Gemeenteblad van Nissewaard
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Nissewaard | Gemeenteblad 2024, 270369 | gemeenschappelijke regeling |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Nissewaard | Gemeenteblad 2024, 270369 | gemeenschappelijke regeling |
Besluiten van de raden en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Nissewaard en Voorne aan Zee tot het treffen van een gemeenschappelijke regeling voor het beheer en de ontwikkeling van natuur en recreatie op Voorne-Putten (Gemeenschappelijke regeling recreatiegebied Voorne-Putten 2024)
De raden, respectievelijk de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Nissewaard en Voorne aan Zee;
de gemeente Rotterdam en de provincie Zuid-Holland besloten hebben om per 1 januari 2018 uit de gemeenschappelijke regeling te treden, en de overig deelnemende gemeenten besloten hebben om per 1 januari 2018 de gemeenschappelijke regeling in herziene vorm voort te zetten onder de naam Gemeenschappelijke regeling recreatiegebied Voorne-Putten;
Gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Gemeentewet;
de Gemeenschappelijke regeling recreatiegebied Voorne-Putten 2024 vast te stellen, waarvan de tekst luidt:
Gemeenschappelijke regeling recreatiegebied Voorne-Putten 2024
Hoofdstuk 2 Naam, taakstelling en evaluatie
Het recreatieschap heeft tot taak in onderlinge samenhang het behartigen van het gemeenschappelijk belang van de deelnemers voor wat betreft de ontsluiting, de ontwikkeling, aanleg en het beheer in het kader van de openluchtrecreatie en het toerisme en waar mogelijk van natuur en landschap in het gebied.
Hoofdstuk 3 Algemene bepalingen
Aan het recreatieschap worden ter vervulling van de in artikel 2, derde lid, omschreven taak alle bevoegdheden van regeling en bestuur toegekend binnen de grenzen van de wet.
De raad van elke deelnemende gemeente kan voor ieder lid dat zij benoemt een plaatsvervangend lid aanwijzen die het lid bij verhindering of ontstentenis vervangt. De bepalingen in deze regeling en de wet ten aanzien van leden van het algemeen bestuur zijn van overeenkomstige toepassing op plaatsvervangende leden.
Het algemeen bestuur vergadert ten minste tweemaal per jaar en zo vaak als hij daartoe besloten heeft. Voorts vergadert het algemeen bestuur indien de voorzitter of het dagelijks bestuur het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden waaruit het algemeen bestuur bestaat schriftelijk, met opgave van redenen, daarom verzoekt.
Het algemeen bestuur stelt met inachtneming van de bepalingen van deze regeling en de wet een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast. Dit reglement wordt ter kennis gebracht van de deelnemers.
Op de vergadering bedoeld in het vierde lid is het derde lid niet van toepassing. Het algemeen bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de in het vierde lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
Over het vaststellen, wijzigen of intrekken van belastingverordeningen en andere door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven verordeningen, over de begroting, begrotingswijzigingen en over de jaarrekening kan het algemeen bestuur niet beraadslagen noch een besluit nemen dan in een openbare vergadering.
Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of in een ingevolge het tiende lid opnieuw belegde vergadering, zal de voorzitter advies aan een derde (deskundige) vragen. Na kennisneming van dit advies zal opnieuw gestemd worden. Indien de stemmen ook dan staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.
De leden van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur kunnen een tegemoetkoming in de kosten en, voor zover zij niet de functie van wethouder of burgemeester vervullen, een vergoeding voor hun werkzaamheden ontvangen. Artikel 21 van de wet en artikel 99 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt zodra men ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur.
Het dagelijks bestuur kan met inachtneming van de bepalingen van deze regeling een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vaststellen. Dit reglement wordt aan het algemeen bestuur ter kennis gebracht.
Besluiten vinden plaats bij unanimiteit van hen die een stem hebben uitgebracht. Indien geen besluit bereikt kan worden, zal de voorzitter advies aan een derde (deskundige) vragen. Na kennisneming van dit advies zal opnieuw gestemd worden. Indien de stemmen ook dan staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.
Het dagelijks bestuur heeft tot taak en is bevoegd tot:
het besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;
Hoofdstuk 7 Burgerparticipatie
Het dagelijks bestuur beslist per ontwikkeling aangaande de fysieke leefomgeving of per ontwikkeling die ingrijpende ruimtelijke wijzigingen tot gevolg heeft of kan hebben, of de mogelijkheid tot burgerparticipatie aan ingezetenen van de deelnemende gemeente en/of belanghebbenden wordt geboden. Ingezetenen en belanghebbenden worden, indien de mogelijkheid tot burgerparticipatie wordt geboden, zowel bij de voorbereiding, de uitvoering als de evaluatie van voornoemde ontwikkeling betrokken.
Indien de mogelijkheid tot burgerparticipatie op grond van lid 1 van dit artikel wordt geboden, wordt gebruik gemaakt van het participatiebeleid van de deelnemende gemeente waarbinnen de ontwikkeling zich afspeelt. Indien de ontwikkeling zich afspeelt binnen meerdere gemeenten, wordt in gezamenlijkheid een keuze gemaakt voor het participatiebeleid van één van die gemeenten.
Het algemeen bestuur kan uit de leden van het dagelijks bestuur een of meer plaatsvervangend voorzitters aanwijzen die de voorzitter bij verhindering of ontstentenis vervangt. Het algemeen bestuur regelt welke plaatsvervangend voorzitter de voorzitter vervangt bij gelijktijdige aanwezigheid van meerdere plaatsvervangend voorzitters.
Het algemeen bestuur gaat niet over tot het instellen van een commissie als bedoeld in het eerst lid dan nadat de raden van elk van de deelnemende gemeenten van dit voornemen op de hoogte zijn gesteld en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.
Hoofdstuk 11 Besluiten voor zienswijzen
Het dagelijks bestuur stelt, voorafgaand aan de besluitvorming door het algemeen bestuur, de raden van de deelnemende gemeenten schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijzen en de eventuele conclusies die het daaraan verbindt. Ook het algemeen bestuur wordt daarvan op de hoogte gesteld.
Het algemeen bestuur is bevoegd ten behoeve van de uitoefening van de taak van het recreatieschap verordeningen vast te stellen. Op overtreding van de bij of krachtens deze verordeningen gegeven voorschriften kan straf of bestuursdwang worden gesteld.
Voordat een verordening tevens inhoudende een algemeen verbindend voorschrift wordt vastgesteld, zendt het dagelijks bestuur het ontwerp daarvan voor zienswijzen aan de colleges van burgemeester en wethouder van de deelnemende gemeenten. Het besluit tot vaststelling van de verordening wordt niet genomen binnen zes weken na de datum van verzending van het ontwerp.
Voor zover een verordening van het recreatieschap voorziet in hetzelfde onderwerp als een verordening van een deelnemende gemeente, regelt eerstbedoelde verordening de onderlinge verhouding. Zij kan bepalen dat de verordening van een deelnemende gemeente voor het gehele gebied, dan wel voor een gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk ophoudt te gelden.
Hoofdstuk 13 Financiële bepalingen
Wanneer de begroting een over de deelnemers om te slaan tekort aanwijst, zal de in de begroting geraamde bijdrage door de deelnemers bij wijze van voorschot worden voldaan in twee gelijke termijnen waarvan de eerste op 1 februari en de tweede op 1 augustus van het desbetreffende begrotingsjaar vervalt.
Hoofdstuk 15 Toetreding, wijziging en opheffing
Toetreding van een nieuwe deelnemer kan plaatsvinden bij daartoe strekkende besluiten van alle deelnemers.
Voorafgaand aan een besluit tot uittreding, maken de raden en colleges van de deelnemende gemeente het voornemen tot uittreding kenbaar aan het algemeen bestuur. Direct na het kenbaar maken van het voornemen tot uittreding, wordt conform artikel 43 gestart met het opstellen van een concept- uittredingsplan met daarin de financiële, juridische, personele en organisatorische gevolgen van de uittreding alsmede een voorlopige uittreedsom.
De gevolgen voor de eigendomspositie van, of de zakelijke rechten op, de gronden van het recreatieschap zullen door de projectgroep als bedoeld in artikel 43, bij de voorbereiding van het concept- uittredingsplan buiten beschouwing worden gelaten. De deelnemende gemeenten onderhandelen hier zelf over en de uitkomst hiervan zal als bijlage worden toegevoegd aan het concept-uittredingsplan.
De deelnemende gemeente die wenst uit te treden heeft na ontvangst van het concept- uittredingsplan en de voorlopige uittreedsom, de mogelijkheid definitief uit het recreatieschap te treden bij daartoe strekkend besluit, dat binnen twee weken nadat het is genomen aan het algemeen bestuur wordt toegezonden. De procedure voor uittreding vangt aan de dag nadat het algemeen bestuur het besluit heeft ontvangen.
Alvorens het dagelijks bestuur het voorstel voor het uittredingsplan ter vaststelling zendt aan het algemeen bestuur, zendt het dagelijks bestuur het voorstel voor het concept- uittredingsplan aan de raden van de deelnemende gemeenten. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen gedurende acht weken na verzending van het voorstel hun zienswijzen over het voorstel voor het concept-uittredingsplan bij het dagelijks bestuur indienen. Het dagelijks bestuur voegt de ingediende zienswijzen bij het voorstel voor het concept- uittredingsplan dat het dagelijks bestuur zendt aan het algemeen bestuur.
Alvorens het dagelijks bestuur het voorstel voor het uittredingsplan ter vaststelling zendt aan het algemeen bestuur, zendt het dagelijks bestuur het voorstel voor het uittredingsplan toe aan de raden van de deelnemende gemeenten. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen gedurende acht weken hun zienswijzen over het voorstel bij het dagelijks bestuur indienen. Het dagelijks bestuur voegt de ingediende zienswijzen bij het voorstel dat het dagelijks bestuur zendt aan het algemeen bestuur.
Uiterlijk 8 maanden na ontvangst van het definitieve besluit tot uittreding stelt het algemeen bestuur het uittredingsplan met daarin de uittreedsom vast. Het algemeen bestuur baseert de berekening van de definitieve uittreedsom op de systematiek als bedoeld in het tweede lid en op een gemiddelde van de jaarrekeningen van de voorafgaande vier begrotingsjaren.
De voorlopige respectievelijk definitieve uittreedsom bestaat uit een vergoeding ter compensatie van directe kosten van uittreding (frictiekosten en desintegratiekosten), verminderd met het aandeel van de uittredende deelnemende gemeente in het eigen vermogen minus de bestemmingsreserves van het recreatieschap op de datum van uittreding.
Onder desintegratiekosten wordt verstaan alle kosten direct dan wel toekomstig te maken dan wel te dragen door de regeling die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer, ontstaan als direct gevolg van de uittreding. Onder desintegratiekosten wordt mede verstaan alle kosten uit overige verplichtingen, zoals de afbouw van risico's alsmede de door deelnemende gemeenten aangegane langlopende contractuele betalingsverplichtingen.
Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op kosten te dragen door het recreatieschap die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico's daarbij inbegrepen, ontstaan binnen een periode van 5 jaar vanaf het moment van uittreding als direct gevolg van de uittreding.
Het recreatieschap brengt alle frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van het eigen vermogen van de uittredende deelnemende gemeente minus de bestemmingsreserves van de regeling zoals genoemd in lid 1, in rekening bij de uittredende deelnemende gemeente. De uittredende deelnemende gemeente is verplicht tot betaling van de definitieve uittreedsom, op de wijze zoals genoemd in artikel 49.
De raming en berekening van de kosten voor uittreding worden gebaseerd op de feiten en omstandigheden die bekend waren op het moment van de daadwerkelijke uittreding. Beleidswijzigingen, wijziging van economische omstandigheden en wijziging van inzichten die zich voordoen of opkomen na het moment van de daadwerkelijke uittreding kunnen niet worden betrokken bij de bepaling van de hoogte van de uittreedsom.
Feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan na het moment van daadwerkelijke uittreding kunnen niet leiden tot wijziging van de hoogte van de uittreedsom, tenzij de uitgetreden deelnemende gemeente dan wel het algemeen bestuur kan aantonen dat de hoogte van de uittreedsom anders zou zijn bepaald indien:
De tussen de deelnemende gemeenten bestaande verhoudingen en afspraken met betrekking tot milieuproblematiek, waaronder bodemverontreiniging, zullen gedurende een periode van 30 jaren ongewijzigd gecontinueerd worden, als waren zij nog gezamenlijk deelnemende gemeenten aan het recreatieschap. Het vorenstaande geldt voor wat betreft besluitvorming ten aanzien van vraagstukken betreffende milieuproblematiek, als ook financiële inbreng van de deelnemende gemeenten met betrekking tot de aan dit onderwerp verbonden kosten, voor zover die voor rekening en risico van het recreatieschap komen en voor zover de bestemmings- en algemene reserves bezien vanuit de reservepositie van het recreatieschap, niet toereikend zijn om die schade (geheel of gedeeltelijk) te dekken.
Na uittreding van de uittredende deelnemende gemeente, zal de regeling gewijzigd dienen te worden conform artikel 40 van deze regeling.
Het recreatieschap is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittreedsom zo laag mogelijk te houden. Het voorgaande behoeft niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het algemeen bestuur van het besluit tot uittreding van de deelnemende gemeente.
De vertegenwoordiger van de uittredende deelnemende gemeente in het algemeen bestuur, houdt gedurende de periode vanaf het besluit tot uittreding tot de daadwerkelijke uittreding, bij de beraadslaging en besluitvorming door het algemeen bestuur rekening met de belangen van het recreatieschap zoals deze zich kunnen voordoen vanaf het moment van daadwerkelijke uittreding. Indien nodig onthoudt deze vertegenwoordiger zich van beraadslaging en besluitvorming.
Bij de voorbereiding van het concept uittredingsplan biedt het algemeen bestuur de uitredende deelnemende gemeente de keuze tussen een betaling van de uittreedsom in een aantal termijnen of voor betaling van de uittreedsom in één keer. In het uittredingsplan bepaalt het algemeen bestuur conform de voorkeur van de uittredende deelnemende gemeente of de uittredende deelnemende gemeente de uittreedsom in een aantal termijnen (het aantal termijnen zal naar redelijkheid door het algemeen bestuur bepaald worden) of in één keer dient te betalen. In geval van betaling in één termijn, dient die betaling binnen 6 maanden na uittreding plaats te vinden.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Nissewaard van woensdag 27 maart 2024
de plv. griffier,
drs. R.V. Schouten
de voorzitter,
mr. F. van Oosten
Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Voorne aan Zee van 18 april 2024
de griffier,
drs. A. (Ariette) Goslings
de voorzitter,
dr. J.P. ( Peter) Rehwinkel
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard op 5 maart 2024
de gemeentesecretaris,
drs. M. Visscher
de burgemeester
mr. F. van Oosten
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorne aan Zee op 27 februari 2024
de gemeentesecretaris,
R. (Rudie) Heintjes MCM
de burgemeester
dr. J.P. ( Peter) Rehwinkel
Bijlage A. Overzichtstekening werkingsgebied Recreatieschap Voorne-Putten, zoals bedoeld in artikel 1.
Dit artikel geeft een definitie van een aantal belangrijke begrippen die in de gemeenschappelijke regeling worden gebruikt. Ten aanzien van de definitie van deelnemende gemeenten wordt verwezen naar artikel 2, eerste lid waarin is bepaald dat de raden en de colleges van de deelnemende gemeenten samen het openbaar lichaam Recreatieschap Voorne-Putten vormen. Belangrijk uitgangspunt op grond van artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen (hierna Wgr) is dat een gemeenschappelijke regeling als zodanig niet wordt aangegaan door gemeenten, maar door de bestuursorganen van de betreffende gemeenten. In dit geval door de colleges en de raden van de deelnemende gemeenten.
In het eerste lid van dit artikel is bepaald dat de gemeenschappelijke regeling tevens een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam is ingevolge artikel 8, eerste lid Wgr. Een openbaar lichaam met rechtspersoonlijkheid kan zelfstandig privaatrechtelijke rechtshandelingen verrichten en vermogen bezitten.
In het tweede lid is bepaald dat het Recreatieschap drie bestuursorganen heeft, te weten het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
Het derde lid geeft aan welke taak en doelstelling het recreatieschap heeft. Een belangrijk uitgangspunt is dat de bevoegdheden die het recreatieschap uitoefent in overeenstemming moeten zijn met de geformuleerde taak en doelstelling.
Artikel 3 bepaalt dat een deelnemende gemeente het bestuur kan verzoeken de regeling te evalueren.
In artikel 4 en 5 is ingevolge artikel 30, eerste lid Wgr bepaald dat aan het bestuur van het recreatieschap alle bevoegdheden van regeling en bestuur worden toegekend ter vervulling van de taak en doelstelling van het schap. Overeenkomstig artikel 33 Wgr is hierbij bepaald dat alle bevoegdheden berusten bij het Algemeen Bestuur, tenzij in de gemeenschappelijke regeling en in de wet anders is bepaald. Ten aanzien van de bevoegdheden van het dagelijks bestuur moet rekening worden gehouden met artikel 33b Wgr waarin de bevoegdheden zijn opgesomd die in ieder geval toekomen aan het dagelijks bestuur. Voorts dient ook rekening te worden gehouden met de bevoegdheden die in de gemeenschappelijke regeling zijn toegekend aan het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.
Ingevolge artikel 22 eerste lid Wgr in samenhang met artikel 32a van de Gemeentewet dienen alle stukken die uitgaan van het bestuur naast de voorzitter mede te worden ondertekend door de secretaris. Het betreft dan o.a. besluiten van het bestuur waaronder met name de besluitenlijst. Deze bepaling heeft geen betrekking op uitgaande stukken waarvoor het bestuur mandaat heeft verleend.
In dit artikel is de samenstelling van het bestuur geregeld. De raad van elke deelnemende gemeente mag 3 leden in het algemeen bestuur benoemen. Ingevolge artikel 13 Wgr is de raad van een deelnemende gemeente bevoegd leden van het algemeen bestuur te benoemen en mogen als leden uitsluitend collegeleden (inclusief de burgemeester) en raadsleden benoemd worden. De raad kan tevens een plaatsvervangend lid benoemen die het benoemde lid bij verhindering of ontstentenis kan vervangen. Aangezien de leden van het algemeen bestuur benoemd worden als vertegenwoordiger met "last en ruggespraak" van de deelnemende gemeente, heeft de raad ook ingevolge artikel 13 Wgr de bevoegdheid om het lid dat zij benoemd hebben te ontslaan indien deze het vertrouwen niet meer heeft van de raad. Voorts is in artikel 13 Wgr ook bepaald dat het lidmaatschap van het algemeen bestuur van rechtswege komt te vervallen indien met ophoudt wethouder of raadslid te zijn. Nadat het lidmaatschap van het algemeen bestuur is beëindigd, is de raad van een deelnemende gemeente gehouden om in de eerstvolgende vergadering een nieuwe lid te benoemen.
Ingevolge artikel 22 Wgr moet het algemeen bestuur tenminste tweemaal per jaar vergaderen. Uiteraard is het algemeen bestuur vrij om frequenter te vergaderen. Voorts is in dit artikel ingevolge artikel 22 Wgr in samenhang met artikel 17 Gemeentewet bepaald dat het algemeen bestuur vergadert indien de voorzitter daarom verzoekt dan wel tenminste een vijfde van het aantal leden van het algemeen bestuur.
De artikelen 10 en 11 regelen de werkwijze rond de vergaderingen van het algemeen bestuur.
Ingevolge artikel 22 eerste lid Wgr in samenhang met artikel 17 Gemeentewet is in artikel 10 bepaald dat het algemeen bestuur voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vaststelt. De eerste vier leden van artikel 11 vloeien voort uit het bepaalde in artikel 22 in samenhang met bepalingen in de Gemeentewet. Uit oogpunt van lokaal verlengd bestuur zijn in artikel 22 Wgr veel bepalingen in de Gemeentewet omtrent de vergaderingen van de raad van overeenkomstige toepassing verklaard op de vergaderingen van het algemeen bestuur.
Het algemeen bestuur kan regels stellen over de vergoedingen aan de leden van het bestuur
Voor wat betreft de vergoeding en tegemoetkoming aan een bestuurslid bepaalt artikel 21 Wgr dat deze in redelijke verhouding dient te staan tot de aan het lidmaatschap verbonden werkzaamheden, mede rekening houdende met de vergoeding voor werkzaamheden welke het bestuurslid ontvangt uit hoofde van zijn lidmaatschap van het aan de regeling deelnemende bestuursorgaan. Artikel 99 van de Gemeentewet bepaalt voorts dat naast hetgeen de bestuursleden krachtens het eerste lid is toegekend, zij geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van het recreatieschap mogen ontvangen. Voordelen ten laste van het recreatieschap, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, genieten de bestuursleden slechts voor zover het algemeen bestuur dit bij een door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties goedgekeurde verordening bepalen.
Dit artikel regelt de verantwoordings- en informatieplicht vanuit het bestuur van het recreatieschap aan de raden van de deelnemende gemeenten. Ingevolge artikel 16 Wgr heeft een lid van het algemeen bestuur een informatie- en een verantwoordingsplicht jegens de raad die hem benoemd heeft. Het bestuur van het recreatieschap heeft ingevolge artikel 17 Wgr uitsluitend een informatieplicht jegens de raden van de deelnemers. Dit betekent dat het bestuur als zodanig niet ter verantwoording kan worden geroepen door de raden van de deelnemers. In het derde lid is bepaald dat bij het verstrekken van informatie overeenkomstig artikel 16, vijfde lid Wgr ook eventuele opgelegde geheimhouding in acht moet worden genomen.
Dit artikel regelt de samenstelling van het dagelijks bestuur. Ingevolge artikel 14 Wgr worden de leden van het dagelijks bestuur benoemd door en uit het algemeen bestuur. Alle deelnemende gemeenten zijn in dagelijks bestuur vertegenwoordigd met één lid. Bij verhindering of ontstentenis is er sprake van collegiale vervanging en wordt een lid van het dagelijks bestuur vervangen door een ander lid van het dagelijks bestuur.
Dit artikel regelt de inlichtingen- en verantwoordingsplicht voor het dagelijks bestuur en leden van het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur en aan de raden van de deelnemende gemeenten. Ingevolge artikel 17 Wgr heeft het dagelijks bestuur een informatieplicht aan de raden van de deelnemende gemeenten. Ingevolge artikel 19a Wgr heeft het dagelijks bestuur een informatie- en verantwoordingsplicht aan het algemeen bestuur. Het dagelijks bestuur heeft dus geen verantwoordingsplicht aan de raden van de deelnemende gemeenten.
Omdat de leden van het dagelijks bestuur door en uit het algemeen bestuur worden aangewezen eindigt van het rechtswege het lidmaatschap van het dagelijks bestuur indien men ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur. Verwezen wordt naar de toelichting bij artikel 7.
Dit artikel bepaald dat het dagelijks bestuur de bevoegdheid heeft om voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast te stellen. In tegenstelling tot het algemeen bestuur geldt voor het dagelijks bestuur geen wettelijke verplichting om een reglement van orde vast te stellen.
Dit artikel regelt de stemverhoudingen in het dagelijks bestuur en bevat ook een aantal bepalingen ten aanzien van de vergaderingen van het dagelijks bestuur. In tegenstelling tot het algemeen bestuur bevat de Wgr geen dwingende bepalingen ten aanzien van de vergaderingen van het dagelijks bestuur. In het eerste lid is bepaald dat de vergaderingen van het dagelijks bestuur in principe besloten zijn, met mogelijkheid van het dagelijks bestuur om een vergadering of gedeelte van een vergadering openbaar te verklaren. In het tweede lid is bepaald dat alle leden (of diens plaatsvervangers) aanwezig moeten zijn voordat de vergadering kan worden geopend. Door het vierde en vijfde lid van artikel 11 van overeenkomstige toepassing te verklaren heeft bij onvoldoende quorum de voorzitter de bevoegdheid om een tweede oproep te plaatsen voor een extra vergadering zonder quorum. Het derde lid bepaalt dat besluiten plaatsvinden bij unanimiteit. Tot slot bepaalt het vierde lid dat alle leden van het dagelijks bestuur één stem hebben, behoudens het lid van de deelnemende gemeente waaruit de voorzitter niet afkomstig is. Om het aantal stemmen per deelnemende gemeente gelijk te houden, heeft laatstbedoeld lid twee stemmen.
Het dagelijks bestuur geeft dagelijks leiding aan het recreatieschap en bereidt alle zaken voor die in het algemeen bestuur worden besproken en waarvoor het algemeen bestuur dient te beslissen. Daaronder hoort ook het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur. Daarnaast heeft het dagelijks bestuur een zelfstandige bevoegdheid om besluiten te nemen, waarbij met name verwezen kan worden naar artikel 33b Wgr. De bevoegdheden die in laatstgenoemd artikel staan zijn overgenomen in artikel 19. Een van de belangrijkste bevoegdheden voor het dagelijks bestuur is de bevoegdheid om te besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen zoals het inkopen van goederen en diensten, grondaankopen en het vestigen van zakelijke rechten.
Het bestuur van de gemeenschappelijke regeling heeft een actieve informatieplicht over wat er binnen de regeling speelt. Deze informatieplicht komt overeen met de informatieplicht die het college van B&W heeft ten opzichte van de gemeenteraad. Dit artikel regelt, in aanvulling op artikel 13 waarin het verstrekken van gevraagde inlichtingen is geregeld, op welke wijze ook ongevraagde inlichtingen worden verstrekt aan de raden van de deelnemende gemeenten conform artikel 17 tweede lid Wgr. De inlichtingen dienen bij te dragen aan de juiste uitoefening van de van de taken van de raden van de deelnemende gemeenten.
In dit artikel is geregeld ten aanzien van welke besluiten het bestuur beslist of de mogelijkheid tot burgerparticipatie wordt geboden en op welke wijze. Het vierde lid van artikel 21 regelt ten aanzien van welke besluiten er geen mogelijkheid tot participatie wordt geboden.
Deze artikelen regelen de aanwijzing van de voorzitter van het recreatieschap en de taken van de voorzitter. De voorzitter van het recreatieschap is ingevolge artikel 12, derde lid Wgr tevens voorzitter en lid van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur. In artikel 22, derde lid is tevens de bevoegdheid opgenomen om een of meer plaatsvervangend voorzitters te benoemen.
Het Algemeen bestuur benoemt een secretaris van het recreatieschap die het bestuur en ingestelde commissies bijstaat in de werkzaamheden en kan instructies voor hem vaststellen.
Artikel 25 Wgr regelt dat het algemeen bestuur tevens bestuurscommissies kan instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen indien de regeling dit mogelijk maakt. In artikel 25 is daartoe in de regeling de bevoegdheid voor het algemeen bestuur opgenomen. Aan deze commissies, indien ingesteld, kan het algemeen bestuur tevens bepaalde bevoegdheden delegeren. Om de kenbaarheid rond de bevoegdheden en de werkwijze van deze commissies te verduidelijken is de tekst van artikel 25 Wgr hier grotendeels overgenomen. Een bestuurscommissie mag echter geen territoriaal karakter hebben.
Hiermee wordt voorkomen dat een extra bestuurslaag ontstaat.
De bevoegdheid voor het algemeen bestuur om adviescommissies in stellen vloeit voort uit artikel 24 Wgr. Hiervoor hoeft in de regeling in tegenstelling tot bestuurscommissies geen bevoegdheid te worden opgenomen.
Conform artikel 10 vijfde en zesde lid van de Wgr, regelt dit artikel welke besluiten voor zienswijzen voorgelegd worden aan de raden van de deelnemende gemeenten. Hiermee wordt bereikt dat dat gemeenten hun opvatting kenbaar kunnen maken over bepaalde voorgenomen besluiten voordat het besluit is genomen. Onderhavige verplichting om zienswijze te vragen aan de raden bij besluiten aangaande ingrijpende ruimtelijke wijzigingen, geldt naast de verplichting om zienswijze te vragen voor de begrotingsprocedure (artikel 34) alsmede naast de verplichting om zienswijze te vragen voor het voorstel (concept-) uittredingsplan (artikel 43 en 44). Met 'besluiten aangaande ingrijpende ruimtelijke wijzigingen van het recreatieschap' worden besluiten bedoeld die ten aanzien van het recreatieschap of ten aanzien van belanghebbenden, veranderingen met veel effect voor de omgeving tot gevolg hebben.
Op grond van artikel 27 heeft het algemeen bestuur de bevoegdheid om ten behoeve van de uitoefening van de taak van het recreatieschap verordeningen vast te stellen. Onderscheid kan gemaakt worden tussen zogenaamde interne verordeningen zoals een financiële verordening of een archiefverordening en verordeningen met externe werking zoals een algemeen verbindend voorschrift. Wat betreft verordeningen met externe werking dat wil zeggen verordeningen tevens inhoudende algemeen verbindende voorschriften is in artikel 28, eerste lid bepaald dat de ontwerpverordening eerst naar de deelnemers moet worden toegezonden. Op deze wijze kunnen de zienswijzen van de deelnemers in de besluitvorming kan worden meegenomen. Ten aanzien van het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften kan er namelijk overlap plaats vinden met algemeen verbindende voorschriften die al zijn vastgesteld door de deelnemende gemeenten zoals een Algemene Plaatselijke Verordening. In dat kader heeft het algemeen bestuur ingevolge artikel 25 en artikel 30, derde lid Wgr de bevoegdheid om te bepalen dat een verordening van het recreatieschap in de plaats treedt van een verordening van een deelnemende gemeente.
Artikel 30, 31 en 32 is de neerslag van de financiële administratie en de controle zoals dat in hoofdstuk XIV van de Gemeentewet is geregeld. Het betreft o.a. het vaststellen van een verordening voor het beleid, beheer en organisatie van de financiën van het recreatieschap.
De procedure rond het vaststellen van de begroting en de jaarrekening is geregeld in de artikelen 34 t/m 35 Wgr en is omwille van de kenbaarheid in de artikelen 33, 34 en 35 zoveel mogelijk integraal overgenomen. De gemeente Nissewaard beschikt op grond van artikel 33, tweede lid, over een doorslaggevende stem bij het vaststellen van de begroting.
Artikel 36, eerste lid, regelt het algemene beginsel dat de gemeenten garant staan voor voldoende middelen om aan haar verplichtingen te kunnen voldoen.
Voor zover sprake is van een nadelig exploitatiesaldo wordt dit ten laste gebracht van de deelnemende gemeenten volgens een verdeelsleutel naar rato van het aantal inwoners per gemeente. Het inwoneraantal wordt bepaald aan de hand van de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) per 31 december van het jaar waarin de begroting wordt vastgesteld waaruit het exploitatiesaldo blijkt (t-1 ).
Om te zorgen dat het recreatieschap op elk moment beschikt over voldoende financiële middelen om te kunnen voldoen aan haar verplichtingen is in artikel 36, tweede lid, bepaald dat de deelnemende gemeenten op twee momenten in het jaar voorzien in 50% van de in de begroting van het betreffende jaar opgenomen voor hen geldende bijdragen.
Artikel 9 Wgr bepaalt dat een voor onbepaalde tijd getroffen gemeenschappelijke regeling, zoals het geval bij deze regeling, bepalingen dient in te houden omtrent wijziging, opheffing, toetreding en uittreding. Daarin is in de artikelen 38 t/m 49 voorzien. Van belang daarbij is dat voor wijziging een gewone meerderheid en voor opheffing unanimiteit is vereist. Tot de toetreding van een nieuwe deelnemer kan worden besloten bij unaniem besluit van deelnemende gemeenten van het recreatieschap. In het geval van opheffing van de regeling regelt het opheffingsbesluit de gevolgen van de opheffing voor de deelnemende gemeenten. Het algemeen bestuur is belast met de liquidatie waaronder de vereffening van het vermogen. Voorts zijn niet alleen de gevolgen van uittreding vastgelegd, maar ook de voorwaarden waaronder een deelnemer kan uittreden.
Dit artikel bevat de officiële citeertitel van de gemeenschappelijke regeling alsmede regels over de bekendmaking en inwerkingtreding
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-270369.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.