Besluiten van de raden en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Nissewaard en Voorne aan Zee tot het treffen van een gemeenschappelijke regeling voor het beheer en de ontwikkeling van natuur en recreatie op Voorne-Putten (Gemeenschappelijke regeling recreatiegebied Voorne-Putten 2024)

De raden, respectievelijk de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Nissewaard en Voorne aan Zee;

 

Overwegende dat:

 

  • 1.

    de deelnemende gemeenten alsmede de gemeente Rotterdam en de provincie Zuid-Holland sinds 1 januari 1989 samenwerken ten aanzien van het beheer en ontwikkeling van natuur en recreatie binnen het werkgebied van de Gemeenschappelijke regeling recreatiegebied Voorne- Putten-Rozenburg;

  • 2.

    de gemeente Rotterdam en de provincie Zuid-Holland besloten hebben om per 1 januari 2018 uit de gemeenschappelijke regeling te treden, en de overig deelnemende gemeenten besloten hebben om per 1 januari 2018 de gemeenschappelijke regeling in herziene vorm voort te zetten onder de naam Gemeenschappelijke regeling recreatiegebied Voorne-Putten;

  • 3.

    de deelnemende gemeenten Brielle, Hellevoetsluis en Westvoorne per 1 januari 2023 zijn gefuseerd tot de gemeente Voorne aan Zee;

  • 4.

    de gemeenschappelijke regeling opnieuw dient te worden vastgesteld teneinde deze in overeenstemming te brengen met de per 1 juli 2022 gewijzigde Wet gemeenschappelijke regelingen;

Gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Gemeentewet;

 

Besluiten:

 

de Gemeenschappelijke regeling recreatiegebied Voorne-Putten 2024 vast te stellen, waarvan de tekst luidt:

 

Gemeenschappelijke regeling recreatiegebied Voorne-Putten 2024

 

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1  

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    regeling: de Gemeenschappelijke regeling recreatiegebied Voorne- Putten 2024;

  • b.

    recreatieschap: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van de regeling;

  • c.

    deelnemers: de aan de regeling deelnemende gemeenten, als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de regeling,

  • d.

    gebied: het gebied zoals aangegeven op de bij deze regeling behorende en daartoe gewaarmerkte kaart;

  • e.

    voorzitter: de voorzitter als bedoeld in artikel 22 van de regeling

  • f.

    wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen

Hoofdstuk 2 Naam, taakstelling en evaluatie

Artikel 2  

  • 1.

    De raden en colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Nissewaard en Voorne aan Zee vormen een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam, genaamd Recreatieschap Voorne-Putten, dat is gevestigd te Nissewaard.

  • 2.

    Het recreatieschap kent de organen:

    • a.

      het algemeen bestuur;

    • b.

      het dagelijks bestuur;

    • c.

      de voorzitter.

  • 3.

    Het recreatieschap heeft tot taak in onderlinge samenhang het behartigen van het gemeenschappelijk belang van de deelnemers voor wat betreft de ontsluiting, de ontwikkeling, aanleg en het beheer in het kader van de openluchtrecreatie en het toerisme en waar mogelijk van natuur en landschap in het gebied.

Artikel 3  

  • 1.

    De raden en colleges van de deelnemende gemeenten kunnen het algemeen bestuur ieder vierde jaar van de zittingstermijn verzoeken, de in artikel 2 lid 3 beschreven taak, te evalueren.

  • 2.

    De raden en colleges van de deelnemende gemeenten die hiertoe verzoeken, zullen het verzoek motiveren.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt na het gemotiveerde verzoek als bedoeld in lid 1 van dit artikel vast op welke wijze de taak van de regeling wordt geëvalueerd.

Hoofdstuk 3 Algemene bepalingen

Artikel 4  

Aan het recreatieschap worden ter vervulling van de in artikel 2, derde lid, omschreven taak alle bevoegdheden van regeling en bestuur toegekend binnen de grenzen van de wet.

Artikel 5  

Aan het algemeen bestuur behoort met betrekking tot de in artikel 2, derde lid, omschreven taak van het recreatieschap alle bevoegdheid, tenzij bij wet of in deze regeling anders is bepaald.

Artikel 6  

Alle stukken die uitgaan van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur worden door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

Hoofdstuk 4 Algemeen bestuur

Artikel 7  

  • 1.

    Het algemeen bestuur bestaat uit drie leden per deelnemende gemeente, aan te wijzen door de raad van elke deelnemende gemeente uit hun midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders.

  • 2.

    De raad van elke deelnemende gemeente kan voor ieder lid dat zij benoemt een plaatsvervangend lid aanwijzen die het lid bij verhindering of ontstentenis vervangt. De bepalingen in deze regeling en de wet ten aanzien van leden van het algemeen bestuur zijn van overeenkomstige toepassing op plaatsvervangende leden.

  • 3.

    De leden en plaatsvervangende leden mogen niet in dienst van het recreatieschap werkzaam zijn.

  • 4.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen een door hen aangewezen lid van het algemeen bestuur ontslag verlenen indien dit lid het vertrouwen van de raad niet meer bezit, dan wel ontslag verlenen op eigen verzoek.

  • 5.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege, zodra men ophoudt lid of voorzitter te zijn van de raad uit wiens midden men is aangewezen dan wel ophoudt wethouder te zijn.

  • 6.

    De raad wijst nadat het lidmaatschap door ontslag of van rechtswege is beëindigd in de eerstvolgende vergadering een lid van het algemeen bestuur aan.

  • 7.

    De besluiten tot aanwijzing of ontslag van leden van het algemeen bestuur worden in afschrift aan het algemeen bestuur gezonden.

Artikel 8  

Het algemeen bestuur vergadert ten minste tweemaal per jaar en zo vaak als hij daartoe besloten heeft. Voorts vergadert het algemeen bestuur indien de voorzitter of het dagelijks bestuur het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden waaruit het algemeen bestuur bestaat schriftelijk, met opgave van redenen, daarom verzoekt.

Artikel 9  

  • 1.

    De deelnemers plegen met het dagelijks bestuur overleg over de in voorbereiding zijnde besluiten waarvan de kennisneming voor de uitoefening van de bevoegdheden van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur van belang is.

  • 2.

    De deelnemers geven aan het dagelijks bestuur terstond kennis van de hunnerzijds genomen besluiten waarvan de kennisneming voor de uitoefening van de bevoegdheden van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur van belang is.

  • 3.

    Onder besluiten als bedoeld in het eerste en tweede lid worden in ieder geval gerekend besluiten genomen ingevolge de Wet ruimtelijke ordening en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover betrekking hebbend op het gebied.

Artikel 10  

Het algemeen bestuur stelt met inachtneming van de bepalingen van deze regeling en de wet een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast. Dit reglement wordt ter kennis gebracht van de deelnemers.

Artikel 11  

  • 1.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 2.

    De deuren worden gesloten wanneer een vijfde gedeelte der aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 3.

    De vergadering van het algemeen bestuur wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 4.

    Indien de vergadering niet kan worden geopend, belegt de voorzitter onder verwijzing naar dit artikel opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat tenminste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

  • 5.

    Op de vergadering bedoeld in het vierde lid is het derde lid niet van toepassing. Het algemeen bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de in het vierde lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 6.

    Over het vaststellen, wijzigen of intrekken van belastingverordeningen en andere door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven verordeningen, over de begroting, begrotingswijzigingen en over de jaarrekening kan het algemeen bestuur niet beraadslagen noch een besluit nemen dan in een openbare vergadering.

  • 7.

    Het algemeen bestuur besluit met meerderheid van het aantal geldig uitgebrachte stemmen, tenzij in deze regeling anders is bepaald.

  • 8.

    De leden van het algemeen bestuur benoemd door de gemeente Voorne aan Zee hebben ieder twee stemmen en de leden van het algemeen bestuur benoemd door de gemeente Nissewaard hebben ieder twee stemmen.

  • 9.

    Tenzij de vergadering voltallig is, wordt bij staking van stemmen het nemen van een besluit uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend

  • 10.

    Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of in een ingevolge het tiende lid opnieuw belegde vergadering, zal de voorzitter advies aan een derde (deskundige) vragen. Na kennisneming van dit advies zal opnieuw gestemd worden. Indien de stemmen ook dan staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

Artikel 12  

De leden van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur kunnen een tegemoetkoming in de kosten en, voor zover zij niet de functie van wethouder of burgemeester vervullen, een vergoeding voor hun werkzaamheden ontvangen. Artikel 21 van de wet en artikel 99 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13  

  • 1.

    Het bestuur verstrekt aan de raden van de deelnemende gemeenten de door een of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen. Het desbetreffende bestuursorgaan regelt de wijze waarop de gevraagde inlichtingen worden verstrekt.

  • 2.

    De raden van de deelnemende gemeenten informeren het algemeen bestuur omtrent de wijze waarop:

    • a.

      een door hen benoemd lid van het algemeen bestuur de door één of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen dient te verstrekken;

    • b.

      een door hen benoemd lid ter verantwoording kan worden geroepen voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid.

  • 3.

    Op het verstrekken van inlichtingen en het afleggen van verantwoording is artikel 16, vijfde lid van de wet van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 5 Dagelijks bestuur

Artikel 14  

  • 1.

    Het dagelijks bestuur wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen en bestaat uit de voorzitter en één lid per deelnemende gemeente.

  • 2.

    In geval van ontstentenis van een lid van het dagelijks bestuur of van verhindering anderszins tot het vervullen van zijn taak als zodanig treedt een ander als zodanig aangewezen lid van het dagelijks bestuur op als plaatsvervanger.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur heeft het recht personen c.q. instanties aan te wijzen en toe te laten tot zijn vergaderingen als adviseur, al dan niet uitsluitend voor een bepaald onderwerp en/of bepaalde tijd. Het dagelijks bestuur kan deze aanwijzing te allen tijde intrekken.

Artikel 15  

  • 1.

    Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt regels vast omtrent de wijze waarop het dagelijks bestuur informatie verstrekt en verantwoording aflegt.

Artikel 16  

Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt zodra men ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur.

Artikel 17  

Het dagelijks bestuur kan met inachtneming van de bepalingen van deze regeling een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vaststellen. Dit reglement wordt aan het algemeen bestuur ter kennis gebracht.

Artikel 18  

  • 1.

    De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn niet openbaar, tenzij het dagelijks bestuur besluit dat een vergadering of een gedeelte van een vergadering openbaar is.

  • 2.

    De vergadering van het dagelijks bestuur wordt niet geopend indien blijkens de presentielijst niet alle leden (of hun plaatsvervangers) tegenwoordig zijn. Het vierde en vijfde lid van artikel 11 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Besluiten vinden plaats bij unanimiteit van hen die een stem hebben uitgebracht. Indien geen besluit bereikt kan worden, zal de voorzitter advies aan een derde (deskundige) vragen. Na kennisneming van dit advies zal opnieuw gestemd worden. Indien de stemmen ook dan staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

  • 4.

    Alle leden van het dagelijks bestuur hebben één stem, behoudens het lid van de deelnemende gemeente waaruit de voorzitter niet afkomstig is. Laatstbedoeld lid heeft twee stemmen.

Artikel 19  

Het dagelijks bestuur heeft tot taak en is bevoegd tot:

  • a.

    het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het algemeen bestuur hiermee is belast;

  • b.

    beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;

  • c.

    regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;

  • d.

    ambtenaren te benoemen, te schorsen en te ontslaan;

  • e.

    privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 31a van de wet;

  • f.

    het besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;

  • g.

    zorg te dragen voor de bekendmaking van besluiten van het algemeen bestuur;

  • h.

    toezicht te houden op het beheer en onderhoud van alle werken, inrichtingen en eigendommen;

  • i.

    de dagelijkse zorg voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

  • j.

    het nemen van alle conservatoire maatregelen, alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, zowel in als buiten rechte en het doen wat nodig is ter voorkoming van verjaring en ander verlies van recht en bezit;

  • k.

    het gedurig toezicht op al wat het recreatieschap aangaat;

  • l.

    de zorg voor de bewaring van archiefbescheiden;

  • m.

    het opleggen van een last onder bestuursdwang, indien de last dient tot handhaving van regels welke het bestuur van het recreatieschap uitvoert;

  • n.

    het stellen van nadere regels als bedoeld in artikel 28, tweede lid.

Hoofdstuk 6 Actieve informatieplicht

Artikel 20  

  • 1.

    Indien het bestuur van het recreatieschap en ingestelde commissies over informatie beschikken waarbij zij inschatten dat de raden van de deelnemende gemeenten die informatie nodig hebben voor de uitoefening van hun taken, delen zij die informatie door:

    • -

      Rechtstreekse schriftelijke verzending aan de raden van de deelnemende gemeenten; of

    • -

      Mededeling in een raadsinformatiebijeenkomst bij alle deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Het bestuursorgaan dat conform lid 1 informatie deelt met de raden van de deelnemende gemeenten, zal gelijktijdig een afschrift naar de overige bestuursorganen van het recreatieschap zenden.

Hoofdstuk 7 Burgerparticipatie

Artikel 21

  • 1.

    Het dagelijks bestuur beslist per ontwikkeling aangaande de fysieke leefomgeving of per ontwikkeling die ingrijpende ruimtelijke wijzigingen tot gevolg heeft of kan hebben, of de mogelijkheid tot burgerparticipatie aan ingezetenen van de deelnemende gemeente en/of belanghebbenden wordt geboden. Ingezetenen en belanghebbenden worden, indien de mogelijkheid tot burgerparticipatie wordt geboden, zowel bij de voorbereiding, de uitvoering als de evaluatie van voornoemde ontwikkeling betrokken.

  • 2.

    Indien de mogelijkheid tot burgerparticipatie op grond van lid 1 van dit artikel wordt geboden, wordt gebruik gemaakt van het participatiebeleid van de deelnemende gemeente waarbinnen de ontwikkeling zich afspeelt. Indien de ontwikkeling zich afspeelt binnen meerdere gemeenten, wordt in gezamenlijkheid een keuze gemaakt voor het participatiebeleid van één van die gemeenten.

  • 3.

    Het recreatieschap en de deelnemende gemeente zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel, zullen het participatieproces in gezamenlijkheid toepassen.

  • 4.

    Er is geen participatie mogelijk:

    • a.

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

    • b.

      als participatie bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c.

      als sprake is van uitvoering van wetgeving waarbij het bestuur geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft of als daarbij niet meer dan één belanghebbende betrokken is;

    • d.

      bij beslissingen over financiën van het recreatieschap, zoals maar niet uitsluitend, het opstellen en vaststellen van de begroting en het vaststellen van tarieven;

    • e.

      als de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat participatie niet kan worden afgewacht;

    • f.

      bij beslissingen of beleidsvoornemens die uitsluitend of hoofdzakelijk betrekking hebben op interne of organisatorische aangelegenheden, waaronder de inrichting en samenstelling van het bestuur;

    • g.

      als de aard van de door het bestuur uit te oefenen bevoegdheid zich hiertegen verzet.

Hoofdstuk 8 De voorzitter

Artikel 22  

  • 1.

    De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter van het recreatieschap worden door en uit het algemeen bestuur aangewezen.

  • 2.

    De voorzitter is tevens voorzitter van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan uit de leden van het dagelijks bestuur een of meer plaatsvervangend voorzitters aanwijzen die de voorzitter bij verhindering of ontstentenis vervangt. Het algemeen bestuur regelt welke plaatsvervangend voorzitter de voorzitter vervangt bij gelijktijdige aanwezigheid van meerdere plaatsvervangend voorzitters.

Artikel 23  

  • 1.

    De voorzitter leidt de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 2.

    De voorzitter vertegenwoordigt het recreatieschap in en buiten rechte.

  • 3.

    Door de voorzitter worden alle stukken ondertekend welke van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan.

Hoofdstuk 9 De secretaris

Artikel 24  

  • 1.

    Het algemeen bestuur benoemt een secretaris en kan instructies voor hem vaststellen.

  • 2.

    De secretaris wordt bij verhindering of ontstentenis vervangen op de door het algemeen bestuur te bepalen wijze.

  • 3.

    Door de secretaris worden alle stukken welke van het algemeen en het dagelijks bestuur uitgaan, meeondertekend.

  • 4.

    De secretaris is het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en de commissies behulpzaam in alles wat de hen opgedragen taken aangaat. De secretaris woont de vergaderingen van het algemeen en dagelijks bestuur bij.

Hoofdstuk 10 Commissies

Artikel 25  

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden en de samenstelling. Artikel 12 van deze regeling is van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Het algemeen bestuur gaat niet over tot het instellen van een commissie als bedoeld in het eerst lid dan nadat de raden van elk van de deelnemende gemeenten van dit voornemen op de hoogte zijn gesteld en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan aan een commissie als bedoeld in het eerste lid bevoegdheden van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet. Het algemeen bestuur kan in ieder geval niet overdragen de bevoegdheid tot:

    • a.

      het vaststellen van de begroting of van de jaarrekening;

    • b.

      het heffen van rechten;

    • c.

      het vaststellen van verordeningen.

  • 4.

    Bevoegdheden van het dagelijks bestuur kunnen niet dan op voorstel van het dagelijks bestuur worden overgedragen.

  • 5.

    Ten aanzien van een commissie als bedoeld in het eerste lid regelt het algemeen bestuur tevens voor zover zulks in verband met aard en omvang van de overgedragen bevoegdheden nodig is:

    • a.

      de werkwijze van de commissie;

    • b.

      de openbaarheid van vergaderingen;

    • c.

      de voorbereiding, de uitvoering en de openbaarmaking van besluiten van de commissie;

    • d.

      het toezicht van het algemeen, respectievelijk het dagelijks bestuur op de uitoefening van de bevoegdheden van de commissie;

    • e.

      de verhouding van de overgedragen bevoegdheden tot die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur;

    • f.

      de verantwoording aan het algemeen bestuur.

  • 6.

    Ten aanzien van de vergadering van een commissie waaraan bevoegdheden van het algemeen bestuur zijn overgedragen is artikel 10 van overeenkomstige toepassing met inachtneming van door het algemeen bestuur vastgestelde nadere regels.

  • 7.

    Indien de commissie zich ter zake van het behandelde waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt tot het algemeen bestuur heeft gericht, wordt de geheimhouding in acht genomen totdat het algemeen bestuur haar opheft.

Hoofdstuk 11 Besluiten voor zienswijzen

Artikel 26  

  • 1.

    Ten aanzien van de volgende besluiten kunnen de raden van de deelnemende gemeenten, voorafgaand aan het nemen van het besluit, een zienswijze naar voren brengen: besluiten door het algemeen bestuur die ingrijpende ruimtelijke wijzigingen tot gevolg hebben of kunnen hebben.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur stelt vast of er sprake is van een besluit als vermeld in lid 1. Indien daarvan sprake is, zendt het dagelijks bestuur het ontwerp- besluit toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen bij het dagelijks bestuur binnen acht weken na ontvangst van het ontwerp hun zienswijze over het ontwerp- besluit naar voren brengen.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur stelt, voorafgaand aan de besluitvorming door het algemeen bestuur, de raden van de deelnemende gemeenten schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijzen en de eventuele conclusies die het daaraan verbindt. Ook het algemeen bestuur wordt daarvan op de hoogte gesteld.

  • 5.

    Het algemeen bestuur zendt, na definitieve besluitvorming, de raden van de deelnemende gemeenten het besluit ter informatie toe.

Hoofdstuk 12 Verordeningen

Artikel 27  

Het algemeen bestuur is bevoegd ten behoeve van de uitoefening van de taak van het recreatieschap verordeningen vast te stellen. Op overtreding van de bij of krachtens deze verordeningen gegeven voorschriften kan straf of bestuursdwang worden gesteld.

Artikel 28  

  • 1.

    Voordat een verordening tevens inhoudende een algemeen verbindend voorschrift wordt vastgesteld, zendt het dagelijks bestuur het ontwerp daarvan voor zienswijzen aan de colleges van burgemeester en wethouder van de deelnemende gemeenten. Het besluit tot vaststelling van de verordening wordt niet genomen binnen zes weken na de datum van verzending van het ontwerp.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan in de verordeningen van het recreatieschap het dagelijks bestuur bevoegd verklaren nadere regels te stellen met betrekking tot bepaalde in de verordening aangewezen onderwerpen.

Artikel 29  

  • 1.

    Voor zover een verordening van het recreatieschap voorziet in hetzelfde onderwerp als een verordening van een deelnemende gemeente, regelt eerstbedoelde verordening de onderlinge verhouding. Zij kan bepalen dat de verordening van een deelnemende gemeente voor het gehele gebied, dan wel voor een gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk ophoudt te gelden.

  • 2.

    Voor zover een verordening van een deelnemende gemeente in hetzelfde onderwerp voorziet als een eerder in werking getreden verordening van het recreatieschap geldt eerstbedoelde verordening niet voor het binnen het gebied gelegen deel van de gemeente.

Hoofdstuk 13 Financiële bepalingen

Artikel 30  

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast.

  • 2.

    Bij de verordening als bedoeld in eerste lid worden tevens regels gesteld voor de controle op het financiële beheer en de financiële organisatie.

  • 3.

    De artikelen 212 tot en met 215 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 31  

  • 1.

    De invordering van de door het recreatieschap te heffen belastingen geschiedt op overeenkomstige wijze als die van de gemeentelijke belastingen.

  • 2.

    De betekening van stukken betreffende de vervolging ter invordering van belastingen van het recreatieschap en de tenuitvoerlegging van dwangbevelen geschieden door een deurwaarder, daartoe door het dagelijks bestuur aan te wijzen.

Artikel 32  

Het boekjaar van het recreatieschap is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 33  

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 2.

    Voor de vaststelling van de begroting is een gewone meerderheid vereist van het aantal geldig uitgebrachte stemmen.

  • 3.

    Het bepaalde in lid 2 geldt ook voor begrotingswijzigingen.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten.

Artikel 34  

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting twaalf weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de deelnemende gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. Van de terinzagelegging wordt openbaar kennis gegeven.

  • 3.

    De raden van de deelnemende gemeenten beraadslagen over de ontwerpbegroting niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving als in het tweede lid bedoeld.

  • 4.

    De raad van een deelnemende gemeente kan bij het dagelijks bestuur zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 5.

    Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur, zo nodig, de begroting aan de raden der deelnemende gemeenten, die ter zake bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 6.

    Het bepaalde in het eerste, derde en vijfde lid van dit artikel is mede van toepassing op een besluit tot wijziging van de begroting, met uitzondering van die wijzigingen waarbij geen verandering wordt gebracht in de hoogte van de totale begroting (lasten) of in de bijdragen van de deelnemers.

Artikel 35  

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan de raden van de deelnemende gemeenten, alsmede aan gedeputeerde staten.

Artikel 36  

  • 1.

    Het nadelig saldo van de rekening van baten en lasten van het recreatieschap wordt ten laste gebracht van de deelnemende gemeenten in verhouding naar het aantal inwoners per gemeente.

  • 2.

    Wanneer de begroting een over de deelnemers om te slaan tekort aanwijst, zal de in de begroting geraamde bijdrage door de deelnemers bij wijze van voorschot worden voldaan in twee gelijke termijnen waarvan de eerste op 1 februari en de tweede op 1 augustus van het desbetreffende begrotingsjaar vervalt.

Hoofdstuk 14 Archief

Artikel 37  

De bepalingen van de Archiefwet 1995 en de daaruit voortvloeiende uitvoeringsvoorschriften voor zover betrekking hebbend op de archiefbescheiden van de deelnemers zijn van overeenkomstige toepassing op het recreatieschap.

Hoofdstuk 15 Toetreding, wijziging en opheffing

Artikel 38  

Toetreding van een nieuwe deelnemer kan plaatsvinden bij daartoe strekkende besluiten van alle deelnemers.

Artikel 39  

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 40  

De regeling kan worden gewijzigd bij daartoe strekkende besluiten van de meerderheid van de deelnemers.

Artikel 41  

  • 1.

    De regeling kan worden opgeheven bij unaniem besluit van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Het besluit tot opheffing regelt tevens de gevolgen daarvan voor de deelnemers.

  • 3.

    Tenzij het algemeen bestuur anders bepaalt, is hij belast met de liquidatie van het recreatieschap.

Hoofdstuk 16 Uittreding

Artikel 42  

  • 1.

    Voorafgaand aan een besluit tot uittreding, maken de raden en colleges van de deelnemende gemeente het voornemen tot uittreding kenbaar aan het algemeen bestuur. Direct na het kenbaar maken van het voornemen tot uittreding, wordt conform artikel 43 gestart met het opstellen van een concept- uittredingsplan met daarin de financiële, juridische, personele en organisatorische gevolgen van de uittreding alsmede een voorlopige uittreedsom.

  • 2.

    De gevolgen voor de eigendomspositie van, of de zakelijke rechten op, de gronden van het recreatieschap zullen door de projectgroep als bedoeld in artikel 43, bij de voorbereiding van het concept- uittredingsplan buiten beschouwing worden gelaten. De deelnemende gemeenten onderhandelen hier zelf over en de uitkomst hiervan zal als bijlage worden toegevoegd aan het concept-uittredingsplan.

  • 3.

    Het algemeen bestuur maakt het concept- uittredingsplan en de voorlopige uittreedsom aan de deelnemende gemeente die wenst uit te treden, kenbaar.

  • 4.

    De deelnemende gemeente die wenst uit te treden heeft na ontvangst van het concept- uittredingsplan en de voorlopige uittreedsom, de mogelijkheid definitief uit het recreatieschap te treden bij daartoe strekkend besluit, dat binnen twee weken nadat het is genomen aan het algemeen bestuur wordt toegezonden. De procedure voor uittreding vangt aan de dag nadat het algemeen bestuur het besluit heeft ontvangen.

  • 5.

    De uittreding als bedoeld in het vierde lid heeft plaats op het einde van het jaar volgend op het jaar waarin de uittredende deelnemende gemeente het besluit tot uittreding kenbaar heeft gemaakt aan het algemeen bestuur.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur zendt de besluiten tot uittreding aan de raden en colleges van de overige deelnemende gemeenten.

  • 7.

    De besluiten tot uittreding worden door het dagelijks bestuur van het recreatieschap toegezonden aan het college van gedeputeerde staten.

Artikel 43  

  • 1.

    Het dagelijks bestuur stelt ten behoeve van het opstellen van het concept-uittredingsplan een projectgroep samen die onder leiding van een onafhankelijke (externe) deskundige het concept-uittredingsplan voorbereidt.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur geeft de accountant van het recreatieschap opdracht om het door de projectgroep voorbereide concept-uittredingsplan te toetsen.

  • 3.

    De kosten voor het toetsen van het concept- uittredingsplan zoals genoemd in lid 2 van dit artikel, zijn voor rekening van de uittredende deelnemende gemeente.

  • 4.

    Alvorens het dagelijks bestuur het voorstel voor het uittredingsplan ter vaststelling zendt aan het algemeen bestuur, zendt het dagelijks bestuur het voorstel voor het concept- uittredingsplan aan de raden van de deelnemende gemeenten. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen gedurende acht weken na verzending van het voorstel hun zienswijzen over het voorstel voor het concept-uittredingsplan bij het dagelijks bestuur indienen. Het dagelijks bestuur voegt de ingediende zienswijzen bij het voorstel voor het concept- uittredingsplan dat het dagelijks bestuur zendt aan het algemeen bestuur.

  • 5.

    Uiterlijk 8 maanden na het kenbaar maken van het voornemen tot uittreding, stelt het algemeen bestuur het concept- uittredingsplan en de voorlopige uittreedsom vast.

Artikel 44  

  • 1.

    Het uittredingsplan bevat de systematiek voor de berekening van de financiële gevolgen van de uittreding, te betalen door de uittredende deelnemende gemeente, hierna te noemen de uittreedsom.

  • 2.

    Alvorens het dagelijks bestuur het voorstel voor het uittredingsplan ter vaststelling zendt aan het algemeen bestuur, zendt het dagelijks bestuur het voorstel voor het uittredingsplan toe aan de raden van de deelnemende gemeenten. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen gedurende acht weken hun zienswijzen over het voorstel bij het dagelijks bestuur indienen. Het dagelijks bestuur voegt de ingediende zienswijzen bij het voorstel dat het dagelijks bestuur zendt aan het algemeen bestuur.

  • 3.

    Vaststelling van het uittredingsplan geschiedt bij unaniem besluit.

  • 4.

    Uiterlijk 8 maanden na ontvangst van het definitieve besluit tot uittreding stelt het algemeen bestuur het uittredingsplan met daarin de uittreedsom vast. Het algemeen bestuur baseert de berekening van de definitieve uittreedsom op de systematiek als bedoeld in het tweede lid en op een gemiddelde van de jaarrekeningen van de voorafgaande vier begrotingsjaren.

Artikel 45  

  • 1.

    De voorlopige respectievelijk definitieve uittreedsom bestaat uit een vergoeding ter compensatie van directe kosten van uittreding (frictiekosten en desintegratiekosten), verminderd met het aandeel van de uittredende deelnemende gemeente in het eigen vermogen minus de bestemmingsreserves van het recreatieschap op de datum van uittreding.

  • 2.

    Onder frictiekosten wordt verstaan alle incidentele kosten te maken door de regeling die het directe gevolg zijn van de beslissing tot uittreding van een deelnemende gemeente, zoals maar niet uitsluitend, de inhuur van deskundigen, een accountant en advocaat.

  • 3.

    Onder desintegratiekosten wordt verstaan alle kosten direct dan wel toekomstig te maken dan wel te dragen door de regeling die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer, ontstaan als direct gevolg van de uittreding. Onder desintegratiekosten wordt mede verstaan alle kosten uit overige verplichtingen, zoals de afbouw van risico's alsmede de door deelnemende gemeenten aangegane langlopende contractuele betalingsverplichtingen.

  • 4.

    Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op kosten te dragen door het recreatieschap die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico's daarbij inbegrepen, ontstaan binnen een periode van 5 jaar vanaf het moment van uittreding als direct gevolg van de uittreding.

  • 5.

    Het recreatieschap brengt alle frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van het eigen vermogen van de uittredende deelnemende gemeente minus de bestemmingsreserves van de regeling zoals genoemd in lid 1, in rekening bij de uittredende deelnemende gemeente. De uittredende deelnemende gemeente is verplicht tot betaling van de definitieve uittreedsom, op de wijze zoals genoemd in artikel 49.

  • 6.

    Kosten die de uittredende deelnemende gemeente maakt ter voorbereiding op of als gevolg van de beslissing tot uittreding komen voor rekening van die deelnemende gemeente.

Artikel 46  

  • 1.

    De raming en berekening van de kosten voor uittreding worden gebaseerd op de feiten en omstandigheden die bekend waren op het moment van de daadwerkelijke uittreding. Beleidswijzigingen, wijziging van economische omstandigheden en wijziging van inzichten die zich voordoen of opkomen na het moment van de daadwerkelijke uittreding kunnen niet worden betrokken bij de bepaling van de hoogte van de uittreedsom.

  • 2.

    Feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan na het moment van daadwerkelijke uittreding kunnen niet leiden tot wijziging van de hoogte van de uittreedsom, tenzij de uitgetreden deelnemende gemeente dan wel het algemeen bestuur kan aantonen dat de hoogte van de uittreedsom anders zou zijn bepaald indien:

    • a.

      de wederpartij onjuiste inlichtingen heeft verstrekt waarvan deze diende aan te nemen dat de hoogte van de uittreedsom anders zou luiden indien deze onjuiste inlichtingen niet zouden zijn verstrekt;

    • b.

      de wederpartij inlichtingen die hem op het moment van het bepalen van de uittreedsom bekend waren niet heeft verstrekt terwijl de wederpartij redelijkerwijs had moeten aannemen dat deze inlichtingen van invloed zouden kunnen zijn op de bepaling van de hoogte van de uittreedsom.

  • 3.

    De tussen de deelnemende gemeenten bestaande verhoudingen en afspraken met betrekking tot milieuproblematiek, waaronder bodemverontreiniging, zullen gedurende een periode van 30 jaren ongewijzigd gecontinueerd worden, als waren zij nog gezamenlijk deelnemende gemeenten aan het recreatieschap. Het vorenstaande geldt voor wat betreft besluitvorming ten aanzien van vraagstukken betreffende milieuproblematiek, als ook financiële inbreng van de deelnemende gemeenten met betrekking tot de aan dit onderwerp verbonden kosten, voor zover die voor rekening en risico van het recreatieschap komen en voor zover de bestemmings- en algemene reserves bezien vanuit de reservepositie van het recreatieschap, niet toereikend zijn om die schade (geheel of gedeeltelijk) te dekken.

Artikel 47  

Na uittreding van de uittredende deelnemende gemeente, zal de regeling gewijzigd dienen te worden conform artikel 40 van deze regeling.

Artikel 48  

  • 1.

    Het recreatieschap is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittreedsom zo laag mogelijk te houden. Het voorgaande behoeft niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het algemeen bestuur van het besluit tot uittreding van de deelnemende gemeente.

  • 2.

    De vertegenwoordiger van de uittredende deelnemende gemeente in het algemeen bestuur, houdt gedurende de periode vanaf het besluit tot uittreding tot de daadwerkelijke uittreding, bij de beraadslaging en besluitvorming door het algemeen bestuur rekening met de belangen van het recreatieschap zoals deze zich kunnen voordoen vanaf het moment van daadwerkelijke uittreding. Indien nodig onthoudt deze vertegenwoordiger zich van beraadslaging en besluitvorming.

  • 3.

    Gedurende de periode tussen het besluit tot uittreding en effectuering daarvan is de uittredende deelnemer gehouden al haar verplichtingen na te komen.

Artikel 49  

Bij de voorbereiding van het concept uittredingsplan biedt het algemeen bestuur de uitredende deelnemende gemeente de keuze tussen een betaling van de uittreedsom in een aantal termijnen of voor betaling van de uittreedsom in één keer. In het uittredingsplan bepaalt het algemeen bestuur conform de voorkeur van de uittredende deelnemende gemeente of de uittredende deelnemende gemeente de uittreedsom in een aantal termijnen (het aantal termijnen zal naar redelijkheid door het algemeen bestuur bepaald worden) of in één keer dient te betalen. In geval van betaling in één termijn, dient die betaling binnen 6 maanden na uittreding plaats te vinden.

Hoofdstuk 17 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 50  

  • 1.

    Deze regeling wordt aangehaald als: Gemeenschappelijke regeling recreatiegebied Voorne-Putten 2024.

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van bekendmaking, onder gelijktijdige intrekking van de Gemeenschappelijke regeling recreatiegebied Voorne-Putten. De laatstgenoemde regeling blijft, voor zover nodig, van toepassing op de ingevolge die regeling genomen besluiten.

  • 3.

    De in artikel 26, eerste en tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen bedoelde bekendmaking zal geschieden door het bestuur van de gemeente Nissewaard.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Nissewaard van woensdag 27 maart 2024

de plv. griffier,

drs. R.V. Schouten

de voorzitter,

mr. F. van Oosten

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Voorne aan Zee van 18 april 2024

de griffier,

drs. A. (Ariette) Goslings

de voorzitter,

dr. J.P. ( Peter) Rehwinkel

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard op 5 maart 2024

de gemeentesecretaris,

drs. M. Visscher

de burgemeester

mr. F. van Oosten

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorne aan Zee op 27 februari 2024

de gemeentesecretaris,

R. (Rudie) Heintjes MCM

de burgemeester

dr. J.P. ( Peter) Rehwinkel

Bijlage A. Overzichtstekening werkingsgebied Recreatieschap Voorne-Putten, zoals bedoeld in artikel 1.

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Dit artikel geeft een definitie van een aantal belangrijke begrippen die in de gemeenschappelijke regeling worden gebruikt. Ten aanzien van de definitie van deelnemende gemeenten wordt verwezen naar artikel 2, eerste lid waarin is bepaald dat de raden en de colleges van de deelnemende gemeenten samen het openbaar lichaam Recreatieschap Voorne-Putten vormen. Belangrijk uitgangspunt op grond van artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen (hierna Wgr) is dat een gemeenschappelijke regeling als zodanig niet wordt aangegaan door gemeenten, maar door de bestuursorganen van de betreffende gemeenten. In dit geval door de colleges en de raden van de deelnemende gemeenten.

 

Artikel 2

In het eerste lid van dit artikel is bepaald dat de gemeenschappelijke regeling tevens een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam is ingevolge artikel 8, eerste lid Wgr. Een openbaar lichaam met rechtspersoonlijkheid kan zelfstandig privaatrechtelijke rechtshandelingen verrichten en vermogen bezitten.

 

In het tweede lid is bepaald dat het Recreatieschap drie bestuursorganen heeft, te weten het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

 

Het derde lid geeft aan welke taak en doelstelling het recreatieschap heeft. Een belangrijk uitgangspunt is dat de bevoegdheden die het recreatieschap uitoefent in overeenstemming moeten zijn met de geformuleerde taak en doelstelling.

 

Artikel 3

Artikel 3 bepaalt dat een deelnemende gemeente het bestuur kan verzoeken de regeling te evalueren.

 

Artikel 4 en 5

In artikel 4 en 5 is ingevolge artikel 30, eerste lid Wgr bepaald dat aan het bestuur van het recreatieschap alle bevoegdheden van regeling en bestuur worden toegekend ter vervulling van de taak en doelstelling van het schap. Overeenkomstig artikel 33 Wgr is hierbij bepaald dat alle bevoegdheden berusten bij het Algemeen Bestuur, tenzij in de gemeenschappelijke regeling en in de wet anders is bepaald. Ten aanzien van de bevoegdheden van het dagelijks bestuur moet rekening worden gehouden met artikel 33b Wgr waarin de bevoegdheden zijn opgesomd die in ieder geval toekomen aan het dagelijks bestuur. Voorts dient ook rekening te worden gehouden met de bevoegdheden die in de gemeenschappelijke regeling zijn toegekend aan het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

 

Artikel 6

Ingevolge artikel 22 eerste lid Wgr in samenhang met artikel 32a van de Gemeentewet dienen alle stukken die uitgaan van het bestuur naast de voorzitter mede te worden ondertekend door de secretaris. Het betreft dan o.a. besluiten van het bestuur waaronder met name de besluitenlijst. Deze bepaling heeft geen betrekking op uitgaande stukken waarvoor het bestuur mandaat heeft verleend.

 

Artikel 7

In dit artikel is de samenstelling van het bestuur geregeld. De raad van elke deelnemende gemeente mag 3 leden in het algemeen bestuur benoemen. Ingevolge artikel 13 Wgr is de raad van een deelnemende gemeente bevoegd leden van het algemeen bestuur te benoemen en mogen als leden uitsluitend collegeleden (inclusief de burgemeester) en raadsleden benoemd worden. De raad kan tevens een plaatsvervangend lid benoemen die het benoemde lid bij verhindering of ontstentenis kan vervangen. Aangezien de leden van het algemeen bestuur benoemd worden als vertegenwoordiger met "last en ruggespraak" van de deelnemende gemeente, heeft de raad ook ingevolge artikel 13 Wgr de bevoegdheid om het lid dat zij benoemd hebben te ontslaan indien deze het vertrouwen niet meer heeft van de raad. Voorts is in artikel 13 Wgr ook bepaald dat het lidmaatschap van het algemeen bestuur van rechtswege komt te vervallen indien met ophoudt wethouder of raadslid te zijn. Nadat het lidmaatschap van het algemeen bestuur is beëindigd, is de raad van een deelnemende gemeente gehouden om in de eerstvolgende vergadering een nieuwe lid te benoemen.

 

Artikel 8

Ingevolge artikel 22 Wgr moet het algemeen bestuur tenminste tweemaal per jaar vergaderen. Uiteraard is het algemeen bestuur vrij om frequenter te vergaderen. Voorts is in dit artikel ingevolge artikel 22 Wgr in samenhang met artikel 17 Gemeentewet bepaald dat het algemeen bestuur vergadert indien de voorzitter daarom verzoekt dan wel tenminste een vijfde van het aantal leden van het algemeen bestuur.

 

Artikel 10 en 11

De artikelen 10 en 11 regelen de werkwijze rond de vergaderingen van het algemeen bestuur.

Ingevolge artikel 22 eerste lid Wgr in samenhang met artikel 17 Gemeentewet is in artikel 10 bepaald dat het algemeen bestuur voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vaststelt. De eerste vier leden van artikel 11 vloeien voort uit het bepaalde in artikel 22 in samenhang met bepalingen in de Gemeentewet. Uit oogpunt van lokaal verlengd bestuur zijn in artikel 22 Wgr veel bepalingen in de Gemeentewet omtrent de vergaderingen van de raad van overeenkomstige toepassing verklaard op de vergaderingen van het algemeen bestuur.

 

Artikel 12

Het algemeen bestuur kan regels stellen over de vergoedingen aan de leden van het bestuur

Voor wat betreft de vergoeding en tegemoetkoming aan een bestuurslid bepaalt artikel 21 Wgr dat deze in redelijke verhouding dient te staan tot de aan het lidmaatschap verbonden werkzaamheden, mede rekening houdende met de vergoeding voor werkzaamheden welke het bestuurslid ontvangt uit hoofde van zijn lidmaatschap van het aan de regeling deelnemende bestuursorgaan. Artikel 99 van de Gemeentewet bepaalt voorts dat naast hetgeen de bestuursleden krachtens het eerste lid is toegekend, zij geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van het recreatieschap mogen ontvangen. Voordelen ten laste van het recreatieschap, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, genieten de bestuursleden slechts voor zover het algemeen bestuur dit bij een door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties goedgekeurde verordening bepalen.

 

Artikel 13

Dit artikel regelt de verantwoordings- en informatieplicht vanuit het bestuur van het recreatieschap aan de raden van de deelnemende gemeenten. Ingevolge artikel 16 Wgr heeft een lid van het algemeen bestuur een informatie- en een verantwoordingsplicht jegens de raad die hem benoemd heeft. Het bestuur van het recreatieschap heeft ingevolge artikel 17 Wgr uitsluitend een informatieplicht jegens de raden van de deelnemers. Dit betekent dat het bestuur als zodanig niet ter verantwoording kan worden geroepen door de raden van de deelnemers. In het derde lid is bepaald dat bij het verstrekken van informatie overeenkomstig artikel 16, vijfde lid Wgr ook eventuele opgelegde geheimhouding in acht moet worden genomen.

 

Artikel 14

Dit artikel regelt de samenstelling van het dagelijks bestuur. Ingevolge artikel 14 Wgr worden de leden van het dagelijks bestuur benoemd door en uit het algemeen bestuur. Alle deelnemende gemeenten zijn in dagelijks bestuur vertegenwoordigd met één lid. Bij verhindering of ontstentenis is er sprake van collegiale vervanging en wordt een lid van het dagelijks bestuur vervangen door een ander lid van het dagelijks bestuur.

 

Artikel 15

Dit artikel regelt de inlichtingen- en verantwoordingsplicht voor het dagelijks bestuur en leden van het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur en aan de raden van de deelnemende gemeenten. Ingevolge artikel 17 Wgr heeft het dagelijks bestuur een informatieplicht aan de raden van de deelnemende gemeenten. Ingevolge artikel 19a Wgr heeft het dagelijks bestuur een informatie- en verantwoordingsplicht aan het algemeen bestuur. Het dagelijks bestuur heeft dus geen verantwoordingsplicht aan de raden van de deelnemende gemeenten.

 

Artikel 16

Omdat de leden van het dagelijks bestuur door en uit het algemeen bestuur worden aangewezen eindigt van het rechtswege het lidmaatschap van het dagelijks bestuur indien men ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur. Verwezen wordt naar de toelichting bij artikel 7.

 

Artikel 17

Dit artikel bepaald dat het dagelijks bestuur de bevoegdheid heeft om voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast te stellen. In tegenstelling tot het algemeen bestuur geldt voor het dagelijks bestuur geen wettelijke verplichting om een reglement van orde vast te stellen.

 

Artikel 18

Dit artikel regelt de stemverhoudingen in het dagelijks bestuur en bevat ook een aantal bepalingen ten aanzien van de vergaderingen van het dagelijks bestuur. In tegenstelling tot het algemeen bestuur bevat de Wgr geen dwingende bepalingen ten aanzien van de vergaderingen van het dagelijks bestuur. In het eerste lid is bepaald dat de vergaderingen van het dagelijks bestuur in principe besloten zijn, met mogelijkheid van het dagelijks bestuur om een vergadering of gedeelte van een vergadering openbaar te verklaren. In het tweede lid is bepaald dat alle leden (of diens plaatsvervangers) aanwezig moeten zijn voordat de vergadering kan worden geopend. Door het vierde en vijfde lid van artikel 11 van overeenkomstige toepassing te verklaren heeft bij onvoldoende quorum de voorzitter de bevoegdheid om een tweede oproep te plaatsen voor een extra vergadering zonder quorum. Het derde lid bepaalt dat besluiten plaatsvinden bij unanimiteit. Tot slot bepaalt het vierde lid dat alle leden van het dagelijks bestuur één stem hebben, behoudens het lid van de deelnemende gemeente waaruit de voorzitter niet afkomstig is. Om het aantal stemmen per deelnemende gemeente gelijk te houden, heeft laatstbedoeld lid twee stemmen.

 

Artikel 19

Het dagelijks bestuur geeft dagelijks leiding aan het recreatieschap en bereidt alle zaken voor die in het algemeen bestuur worden besproken en waarvoor het algemeen bestuur dient te beslissen. Daaronder hoort ook het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur. Daarnaast heeft het dagelijks bestuur een zelfstandige bevoegdheid om besluiten te nemen, waarbij met name verwezen kan worden naar artikel 33b Wgr. De bevoegdheden die in laatstgenoemd artikel staan zijn overgenomen in artikel 19. Een van de belangrijkste bevoegdheden voor het dagelijks bestuur is de bevoegdheid om te besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen zoals het inkopen van goederen en diensten, grondaankopen en het vestigen van zakelijke rechten.

 

Artikel 20

Het bestuur van de gemeenschappelijke regeling heeft een actieve informatieplicht over wat er binnen de regeling speelt. Deze informatieplicht komt overeen met de informatieplicht die het college van B&W heeft ten opzichte van de gemeenteraad. Dit artikel regelt, in aanvulling op artikel 13 waarin het verstrekken van gevraagde inlichtingen is geregeld, op welke wijze ook ongevraagde inlichtingen worden verstrekt aan de raden van de deelnemende gemeenten conform artikel 17 tweede lid Wgr. De inlichtingen dienen bij te dragen aan de juiste uitoefening van de van de taken van de raden van de deelnemende gemeenten.

 

Artikel 21

In dit artikel is geregeld ten aanzien van welke besluiten het bestuur beslist of de mogelijkheid tot burgerparticipatie wordt geboden en op welke wijze. Het vierde lid van artikel 21 regelt ten aanzien van welke besluiten er geen mogelijkheid tot participatie wordt geboden.

 

Artikel 22 en 23

Deze artikelen regelen de aanwijzing van de voorzitter van het recreatieschap en de taken van de voorzitter. De voorzitter van het recreatieschap is ingevolge artikel 12, derde lid Wgr tevens voorzitter en lid van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur. In artikel 22, derde lid is tevens de bevoegdheid opgenomen om een of meer plaatsvervangend voorzitters te benoemen.

 

Artikel 24

Het Algemeen bestuur benoemt een secretaris van het recreatieschap die het bestuur en ingestelde commissies bijstaat in de werkzaamheden en kan instructies voor hem vaststellen.

 

Artikel 25

Artikel 25 Wgr regelt dat het algemeen bestuur tevens bestuurscommissies kan instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen indien de regeling dit mogelijk maakt. In artikel 25 is daartoe in de regeling de bevoegdheid voor het algemeen bestuur opgenomen. Aan deze commissies, indien ingesteld, kan het algemeen bestuur tevens bepaalde bevoegdheden delegeren. Om de kenbaarheid rond de bevoegdheden en de werkwijze van deze commissies te verduidelijken is de tekst van artikel 25 Wgr hier grotendeels overgenomen. Een bestuurscommissie mag echter geen territoriaal karakter hebben.

Hiermee wordt voorkomen dat een extra bestuurslaag ontstaat.

 

De bevoegdheid voor het algemeen bestuur om adviescommissies in stellen vloeit voort uit artikel 24 Wgr. Hiervoor hoeft in de regeling in tegenstelling tot bestuurscommissies geen bevoegdheid te worden opgenomen.

 

Artikel 26

Conform artikel 10 vijfde en zesde lid van de Wgr, regelt dit artikel welke besluiten voor zienswijzen voorgelegd worden aan de raden van de deelnemende gemeenten. Hiermee wordt bereikt dat dat gemeenten hun opvatting kenbaar kunnen maken over bepaalde voorgenomen besluiten voordat het besluit is genomen. Onderhavige verplichting om zienswijze te vragen aan de raden bij besluiten aangaande ingrijpende ruimtelijke wijzigingen, geldt naast de verplichting om zienswijze te vragen voor de begrotingsprocedure (artikel 34) alsmede naast de verplichting om zienswijze te vragen voor het voorstel (concept-) uittredingsplan (artikel 43 en 44). Met 'besluiten aangaande ingrijpende ruimtelijke wijzigingen van het recreatieschap' worden besluiten bedoeld die ten aanzien van het recreatieschap of ten aanzien van belanghebbenden, veranderingen met veel effect voor de omgeving tot gevolg hebben.

 

Artikel 27, 28 en 29

Op grond van artikel 27 heeft het algemeen bestuur de bevoegdheid om ten behoeve van de uitoefening van de taak van het recreatieschap verordeningen vast te stellen. Onderscheid kan gemaakt worden tussen zogenaamde interne verordeningen zoals een financiële verordening of een archiefverordening en verordeningen met externe werking zoals een algemeen verbindend voorschrift. Wat betreft verordeningen met externe werking dat wil zeggen verordeningen tevens inhoudende algemeen verbindende voorschriften is in artikel 28, eerste lid bepaald dat de ontwerpverordening eerst naar de deelnemers moet worden toegezonden. Op deze wijze kunnen de zienswijzen van de deelnemers in de besluitvorming kan worden meegenomen. Ten aanzien van het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften kan er namelijk overlap plaats vinden met algemeen verbindende voorschriften die al zijn vastgesteld door de deelnemende gemeenten zoals een Algemene Plaatselijke Verordening. In dat kader heeft het algemeen bestuur ingevolge artikel 25 en artikel 30, derde lid Wgr de bevoegdheid om te bepalen dat een verordening van het recreatieschap in de plaats treedt van een verordening van een deelnemende gemeente.

 

Artikel 30, 31 en 32

Artikel 30, 31 en 32 is de neerslag van de financiële administratie en de controle zoals dat in hoofdstuk XIV van de Gemeentewet is geregeld. Het betreft o.a. het vaststellen van een verordening voor het beleid, beheer en organisatie van de financiën van het recreatieschap.

 

Artikel 33, 34 en 35

De procedure rond het vaststellen van de begroting en de jaarrekening is geregeld in de artikelen 34 t/m 35 Wgr en is omwille van de kenbaarheid in de artikelen 33, 34 en 35 zoveel mogelijk integraal overgenomen. De gemeente Nissewaard beschikt op grond van artikel 33, tweede lid, over een doorslaggevende stem bij het vaststellen van de begroting.

 

Artikel 36

Artikel 36, eerste lid, regelt het algemene beginsel dat de gemeenten garant staan voor voldoende middelen om aan haar verplichtingen te kunnen voldoen.

 

Voor zover sprake is van een nadelig exploitatiesaldo wordt dit ten laste gebracht van de deelnemende gemeenten volgens een verdeelsleutel naar rato van het aantal inwoners per gemeente. Het inwoneraantal wordt bepaald aan de hand van de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) per 31 december van het jaar waarin de begroting wordt vastgesteld waaruit het exploitatiesaldo blijkt (t-1 ).

 

Om te zorgen dat het recreatieschap op elk moment beschikt over voldoende financiële middelen om te kunnen voldoen aan haar verplichtingen is in artikel 36, tweede lid, bepaald dat de deelnemende gemeenten op twee momenten in het jaar voorzien in 50% van de in de begroting van het betreffende jaar opgenomen voor hen geldende bijdragen.

 

Artikel 38 t/m 49

Artikel 9 Wgr bepaalt dat een voor onbepaalde tijd getroffen gemeenschappelijke regeling, zoals het geval bij deze regeling, bepalingen dient in te houden omtrent wijziging, opheffing, toetreding en uittreding. Daarin is in de artikelen 38 t/m 49 voorzien. Van belang daarbij is dat voor wijziging een gewone meerderheid en voor opheffing unanimiteit is vereist. Tot de toetreding van een nieuwe deelnemer kan worden besloten bij unaniem besluit van deelnemende gemeenten van het recreatieschap. In het geval van opheffing van de regeling regelt het opheffingsbesluit de gevolgen van de opheffing voor de deelnemende gemeenten. Het algemeen bestuur is belast met de liquidatie waaronder de vereffening van het vermogen. Voorts zijn niet alleen de gevolgen van uittreding vastgelegd, maar ook de voorwaarden waaronder een deelnemer kan uittreden.

 

Artikel 50

Dit artikel bevat de officiële citeertitel van de gemeenschappelijke regeling alsmede regels over de bekendmaking en inwerkingtreding

Naar boven