Omgevingsprogramma zonne-energie Gouda

 

1 Inleiding

1.1 Ambitie en opgave: CO2 neutraal in 2040

Door de uitstoot van CO2 verandert het klimaat en dat heeft negatieve gevolgen, zoals overstromingen, lange perioden van droogte en het stijgen van de zeespiegel. Om klimaatverandering een halt toe te roepen is wereldwijd afgesproken het gebruik van fossiele brandstoffen terug te dringen. Bij de verbranding van deze fossiele brandstoffen komt namelijk CO2 vrij.

 

Gouda wil de stad duurzaam doorgeven aan volgende generaties. Hier spant de gemeente zich maximaal voor in. Gouda heeft de ambitie om in 2040 CO2-neutraal te zijn. De energietransitie speelt hierin een belangrijke rol. De energietransitie is namelijk de overgang van fossiele energie naar energie uit hernieuwbare bronnen. Een van deze hernieuwbare bronnen is de zon. Door energie op te wekken door middel van zonnepanelen, wordt er minder CO2 uitgestoten en kan er zonder fossiele brandstoffen energie worden opgewekt.

 

De ambitie van de RES-regio Midden-Holland is om in 2030 0,435 TWh aan hernieuwbare elektriciteit op te wekken. Gouda is onderdeel van deze regio en wil hier een significante bijdrage aan leveren.

 

1.2 Doel van het programma zonne-energie

Het doel van dit omgevingsprogramma is om bewoners en bedrijven te informeren over het opwekken zonne-energie. Verder wordt er beschreven hoe Gouda nieuwe initiatieven van hernieuwbare zonne-energie wil gaan stimuleren. De inzet van de gemeente is om:

  • op grond en gebouwen die eigendom zijn van de gemeente Gouda hernieuwbare zonne-energie op te wekken;

  • alle nieuwe en bestaande beleidsregels rondom zonne-energie samen te voegen in een omgevingsprogramma, om zo de opwek van hernieuwbare zonne-energie in goede banen te leiden;

  • anderen te bewegen meer zonne-energie op te wekken.

1.3 Afbakening

In dit omgevingsprogramma wordt er exclusief gekeken naar het beleid rondom hernieuwbare zonne-energie. Windenergie en andere vormen van hernieuwbare energie zijn geen onderwerp in dit omgevingsprogramma.

2 Beleidsuitgangspunten

2.1 Mondiaal en nationaal beleid

Om de aarde leefbaar te houden, is wereldwijd in de klimaattop van Parijs (2015) afgesproken dat de opwarming van de aarde moet worden beperkt tot 1,5 graden ten opzichte van het pre-industriële niveau. Deze afspraken staan in het klimaatakkoord. In het klimaatakkoord worden de verbranding van fossiele brandstoffen en de CO2 die daarbij vrijkomt genoemd als belangrijke oorzaak van de klimaatverandering. Om het doel van 1,5 graad te bereiken, is er een sterke vermindering van de CO2-uitstoot nodig.

 

Naar aanleiding van het klimaatakkoord heeft het kabinet de Nationale Klimaatwet (2018) geïntroduceerd. In de Klimaatwet staan de volgende doelen om de doelstelling van 1,5 graden te behalen.

 

  • Nederland wil in 2050 de uitstoot van CO2 met 95% gereduceerd hebben ten opzichte van 1990.

  • 55% van deze reductie moet in 2030 moet zijn gerealiseerd.

  • In 2050 is de elektriciteitsproductie 100% CO2–neutraal.

Behalve de klimaatdoelstellingen zelf beschrijft de Klimaatwet ook het beleidskader rond de klimaatdoelstellingen. Er zijn drie beleidsinstrumenten opgenomen: het vijfjaarlijkse Klimaatplan, de tweejaarlijkse Voortgangsrapportage en de jaarlijkse Klimaatnota. De Klimaatwet heeft geen directe gevolgen voor burgers, bedrijven en overheden maar bevat vooral verplichtingen voor het Rijk.

 

2.2 De zonneladder

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is de langetermijnvisie van het Rijk waarin gekeken wordt naar de toekomstige ontwikkelingen van de leefomgeving in Nederland. Het Rijk neemt bij sommige maatschappelijke opgaves de regie in handen door een voorkeursvolgorde mee te geven. De zonneladder die is opgenomen in de NOVI is een voorbeeld van zo een voorkeursvolgorde.

 

Deze zonneladder geeft de voorkeur van het Rijk aan over waar zonnepanelen geplaatst kunnen worden. Zonnepanelen op gebouwen en aan gevels staan bovenaan in deze voorkeursvolgorde, daarna volgen gronden binnen en buiten bebouwd gebied en tot slot zon in landelijk gebied, bij voorkeur met een andere primaire functie dan landbouw en natuur. De voorkeursvolgorde moet voorkomen dat zonnepanelen op landbouw- en natuurgrond geplaatst worden, als dit niet nodig is.

 

Belangrijk is dat de voorkeursvolgorde geen volgtijdelijkheid inhoudt. Zonnepanelen op gebouwen én zonnepanelen op land, kunnen gelijktijdig nodig zijn om aan de energiedoelen te voldoen. Als zonnevelden in landelijk gebied ook nodig zijn, gaat de voorkeur uit naar het zoeken van slimme functiecombinaties. Mocht dit voorkomen dan zijn een goede onderbouwing en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van belang.

 

Afbeelding 1. Zonneladder

 

2.3 Provinciaal beleid

De provincie Zuid-Holland heeft in het energieprogramma ‘Schone Energie voor Iedereen’ vastgelegd hoe de provincie de komende jaren werkt naar de overgang naar hernieuwbare energie. Daarmee draagt zij bij aan de doelen van de Klimaatwet (2018). Het energieprogramma ‘Schone energie voor Iedereen’ is onderdeel van het provinciale omgevingsbeleid.

 

De provincie wil het opwekken van zonne-energie ondersteunen, maar ook het landschap en de onbebouwde ruimte in Zuid-Holland beschermen. De voorkeur van de provincie ligt bij zonne-energie opwekken binnen de gebouwde omgeving.

 

Maar er zijn ook initiatieven om zonne-energie op te wekken buiten bestaand stads- en dorpsgebied. In de ‘Handreiking ruimtelijke kwaliteit zonne-energie Zuid-Holland’ staan handvaten om zonnevelden de ontwikkelen die van meerwaarde kunnen zijn voor de omgeving. Enkele handvaten die worden toegelicht zijn:

  • Stappenplannen voor verschillende type zonnevelden

  • Algemene inrichtingsprincipes

  • Inrichtingsprincipes per type zonneveld (langs infrastructuur, stads – en dorpsranden ect.)

2.4 Regionaal beleid

De Regionale Energie Strategie (RES) is een van de maatregelen uit het Klimaatakkoord om de doelstellingen uit het klimaatakkoord in de praktijk te brengen. Nederland is opgedeeld in 30 RES-regio’s. Alle regio’s samen hebben als doel om in 2030 ten minste 35 TWh aan grootschalige duurzame elektriciteit op land op te wekken. Grootschalige duurzame projecten zijn projecten die meer dan 15 KW hernieuwbare energie opleveren.

 

De gemeente Gouda vormt samen met de gemeenten Bodegraven-Reeuwijk, Krimpenerwaard, Waddinxveen en Zuidplas de RES-regio Midden-Holland. In de RES 1.0 Midden-Holland is de ambitie opgenomen om 0,435 TWh aan hernieuwbare elektriciteit op te wekken in 2030. In de RES 1.0 Midden-Holland is geconcludeerd dat voor grootschalige windprojecten in de regio momenteel onvoldoende draagvlak bestaat en dat de ambitie voor duurzame opwek daardoor volledig met zonnepanelen gerealiseerd moet worden. De afbeelding hieronder laat zien hoe veel hernieuwbare energie er nu jaarlijks wordt opgewekt in de regio en hoeveel er opgewekt moet worden in 2030 om de ambitie van 0,435TWh te behalen.

 

Afbeelding 2. Ambitie opwekken hernieuwbare energie

 

2.5 Lokaal beleid

In de omgevingsvisie van de gemeente Gouda ‘Samen blijven werken aan de omgeving’ (2022) staat het doel om in 2040 een CO2-neutraal en aardgasvrij Gouda te hebben. Via het programma Energietransitie gebouwde omgeving wordt gewerkt aan deze doelstelling.

 

Bij het realiseren van zonne-energie initiatieven wordt er gekeken naar plekken die het meest wenselijk en kansrijk zijn. De omgevingsvisie van Gouda beschrijft dat er wordt gekeken naar:

  • Daken (bestaand en nieuw).

  • Overkappingen van parkeerterreinen.

  • De zone langs de A12/A20 en de invalswegen (samen met buurgemeente Waddinxveen).

Voor de opwekking van zonne-energie, hanteert de omgevingsvisie in elk geval onderstaande spelregels;

  • Houd rekening met (beschermd) cultureel erfgoed.

  • Houd bij herontwikkeling in het stedelijk gebied rekening met plaatsing van zonnepanelen (bijv. op (groene) daken).

  • Houd rekening met beschikbare energie-infrastructuur.

3 Zon op gebouwen

Scholen, monumenten, bedrijven, woningen

 

Beleidsuitgangspunten zon op dak en gevels

 

  • Zon op dak is de meest gewenste vorm van het opwekken van zonne-energie, vanwege de beperkte ruimtelijke impact.

  • Alleen voor het opwekken van zonne-energie op daken van monumenten en gebouwen binnen het beschermd stadsgezicht is een omgevingsvergunning nodig.

  • Voor het opwekken van zonne-energie aan gevels is een omgevingsvergunning nodig. Vergunningaanvragen worden met een ja, mits houding beoordeeld wanneer deze conform het welstandsbeleid zijn en, in het geval van monumenten en beschermd stadsgezicht, voldoen aan de Regeling Erfgoed en Duurzaamheid 2020 (zie 3.1).

 

In de RES 1.0 staat beschreven dat Gouda een groot deel van het RES bod van 0,435 TWh kan realiseren door middel van zonnepanelen op gebouwen. Op steeds meer daken in Gouda liggen zonnepanelen, echter: nog lang niet alle daken worden optimaal benut.

 

Binnen dit omgevingsprogramma wordt er onderscheid gemaakt tussen 2 type daken:

 

  • 1.

    Kleinschalig gebouwgebonden PV-installaties (<15 kWp; < 100m2). Deze daken zijn bedoeld om de elektriciteitsbehoefte van het pand te voorzien van hernieuwbare energie. Bij dit type daken wordt relatief weinig teruggeleverd aan het elektriciteitsnet. De opwek van deze daken worden niet meegerekend bij het RES-doel van 0,435 TWh.

  • 2.

    Grootschalige gebouwgebonden PV-installaties (>15 kWp; > 100m2). Deze daken leveren vaak meer hernieuwbare energie op dan de elektriciteitsbehoefte van het pand. Hierdoor wordt een groot deel van de hernieuwbare energie terug geleverd aan het net. De opwek van deze daken worden wel meegerekend bij het RES-doel van 0,435 TWh.

Beide type daken zijn belangrijk voor het behalen van het doel om als gemeente in 2040 CO2-neutraal te zijn. Gouda maakt in dit omgevingsprogramma dan ook geen onderscheid naar omvang van de installatie.

 

3.1 Regeling Erfgoed en Duurzaamheid 2020

In de Regeling Erfgoed en Duurzaamheid 2020 staan regels rondom het verduurzamen van monumenten en panden in het beschermd stadsgezicht van Gouda. De regels geven invulling aan de wijze waarop zonnepanelen gelegd moeten worden. Denk hierbij aan de hellingshoek waarin zonnepanelen worden geplaatst en dat deze staand geplaatst moeten worden. Daarnaast is het van belang dat het plaatsen van zonnepanelen geen onevenredig verlies van cultuurhistorische waarde mag betekenen en niet zichtbaar mogen zijn vanuit de openbare ruimte. Voor monumenten en gebouwen in het beschermde stadsgezicht is het altijd verplicht om een omgevingsvergunning aan te vragen voor het plaatsen van zonnepanelen.

 

3.2 Zonnepanelen aan gevels

Naast dat zonnepanelen op daken kunnen worden geplaatst, kunnen ook de gevels van gebouwen benut worden voor het opwekken van hernieuwbare energie. Dit kan interessant zijn voor bijvoorbeeld gebouwen die veel energie verbruiken of een klein dak hebben. Om op deze manier zonnepanelen te mogen installeren is een omgevingsvergunning nodig. Vergunningaanvragen voor zonnepanelen aan gevels worden met een ja, mits houding beoordeeld wanneer deze conform het welstandsbeleid zijn. In het geval van monumenten en beschermd stadsgezicht moet de omgevingsvergunning ook voldoen aan de Regeling Erfgoed en Duurzaamheid 2020.

 

3.3 Visie en acties van de gemeente

Gouda stimuleert het plaatsen van zonnepanelen op gebouwen en ziet hier veel kansen voor het opwekken van hernieuwbare energie binnen de gemeente. Ook de combinatie van zonnepanelen op groene daken wordt gestimuleerd. Hoe meer zonnepanelen er op gebouwen komen, hoe minder zonnepanelen in het landschap nodig zijn. Er kan een grote stap gemaakt worden richting het behalen van de CO2-doelen door zo veel mogelijk zonnepanelen op gebouwen te plaatsen.

Hierbij is het belangrijk dat er rekening wordt gehouden met bestaande regelgeving rondom erfgoed. Daar waar voor zonnepanelen op gebouwen een vergunningplicht geldt, spant de gemeente zich in om deze zo welwillend mogelijk te beoordelen.

Gouda wil initiatieven voor zonnepanelen op daken stimuleren door collectieve inkoopacties van zonnepanelen voor gelijksoortige woningen te stimuleren. Daarnaast wordt gekeken in hoeverre er ruimte is om de vergunningsplicht voor monumenten en beschermd stadsgezicht te versoepelen. Andere actiepunten worden toegelicht in hoofdstuk 7.

4 Onbenutte terreinen

Parkeerterreinen, braakliggende stukken grond, pauzegebieden en langs infrastructurele werken

 

Beleidsuitgangspunten onbenutte terreinen

 

  • Voor het plaatsen van zonnepanelen op onbenutte terreinen is een omgevingsvergunning nodig.

Bij de aanvraag van een vergunning voor het opwekken van zonne-energie op (on)benutte terreinen wordt er rekening gehouden met de volgende beleidsuitgangspunten:

  • Goede ruimtelijke en landschappelijke inpassing;

  • Waar mogelijk is er sprake van dubbel ruimtegebruik;

  • Voldoet aan veiligheid en technische eisen;

  • Streven naar 50% lokaal eigendom (zie p. 14);

  • De gekozen locatie valt niet binnen het beschermd stadsgezicht.

 

Onder de tweede trede van de zonneladder vallen onbenutte (of nog niet optimaal benutte) terreinen. Hieronder vallen parkeerterreinen, braakliggende stukken grond, pauzegebieden en gemeentelijke grond langs infrastructurele werken. Deze gebieden kunnen door middel van dubbel ruimtegebruik ingezet worden om de RES-doelen en CO2 doelen te behalen.

 

4.1 Zon boven parkeerterreinen

Bij het realiseren van zonnepanelen boven parkeerterreinen, wordt er een overkapping geplaatst boven een parkeerterrein bestaand uit zonnepanelen. De parkeerfunctie kan dus blijven bestaan. Zon boven parkeerterreinen is een voorbeeld van dubbel ruimtegebruik. Deze constructie wordt ook wel een solar carport genoemd.

 

4.2 Braakliggende grond en pauzegebieden

Braakliggende stukken grond zijn stukken grond waar op dit moment nog geen bestemming voor is. Ook heeft het stuk grond geen duidelijke functie. Op deze gebieden kunnen (tijdelijk) zonnepanelen worden geplaatst.

Met pauzegebieden wordt gebieden/ stukken grond bedoeld die in de toekomst een nieuwe functie gaan krijgen. De bestemming van dit gebied ligt dus wel al vast. Deze gebieden kunnen bijvoorbeeld bestemd zijn voor een woningbouwontwikkeling over een aantal jaren. Tot de periode van deze ontwikkeling kan het gebied gebruikt worden voor opwekking van hernieuwbare energie met zonnepanelen.

 

4.3 Langs infrastructuur

Ook langs infrastructurele netwerken kunnen zonnepanelen worden geplaatst. Infrastructurele netwerken zijn voorzieningen zoals wegen, havens, spoorlijnen en bruggen. Het zijn voorzieningen die verschillende gebieden met elkaar verbinden en die zorgen dat een gebied daardoor goed kan functioneren. Bij het realiseren van zonnepanelen in of langs deze gebieden is het dan ook belangrijk dat deze functie niet gehinderd wordt.

 

4.4 Afwegingskader onbenutte terreinen

Het realiseren van een overkapping van zonnepanelen in onbenutte terreinen heeft meer invloed op de omgeving dan zonnepanelen op een dak. Daarom is het belangrijk dat er bij het ontwerpen rekening wordt gehouden met de impact van zonnepanelen op de omgeving. Het onderstaande afwegingskader is een richtlijn voor de locatiekeuze en inpassing van zonnepanelen in onbenutte terreinen.

 

A. Ruimtelijke en landschappelijke inpassing:

  • Minimaal 80% van de locatie vangt zon;

  • De locatie ligt naast één of meerdere energieverbruikers;

  • De locatie hindert geen andere functies van het terrein;

  • De locatie geeft geen overlast bij omliggende gebouwen door schaduw of weerspiegeling.

B. Technische eisen:

  • Er is voldoende ruimte op het elektriciteitsnet;

  • De afstand tot een netaansluiting is minder dan 500 m;

  • De locatie bevat voldoende ruimte voor een transformator en/of accu’s;

  • Waar nodig wordt er rekening gehouden met de afwatering van regenwater.

C. Participatie eisen:

  • De initiatiefnemer heeft zich maximaal ingespannen om minimaal 50% lokaal eigendom te realiseren.

D. Juridische eisen:

  • De gekozen locatie valt niet onder het beschermd stadsgezicht.

 

4.5 Visie en acties van de gemeente

De gemeente stimuleert het dubbele ruimtegebruik waarbij de huidige functie van een plek ongehinderd blijft. Hierbij is belangrijk dat er gekeken wordt naar de ruimtelijke inpassing van de zonnepanelen of de solar carport. Het plaatsen van zonnepanelen op deze plekken is namelijk veel zichtbaarder dan zonnepanelen op daken.

 

Deze zichtbaarheid kan ook als iets positiefs gezien worden, omdat het de energietransitie tastbaar maakt. Deze zichtbaarheid kan het bewustzijn van de bewoners en bedrijven van Gouda rondom de energietransitie vergroten.

 

De gemeente Gouda heeft als ambitie zonnepanelen boven parkeerterreinen realiseren op gemeentelijke grond. Daarnaast is Gouda betrokken bij het programma Opwek Energie op Rijksvastgoed (OER) voor zon- en windenergie langs de A12.

5 Landelijke- en natuurgebieden

Recreatiegebied, langs stadsgrens, op water, landbouwgebied, natuurgebieden

 

Beleidsuitgangspunten zon in landelijke gebieden

 

  • Voor zonnepanelen in landelijke gebieden is een omgevingsvergunning nodig.

  • De gemeente Gouda geeft de voorkeur aan zon op gebouwen en op onbenutte terreinen.

  • Initiatieven in natuurgebieden worden niet gestimuleerd door de gemeente Gouda.

  • Initiatieven op locaties die niet vermeld zijn in de omgevingsvisie Gouda en/of in de RES 1.0 Midden Holland worden niet gestimuleerd.

  • Een initatief komt alleen in aanmerking voor een vergunning, wanneer er een aantoonbare verbetering van de ecologie en landschap optreedt.

Initiatieven voor het opwekken van zonne-energie locaties aangewezen in de Omgevingsvisie Gouda en/of de RES 1.0 Midden Holland worden beoordeeld op de volgende criteria:

  • gebiedsspecifieke meekoppelkansen;

  • landschappelijke inpassingen;

  • ontwerp;

  • biodiversiteit;

  • veiligheid en gezondheid;

  • participatie – projectparticipatie;

  • participatie – lokaal eigendom;

  • capaciteit op het net.

 

De derde trede van de zonneladder heeft betrekking op landelijke- en natuurgebieden. Landelijke gebieden zijn stukken grond buiten de bebouwde kom met een agrarische bestemming of recreatie bestemming hebben. Natuurgebieden hebben in het bestemmingsplan de bestemming natuur. Het gaat bij deze trede dus niet om de gebouwen die in landelijk gebied staan. Deze vallen onder de trede zon op gebouw. Hieronder staan de verschillende typen landelijke gebieden toegelicht:

 

Gouda heeft twee natuurgebieden: de Oostpolder en het Goudse Hout. De gemeente Gouda stimuleert het opwekken van zonne-energie in natuurgebied niet. De prioriteit ligt bij opwekken van zonne-energie op deze onbenutte daken en terreinen.

 

5.1 Zon op water

In de RES 1.0 zijn er geen zoekgebieden voor zon op water ingetekend in Gouda. Daarom wordt zon op water buiten dit omgevingsprogramma gelaten.

 

5.2 Programma zon op veld

Het programma Zon op veld geeft aan welke gebieden en binnen welke randvoorwaarden zonnevelden gerealiseerd kunnen worden in de regio Midden-Holland. Het programma is ontwikkeld om invulling te geven aan de ambitie van de Regionale Energiestrategie 1.0 van de regio Midden-Holland. Het programma zon op veld zoals ontwikkeld in de RES-organisatie is als bijlage 1 ingevoegd en is een integraal onderdeel van dit programma zonne-energie gemeente Gouda.

 

 

Het programma zon op veld bestaat uit drie ruimtelijke instrumenten; de kansenkaart, het afwegingskader en de gebiedsbeschrijvingen.

  • De kansenkaart geeft ontwikkelaars en omwonenden inzicht in de kansrijke gebieden in de regio waar zonnevelden gerealiseerd kunnen worden.

  • Het afwegingskader geeft de minimale eisen en additionele wensen aan, waar de projecten op getoetst en beoordeeld worden.

  • De gebiedsbeschrijvingen geven de landschappelijke kenmerken, voorwaarden voor inpassing en koppelkansen aan voor de kansrijke zoekgebieden.

De gemeente Gouda heeft twee gebieden op de kansenkaart staan; de locatie Gouda buitengebied (rondom sportvereniging de Donk) en locatie Noorderhout. Hiervan is het Noorderhout benoemd als niet kansrijk en de locatie Gouda buitengebied als wel kansrijk. De criteria waaraan deze gebieden zijn getoetst zijn te vinden in hoofdstuk 2.4 in het programma zon op veld.

 

Afbeelding 3. Kansenkaart programma zon op veld

 

De keuze voor hoe kansrijk een zonneveld is in deze gebieden staan in de gebiedsbeschrijvingen. De toelichting over de kansenkaart is te vinden in hoofdstuk 5.2 van het programma zon op veld.

 

Het afwegingskader toetst hoe wenselijk een project voor zon op veld is. Dit wordt gedaan aan de hand van verschillende criteria:

  • de locatie op de kansenkaart;

  • gebied specifieke meekoppelkansen;

  • landschappelijke inpassingen;

  • ontwerp;

  • biodiversiteit;

  • veiligheid en gezondheid;

  • participatie – projectparticipatie;

  • participatie – lokaal eigendom;

  • Netbeheer.

De bovenstaande criteria worden beoordeeld door middel van een multicriteriaanalyse. Deze is te vinden in hoofdstuk 5.3 van het programma zon op veld.

 

Er gelden enkele uitzonderingen voor projecten die wel vergunningplichtig zijn, maar waar het programma zon op veld en de daarbij behorende randvoorwaarden niet van toepassing zijn. Dit zijn:

  • Projecten voor zon op veld met een omvang kleiner dan 750 m2

  • Projecten voor zon op parkeerterreinen

  • Projecten voor zon op waterbassins

  • Projecten voor zon op geluidsschermen

  • Projecten voor zon op bestaande infrastructuur (zoals taluds)

  • Projecten voor zon op boerenerven, stortplaatsen of bebouwing.

5.3 Visie van de gemeente

De gemeente Gouda wil de initiatieven voor zonnepanelen in landschappelijk gebied individueel beoordelen. Elk initiatief is uniek en elk stuk grond heeft zijn eigen eigenschappen en karakter. Bij het beoordelen van een initiatief wordt er onder meer gekeken naar de ruimtelijke inpassing, de impact op de omgeving en de natuur en of er koppelkansen zijn meegenomen in het ontwerp.

 

Een initiatief komt alleen in aanmerking wanneer er met een zonneveld een aantoonbare verbetering voor ecologie en landschap optreedt.

 

De voorkeur ligt nog steeds bij zo veel mogelijk zon op gebouwen en zon op onbenutte terreinen. De gemeente Gouda stimuleert het opwekken van zonne-energie in natuurgebied niet.

6 Participatie (lokaal eigendom)

Beleidsuitgangspunten lokaal eigendom

 

  • Realiseren betrokkenheid omgeving bij uitwerken initiatief, zodat belangen van de omgeving zijn geborgd;

  • (Een deel van) de opbrengsten terug laten vloeien naar de omgeving zodat de omgeving meeprofiteert van de ontwikkeling.

 

6.1 Waarom lokaal eigendom?

In het Klimaatakkoord en in de RES Midden-Holland zijn afspraken gemaakt over lokaal eigendom. In het Klimaatakkoord en in het voorstel voor actualisering van de provinciale omgevingsverordening is het streven naar 50% lokaal eigendom bij energieprojecten opgenomen. Met dit hoofdstuk over lokaal eigendom geeft Gouda opvolging aan de afspraken over lokaal eigendom uit het Klimaatakkoord en de RES Midden-Holland.

Dit hoofdstuk beschrijft de kaders voor lokaal eigendom en aanvullende financiële participatie en toegevoegde waarde voor de omwonenden in vergunningplichtige energieprojecten die meer opwekken dan 15kW binnen de gemeente Gouda.

 

6.2 Doel van lokaal eigendom

Door het realiseren van lokaal eigendom en aanvullende financiële participatie of andere toegevoegde waarde voor omwonenden wil Gouda de maatschappelijke acceptatie van en deelname aan hernieuwbare energieprojecten vergroten.

Daarbij wil Gouda zorgen dat inwoners (mede)zeggenschap hebben over de ontwikkeling en exploitatie van energieprojecten in hun omgeving. En dat een deel van de opbrengsten van de projecten terugvloeien naar de lokale gemeenschap.

 

6.3 Wat is lokaal eigendom?

Lokaal eigendom wil zeggen dat lokale partijen (mede-)eigenaar zijn van een energieproject. “Lokale partijen” zijn in ieder geval direct omwonenden en inwoners die al dan niet verenigd zijn in een energiecoöperatie. Lokaal eigendom geeft de lokale omgeving zeggenschap over de ontwikkeling en landschappelijke inpassing van energieprojecten en over de inkomsten die voortkomen uit die projecten.

Door de lokale omgeving zeggenschap te geven, kan er binnen het project ook een eerlijke verdeling van de opbrengsten worden afgesproken.

 

6.4 Lokaal eigendom en andere vormen van financiële participatie

Financiële participatie is de omgeving de mogelijkheid geven om financieel deel te nemen aan het project of op een andere manier profijt te hebben van een tegemoetkoming.

Lokaal eigendom onderscheidt zich van andere vormen van financiële participatie door het feit dat een of meer lokale partijen voor een deel risicodragend eigenaar worden van een energieproject. Hiermee krijgen deze partijen zeggenschap over het project in de ontwikkel- en exploitatiefase. Lokaal eigendom betekent dus ook risico dragen.

Niet iedereen wil of kan risicodragend mede-eigenaar zijn van een energieproject. Daarom wordt lokaal eigendom gecombineerd met aanvullende vormen van financiële participatie. Dat kunnen financiële regelingen zijn (aandelen en obligaties) of omgevingsregelingen zijn (tegemoetkomingen, gebiedsfondsen en vergoedingen). Bij de omgevingsregelingen kunnen ook omwonenden die geen risico willen dragen toch profiteren van het energieproject. Belangrijk is dat er bij deze aanvullende vormen van financiële participatie geen sprake is van (mede)zeggenschap.

 

Afbeelding 4. Vormen van participatie. Bron: Provincie Zuid-Holland

 

6.5 Participatieproces

Gouda vindt een zorgvuldig participatieproces bij hernieuwbare energieprojecten belangrijk voor het maken van goede afspraken over lokaal eigendom. Dit vraagt inspanningen van de initiatiefnemer. Deze moet tijdens de planvorming in gesprek met de lokale omgeving in een participatietraject.

Voor zon op veld projecten wordt de procedure van het afwegingskader zoals in de bijlage gevolgd. Voor de overige energieprojecten kan de initiatiefnemer de onderstaande stappen volgen. Deze stappen zijn gebaseerd op het stappenplan beschreven in de ‘handreiking financiële participatie’ van de provincie Zuid-Holland.

 

1. Lokale omgeving in kaart brengen

Voor de start van een project wordt verwacht dat de initiatiefnemer de lokale omgeving in kaart brengt. Wat onder 'lokale omgeving' wordt verstaan, kan verschillen per project en wordt per project bepaald. Deze bestaat ten minste uit omgevingspartijen zoals:

 

  • lokale inwoners (of -collectieven);

  • (Energie-) coöperaties;

  • lokale bedrijven;

  • lokale verenigingen;

  • lokale overheden.

2. Participatieplan

Tijdens deze stap gaat de initiatiefnemer het gesprek aan gaan met de lokale omgeving die in stap 1 in kaart is gebracht. Hiermee worden de wensen van de verschillende partijen in beeld gebracht. Vervolgens beschrijft de initiatiefnemer de volgende onderdelen in een participatieplan:

 

  • Hoe het participatieproces met de lokale omgeving wordt gevoerd.

  • Hoe het lokaal eigendom gerealiseerd wordt.

  • Een eventueel voorstel voor vergoedingen voor omwonenden en grondeigenaren

3. Principeverzoek

In deze stap verzoekt de initiatiefnemer het college van B & W om medewerking te verlenen aan het energieproject. Het is aangeraden om bij het verzoek het participatieplan en een situatieschets of een landschappelijk ontwerp in te dienen. Het college van B & W heeft dan de mogelijkheid om het verzoek te beoordelen en positief of negatief te adviseren. Deze stap is een informele procedure; er vindt dus geen besluitvorming plaats.

 

4. Indienen omgevingsvergunning aanvraag

Na het indienen van de van de aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt het energieproject getoetst aan ruimtelijk beleid en aan participatiebeleid. Wanneer het project past binnen met dit beleid kan de vergunning worden verleend.

 

5. Omgevingsovereenkomst

Vervolgens legt de initiatiefnemer afspraken in een omgevingsovereenkomst vast. Dit zijn de afspraken die met omwonenden en andere betrokken partijen gemaakt zijn over financiële participatie en toegevoegde waarde van het project. Hierin wordt ook vastgelegd dat deze van kracht blijven wanneer de initiatiefnemer het project doorverkoopt of door een andere partij laat exploiteren.

7 Uitwerking van de opgave

7.1 Wat doet de gemeente nu al?

Hieronder staat een lijst met acties die nu al uitgevoerd worden door de gemeente Gouda rondom hernieuwbare zonne-energie. Deze acties zijn zowel bedoeld om mensen te informeren als om initiatieven te stimuleren.

 

  • De gemeente zet in op de verduurzaming van gemeentelijk vastgoed door zonnepanelen te realiseren op eigen vastgoed.

  • Gemeente Gouda ondersteunt het Servicepunt energietransitie bedrijven (SEB) door middel van financiële bijdragen.

  • De gemeente Gouda heeft een duurzaamheidsfonds van 5 miljoen euro, waaruit geld geleend kan worden om gebouwen in de stad te verduurzamen, inclusief het plaatsen van zonnepanelen.

  • De gemeente Gouda werkt samen met de Stichting Schooldakrevolutie om zonnepanelen op schooldaken te stimuleren.

  • De gemeente Gouda verspreidt informatie over o.a. zonne-energie door middel van de website Maak Gouda Duurzaam, via twee digitale kranten (Zo Gouds en Gouds Dagblad), via 3 websites van Goudse energie-coöperaties, door de verspreiding van een maandelijkse nieuwsbrief aan ca. 2.150 inwoners, via artikelen in het Kontakt, via de website Gouda.nl, via social media kanalen, door het inzetten van energiecoaches en via het energieloket.

  • De gemeente Gouda richt zich op het verduurzamen van sociale huurwoningen door zonnepanelen mee te nemen in de prestatieafspraken met woningcorporaties.

  • De gemeente Gouda is via de RES-organisatie betrokken bij het OER-traject voor opwekking van duurzame energie langs de A12.

  • De gemeente Gouda stimuleert het toepassen van lokaal eigendom, door middel van de vaststelling van dit beleidskader.

  • De gemeente Gouda monitort jaarlijks het aantal zonnepanelen op daken door middel van de dakenkaart.

7.2 Wat wil de gemeente in de toekomst extra doen?

Omdat Gouda graag nog meer wil inzetten op hernieuwbare zonne-energie staan de volgende acties gepland. Omdat de ene actie meer voorbereiding nodig heeft dan de andere, zijn de acties ingedeeld op korte, middellange en lange termijn.

 

Nieuwe gemeentelijke inzet op korte termijn;

 

  • De samenwerking met het Energienetwerk Gouda verder versterken.

  • Het stimuleren van collectieve inkoopacties van zonnepanelen voor gelijksoortige woningen.

  • Observeren en signaleren van mogelijke kansen voor financiële participatie bij schooldaken die ruimte over hebben voor meer zonnepanelen. Dit aan de hand van de samenwerking met Stichting Schooldakrevolutie.

  • Informatie rondom zonne-energie duidelijker een plek geven op maakGoudaDuurzaam.nl

  • Projecten grootschalig zon op dak (bij onder meer bedrijven) stimuleren.

Nieuwe gemeentelijke inzet middel – lange termijn;

 

  • In de RES Midden-Holland zal worden besproken of de Park The Sun applicatie een analyse kan doen van alle parkeerterreinen in de regio Midden-Holland. Deze applicatie maakt inzichtelijk hoe kansrijk een parkeerterrein is voor een solar carport. Als dit niet in RES verband kan, dan wil Gouda dit voor haar eigen parkeerterreinen alsnog laten doen.

  • De gemeente Gouda heeft de ambitie om een solar carport te realiseren op gemeentelijke grond.

  • Onderzoeken of de vergunningplicht voor zonnepanelen op gevels kan worden afgeschaft voor gebouwen buiten beschermd stadsgezicht.

Nieuwe gemeentelijke inzet op lange termijn;

 

  • Kijken naar de mogelijkheid om zonnepanelen te verplichten (energie-opwek-eisen) bij nieuwbouw en gebouwen die worden gerenoveerd of getransformeerd.

8 Ontwikkelingen en risico’s

Op het gebied van zonne-energie zijn veel ontwikkelingen. De technologie rondom zonnepanelen wordt steeds beter en verder ontwikkeld. Panelen leveren meer op, worden qua uiterlijk steeds beter geïntegreerd in het dak/de omgeving en worden steeds duurzamer geproduceerd. De gemeente volgt deze ontwikkelingen. Indien nodig zal het omgevingsprogramma zonne-energie Gouda hierop worden aangepast.

 

Naast de ontwikkelingen zijn er ook risico’s op het gebied van hernieuwbare energie.

Netcongestie is een van de grootste risico’s van dit moment. In andere delen van het land is er al sprake van overbelasting van het energienet. Bij netcongestie kan netbeheerder Stedin geen nieuwe aansluitingen verlenen of kunnen bestaande klanten niet meer capaciteit op het energienet krijgen. De oplossing voor netcongestie is het verzwaren van het net.

 

In Gouda is op dit moment nog geen sprake van echte congestie van het energienet. Echter, het is de verwachting dat dit in de toekomst wel zal gebeuren. Het is daarom van groot belang om bij grootschalige hernieuwbare energieprojecten Stedin te betrekken bij de ontwikkeling.

 

Voor de RES 1.0 is al een netimpactanalyse uitgevoerd en ligt er een investeringsplan voor het hele werkgebied van Stedin om de capaciteit uit te breiden op het middenspanningsnet. Daarnaast heeft Stedin inmiddels ook laten weten waar in Gouda distributie- en verdeelstations moeten worden bijgeplaatst om het laagspanningsnet op voldoende niveau te krijgen. Met al deze maatregelen is de verwachting dat het elektriciteitsnet de grotere vraag en aanbod van elektriciteit aan kan.

Naar boven