Gemeenteblad van Tubbergen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Tubbergen | Gemeenteblad 2024, 266165 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Tubbergen | Gemeenteblad 2024, 266165 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Tubbergen 2024
Burgemeester en wethouders van Tubbergen;
Gelet op de artikelen 4.9 derde lid, 4.11 tweede en achtste lid, 5.5 zesde lid, 5.6 zesde lid, 6.3 tweede lid en 7.2 eerste lid van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tubbergen 2024;
gelet op artikel 4.4 zesde lid van de Verordening jeugdhulp gemeente Tubbergen 2024;
overwegende dat het gewenst is de bedragen die gelden en nadere regels vast te stellen ter uitvoering van deze verordeningen;
Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Tubbergen 2024
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
Alle begrippen die in dit Financieel besluit worden gebruikt en niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de daarop gebaseerde lagere regelgeving, de Verordeningen Wmo 2015 en Jeugdhulp, de Nadere regels en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
HOOFDSTUK 2 MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING
Artikel 2.2 Huishoudelijke ondersteuning
Het persoonsgebonden budget dat wordt besteed aan een ondersteuner anders dan een persoon genoemd in het eerste lid, wordt vastgesteld op basis van het uurloon van de hoogste periodiek behorend bij hulp bij het huishouden van de geldende cao VVT te vermeerderen met vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren. Op basis hiervan gelden de volgende bedragen gelden vanaf:
Artikel 2.3 Begeleiding individueel
Per 1 januari 2025 wordt het persoonsgebonden budget dat wordt besteed aan een persoon uit het sociaal netwerk of een andere ondersteuner dan genoemd in het eerste lid vastgesteld op basis van het uurloon van de hoogste periodiek bij FWG30, volgens de geldende cao VVT te vermeerderen met vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren.
Artikel 2.4 Groepsgewijze begeleiding en vervoer
Het persoonsgebonden budget dat wordt besteed aan een persoon uit het sociaal netwerk, die de geïndiceerde groepsgewijze begeleiding individueel biedt, bedraagt € 24,44 per dagdeel op basis van een door het college goedgekeurde overeenkomst. In de overeenkomst staat een tijdsindicatie op grond waarvan het uurloon wordt betaald, maar niet meer dan het bedrag per (geïndiceerd) dagdeel genoemd in de eerste zin van dit lid.
Het persoonsgebonden budget dat wordt besteed aan een ZZP’er, die de geïndiceerde groepsgewijze begeleiding individueel biedt, bedraagt niet meer dan het bedrag genoemd in het eerste lid op basis van een door het college goedgekeurde overeenkomst. In de overeenkomst staat een tijdsindicatie op grond waarvan een uurloon wordt betaald maar niet meer dan het bedrag per (geïndiceerd) dagdeel.
Artikel 2.5 Wonen en verblijf (kortdurend verblijf)
Tot 1 januari 2025 bedraagt het persoonsgebonden budget dat wordt besteed aan een persoon uit het sociaal netwerk of die niet als professional wordt aangemerkt, die het kortdurend verblijf aan één budgethouder biedt, € 24,44 per etmaal op basis van een door het college goedgekeurde overeenkomst. In de overeenkomst staat een tijdsindicatie op grond waarvan een uurloon wordt betaald maar niet meer dan het bedrag per (geïndiceerd) etmaal genoemd in de eerste zin van dit lid.
Het persoonsgebonden budget dat wordt besteed aan een ZZP’er, die het kortdurend verblijf aan één budgethouder biedt, bedraagt niet meer dan het bedrag genoemd in het eerste lid op basis van een door het college goedgekeurde overeenkomst. In de overeenkomst staat een tijdsindicatie op grond waarvan een uurloon wordt betaald maar niet meer dan het bedoelde bedrag per (geïndiceerd) dagdeel.
Artikel 2.6 Financiële tegemoetkoming
De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten bedraagt:
per 1 januari 2024 maximaal € 7.156 en per 29 februari 2024 maximaal € 7.428 gebaseerd op het bedrag van de Regeling minimumbijdrage verhuis- en inrichtingskosten bij renovatie. Het betreft de kosten in verband met het primaat van verhuizen als bedoeld in artikel 3.4, tweede lid, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tubbergen 2024.
De financiële tegemoetkoming voor huurderving als bedoeld in artikel 4.11 tweede lid van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tubbergen 2024 bedraagt niet meer dan de werkelijke kosten tot een maximum van het huurbedrag waarvoor huurtoeslag kan worden toegekend. Daarbij geldt dat:
In de pilot met Woningstichting Tubbergen met betrekking tot het aanhouden van woningen voor inwoners met ernstig medische beperkingen geldt de volgende financiële tegemoetkoming voor Woningstichting Tubbergen voor huurderving als bedoeld in artikel 4.11 tweede lid van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tubbergen 2024 (enkel voor de looptijd van de pilot):
Artikel 2.7 Bezoekbaar maken van de woning
De maximale tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken van de woning bedraagt € 1.500,00.
Artikel 3.1 Individuele jeugdhulp
Artikel 3.2 Groepsgewijze jeugdhulp en vervoer
Het persoonsgebonden budget dat wordt besteed aan een persoon uit het sociaal netwerk of een andere hulpverlener dan genoemd in het eerste lid, die de geïndiceerde groepsgewijze jeugdhulp individueel biedt, bedraagt € 24,44 per dagdeel op basis van een door het college goedgekeurde overeenkomst. In de overeenkomst staat een tijdsindicatie op grond waarvan het uurloon wordt betaald maar niet meer dan het tarief per (geïndiceerd) dagdeel genoemd in de eerste zin van dit lid.
Het persoonsgebonden budget dat wordt besteed aan een ZZP’er, die de geïndiceerde groepsgewijze jeugdhulp individueel biedt, bedraagt niet meer dan het toepasselijke tarief genoemd in het eerste lid op basis van een door het college goedgekeurde overeenkomst. In de overeenkomst staat een tijdsindicatie op grond waarvan een uurloon wordt betaald maar niet meer dan het bedoelde tarief per (geïndiceerd) dagdeel.
Het persoonsgebonden budget dat wordt besteed aan een persoon uit het sociaal netwerk, die het geïndiceerde wonen en verblijf individueel biedt, bedraagt € 24,44 per etmaal op basis van een door het college goedgekeurde overeenkomst. In de overeenkomst staat een tijdsindicatie op grond waarvan het uurloon wordt betaald, maar niet meer dan het tarief per etmaal genoemd in de eerste zin van dit lid.
Het persoonsgebonden budget dat wordt besteed aan een ZZP’er, die het geïndiceerde wonen en verblijf individueel biedt, bedraagt niet meer dan het toepasselijke tarief genoemd in het eerste lid op basis van een door het college goedgekeurde overeenkomst. In de overeenkomst staat een tijdsindicatie op grond waarvan een uurloon wordt betaald maar niet meer dan het bedoelde tarief per (geïndiceerd) etmaal.
Artikel 3.4 Vervoer wonen en verblijf door ouders
Indien naar oordeel van het college het vervoer van de jeugdige niet binnen de eigen mogelijkheden en het oplossend vermogen van de ouders valt en er sprake is van een noodzaak tot vervoer als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, van de Jeugdwet, dan kan het college aan de ouders een tegemoetkoming verstrekken voor het gebruik van:
Vastgesteld in het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen van 11 juni 2024.
De secretaris,
Ing. J.L.M. Scholten
de burgemeester,
drs. A.H. Postma
Toelichting Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp
Dit besluit geeft invulling aan de delegatiebepalingen zoals opgenomen in de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tubbergen 2024 en de Verordening jeugdhulp gemeente Tubbergen 2024. Het gaat voornamelijk om de bedragen die gelden in het geval de cliënt, ouders/jeugdige de geïndiceerde ondersteuning in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) ontvangen. Bij diensten (Jeugdwet en Wmo 2015) gelden gedifferentieerde tarieven. Dit besluit bepaalt tevens in welke gevallen de hoogte van het pgb in het toekenningsbesluit bekend wordt gemaakt.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Hoofdstuk 2 Maatschappelijke ondersteuning
In hoofdstuk 2 zijn de bepalingen neergelegd die betrekking hebben op besluiten die in het kader van de Wmo 2015 zijn genomen.
Artikel 2.1 Rolstoel, vervoersvoorziening en woonvoorziening
In dit artikel staan de regels over de hoogte van het pgb bij de genoemde hulpmiddelen. De hoogte van het pgb wordt in het toekenningsbesluit bekend gemaakt. Vaak gaat het om maandbedragen, namelijk wanneer de genoemde hulpmiddelen bij gecontracteerde aanbieders worden betrokken. Dit artikel regelt ook hoe het (maandelijkse) pgb afwijkend wordt vastgesteld in situaties waarin de cliënt het hulpmiddel aan wil schaffen of binnen de grenzen van de bestedingsvrijheid een ánder hulpmiddel wil aanschaffen. Bij aanschaf zal een maandelijks bedrag vaak niet toereikend zijn en kan worden voorzien in een éénmalig bedrag.
Artikel 2.2 Huishoudelijke ondersteuning
In dit artikel staan de bedragen genoemd voor huishoudelijke ondersteuning. Welk bedrag voor de vaststelling van de hoogte van het pgb van toepassing is, is afhankelijk van de derde aan wie het pgb wordt besteed. Het eerste lid gaat over professionals die in dienst zijn van een instelling.
Het tweede lid regelt waar het pgb, dat wordt besteed aan anderen dan bedoeld in het eerste lid, op wordt gebaseerd.
Artikel 2.3 Begeleiding individueel
In dit artikel staan de gedifferentieerde bedragen genoemd voor begeleiding individueel. Welk bedrag voor de vaststelling van de hoogte van het pgb van toepassing is, is afhankelijk van de derde aan wie het pgb wordt besteed.
Het pgb tarief dat wordt besteed aan een persoon uit het sociaal netwerk of een andere ondersteuner dan die in dienst is bij een professionele instelling of werkzaam is als ZZP’er (lid 2), wordt gebaseerd op het Wlz-tarief, met peildatum 1 januari van het betreffende jaar. Zie art. 5.22 lid 1 Regeling Langdurige Zorg. Op deze manier is bij een evt. overgang van cliënten van Wmo naar Wlz het tarief reeds gelijk. Met ingang van 1 januari 2025 wordt aangesloten op de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep.
Artikel 2.4 Groepsgewijze begeleiding en vervoer
In dit artikel staan de gedifferentieerde pgb-bedragen genoemd voor groepsgewijze begeleiding. Welk bedrag voor de vaststelling van de hoogte van het pgb van toepassing is, is afhankelijk van de derde aan wie het pgb wordt besteed.
Het pgb tarief dat wordt besteed aan een persoon uit het sociaal netwerk of een andere ondersteuner dan die in dienst is bij een professionele instelling of werkzaam is als ZZP’er (lid 2), wordt gebaseerd op het Wlz-tarief voor begeleiding individueel. Zie verder ook de toelichting onder art. 2.3.
Het kan voorkomen dat de cliënt het pgb voor een groepsgewijze indicatie gaat besteden aan een persoon uit zijn sociaal netwerk die de ondersteuning individueel biedt. De Svb beoordeelt de overeenkomst tussen de cliënt en de derde op de geldende arbeidsrechtelijke aspecten. Omdat ook voor ‘familieleden’ het Wml van toepassing is, zal de Svb alleen een overeenkomst goedkeuren waarin de omvang van de uren staat genoemd én het uurloon. Dat zou betekenen dat de hoogte van het pgb in die gevallen per uur moet worden vastgesteld. Dat is niet in overeenstemming met de hoofdregel dat het college niet meer verstrekt dan de goedkoopst passende bijdrage als genoemd in de verordening; de hoogte van het pgb is daar een afgeleide van. Voor groepsgewijze indicaties in natura ontvangt het college een factuur voor die specifieke dienst en niet op basis van een tijdsindicatie per cliënt zoals dat bij individuele begeleiding en huishoudelijke ondersteuning het geval is. In de praktijk zou dat betekenen dat de cliënt tegen het afkeuren van de hiervoor bedoelde overeenkomst door de Svb in bezwaar moet gaan. Immers, het afkeuren van overeenkomst is een besluit (RBROT:2018:5866). Het college wil de cliënt echter niet opzadelen met het voeren van dergelijke juridische procedures. Daarom is in dit lid bepaald dat ook het college (actief) goedkeuring moet geven aan de overeenkomst die de cliënt aangaat met de derde. Daarin moet -eenvoudig gezegd- een tijdsindicatie en een uurtarief zijn opgenomen welke overeenstemt met maximaal het toepasselijke bedrag in dit lid.
Ook kan het voorkomen dat het pgb voor groepsgewijze begeleiding en vervoer wordt besteed aan een ZZP’er die de ondersteuning individueel biedt. Ook in die gevallen bedraagt de hoogte van het pgb niet meer dan het percentage van het natura-tarief. Net als bij personen uit het sociaal netwerk (zie toelichting derde lid), geldt ook hier dat het college (actief) goedkeuring moet geven aan de overeenkomst die de cliënt aangaat met de derde. Daarin moet -eenvoudig gezegd- een tijdsindicatie en een uurtarief zijn opgenomen welke overeenstemt met het toepasselijke tarief.
Stelt het college de noodzaak van het vervoer vast, dan wordt de hoogte van het pgb bekend gemaakt in het toekenningsbesluit.
Artikel 2.5 Wonen en verblijf (kortdurend verblijf)
In het eerste lid staan twee bedragen genoemd die gelden voor kortdurend verblijf (professionals). Het tweede lid bepaalt het bedrag voor (kort gezegd) de niet-professionals. Ook bij deze indicatie kan het voorkomen dat de cliënt het pgb gaat besteden aan een persoon uit zijn sociaal netwerk of een ZZP’er die de ondersteuning individueel biedt. Het derde en vierde lid van dit artikel stellen regels aan de overeenkomst tussen de cliënt en de derde. Zie verder de toelichting bij artikel 2.4 derde en vierde lid van dit Besluit. Het vijfde lid bepaalt dat met ingang van 1 januari 2025 wordt aangesloten op de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep.
Artikel 2.6 Financiële tegemoetkoming
De tegemoetkoming voor gebruik van een (eigen) auto voor deelname aan het maatschappelijk verkeer genoemd in lid 1, onderdeel a, wordt gebaseerd op het algemene tarief dat de Belastingdienst hanteert voor de vergoeding van reiskosten. Verder spreekt dit artikel voor zich.
Artikel 2.7 Bezoekbaar maken van de woning
Betreft een bijdrage in de kosten die vanuit de Wmo niet verplicht is, maar waartoe het college heeft besloten die toch mogelijk te maken.
Artikel 2.8 Ritbijdrage en Reserveringstoeslag
De genoemde ritbijdragen zijn afgeleid van de reguliere kosten die eenieder maakt voor het gebruik van Openbaar Vervoer. Ook staat in dit artikel de hoogte van de reserveringstoeslag.
Artikel 2.9 Tegemoetkoming meerkosten sportvoorziening
Betreft een bijdrage in de kosten die vanuit de Wmo niet verplicht is, maar waartoe het college heeft besloten die toch mogelijk te maken.
In hoofdstuk 3 zijn de bepalingen neergelegd die betrekking hebben op besluiten die in het kader van de Jeugdwet zijn genomen.
Artikel 3.1 Individuele jeugdhulp
In dit artikel staan de gedifferentieerde bedragen genoemd voor individuele jeugdhulp. Welk bedrag voor de vaststelling van de hoogte van het pgb van toepassing is, is afhankelijk van de derde aan wie het pgb wordt besteed. Het pgb bedrag dat wordt besteed aan een persoon uit het sociaal netwerk of een andere hulpverlener dan die in dienst is bij een professionele instelling of werkzaam is als ZZP’er (lid 2), wordt gebaseerd op het Wlz-tarief, met peildatum 1 januari van het betreffende jaar. Zie art. 5.22 lid 1 Regeling Langdurige Zorg. In het derde lid staan alleen de bedragen genoemd als de derde een professional is. De jeugdhulp als bedoeld in dit lid bestaat namelijk (mede) uit behandeling, die kan niet door een persoon uit het sociaal netwerk of de ouder worden geboden. Dit gelet op het ontbreken van voldoende professionele distantie.
Artikel 3.2 Groepsgewijze jeugdhulp en vervoer
In dit artikel staan de gedifferentieerde bedragen genoemd voor groepsgewijze jeugdhulp. Welk bedrag voor de vaststelling van de hoogte van het pgb van toepassing is, is afhankelijk van de derde aan wie het pgb wordt besteed. Het pgb tarief dat wordt besteed aan een persoon uit het sociaal netwerk of een andere ondersteuner dan die in dienst is bij een professionele instelling of werkzaam is als ZZP’er (lid 2), wordt gebaseerd op het Wlz-tarief voor begeleiding individueel. Zie de toelichting onder art. 2.3. Stelt het college de noodzaak van het vervoer vast, dan wordt de hoogte van het pgb bekend gemaakt in het toekenningsbesluit.
Ook hier kan het voor komen dat de jeugdige/ouder(s) het pgb voor een groepsgewijze indicatie gaat besteden aan een persoon uit zijn sociaal netwerk die de ondersteuning individueel biedt. Het derde lid van dit artikel stelt regels aan de overeenkomst tussen de jeugdige/ouder(s) en de derde. Zie verder uitgebreide toelichting bij artikel 2.4 derde lid van dit besluit.
Ook kan het voor komen dat het pgb voor groepsgewijze jeugdhulp en vervoer wordt besteed aan een ZZP’er die de ondersteuning individueel biedt. Ook in die gevallen bedraagt de hoogte van het pgb niet meer dan het percentage van het natura-tarief. Net als bij personen uit het sociaal netwerk (zie toelichting derde lid), geldt ook hier dat het college (actief) goedkeuring moet geven aan de overeenkomst die de cliënt aangaat met de derde. Daarin moet -eenvoudig gezegd- een tijdsindicatie en een uurtarief zijn opgenomen welke overeenstemt met het toepasselijke bedrag.
In dit artikel staan de gedifferentieerde pgb-bedragen genoemd voor wonen en verblijf. Welk bedrag voor de vaststelling van de hoogte van het pgb van toepassing is, is afhankelijk van de derde aan wie het pgb wordt besteed.
Ook bij deze indicatie kan het voor komen dat de jeugdige/ouder(s) het pgb gaat besteden aan een persoon uit zijn sociaal netwerk of een ZZP’er die het wonen en verblijf (logeren) individueel biedt. Het derde en vierde lid van dit artikel stellen regels aan de overeenkomst tussen de jeugdige/ouder(s) en de derde. Zie verder de uitgebreide toelichting bij artikel 2.4 derde lid en artikel 3.2 vierde lid van dit besluit.
Stelt het college de noodzaak van het vervoer vast, dan wordt de hoogte van het pgb bekend gemaakt in het toekenningsbesluit. De hoogte wordt vastgesteld op basis van ten minste één offerte bij de gecontracteerde vervoerders voor maatwerkvervoer.
Artikel 3.4 Vervoer wonen en verblijf door ouders
Afhankelijk van de individuele situatie kan het college zich op het standpunt stellen dat het vervoer van de jeugdige van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden onder de eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen valt als bedoeld in de wet. Dat wil zeggen de ouders kunnen hun kind zelf brengen en halen. Is daar geen sprake van én stelt het college vast dat er een noodzaak is tot vervoer, dan kan aan ouders een tegemoetkoming in de kosten worden toegekend. De tegemoetkoming voor het gebruik van een (eigen) auto wordt daarbij gebaseerd op het algemene tarief dat de Belastingdienst hanteert voor de vergoeding van reiskosten.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-266165.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.