van de Grootschalige Opwek Duurzame Energie dat als bouwsteen voor het Plan-MER is gemaakt. Het beeldkwaliteitsplan en het landschappelijk inpassingsplan zullen deel uitmaken van de te verlenen vergunning.

 

3.3 Windparken

De beide windparken waar de gemeente ruimte voor biedt, moeten elk in samenhang ontwikkeld worden. Die samenhang heeft betrekking op het patroon van de opstelling en op eenheid in de verschijningsvorm van de te bouwen windmolens binnen de betreffende plaatsingszone(s).

 

3.3.1 Voorwaarden aan inrichting en vormgeving

Opstellingspatroon

In Windpark Buitenpolders is ruimte voor minimaal 5 en maximaal 6 grote windmolens in een enkele rij of een regelmatige clusteropstelling. Windpark Haven-Ecopark wordt ontwikkeld in samenhang met de uitbreiding van het bedrijventerrein Haven 8. Daar is ruimte voor een cluster met minimaal 3 en maximaal 4 grote windmolens, onder de voorwaarde dat de vier bestaande windmolens in het Ecopark worden gesaneerd voordat de nieuwe windmolens in gebruik worden genomen.

 

In Windpark Buitenpolders moeten de windmolens opgesteld worden in één rechte lijn of een cluster bestaande uit twee evenwijdige rechte lijnen. De windmolens staan op regelmatige afstand van elkaar. In totaal is er ruimte voor minimaal 5 en maximaal 6 windmolens, uitgaande van de maximale maat. De richting van de lijnen volgt de oost-west richting van de snelweg A59 en Bergsche Maas. Als voor twee lijnen wordt gekozen, moeten die lijnen evenwijdig aan elkaar lopen.

 

Dit opstellingspatroon past bij het karakter van dit open landschap met zijn grootschalige verkaveling. Het sluit aan bij de grootste landschapsstructuren. Lange rechte lijnen overheersen daarin, parallel aan de Bergsche Maas en de rijksweg A59. Door op die oriëntatie aan te sluiten, ontstaat een rustig, samenhangend beeld. Bij iedere andere oriëntatie zou het windpark een onevenredige inbreuk op het landschap plegen.

 

Bij Windpark Haven-Ecopark kiezen we voor een clusteropstelling. Van een open landschap is hier geen sprake meer. Het windpark wordt geïntegreerd in het nog uit te breiden bedrijventerrein Haven, waar de gemeente grootschalige opwek wil combineren met de uitbreiding van het bedrijvenpark. Daarom kon hier niet worden gekozen voor één aaneengesloten plaatsingszone, maar bestaat de plaatsingszone uit drie concrete locaties en een korte strook.

 

Het opstellingspatroon sluit aan op de structuur van het bedrijventerrein. De plaatsingszones hangen samen met de locaties van bestaande te saneren windmolens, de bestaande bedrijvigheid en de beoogde verkaveling van de geplande uitbreiding van het bedrijventerrein. In lijn met de Regionale Energie- en Klimaatstrategie (REKS) zal windpark Haven-Ecopark ervaren kunnen worden als ‘poort van de regio’. In totaal gaat het bij Haven-Ecopark om minimaal 3 en maximaal 4 windmolens, uitgaande van de maximale maat.

 

De ontwikkeling van windpark Haven-Ecopark is onlosmakelijk verbonden aan de sanering van alle vier bestaande windmolens in het Ecopark. De initiatiefnemer voor de nieuwe ontwikkeling is ook verantwoordelijk voor de sanering. De sanering van de huidige windmolens moet plaatsvinden voordat de nieuwe molens in gebruik worden genomen.

 

Verschijningsvorm

Per windpark moet de initiatiefnemer een beeldkwaliteitsplan opstellen. Daarin moet onder meer invulling worden gegeven aan de eisen die de gemeente stelt aan de verschijningsvorm van de windmolens.

 

Per windpark moet de initiatiefnemer voorafgaand aan de vergunningaanvraag een beeldkwaliteitsplan opstellen. Hierin moet tot op microniveau worden aangegeven hoe het windpark eruit zal gaan zien. Dat gaat bijvoorbeeld om de mastvoet, hekken, onderhoudspaden, kleuren, reclamevoering, trafogebouwen en de landschappelijke inpassing.

 

Om een rustig landschapsbeeld te creëren, stellen we de volgende eisen aan de verschijningsvorm van de windmolens:

- alle windmolens bestaan uit een buismast met een driebladige rotor;

- alle windmolens in één windpark draaien in dezelfde richting;

- alle windmolens in één windpark zijn van hetzelfde type en hebben dezelfde vorm en kleurstelling;

- alle windmolens in één windpark hebben dezelfde ashoogte; deze is minimaal 130 meter en maximaal 170 meter;

- alle windmolens in één windpark hebben dezelfde rotordiameter, deze is minimaal 100 meter en maximaal 170 meter (de maximale tiphoogte komt daarmee uit op 255 meter);

- een regelmatige afstand tussen twee windmolens in één windpark.

 

Initiatiefnemers hebben dus de mogelijkheid om te kiezen voor een kleinere maat windmolens dan het gestelde maximum. Om toch te voldoen aan de gemeentelijke doelstelling van 170.500 MWh, kan in dat geval (met de huidige stand van de techniek) een groter aantal windmolens nodig zijn. Op grond van de reacties uit de omgeving en de invloed op het landschap, streven we naar een kleiner aantal molens, die dan wel de maximale maat hebben.

 

Betekenis plaatsingzones

Binnen de gestelde voorwaarden kan een initiatiefnemer zelf afwegen waar in de plaatsingszones de windmolens worden gepositioneerd. Maatgevend is het hart van de mast: dat moet binnen een plaatsingszone staan.

 

De plaatsingszones geven aan waar een initiatiefnemer windmolens mag neerzetten, binnen de gestelde voorwaarden aan het opstellingspatroon en de verschijningsvorm. Bij die afweging kan de initiatiefnemer onder meer de afstand tot woonbebouwing en de invloed op de leefomgeving (geluid, slagschaduw) betrekken. Ook zijn de beperkingen van belang die volgen uit de aanvliegroute van Defensie en de cultuurhistorische waarde van de Baardwijkse Overlaat (zie paragraaf 3.1).

 

Het hart van iedere mast moet binnen een plaatsingszone geplaatst zijn. De buitenrand van de mast en de rotorbladen mogen er dus overheen vallen. Alle voorzieningen voor het bouwen en functioneren van de windmolen moeten zoveel mogelijk geconcentreerd worden gerealiseerd, maar dat mag ook voorbij de grens van de plaatsingszone. Dat gaat bijvoorbeeld om transformatorstations, funderingen, bekabeling, toegangs- en onderhoudspaden, kraanopstelplaatsen, en de netaansluiting met het inkoopstation. Ook een eventuele groene rand of andere voorzieningen om de effecten op de natuur te compenseren of beperken, mogen buiten de plaatsingszone gerealiseerd worden. Uiteraard is in alle gevallen overeenstemming nodig met alle betrokken grondeigenaren en dient aan de vereisten voor vergunningverlening te worden voldaan.

 

3.3.2 Voorwaarden aan inrichting en vormgeving

Geluidshinder

De windmolens mogen nergens meer geluid produceren dan een maximum van 45 decibel aan de gevel van een woning of andere gevoelige functie9 Windmolens mogen daarnaast geen tonaal geluid (brom- of fluittoon) produceren. Voorafgaand aan de bouw voert de gemeente een nulmeting uit naar het al aanwezige geluid in de omgeving.

 

Draaiende rotorbladen en (in mindere mate) de aandrijving van een windmolen produceren geluid. Dat kan een bron van hinder zijn. Geluid door windmolens wordt eerder als hinderlijk ervaren dan bijvoorbeeld geluid door wegverkeer. Er gelden op dit moment geen landelijke, juridisch vastgelegde normen over de hoeveelheid geluid die een windmolen mag produceren of die hoorbaar mag zijn bij woningen of andere bestemmingen die daar gevoelig voor zijn 10 Gemeenten kunnen daar eigen normen voor opstellen, toegesneden op de plaatselijke situatie.

 

In het Plan-MER is onderzocht hoeveel woningen en andere gevoelige bestemmingen (zoals scholen en verzorgingshuizen) te maken kunnen krijgen met geluidsbelasting aan de buitengevel. Dat is eerst gedaan voor een aantal verschillende alternatieven voor de plaatsing van windmolens, en vervolgens ook bij de geselecteerde plaatsingszones, voor drie geluidsniveaus; 40, 45 en 47 decibel. Een geluidsniveau van 47 decibel was tot 2021 de norm in de nationale milieuwetgeving.

 

De WHO (de World Health Organization van de Verenigde Naties) houdt 45 decibel aan als adviesnorm. Het minimale onderzochte geluidsniveau is 40 decibel. Dat is het laagste geluidsniveau waarbij volgens de WHO hinder kan worden ervaren, maar het valt meestal weg tegen ander omgevingsgeluid.

 

Uit het onderzoek blijkt dat we met een aantal aanvullende voorwaarden en de gekozen minimale afstanden tot stedelijk gebied (750 meter) en individuele woningen in het landelijk gebied, bedrijfswoningen en arbeidsmigrantencampussen (400 meer) binnen de adviesnorm van de WHO van 45 decibel kunnen blijven. Aanvullende voorwaarden zijn wel voor nodig – als we die niet zouden stellen, zijn er vijftien woningen die onder ongunstige omstandigheden te maken krijgen met een relatief ernstige geluidhinder van meer dan 47 decibel, en enkele honderden waar de adviesnorm van de WHO wordt overschreden. Door de aanvullende voorwaarden wordt het gebied kleiner waar de windmolens zacht hoorbaar kunnen zijn.

Het gaat om de volgende aanvullende voorwaarden:

  • -

    Windmolens moeten beschikken over een geluidsreducerende modus, tenzij de initiatiefnemer een andere techniek toepast waarmee aantoonbaar hetzelfde effect kan worden bereikt;

  • -

    Eventueel optredend tonaal geluid wordt via een toeslag zwaarder meegewogen in het geluidniveau. Zo’n ‘brom- of fluittoon’ is een zeer hinderlijke vorm van geluid. Goede, moderne windmolens maken dit type geluid niet. In navolging van de gemeente Lingewaard 11 willen we in de vergunning voor de windparken opnemen dat als toch tonaal geluid wordt vastgesteld, het berekende aantal geproduceerde decibellen met een vast aantal wordt opgehoogd. De toeslag zorgt ervoor dat de norm al bij een lager optredend geluidniveau overschreden wordt. Dit betekent dat windturbines met tonaal geluid effectief een lager geluidniveau op de gevel van woningen mogen veroorzaken. Hiermee wordt geborgd dat tonaal geluid niet tot bovenmatige hinder leidt.

  • -

    De geluidsnorm voor de nacht (39 dB Lnight) mag niet overschreden worden.

 

Initiatiefnemers moeten in hun inschrijving voor de tender aangeven hoe zij de geluidsbelasting willen verminderen, en tot op welk niveau. Kort voor de bouw voert de gemeente een nulmeting uit naar het al aanwezige geluid in de omgeving, om nadien te kunnen vaststellen hoeveel geluid het nieuwe windpark feitelijk maakt.

 

Slagschaduw

Windmolens moeten beschikken over een stilstandsvoorziening om hinder door slagschaduw tegen te gaan. Er mag geen slagschaduw optreden aan de gevel van woningen.

 

Een vorm van hinder die specifiek bij windmolens speelt, is de slagschaduw. Dat is de op- en afkomende schaduw van draaiende rotorbladen. In Nederland gold tot 2021 een norm van maximaal 17 dagen per jaar gedurende 20 minuten of langer (dus in totaal 5 uur en 40 minuten per jaar). Een slagschaduw van minder dan 20 minuten was volgens deze landelijke norm niet aan een maximum aantal dagen gebonden en viel buiten deze 5 uur en 40 minuten. Net als de geluidsnormen, heeft deze norm op dit moment geen juridische status. Om de invloed op de leefbaarheid te beperken, houden wij vast aan een norm van nul uur: er mag geen slagschaduw optreden aan de gevels van woningen.

 

In beide windparken ontstaat zonder aanvullende maatregelen een situatie waarin niet alleen slagschaduw optreedt, maar ook de voormalige norm bij een klein aantal woningen wordt overschreden. Dat blijkt uit het Plan-MER. We stellen daarom een stilstandsvoorziening verplicht. Dit is een systeem dat de windmolen stil kan zetten zodra slagschaduw optreedt. In figuur 10 zijn de verwachte maximale slagschaduwcontouren van de plaatsingszones voor wind ingetekend. Een stilstandvoorziening is nodig om geen slagschaduw aan de gevel van woningen te laten optreden.

 

Verlichting

Initiatiefnemers moeten aangeven hoe ze overmatige hinder door obstakelverlichting tegen zullen gaan.

 

Om de veiligheid van het vliegverkeer niet in gevaar te brengen, moet op de mast van elke windmolen een lichtje schijnen. Bij daglicht is dat meestal een knipperend wit licht, en in het donker een permanent rood licht. Alleen voor windmolens met een tiphoogte lager dan 150 meter geldt deze verplichting niet, maar de Waalwijkse molens zullen allemaal hoger zijn.

 

Omwonenden kunnen deze verlichting als hinderlijk ervaren. Er zijn verschillende manieren denkbaar om die hinder te verminderen. Zo kan ook overdag voor permanente verlichting gekozen worden in plaats van knipperende verlichting. Ook is het mogelijk om de lichtintensiteit aan te passen op de weersomstandigheden, of de straling van het licht naar onderen af te schermen.

 

Op dit moment onderzoekt de ‘Landelijke Projectgroep Obstakelverlichting op Windparken op Land’ of het mogelijk is om obstakelverlichting alleen in te schakelen op het moment dat een vliegtuig nadert. Onderzocht moet worden of dit ook voor Waalwijk een kansrijke optie is. In Duitsland wordt de transpondertechniek veel gebruikt, waarbij een ontvanger bij een windpark de transponder van een vliegtuig detecteert. Op dat moment schakelt de verlichting zichzelf automatisch in. Ook de helikopters van Defensie beschikken over zo’n transponder.

 

Van initiatiefnemers voor windparken wordt verwacht dat zij onderzoeken welke hinder door obstakelverlichting kan ontstaan en tot hoever ze die hinder willen zullen beperken en op welke manier.

 

Natuur

Als significante effecten op beschermde leefgebieden of plant- of diersoorten niet kunnen worden uitgesloten als gevolg van de realisatie en exploitatie van een windpark of zonneveld, moet de initiatiefnemer hier aanvullend onderzoek naar laten doen. Dat kan leiden tot aanvullende voorwaarden om de verstoring te beperken of te compenseren.

 

In Nederland worden belangrijke natuurgebieden én bepaalde plant- en diersoorten beschermd. Beschermde natuurgebieden zijn deel van het Natuurnetwerk Brabant (NNB). Als ze internationaal bijzondere waarden hebben vallen ze ook onder Natura 2000, het Europese netwerk van beschermde natuurgebieden. De plaatsingszones voor windenergie bevinden zich buiten deze beschermde natuurgebieden.

 

Toch moet er bij de plaatsing wel rekening mee worden gehouden. Een negatieve invloed op de natuurkwaliteit kan ook op afstand ontstaan. Als bij de aanleg van een windpark stikstof vrijkomt, bijvoorbeeld door het gebruik van machines die draaien op fossiele brandstoffen, kan die voor een deel weer in natuurgebieden neerkomen. Die stikstofdepositie is aan strenge grenzen gebonden. Daar moet bij de aanleg rekening mee worden gehouden.

Een deel van Windpark Buitenpolders zou op minder dan anderhalve kilometer van het Natura 2000-gebied Langstraat geplaatst kunnen worden. Plaatsing van windmolens binnen die afstand (de ‘buffer’ rond het natuurgebied) kan een verstorend effect op de natuur hebben, bijvoorbeeld door trillingen, geluid of licht. De initiatiefnemer van het windpark moet hier aanvullend onderzoek naar laten doen.

 

Van de andere Natura 2000-gebieden in de omgeving, is de Biesbosch van bijzonder belang voor vogels. Veel vogels zoeken hun voedsel in een wijde omgeving. Daarom is onderzocht of windmolens in het Waalwijkse polderlandschap een wezenlijke bron van risico of verstoring vormen voor vogels in de Biesbosch. Dat blijkt niet zo te zijn. Het gebied waar deze vogels hun voedsel vinden is groot genoeg en eventuele aanvaringen van een vogel met een windmolen zullen incidenten zijn. In nader onderzoek op projectniveau kan naar voren komen dat toch maatregelen nodig zijn om effecten voor vogels te beperken of te compenseren, bijvoorbeeld in de vorm van een zwart rotorblad of door de stilstandsvoorziening in te schakelen (het systeem dat ook gebruikt wordt om slagschaduw bij woningen te beperken).

 

Plaatsingszones komen hier en daar dicht in de buurt van gebieden binnen het Natuurnetwerk Brabant. De Bergsche Maas, het Oude Maasje, het Zuiderkanaal en het Drongelens Kanaal behoren tot het NNB, met inbegrip van een deel van de oevers. Ecologische waarden kunnen indirect worden aangetast als gevolg van geluid, licht, betreding, schaduwwerking, windturbulentie, et cetera. Ook hiervoor geldt dat de initiatiefnemer nader onderzoek moet laten doen naar de verstoring van leefgebieden of plant- of diersoorten in het natuurgebied als gevolg van het windpark. Dat kan leiden tot aanvullende maatregelen om de effecten op de natuur te beperken of te compenseren.

Hetzelfde geldt voor beschermde flora en fauna die in de plaatsingszone zelf aanwezig is. Dit gaat naar verwachting vooral om vleermuizen en vogels. Op voorhand lijkt dit opgelost te kunnen worden met gangbare maatregelen voor effectbeperking of compensatie.

 

Overige omgevingseffecten

In de voorbereiding van een project voor windenergie moeten enkele onderzoeken worden verricht die te maken hebben met de bodem en de veiligheid. Het is niet de verwachting dat de conclusies van deze onderzoeken de vergunning in gevaar brengen. Wel kunnen op onderdelen aanvullende maatregelen noodzakelijk blijken.

 

Het gaat om:

  • -

    Bodemverontreiniging. Dit speelt bij Windpark Haven-Ecopark. Ten oosten van bedrijventerrein Haven 8 valt de bodem onder de categorie ‘industrie’. De bodem is hier verontreinigd met chroom, afkomstig van de vroegere leerlooierijen. Aanvullend bodemonderzoek kan nodig zijn.

  • -

    Zettingen. Door het gewicht van de windmolen kan de bodem inklinken. Dit veroorzaakt mogelijk beschadigingen aan bijvoorbeeld bouwwerken, (ondergrondse) infrastructuur en waterkeringen. Het risico daarop is beperkt en spitst zich vooral toe op delen van plaatsingszones met een zachte kleibodem of veen in de ondergrond.

  • -

    Trillingen. Het gebruik van windmolens kan in een kleine omtrek rond de molen trillingen veroorzaken. Dit gaat om enkele tientallen meters. Tijdens de bouw leveren vooral heiwerkzaamheden een risico op trillingen op.

  • -

    Archeologie. In de plaatsingszones zijn geen archeologische waarden bekend. De kans bestaat dat ze wel aanwezig zijn. Per plaatsingszone moet worden bepaald of archeologisch onderzoek nodig is.

  • -

    Ontplofbare oorlogsresten. Deze kunnen in vrijwel de volledige plaatsingszones op minder dan 2,5 meter diepte in de bodem aanwezig zijn. Daar moet onderzoek naar worden gedaan. Alleen een gedeelte van Windpark Haven-Ecopark is van dit risico gevrijwaard.

     

4. Maatschappelijke meerwaarde

We willen dat de lokale samenleving baat heeft bij de energie die op Waalwijks grondgebied wordt opgewekt. Omdat het om grootschalige opwek gaat, is de kans reëel dat nationale en internationale energiebedrijven geïnteresseerd zijn in de ontwikkeling en exploitatie. Zij hebben de expertise om de opwek van duurzame energie op deze grote schaal te realiseren. Maar we willen dat een deel van de financiële opbrengst terugvloeit naar de Waalwijkse samenleving. Dat is essentieel om het draagvlak voor de grootschalige opwek in de gemeente te behouden. We stellen daarom minimaal vijftig procent lokaal eigendom verplicht en stellen een aantal andere voorwaarden aan initiatiefnemers voor windparken en zonnevelden die omwonenden en andere inwoners van de gemeente Waalwijk (als collectief dan wel individueel) ten goede komen.

 

Inwoners van de gemeente krijgen kans om financieel te participeren in de ontwikkeling en exploitatie van de windparken en zonnevelden (paragraaf 4.1). We vinden het redelijk dat alle inwoners van de gemeente Waalwijk meedelen in de economische voordelen van de wind- en zonne-energie die in onze gemeente wordt opgewekt, ook zij die niet voor een vorm van financiële participatie kiezen. Daarom komt er voor de gemeente als geheel een fonds waaruit projecten in de dagelijkse leefomgeving worden gefinancierd. Als gemeente hebben we de ambitie dat dit met name projecten zijn die bijdragen aan een duurzame ontwikkeling (paragraaf 4.2). Voor bewoners en grondeigenaren in de onmiddellijke omgeving worden financiële regelingen getroffen (paragraaf 4.3 en 4.4). Een overzicht van de maatregelen voor maatschappelijke meerwaarde is opgenomen in de bijlage.

 

We moedigen initiatiefnemers aan om ook andere vormen van maatschappelijke meerwaarde te zoeken, buiten de hier opgevoerde financiële regelingen om. Hierbij valt te denken aan het betrekken van het lokale bedrijfsleven bij de bouw en exploitatie, educatieve activiteiten op het gebied van energietransitie en verduurzaming, het inzetten van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, lokaal gebruiken van de opgewekte elektriciteit, bestrijding van energiearmoede, enzovoort. 12

 

4.1 Lokaal eigendom en financiële participatie

Elk windpark en zonneveld moet voor minimaal vijftig procent in eigendom zijn van lokale partijen: bewoners van de gemeente Waalwijk, omwonenden in andere gemeenten en als achtervang de gemeente Waalwijk. Bewoners die geen mede-eigenaar van een windpark of zonneveld willen of kunnen worden, moeten ook gelegenheid krijgen om financieel te participeren.

 

De meest directe vorm om een deel van de financiële baten van een windpark of zonneveld te laten terugvloeien naar de lokale samenleving, is mede-eigenaarschap. Voorwaarde voor de ontwikkeling van een windpark of zonneveld is dat bewoners van de gemeente Waalwijk daar de kans toe krijgen. Mede-eigenaars delen in de winst, maar ook in het risico. Als de exploitatie om welke reden dan ook minder winstgevend is dan verwacht of zelfs verlieslatend, delen de mede-eigenaars ook in die financiële tegenslag. Bij mede-eigenaarschap hoort zeggenschap over de bedrijfsvoering.

 

Een initiatief nemende organisatie van een windpark of zonneveld moet voor minimaal de helft in eigendom zijn van lokale partijen. Dat is een voorwaarde van de gemeente Waalwijk die ook bij andere energieprojecten in de regio wordt toegepast. 13 In eerste instantie krijgen omwonenden van het betreffende windpark of zonneveld, binnen of buiten de gemeente, de kans om mede-eigenaar te worden. Als daarmee de vijftig procent lokaal eigenaarschap niet wordt bereikt, kunnen andere inwoners van de gemeente Waalwijk in aanmerking komen. De gemeente Waalwijk zelf kan optreden als achtervang, als de initiatiefnemer er niet in slaagt om voldoende eigenaarschap van bewoners te realiseren.

 

De eigendomsconstructie kan verschillende vormen aannemen, zowel op individuele basis als in collectieven. Bewoners kunnen zich organiseren in een lokale coöperatie of vereniging die het windpark of zonneveld, al dan niet in samenwerking met een groter (energie)bedrijf, ontwikkelt en exploiteert. Als gekozen wordt voor de coöperatievorm, is er de mogelijkheid om toe te treden tot de overkoepelende coöperatie van de regio Hart van Brabant (de ‘Energie Coöperatie Hart van Brabant u.a.’). Deze koepelorganisatie fungeert als gezamenlijk kennis- en expertisecentrum en kan professionele ondersteuning bieden bij de ontwikkeling van windparken en zonnevelden. In 2021 sloten de negen gemeenten in de regio een samenwerkingsovereenkomst met deze ‘koepel’ coöperatie. Daarin is afgesproken dat de gezamenlijke energiecoöperaties positie wordt geboden, maar dat er geen sprake is van exclusiviteit.

 

Mede-eigenaarschap kan ook op individuele basis georganiseerd worden, door het uitgeven van niet vrij verhandelbare aandelen. Andere vormen zijn eveneens bespreekbaar, zolang maar wordt voldaan aan de voorwaarde van ten minste vijftig procent mede-eigenaarschap.

In principe zijn er twee denkbare instapmomenten voor mede-eigenaars: bij de start van de ontwikkeling of bij de start van de exploitatie. Het belangrijkste verschil tussen die momenten is dat bij de start van de exploitatie de ‘financial close’ al achter de rug is. Dat betekent dat alle ontwikkelingskosten in beeld zijn en de kans op financiële tegenvallers veel kleiner is. Wie instapt bij de start van de ontwikkeling loopt dus een groter financieel risico. Daar staat tegenover dat een groter percentage van de winst geclaimd kan worden, dus het potentiële rendement is ook hoger dan voor wie instapt bij de start van de exploitatie.

 

Een vorm van financiële participatie met een nog geringer financieel risico, is de uitgifte van obligaties. Dat zijn geldleningen met een vastgestelde rente en looptijd. Daarbij is geen sprake van lokaal eigendom. Obligatiehouders hebben geen zeggenschap over de bedrijfsvoering. Deze vorm is geschikt voor wie wel het kapitaal heeft om te investeren, maar een lager financieel risico wil of kan lopen dan bij eigenaarschap. Obligaties worden uiterlijk bij het begin van de exploitatieperiode uitgegeven, voor een nader te bepalen termijn en rente.

 

Er zal een maximum worden gesteld aan het aantal uit te geven obligaties, zodat genoeg ruimte overblijft voor het werkelijke mede-eigenaarschap. Om zoveel mogelijk mensen in staat te stellen om financieel te participeren, wordt er ook een maximum gesteld aan het aantal obligaties dat één persoon kan kopen.

 

De eis van vijftig procent lokaal eigendom geldt als inspanningsverplichting. Van initiatiefnemers wordt verwacht dat ze zich inspannen om de vijftig procent te behalen. Als dat niet lukt met bewoners (al dan niet verenigd in een collectief), moeten aandelen ter waarde van het restant van de vijftig procent aan de gemeente worden aangeboden. Die beslist vervolgens of zij vervolgens tot aankoop overgaat.

 

4.2 Omgevingsfonds

Elk windpark of zonneveld moet financieel bijdragen aan een Omgevingsfonds waaruit duurzame projecten en andere initiatieven in het gebied kunnen worden gefinancierd.

 

Het Omgevingsfonds is bedoeld om niet alleen mede-eigenaren en obligatiehouders te laten profiteren van de baten van de energie-opwek, maar ook de Waalwijkse samenleving als geheel. Het Omgevingsfonds wordt een fonds voor duurzame projecten in de omgeving, dat financieel wordt gevoed vanuit de exploitatie van het windpark of zonneveld. Gestreefd wordt naar één fonds waar verschillende energieprojecten hun financiële afdracht in storten.

 

De bijdrage voor windparken kent een ondergrens van € 0,50 per MWh per jaar. Het exacte bedrag wordt vastgesteld per windpark of zonneveld, mede op basis van een voorstel van de initiatiefnemer. Op basis van een totale capaciteit van 170.500 MWh betekent dit ten minste € 85.000 euro per jaar voor initiatieven in de omgeving. Voor zonnevelden zal de bijdrage lager zijn, omdat de invloed op de leefomgeving geringer is. Exploitanten storten hun bijdrage aan het fonds met ingang van het tweede jaar van exploitatie tot en met het laatste jaar van de exploitatie binnen de vergunning (dat zal normaal gesproken het 25e jaar zijn). Zo blijft het Omgevingsfonds gedurende de gehele looptijd van de initiatieven verzekerd van inkomsten.

 

De besteding van de middelen in het fonds wordt bepaald door een op te richten stichting. Deze krijgt een onafhankelijk bestuur waarin alle kernen en het landelijk gebied van de gemeente Waalwijk vertegenwoordigd zijn. Hierbij houden we de mogelijkheid open dat ook vertegenwoordigers van buiten de gemeente Waalwijk maar binnen de invloedsfeer van het windpark hierin plaats kunnen nemen. Er zal bovendien een vorm van toezicht worden georganiseerd. Deze stichting beheert het fonds en kent middelen toe binnen voorwaarden of criteria die de gemeente vaststelt. Deze zullen worden afgeleid van de ambitie die de gemeente met het Omgevingsfonds heeft, namelijk om er inwoners mee te helpen die hun woning willen verduurzamen, en om er projecten mee te ondersteunen op het gebied van landschap, natuur, circulaire landbouw en andere vormen van verduurzaming.

 

Bestedingsdoelen kunnen ook buiten de gemeente liggen, maar binnen de invloedssfeer van de windparken en zonnevelden. Een vuistregel voor de omvang van die invloedssfeer kan de afstand zijn die de Raad van State hanteert om iemand als ‘belanghebbend’ te beschouwen: tien keer de tiphoogte van de windmolen. Bij de maximaal toegestane maat zou dat iets meer dan 2,5 kilometer zijn. Het bestuur van het Omgevingsfonds krijgt echter vrijheid in het bepalen van wat het tot de invloedssfeer rekent.

 

4.3 Omwonendenregeling

Elk windpark moet een Omwonendenregeling treffen waarmee direct omwonenden op individuele basis worden gecompenseerd voor de verandering in hun woonomgeving. Voor zonnevelden kan de initiatiefnemer een vergelijkbare regeling treffen.

 

De Omwonendenregeling is ten minste bestemd voor mensen die op 750 meter afstand of minder van één of meer nieuw te bouwen windmolens wonen, binnen of buiten de gemeente Waalwijk. Zij ontvangen een jaarlijks of eenmalig bedrag van de exploitant, als tegemoetkoming vanwege de soms ingrijpende verandering in hun woonomgeving en mogelijke hinder. De hoogte van het bedrag hangt samen met de afstand tot de woning. Het is aan de initiatiefnemer om deze regeling uit te werken. In bijzondere gevallen kan de Omwonendenregeling ook van toepassing worden verklaard voor woningen op grotere afstand dan 750 meter van een windmolen.

 

Zonnevelden hebben een kleinere invloed op de leefomgeving. Daarom geldt daarvoor geen verplichte omwonendenregeling. Op basis van de gedragscode van de branchevereniging Holland Solar bestaat ook de mogelijkheid om een gebiedsgebonden bijdrage in te zetten voor bijvoorbeeld extra natuurimpuls, duurzame energie voor de omgeving, e.d. Deze bijdrage dient in overleg met de direct omgeving vast te worden gesteld omtrent toepassing en besteding.

 

4.4 Socialisering van grondretributies

Initiatiefnemers moeten grondeigenaren van omliggende percelen een financiële tegemoetkoming bieden. Deze tegemoetkoming is een deel van de ‘grondretributie’, de vergoeding die de exploitant van het windpark of zonneveld aan de grondeigenaar betaalt. Deze wordt door de exploitant afgedragen.

 

Een grondeigenaar op wiens grond een windmolen of zonneveld wordt gerealiseerd, ontvangt daar een vergoeding voor van de ontwikkelaar of exploitant. Als de grond niet aan de ontwikkelaar of exploitant wordt verkocht, ontvangt de eigenaar een vergoeding voor het gebruik van zijn of haar grond. Dit is de ‘grondretributie’.

 

Daarmee ontstaat een harde ongelijkheid tussen grondeigenaren die via hun grondopbrengsten direct profiteren van de opwekking van duurzame energie, en grondeigenaren van omliggende percelen die daar niet voor in aanmerking komen – vaak buiten hun eigen toedoen.

 

Daarom stelt de gemeente als voorwaarde aan initiatiefnemers dat zij een financiële regeling treffen met eigenaren van omliggende percelen waar geen windmolens worden gerealiseerd c.q. uitgesloten worden om in de nabije toekomst windmolens te kunnen realiseren. Net als voor de Omwonendenregeling wordt van de initiatiefnemer een voorstel verwacht voor de uitwerking, zoals een verdeelsleutel en een afstandscriterium. De tender is daarvoor het aangewezen moment.

 

Voor zonnevelden zullen financiële effecten voor grondeigenaren van omliggende percelen aanzienlijk beperkter zijn. Desalniettemin zullen de effecten hiervan in kaart gebracht moeten worden en indien van toepassing een financiële compensatie worden verrekend.

 

Socialisering van de grondretributie staat los van de vergoedingen waar grondeigenaren volgens de nationale wet- en regelgeving in bepaalde situaties aanspraak op kunnen maken, zoals overdraaivergoeding, planschade, teeltschadevergoeding en opstalvergoeding voor kabels, leidingen en onderhouds- en toegangspaden.

 

5. Organisatie van de uitvoering

5.1 Rolverdeling

Kandidaatstelling Na vaststelling van deze Beleidsvisie schrijft de gemeente een of meer tenders uit waaraan iedere geïnteresseerde initiatiefnemer kan meedingen. Die tenders worden zo ingericht dat alle initiatiefnemers die aan de voorwaarden kunnen voldoen, gelijke kansen krijgen. Het gaat om zogenaamde ‘maatschappelijke tenders’, waarbij naast financiële criteria ook maatschappelijke criteria worden toegepast. Het onderschrijven van het Afsprakenkader Maatschappelijke Meerwaarde (zie bijlage 1) is een voorwaarde. Initiatiefnemers dienen zich hieraan te committeren uiterlijk op het moment dat op een tender wordt ingeschreven.

 

Voorafgaand aan een tender zal de gemeente objectieve criteria formuleren om de verschillende inschrijvingen op te beoordelen. Criteria die bij de tender een rol zullen spelen, zijn in ieder geval (niet limitatief):

- energieopbrengst,

- geluidsbelasting omwonenden,

- slagschaduw omwonenden,

- landschappelijke kwaliteit,

- natuurversterking (mitigatie en/of compensatie),

- omwonendenregeling,

- omgevingsfonds,

- lokaal eigendom en financiële participatie,

- organisatie en lokale invulling,

- overige maatschappelijke meerwaarde.

 

De kandidaat die als beste uit de tender naar voren komt, krijgt de kans het windpark of zonneveld te realiseren. Tenders zijn te verwachten voor Windpark Buitenpolders en de plaatsingszones voor zonnevelden.

 

Bij Windpark Haven-Ecopark ligt een tender niet voor de hand, omdat de ontwikkeling verbonden is aan de sanering van bestaande windmolens van Eneco en de ontwikkeling deel uitmaakt van de integrale uitbreiding van bedrijventerrein Haven (Eneco heeft exclusieve rechten op de gronden van het Waterschap in dit gebied). Gegeven de grondposities van het Waterschap en de gemeente in dat gebied zijn er op dit moment geen andere gegadigden c.q. ontwikkelaars voor een omgevingsvergunning aldaar. Dat maakt een samenwerkingsverband met in elk geval Eneco en de gemeente vooralsnog tot de enige serieuze kandidaat voor de ontwikkeling. Paragraaf 5.2 beschrijft de wijze van ontwikkelen van Haven-Ecopark.

 

Tenders staan open gedurende een vooraf bepaalde periode van minimaal twee maanden. Een voorwaarde is dat de initiatiefnemer aantoont dat deze het windpark of zonneveld als één integraal project kan uitvoeren. Dat is noodzakelijk om voldoende zeker te zijn dat de doelstelling van 215.500 MWh duurzaam opgewekte stroom wordt gehaald en dat een goede ruimtelijke en landschappelijke inpassing wordt bereikt.

 

Elke initiatiefnemer zal bij de inschrijving voldoende aannemelijk moeten maken dat het betreffende plan uitvoerbaar is. De beschikbaarheid van grondposities is hierbij een belangrijk criterium, evenals de noodzakelijke toestemmingen van eigenaren van aanliggende grond ten behoeve van opstelplaatsen, kabeltracés en dergelijke.

 

Omgevingsparticipatie

De initiatiefnemer moet de omgevingsparticipatie en communicatie rond het project voor een windpark of zonneveld verzorgen.

 

De verantwoordelijkheid voor de omgevingsparticipatie ligt bij de voorbereiding en vaststelling van het beleid bij de gemeente. Daarna, bij de uitwerking, realisatie en uiteindelijk exploitatie van de projecten verschuift de verantwoordelijkheid naar de initiatiefnemer. Om van plaatsingszones met voorwaarden tot een concreet project te komen, is een uitwerkingsslag nodig. Omwonenden, belanghebbende instanties en andere betrokkenen moeten gelegenheid krijgen om hun inbreng te leveren bij die uitwerking. De initiatiefnemer dient deze participatie te organiseren en de communicatie rond het plan te verzorgen, uitsluitend in afstemming en na voorafgaand overleg met de gemeente Waalwijk. De Omgevingswet die op 1 januari 2024 van kracht wordt, geeft de gemeente de bevoegdheid om die eis te stellen.

 

Milieuonderzoek

Als aanvullend milieuonderzoek nodig is, dient de initiatiefnemer daar zorg voor te dragen. Dat geldt in elk geval voor windparken die MER-plichtig zijn.

 

Bij windparken met een vermogen van meer dan 15 MW (en dat is bij beide windparken al snel het geval), is ook een m.e.r.-beoordeling nodig. Dat is een toets door de gemeente of er een milieueffectrapportage gemaakt moet worden, in aanvulling op het Plan-MER die bij deze Beleidsvisie is gemaakt. Als dat uit de m.e.r. beoordeling blijkt, moet de initiatiefnemer zorgen voor dit Project-MER. Het verschil met het Plan-MER is dat een Project-MER nauwkeurig kijkt naar de milieu-effecten bij precieze locaties en specificaties van de windmolens. Paragaaf 3.3.2 (voor windparken) noemt een aantal onderwerpen die daarbij aan de orde komen, zoals effecten op de leefomgeving, de natuur en de bodem. Voor zonnevelden is een m.e.r.-beoordeling niet verplicht, maar er kan wel gericht aanvullend onderzoek nodig zijn.

 

Anterieure overeenkomst

Als de gemeente een project niet zelf uitvoert, maar wel medewerking verleent en de planologische procedure voert, is zij wettelijk verplicht om haar kosten te verhalen en financiële risico’s af te dekken. Nadat is besloten welke initiatiefnemer(s) het project mogen uitwerken en voordat de benodigde planologische procedures worden gestart, docht uiterlijk voordat een vergunning wordt afgegeven, wordt een privaatrechtelijke (‘anterieure’) overeenkomst gesloten tussen gemeente en initiatiefnemer.

 

Deze bevat ten minste afspraken over:

  • -

    het verrekenen van de plankosten die de gemeente heeft gemaakt of nog moet maken;

  • -

    het verrekenen van de kosten voor de nulmeting geluid die de gemeente kort voor de bouw van een windpark uitvoert;

  • -

    de dekking van financiële risico’s die de gemeente loopt en bankgaranties die de gemeente nodig heeft, onder meer voor potentiële planschadeclaims;

  • -

    de maatschappelijke meerwaarde (zie hoofdstuk 4: dit gaat ten minste om lokaal eigendom en financiële participatie, de bijdrage aan het Omgevingsfonds, de omwonendenregeling en de socialisatie van de grondretributies);

  • -

    de realisatiefase, bijvoorbeeld over het gebruik van gemeentelijke wegen;

  • -

    de verwijdering van de energie-installaties na afloop van de looptijd van de vergunning.

 

Afhankelijk van het project kunnen ook afspraken over andere onderwerpen worden opgenomen n de anterieure overeenkomst.

 

Gemeentelijke gronden

Bij de ontwikkeling van de windparken en zonnevelden kunnen gronden betrokken zijn die de gemeente in eigendom heeft. Voor Windpark Haven-Ecopark geldt een aparte ontwikkelingsprocedure (zie paragraaf 5.2). In andere gevallen waar gemeentegrond bij is betrokken sluit de gemeente voorafgaand aan de vergunningverlening een overeenkomst over de beschikbaarstelling van deze gronden en de bijbehorende grondretributie (de vergoeding voor het gebruik van de grond). Dat doet zij binnen de juridische kaders die daarvoor gelden. In het ‘Didam-arrest’ uit 2021 schiep de Hoge Raad juridische duidelijkheid over de omstandigheden waaronder een gemeente grond mag verkopen aan een enkele kandidaat, of dat de gemeente deze eerst aan meerdere gegadigden moet aanbieden.

 

Ook in andere plaatsingszones ligt grond die in bezit van de gemeente is. Als een initiatiefnemer (een deel van) een zonneveld of windpark wil aanleggen op grond die in bezit van de gemeente is, en uit de tender komt deze initiatiefnemer als beste gegadigde naar voren, zal de gemeente medewerking verlenen aan het vestigen van een ‘recht van opstal’ en daar een marktconforme grondvergoeding voor vragen.

 

Capaciteit op het stroomnet

Voorafgaand aan de ontwikkeling van een zonneveld of windpark moet voldoende aannemelijk zijn dat er op tijd voldoende capaciteit op het stroomnet beschikbaar is of komt.

 

Voordat definitief groen licht gegeven kan worden, moet de initiatiefnemer een aanvraag hebben gedaan voor aansluiting op het elektriciteitsnetwerk voor de benodigde (transport)capaciteit bij de beoogde start van de exploitatie. Op dat netwerk moet voldoende capaciteit aanwezig zijn of gecreëerd worden. Dat spreekt niet vanzelf. Het stroomnet is reeds behoorlijk vol. Netbeheerders werken hard aan uitbreiding van de capaciteit. De gemeente overlegt periodiek met netbeheerder Enexis over de investeringen die zij de komende jaren gaat doen.

 

Initiatiefnemers hebben in het Afsprakenkader Maatschappelijke Meerwaarde aangegeven bereid te zijn om medewerking te verlenen om met de gemeente of onderling samen te werken met als doel om de benodigde netcapaciteit in de plaatsingszones tijdig beschikbaar te krijgen. In het verlengde daarvan stellen we vooralsnog ‘cable-pooling’ als voorwaarde bij de ontwikkeling van windparken. Cable-pooling betekent in dit geval dat kabels die aangelegd worden voor een windpark, ook beschikbaar gesteld moeten worden voor stroom die in zonnevelden wordt opgewekt. Bij de timing van de tenders houden we daar rekening mee.

 

Tenders voor zonnevelden worden pas uitgeschreven als er voldoende zekerheid is over de benodigde transportcapaciteit, ofwel via een eigen aansluiting op het stroomnet, ofwel via cable-pooling. Alternatieven zoals een ‘directe lijn’, batterijopslag of conversie (naar waterstof) worden daarbij niet uitgesloten.

 

Vergunningverlening

Een vergunning voor een zonneveld of windpark is maximaal 25 jaar geldig vanaf het moment van inwerkingtreding van de omgevingsvergunning. Er moet voldoende financiële zekerheid en juridische borging worden geboden dat de installaties na afloop van de vergunningperiode worden verwijderd.

 

Als aan alle voorwaarden is voldaan en alle stappen (inclusief de tender) met succes zijn doorlopen, komt de initiatiefnemer op basis van zijn inschrijving voor de tender in aanmerking voor een omgevingsvergunning. Voor een zonnepark besluit de gemeente daarover. Bij windparken van deze omvang is dat een bevoegdheid van de provincie.

 

De provincie Noord-Brabant zal deze bevoegdheid delegeren aan de gemeente onder de volgende voorwaarden:

- de windmolens passen in de omgeving en de daarvoor beoogde ontwikkeling;

- het gaat om minimaal drie windmolens in een geclusterde opstelling (uit de toelichting blijkt dat dit ook een opstelling in lijn kan zijn);

- er is sprake van maatschappelijke meerwaarde, waaronder de mogelijkheid om te participeren in de ontwikkeling;

- de plannen zijn afgestemd met de omliggende gemeenten en de netwerkbeheerder;

- er zijn maatregelen genomen om het aantal slachtoffers onder vogels en andere dieren te verminderen;

- de windmolens en bijbehorende voorzieningen blijven maximaal 25 jaar staan;

- juridisch en financieel is geborgd dat de molens en bijbehorende voorzieningen na die termijn verwijderd worden.

 

De projecten worden planologisch mogelijk gemaakt met een ‘omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit’ onder de Omgevingswet. De vergunning is geldig voor een exploitatieperiode van maximaal 25 jaar. Direct na afloop van de vergunningsperiode dienen de windmolens of zonnepanelen met alle bijbehorende voorzieningen (tot twee meter onder grond) weer verwijderd te worden. De situatie van vóór het verlenen van de omgevingsvergunning dient weer te worden hersteld (met uitzondering van locaties waar oude windmolens zijn gesaneerd). Dit moet juridisch worden geborgd in de anterieure overeenkomst en hierover moet financiële zekerheid worden geboden. Maatregelen die voortkomen uit het Omgevingsfonds of de omwonendenregeling vallen hier uiteraard buiten. Omdat de vergunning geldt voor een afgebakende periode, wordt het bestemmingsplan (of, na invoering van de Omgevingswet, het omgevingsplan) niet aangepast.

 

Zodra de vergunning er is kan de initiatiefnemer starten met de uitvoering. Naar verwachting zal het tussen 2025 en 2030 zover zijn.

5.2 Ontwikkeling door de gemeente

Een deel van de grond in de plaatsingszones voor zonnevelden en windparken is in bezit van de gemeente. Als deze grondposities noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van Windpark Buitenpolders of een of meer zonnevelden, dan zal de gemeente die inbrengen. In de tenderprocedure wordt geborgd dat de eigendomsverdeling van de grond geen rol speelt bij de selectie van de initiatiefnemer die het plan verder mag gaan uitwerken. Alle inschrijvingen worden transparant en objectief beoordeeld op vooraf gestelde criteria.

 

Bij Windpark Buitenpolders en de zonnevelden zal de gemeente alleen actief participeren in de ontwikkeling, als de initiatiefnemer er niet in slaagt om de doelstelling van minimaal 50% lokaal eigendom te realiseren (zie paragraaf 4.1). We willen als achtervang fungeren, als deze situatie zich voordoet, waarmee aandelen of vergelijkbare vormen van eigendom ter waarde van het restant van de vijftig procent aan de gemeente kunnen worden aangeboden.

 

In de plaatsingszone van Windpark Haven-Ecopark is een belangrijk deel van de grond in gemeentelijk bezit. Deze grond maakt deel uit van een toekomstige, nog te ontwerpen uitbreiding van het bedrijventerrein Haven 8-Oost. Wij willen als gemeente actief en risicodragend participeren in de ontwikkeling. Wij doen dit met het oog op de integraliteit van de gebiedsontwikkeling, die grootschalige opwek van windenergie combineert met grootschalige logistiek. De gemeente zelf lijkt de enige partij die dit op zich kan nemen, ook als dat leidt tot afwegingen die voor het windpark minder gunstig uitpakken.

 

De windmolens moeten niet alleen passen in een efficiënte inrichting van de ruimte, maar ook in de logistiek van de gebiedsontwikkeling zelf: het bouwrijp maken, de kaveluitgifte en de bouw van infrastructuur en bedrijfspanden. Voordat we concrete stappen ondernemen in de ontwikkeling van dit windpark, hebben we de zekerheid nodig dat er inderdaad geen andere initiatiefnemers zijn die deze ambities kunnen waarmaken. Dat is een juridische voorwaarde, volgend uit het zogenaamde Didam-arrest. We zullen de geëigende juridische procedure daarvoor doorlopen.

 

Onderzoek naar oprichting ontwikkelmaatschappij

Wij gaan onderzoeken of, en onder welke voorwaarden, we voor de ontwikkeling en exploitatie een ontwikkelmaatschappij kunnen oprichten. Op basis van juridisch advies lijkt dat de meest voor de hand liggende constructie. 14 We houden daarbij onder andere rekening met de van toepassing zijnde gedragsregels van de Wet Markt en Overheid. Een vergelijking met mogelijke alternatieven voor de gemeente wordt ook meegenomen.

 

Zo’n ontwikkelmaatschappij handelt conform de gemeentelijke beleidsdoelstellingen maar kan relatief autonoom opereren. Verstrengeling tussen de rol van de gemeente als ontwikkelaar en als hoeder van het publieke belang wordt zo voorkomen. Ontwikkelingsmaatschappijen en -bedrijven komen vaker voor bij complexe ruimtelijke opgaven. Een voorbeeld is het ontwikkelbedrijf voor regionale energiehubs dat de regio Hart van Brabant in voorbereiding heeft. Waalwijk heeft ervoor gekozen om niet deel te nemen aan deze regionale ontwikkelingsmaatschappij.

 

Definitieve besluitvorming over de oprichting van een ontwikkelmaatschappij voor Windpark Haven-Ecopark volgt op basis van dit nadere onderzoek.

 

Onderdeel van dit onderzoek moet een staatssteuntoets zijn. Van ongeoorloofde staatssteun is sprake als de gemeente een voordeel aan de ontwikkelmaatschappij verleent die deze onder normale marktomstandigheden niet zou kunnen verkrijgen, tenzij de gemeente hard maakt dat de doelstellingen van de ontwikkelmaatschappij een maatschappelijk belang vertegenwoordigen dat onder normale marktomstandigheden niet of in mindere mate bereikt kan worden.

Zo er wordt besloten tot een ontwikkelingsmaatschappij, zal die mogelijk ook optreden als partner bij windpark Haven-Ecopark, in een combinatie met Eneco, eigenaar van de te saneren windmolens in dit gebied, mogelijk samen met andere partijen. Aan de initiatiefnemer waar de ontwikkelmaatschappij in participeert, worden dezelfde vergunningsvoorwaarden gesteld als aan andere initiatiefnemers. Dat is een belangrijk uitgangspunt om te kunnen voldoen aan de regels voor staatssteun.

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 7 maart 2024.

Namens deze,

De griffier, De voorzitter,

Jeske W.M. Louer, Sacha C.A.M. Ausems

Bijlage 1: Het proces van besluitvorming: van ambitie naar beleid

De gemeente Waalwijk heeft al lang geleden de ambitie uitgesproken om in 2043 energieneutraal te zijn. De eerste stap is al gezet in 2009. De ‘routekaart naar een klimaatneutraal Waalwijk’ van dat jaar stippelde het pad uit om in 2043 ‘klimaatneutraal’ te zijn. Dit is beleidsmatig bevestigd in het Milieubeleidsplan 2011-2018.

 

In de Visie Duurzaam Waalwijk 2030, vastgesteld in 2020, is ook het moment halverwege bepaald. In 2030 wil Waalwijk de helft opwekken van de hoeveelheid energie die op het eigen grondgebied nodig is. Het was duidelijk dat daar grootschalige opwek van duurzame energie voor nodig is. Toen is ook besloten om tot 2030 de focus te leggen op zon, wind en – toen nog – regionale biomassa als bewezen technieken.

 

Kadernota

In juni 2021 stelde de gemeenteraad de Kadernota Duurzame Grootschalige Opwek Energie vast. In de Kadernota zijn de uitgangspunten geformuleerd waaronder grootschalige opwek van wind- en zonne-energie in Waalwijk mogelijk is. Bij die gelegenheid is het zoekgebied tussen de A59 en de Bergsche Maas bepaald. De grote open landschappen die hier liggen, lenen zich beter voor de grootschalige opwek dan de kleinschalige zandgronden in het zuiden.

 

De uitgangspunten waaronder de ontwikkeling mogelijk werd geacht, waren:

  • 1.

    ruimtelijke kwaliteit (waaronder de beperking tot het zoekgebied),

  • 2.

    een gebiedsgerichte benadering, waarin omgevingseffecten van verschillende keuzes en alternatieven worden afgewogen,

  • 3.

    het wettelijke kader (waaronder ook de provinciale verordening wordt verstaan),

  • 4.

    maatschappelijke participatie (uitgewerkt in deze beleidsvisie onder de noemer ‘maatschappelijke meerwaarde’),

  • 5.

    behoud volksgezondheid (het aangenomen amendement van de gemeenteraad ging hierover en stelde rond dorpen en buurtschappen een zone in van minimaal 750 meter tot een windmolen in plaats van 400 meter),

  • 6.

    levering aan het elektriciteitsnetwerk (en afstemming daarover met de netbeheerders).

     

Regionale Energie- en Klimaatstrategie (REKS) Hart van Brabant

Niet lang na de Kadernota verscheen de regionale strategie voor duurzame energie. Zoals iedere regio in Nederland stelde ook de regio Hart van Brabant een Regionale Energie Strategie (RES) op. Als enige breidde Hart van Brabant deze aanpak uit met maatregelen voor klimaatadaptatie, omdat duurzame energie en klimaatadaptatie veelal goed in het landschap kunnen worden gecombineerd. Daarom heet de RES in de regio Hart van Brabant de REKS. Het zoekgebied in de gemeente Waalwijk vormt samen met het gebied direct ten oosten ervan, in Heusden eveneens tussen de A59 en de Bergsche Maas, een van drie zones waarvoor de REKS grootschalige windparken voorstelt. De andere twee zijn de Ring van Tilburg en het zuiden van de regio in combinatie met bosaanleg. Een aantal van deze windparken heeft volgens de REKS kans om doorontwikkeld te worden tot energiehub. Dat is een locatie die opslag, overslag en distributie van energie (warmte en stroom) koppelt aan (groot)verbruikers en combineert met andere gebiedsopgaven.

 

Op grond van de REKS is bovendien de Energie Coöperatie Hart van Brabant u.a. opgericht. Veertien energiecoöperaties in de regio werken hierin samen. In 2021 sloten de Energie Coöperatie Hart van Brabant en de negen gemeenten in de regio een samenwerkingsovereenkomst. Daarin is afgesproken dat de gezamenlijke energiecoöperaties positie wordt geboden, maar dat er geen sprake is van exclusiviteit. Ook voor andere lokale en regionale initiatieven van inwoners en bedrijven is en blijft ruimte om te participeren.

 

Procesaanpak

Kadernota en REKS vormden de opmaat naar het programma Grootschalige Opwek Duurzame Energie (GODE), waarvan deze Beleidsvisie een tussenresultaat is op weg naar uitvoering. Het programma ging van start in 2021. Sindsdien is veel overleg verricht en onderzoek gepleegd, in een gefaseerde procesaanpak waarbij voortdurend is gestuurd op behoud van het draagvlak en haalbare uitkomsten.

Elke ruit in de afbeelding van de procesaanpak staat voor een fase van divergeren (ruimte scheppen en input verzamelen), convergeren (samenvatten en keuzes maken) en consolideren (de gekozen focus vastleggen voor dat moment). Elke fase bracht ons een stap dichter bij het einddoel: gedragen en uitvoerbare wind- en zonprojecten.

 

Onderzoek

In het GODE-programma zijn de volgende onderzoeken verricht:

  • -

    Het Plan-MER oftewel het Milieu-Effect Rapport. Dit onderzoek leverde veel inzichten op in de effecten op de omgeving. Deze waren sterk bepalend voor de keuze van de plaatsingszones voor windenergie en het formuleren van aanvullende voorwaarden aan ontwerp en inrichting. Verderop in deze paragraaf is een uitgebreidere toelichting te vinden op de inhoud en het proces van de Plan-MER. Onderliggende bronnen waren onder meer:

    o een Radartoets door TNO. Hieruit bleek dat de windparken weliswaar de kwaliteit van radarbeelden van Defensie kunnen verstoren, maar niet zodanig dat er normen worden overschreden. Dit geldt zowel voor de verkeersleidingradar als de gevechtsleidingradar, ervan uitgaand dat de gevechtsleidingradar wordt gerealiseerd op de beoogde locatie in Herwijnen. Op projectniveau dient nog wel een radartoets uitgevoerd te worden met de exacte locaties en specificaties van de windmolens.

    o een ‘Bouwsteen Landschap’ van het landschapsbureau Rho. Dit gaf meer inzicht in de landschappelijke verschillen binnen het zoekgebied en hoe die doorwerken in de mate van geschiktheid voor plaatsing van windmolens. Het bevat aanbevelingen voor de opstellingsvormen van windmolens.

    o een ‘Quick Scan Ecologie’, met als conclusie dat delen van het zoekgebied minder geschikt zijn voor windmolens en zonnepanelen, hoewel deze met aanvullende maatregelen ook niet bij voorbaat worden uitgesloten.

  • -

    Een ‘voortoets’ naar ecologische effecten door bureau Waardenburg. Hieruit blijkt dat bij de realisatie van windparken en zonnevelden sprake kan zijn van verstoring van leefgebieden en plant- of diersoorten. Initiatiefnemers moeten hier op projectniveau verder onderzoek naar doen.

  • -

    Onderzoek naar de economische haalbaarheid door het bureau IN.credible. De toepassing van molens met een ashoogte en een rotordiameter van 170 meter (de maat die als maximum in deze Beleidsvisie is opgenomen) wordt hierin ‘economisch haalbaar en robuust’ genoemd. Kleinere molens zijn minder robuust, dat wil zeggen gevoeliger voor prijsschommelingen in de energiemarkt en voor aanvullende voorwaarden van de gemeente (zoals een Omgevingsfonds). Die afhankelijkheid maakt kleinere molens volgens dit onderzoek economisch onhaalbaar.

  • -

    Juridisch advies over de oprichting van een ontwikkelmaatschappij vanuit het openbaar belang door het bureau NewGround Law, met als belangrijkste conclusie dat de openbare rol van de gemeente (algemeen en specifiek) ruimte laat voor een private entiteit (bijv. betere verdeling van lusten en lasten bij een integrale gebiedsontwikkeling).

  • .

    Juridisch advies van het advocatenkantoor AKD of een kapitaalinjectie in een ontwikkelmaatschappij voldoet aan de voorwaarden voor staatssteun. Kort samengevat is de conclusie dat dit het geval is wanneer het rendement van de kapitaalinjectie gelijk of hoger is dan het rendement dat in de markt verwacht mag worden, of als kan worden aangetoond dat de kapitaalinjectie publieke doelstellingen binnen bereik brengt die de markt niet of in mindere mate zou kunnen realiseren.

  • -

    Nader onderzoek of windmolens gerealiseerd kunnen worden in de Overdiepse Polder: Notitie second opinion Overdiepse Polder – Pondera, 22 december 2023

    Verder heeft de heer Jan van Muijlwijk, gepensioneerd geluidsspecialist uit Veendam, op verzoek een informeel advies uitgebracht over geluidhinder.

     

Afsprakenkader Maatschappelijke Meerwaarde

In de Kadernota benadrukte de gemeente haar standpunt dat de lokale samenleving baat moet hebben bij de grootschalige opwek van duurzame energie. Maatschappelijke meerwaarde was een voorwaarde. Omdat dit het een en ander vraagt van de ontwikkelaars, is hierover al in maart 2022 een intentieovereenkomst afgesloten met zeven initiatiefnemers die mogelijk een rol in de uitvoering krijgen. Dit is het ‘Afsprakenkader Maatschappelijke Meerwaarde’. Deze overeenkomst bood het vertrouwen dat de beoogde maatschappelijke meerwaarde niet ten koste gaat van de economische haalbaarheid. Toekomstige initiatiefnemers dienen het Afsprakenkader ook te onderschrijven.

 

Participatie en communicatie

Bij de start van het proces dat tot deze Beleidsvisie leidde, hebben we een participatie- en communicatieplan opgesteld. Dat is erop gericht om iedereen gelegenheid te geven om zijn of haar reactie of input te geven op bepaalde onderdelen. Zo kunnen wij een goede afweging maken tussen alle belangen die in het spel zijn. Het participatie- encommunicatieplan beschrijft ook hoe wij zorgvuldig en helder communiceren over het proces én over de momenten waarop, de onderwerpen waarover en de mate waarin mensen kunnen meedenken. In juli 2023 is een bijlage toegevoegd aan het participatie- en communicatieplan met de participatie tijdens de Beleidsvisie.

 

In 2021, tijdens de coronapandemie, zijn digitale bijeenkomsten georganiseerd voor bewoners van het plangebied. Hierin werd gesproken over de Nota Reikwijdte en Detailniveau die toen in voorbereiding was. In die nota wordt aangekondigd welke onderwerpen in de milieueffectrapportage worden behandeld en tot op welk detailniveau. De volgende paragraaf gaat daar dieper op in. Bewoners ontvingen een uitnodiging per brief. Deze digitale bijeenkomsten zijn georganiseerd op 22 en 25 november 2021.

 

Op 18 januari 2022 volgde een publieke digitale bijeenkomst die via YouTube is uitgezonden. Hiervoor zijn uitnodigingen verspreid via de nieuwsbrief en e-mails. Op verzoek van Platform Waspik volgde op 8 februari 2022 een brief aan omwonenden van Scharlo.

Vanaf het voorjaar van 2022 zijn op vijf momenten publieke themabijeenkomsten in de gemeente Waalwijk georganiseerd. Iedere betrokkene of geïnteresseerde kon daaraan deelnemen. In oktober 2023, toen de concept-Beleidsvisie ter inzage lag, is een extra publieke themabijeenkomst georganiseerd.

 

De bijeenkomsten kenden een open inloop. Aan thematafels konden ideeën en opvattingen worden gedeeld en kon informatie worden ingewonnen. Alleen de vijfde bijeenkomst ging vooraf door een plenaire presentatie. Dat was de bijeenkomst waarin voorstellen werden gedeeld over de keuze voor de plaatsingszones. Met behulp van computeranimaties zijn toen ook de visuele effecten van de windparken vanuit iedere gewenste standplaats getoond.

 

De volgende themabijeenkomsten zijn gehouden:

- ‘Landschap en ecologie’ op 17 mei 2022 in Waspik.

- ‘Geluid, slagschaduw en gezondheid’ op 12 juli 2022 in Waspik.

- ‘Lokaal eigendom en maatschappelijke meerwaarde’ op 27 september 2022 in Sprang-Capelle.

- ‘Resultaten van de onderzoeken’ op 6 december 2022 in Waalwijk.

- ‘Plan-MER en Voorkeursalternatief’ op 7 februari 2023 in Waalwijk.

- ‘Concept-Beleidsvisie’ op 10 oktober 2023 in Waalwijk.

 

De eerste drie themabijeenkomsten werden steeds bezocht door zo’n 50 personen en de vierde door ongeveer 80 personen. De vijfde is opgedeeld in twee rondes, een aan het eind van de middag en één in de avond. In totaal deden daar ongeveer 100 mensen aan mee. Bij de bijeenkomst op 10 oktober waren ongeveer 25 bezoekers. Van alle bijeenkomsten zijn verslagen gemaakt die op de website van de gemeente zijn terug te vinden.

 

In de gemeente Altena zijn twee bijeenkomsten georganiseerd: in Dussen op 15 juni 2022 en in Drongelen op 6 juli 2022.

 

Via de website, de digitale nieuwsbrief en de lokale media zijn inwoners, ondernemers en andere geïnteresseerden voortdurend geïnformeerd over de voortgang van het programma. Kort na de themabijeenkomst over het Voorkeursalternatief, op 6 april 2023, is iedereen die op minder dan 750 meter afstand rondom de daarin opgenomen plaatsingszones woont, per brief geïnformeerd.

 

Tussentijds is veelvuldig gesproken met inwoners van Waalwijk en omliggende gemeenten, boeren, geïnteresseerde ontwikkelaars, buurgemeenten, de provincie en overheidsinstanties die in het gebied actief zijn zoals Rijkswaterstaat en Defensie.

 

Ook de gemeenteraad is steeds op de hoogte gehouden van de voortgang. Dat gebeurde in een aantal raadsinformatiebijeenkomsten, schriftelijk via raadsinformatiebrieven en eenmaal op locatie. Op zaterdag 16 oktober 2021 is samen met de coöperatie Langstraat Zon en haar aannemer een excursie georganiseerd naar het zonnepark op het Ecopark. Dat was op dat moment in aanleg. Bij die gelegenheid vond ook een meet-up plaats over het programma Grootschalige Opwek Duurzame Energie. Besluitvorming vond plaats in de procedure van het Plan-MER (zie hieronder).

 

Op de volgende momenten is de gemeenteraad schriftelijk geïnformeerd:

  • -

    7 september 2021: Raadsinformatiebrief 77-21 Grootschalige opwek en uitnodiging bijeenkomst

  • -

    16 november 2021: Raadsinformatiebrief 104-21 Collegebesluit niet deel te nemen in het publiek ontwikkelbedrijf REKS

  • -

    15 december 2021: Raadsinformatiebrief 121-21 Vervolgproces Grootschalige Opwek Duurzame Energie

  • -

    9 augustus 2022: Raadsinformatiebrief 56-22 Vervolgproces Grootschalige Opwek Duurzame Energie

  • -

    30 november 2022: Raadsinformatiebrief 092-22 Plan-MER Grootschalige Opwek Duurzame Energie

  • -

    3 februari 2023: Raadsinformatiebrief 011-23 naar aanleiding van persbericht van de Commissie voor de milieueffectrapportage over het concept Plan-MER Grootschalige Opwek

  • -

    14 maart 2023: Raadsinformatiebrief 025-23 vervolgproces Grootschalige Opwek Duurzame Energie

  • -

    14 maart 2023: Raadsinformatiebrief 026-23 inzake juridisch advies windturbines op Haven 8 Oost

  • -

    29 maart 2023: Bestuurdersbrief 005-23 Publicatie Bestuurdersbrief Reactienota Plan-MER GODE

  • -

    23 juni 2023: Raadsinformatiebrief 070-23 Standpunt Defensie over windparkontwikkeling Overdiepse Polder

  • -

    29 juni 2023: Raadsinformatiebrief 076-23 Persbericht van de Commissie voor de milieueffectrapportage over het planMER Grootschalige Opwek

  • -

    16 november 2023: Raadsinformatiebrief 126-23 Uitvoering motie Overdiepse Polder GODE

  • -

    10 januari 2024: Raadsinformatiebrief 001-24 inzake moties GODE, 21 september 2023

     

Vragen vanuit de gemeenteraad zijn beantwoord op:

  • -

    15 juni 2022: Bestuurdersbrief 029-22 beantwoording mondeling gestelde vragen SGP transportschaarste elektriciteitsnet

  • -

    20 september 2022: Beantwoording schriftelijke vragen art. 47 inzake raadsinformatiebrief 056-22 Vervolgproces Grootschalige Opwek Duurzame Energie

  • -

    22 maart 2023: Beantwoording schriftelijke vragen art. 47 / Zonnepark en windmolens zelf ontwikkelen? / Kansen voor waterstof?

  • -

    23 maart 2023: Beantwoording schriftelijke vragen art. 47 / VKA (Voorkeursalternatief)

 

Raadsinformatiebijeenkomsten vonden plaats op de volgende momenten:

  • -

    7 april 2022: Bijeenkomst nieuwe gemeenteraad over Grootschalige Opwek

  • -

    8 december 2022: Raadsinformatiebijeenkomst over Onderzoeksresultaten Plan-MER

  • -

    9 februari 2023: Raadsinformatiebijeenkomst over Concept voorkeursalternatief

  • -

    1 juni 2023: Raadsinformatiebijeenkomst Beleidsvisie GODE

  • -

    30 november: Raadsinformatiebijeenkomst Beleidsvisie en rol van de gemeente

     

Plan-MER

De keuze voor de plaatsingszones en de voorwaarden aan ontwerp en inrichting zijn voor een groot deel voortgekomen uit het milieueffectonderzoek (het ‘Plan-MER’). Dat is uitgevoerd door het bureau Witteveen + Bos. Het Plan-MER is een wettelijke verplichting bij projecten voor windenergie van deze omvang. Het beperkte zich in eerste instantie dan ook tot de windparken.

 

De Commissie voor de milieueffectrapportage (de Commissie m.e.r.) adviseert over de inhoud van milieueffectrapporten. Deze commissie bestaat uit onafhankelijke deskundigen. Ze vormt een extra waarborg voor de onafhankelijkheid van het onderzoek. Advies van de Commissie m.e.r. is wettelijk verplicht, maar de gemeente heeft besloten om een vrijwillig extra advies te vragen na afronding van het concept van het Plan-MER. Het advies is hier te lezen.

 

Een belangrijk moment in het milieuonderzoek is de eerste stap: het vaststellen van de Nota Reikwijdte en Detailniveau (de ‘NRD’). Deze nota bepaalt welke milieuthema’s bij het onderzoek worden betrokken en welke niet, en hoe gedetailleerd het onderzoek kan en moet zijn. Ook kondigt de NRD aan hoe de te onderzoeken alternatieven in het MER worden samengesteld. De gemeenteraad heeft de NRD vastgesteld in haar vergadering van 21 april 2022. Ze nam één amendement aan. Daarmee vergrootte de raad de minimale afstand van een windmolen tot dorpen en buurtschappen van 400 naar 750 meter. Ook steunde zij de suggestie van de Commissie m.e.r om een alternatief toe te voegen met een maximale opbrengst van windenergie, dus veel meer dan de gewenste 170.500 MWh. Daarnaast heeft de raad besloten dat mogelijke creatieve oplossingen – bijvoorbeeld binnen de grens van 400 meter – niet worden uitgesloten, en dat solitaire bedrijfswoningen op een bedrijventerrein dezelfde status krijgen als een woning in het buitengebied.

 

Andere alternatieven beperkten zich wel tot de beoogde opbrengst en het aantal windmolens dat daarvoor nodig is: negen grote molens of veertien kleinere (de tot enkele jaren geleden reguliere maat). Ieder alternatief stelde één specifiek belang voorop. Plaatsingszones werden in die alternatieven zo georganiseerd dat dit belang optimaal werd bediend. Alleen gebieden waar plaatsing op voorhand uitgesloten was, kwamen in de alternatieven niet in aanmerking. Dat zijn bijvoorbeeld gebieden die te dicht op woonkernen liggen, of het tracé van de hoogspanningsleiding.

 

Zo ontstonden vijf alternatieven:

  • -

    een alternatief Energieopbrengst,

  • -

    een alternatief Leefomgeving,

  • -

    een alternatief Natuur,

  • -

    een alternatief Landschap,

  • -

    een alternatief Defensie.

 

Ieder alternatief is onderzocht in een variant met grote en met kleinere windmolens. Daar kwamen echter nauwelijks verschillen in de effecten op de omgeving uit naar voren.

 

Alle alternatieven zijn getoetst op hun effect op 21 omgevingsaspecten. Negen daarvan bleken niet of nauwelijks onderscheidend: ieder alternatief had vergelijkbare consequenties. De andere twaal brachten wel onderscheidende effecten aan het licht. Een aantal daarvan zou zonder aanvullende maatregelen een vergunningverlening in de weg staan.

 

Het concept van het Plan-MER heeft van 30 november 2022 tot en met 2 januari 2023 publiekelijk ter inzage gelegen. De binnengekomen reacties zijn beantwoord in de Reactienota Plan-MER GODE. Dit is een vrijwillige extra stap die we hebben gezet omdat dit onderzoek sterk sturend is in de besluitvorming. We wilden zo alle betrokken partijen betrekken bij de volgende stap: de uitwerking tot het zogenaamde ‘voorkeursalternatief’ (VKA). 39 personen en organisaties hebben van die gelegenheid gebruikt gemaakt. Ook is in deze fase een vrijwillig extra advies gevraagd aan de Commissie m.e.r. Zij deed twee suggesties: om ook de effecten van de toegevoegde zonneparken in beeld te brengen, en om zeker te stellen of zich inderdaad geen significante negatieve gevolgen op Natura 2000-gebieden zullen voordoen. Aan beide suggesties is gevolg gegeven.

 

Het ‘voorkeursalternatief’ staat aan de basis van de plaatsingszones en de voorwaarden die in deze Beleidsvisie zijn opgenomen. De plaatsingszones voor zonneparken, die niet MER-plichtig zijn, zijn hieraan toegevoegd. Ook dit voorkeursalternatief is vervolgens onderzocht op de omgevingseffecten. De commissie m.e.r.

 

Het definitieve Plan-MER inclusief voorkeursalternatief is beoordeeld door de Commissie m.e.r. Op 28 juni 2023 liet zij weten: ‘De Commissie is van oordeel dat het MER de essentiële informatie bevat om een besluit te nemen over het opwekken van duurzame energie, waarbij het milieubelang volwaardig wordt meegewogen.’ Het Plan-MER wordt gelijktijdig met de concept-Beleidsvisie aan de gemeenteraad aangeboden ter vaststelling op de raadsvergadering van 21 september 2023.

 

Bijlage 2: Overzicht maatregelen voor maatschappelijke meerwaarde

 

Bijlage 3: Begrippenlijst

Anterieure overeenkomst Overeenkomst tussen een gemeente en een ontwikkelende partij waarin afspraken kunnen worden gemaakt over de manier waarop het project wordt uitgevoerd en over de verdeling van de kosten.

Ashoogte De lengte van de mast van een windmolen, van de grond tot de as waar de rotorbladen om draaien.

Cable-pooling Gezamenlijk gebruik van stroomkabels, bijvoorbeeld door exploitanten van verschillende windmolens en/of zonnevelden.

Coöperatie Een vereniging waarin de leden een overeenkomst aangaan om samen te werken, meestal met een financieel-economisch doel.

Financial close Het moment waarop alle contracten zijn ondertekend en de financiering is vastgelegd. Na de financial close kan de bouw feitelijk beginnen.

Grondretributie Een vergoeding voor het gebruik van grond in andermans eigendom.

MW MegaWatt, het elektrisch vermogen dat een installatie of apparaat op één moment kan opwekken of verwerken. Eén MW staat gelijk aan 1 miljoen watt.

MWh Megawatt-uur, een maat voor het elektriciteitsgebruik. Als één miljoen apparaatjes van 1 watt een uur lang aanstaan, verbruiken zij samen 1 MWh stroom.

MWp Megawatt-piek, een maat voor de maximale hoeveelheid stroom die een zonnepaneel op één moment uit zonne-energie kan halen.

Obstakelverlichting Lichtjes bovenin hoge bouwwerken (zoals windmolens) om vliegverkeer te waarschuwen.

Omgevingsfonds Voorgenomen regeling van de gemeente Waalwijk om een deel van de opbrengst van windparken en zonnevelden in te zetten voor investeringen in de dagelijkse leefomgeving.

Omgevingsparticipatie Actieve inschakeling van betrokken bewoners en organisaties bij de totstandkoming van een plan of project.

Omwonendenregeling Voorgenomen regeling van de gemeente Waalwijk om een deel van de opbrengst van een windpark te gebruiken om omwonenden tegemoet te komen voor de ingrijpende veranderingen in hun leefomgeving en mogelijke hinder.

Overdraai De draai van rotorbladen boven grond die een andere eigenaar heeft dan de grond waarop de mast van de betreffende windmolen staat.

Plaatsingszone In deze Beleidsvisie: een gebied waarbinnen de aanleg van (een deel van) een windpark of middelgroot zonneveld onder voorwaarden mogelijk gemaakt kan worden.

Plan-MER Milieu-Effect Rapport bij een plan, oftewel het resultaat van onderzoek naar de effecten op het milieu van een ruimtelijk plan. Een Plan-MER is globaler dan een Project-MER.

Project-MER Milieu-Effect Rapport bij een project, oftewel het resultaat van onderzoek naar de effecten op het milieu van een bouw- of ontwikkelingsproject. Een Project-MER is preciezer dan een Plan-MER.

Rotorbladen De wieken van een windmolen.

Stilstandsvoorziening De mogelijkheid om een draaiende windmolen stil te zetten als de situatie daar aanleiding toe geeft, bijvoorbeeld bij hinder door slagschaduw of om vogels te beschermen.

Tender Een procedure waarbij verschillende gegadigden kunnen inschrijven op een project, bijvoorbeeld de ontwikkeling van een windpark of zonneveld, en kunnen aangeven onder welke voorwaarden zij het project kunnen uitvoeren. Gegadigden zijn niet van elkaars aanbieding op de hoogte. Bij een tender horen objectieve criteria waar de opdrachtgever de keuze op baseert.

Tiphoogte De maximale hoogte die het uiteinde van een draaiend rotorblad van een windmolen bereikt. Tonaal geluid Een aanhoudend geluid met voortdurend dezelfde toon, zoals een fluit- of een bromtoon.

 

Bijlage 4: Plaatsingszones Wind

 

Bijlage 5: Plaatsingszones Zon

 

Naar boven