Beleidsregel exploitatievergunningen gemeente IJsselstein 2024

 

Inleiding

Voor horecabedrijven in de gemeente (de zogenoemde ‘openbare inrichtingen’) geldt op grond van de Algemene plaatselijke verordening (APV) een vergunningplicht. Dat is de zogenoemde exploitatievergunning. Met deze vergunning wordt beoogd te voorkomen dat het woon- en leefklimaat of de openbare orde in de omgeving van het horecabedrijf ontoelaatbaar nadelig wordt beïnvloed.

Deze beleidsregel beschrijven we hoe wordt beoordeeld of de exploitatievergunning al dan niet wordt verleend.

 

Juridisch kader

Artikel 2:28 van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente

 

Beleidsafwegingen

Horeca-activiteiten bezorgen zowel plezier als overlast. Die overlast komt van de bezoekers (in- en uitlopen, rondhangen op straat, roken, (hard) praten/zingen, eten, afval op straat) maar ook vanuit de bedrijven zelf (muziekgeluid en stemgeluiden).

 

Als burgemeester moet ik bij het verlenen van vergunningen voor horecabedrijven een balans vinden tussen het bedrijfsbelang van de ondernemer en een goede woon- en leefomgeving rondom die bedrijven. Daarnaast moet ik er ook op letten dat de exploitant van het bedrijf aan minimale geschiktheidseisen voldoet en of er geen sprake is van mogelijke belemmeringen in het kader van ondermijning of criminaliteit.

 

Aanvraagprocedure

Er moet een exploitatievergunning worden aangevraagd in de volgende gevallen:

  • 1.

    Bij vestiging van een nieuwe openbare inrichting

Toelichting

Wanneer er een nieuwe openbare inrichting wordt geopend is het van belang dat tijdig een exploitatievergunning wordt aangevraagd. Het bedrijf mag pas open gaan als er een vergunning is.

  • 2.

    Bij overname van een bestaande openbare inrichting

Toelichting

Bij overname van een bestaande openbare inrichting is het noodzakelijk om een nieuwe exploitatievergunning aan te vragen. De vergunning is namelijk persoonsgebonden en daardoor niet overdraagbaar. De persoon van de exploitant speelt immers een belangrijke rol in de wijze van exploitatie en dus ook in de wijze waarop deze exploitatie het woon- en leefklimaat en de openbare orde beïnvloedt.

  • 3.

    Bij wijziging van de ondernemingsvorm

Toelichting

De exploitatievergunning is persoonsgebonden. Wanneer de rechtspersoon wijzigt, is dit ook een persoonswijziging waarvoor wijziging van de vergunning nodig is. Bijvoorbeeld wanneer een eenmanszaak wordt gewijzigd naar een vennootschap onder firma (vof) of naar een besloten vennootschap (bv).

 

Aanvraagformulier

Voor de aanvraag is een aanvraagformulier vastgesteld. Daarnaast geldt er ook een verplicht formulier in het kader van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob)

 

Beoordeling van de aanvraag

Bij iedere aanvraag ga ik:

  • 1.

    Advies inwinnen bij de politie

Toelichting

De politie beschikt over expertise op het gebied van handhaving van de openbare orde en veiligheid. Hun professionele inzichten helpen bij het identificeren van mogelijke risico's en problemen, zoals criminele activiteiten in de omgeving of de achtergrond van betrokken personen. Dit advies draagt bij aan een weloverwogen besluit over de verlening van de exploitatievergunning en draagt bij aan de bescherming van de openbare orde en veiligheid.

  • 2.

    Een onderzoek starten volgens de Wet Bibob

Toelichting

Deze wet stelt ons in staat om grondig onderzoek te doen naar de integriteit van de betrokken partijen bij de exploitatie van de openbare inrichting. Het doel van dit onderzoek is om te voorkomen dat de vergunning wordt misbruikt voor criminele activiteiten of dat de openbare orde en veiligheid in gevaar komt.

  • 3.

    Advies inwinnen bij relevante partners

Toelichting

Deze partners beschikken over expertises die behulpzaam zijn bij de beoordeling van de aanvraag. Dit zijn bijvoorbeeld partners zoals de omgevingsdienst en verkeerskundigen. Hun adviezen kunnen helpen bij het identificeren van risico's op het gebied van milieu en verkeer. Hierdoor kan een weloverwogen besluit worden genomen over de verlening van de exploitatievergunning, die zowel de belangen van de ondernemer als de woon- en leefomgeving waarborgt.

 

Beoordelingsgronden

Bij de beoordeling van de aanvraag houd ik er rekening mee:

  • 1.

    Dat door verlening van de vergunning de woon- en leefsituatie niet op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloedt

Toelichting

Vestiging van een nieuwe openbare inrichting heeft invloed op de leefbaarheid, karakter van de omgeving en het niveau van overlast. Om een goede balans te vinden tussen het bedrijfsbelang en de woon- en leefsituatie zal er gekeken worden naar de volgende aspecten:

 

  • Milieuaspecten (afval, geur en geluid)

  • Verkeersaspecten (bereikbaarheid en parkeren)

  • Straat- en wijkaspect (sociale dynamiek en het woonmilieu)

  • Bedrijfs- en inrichtingsaspect (aard en wijze van bedrijfsvoering)

Bij beoordeling van bovenstaande aspecten wordt er gekeken de inhoud van de aanvraag, zoals die is ingediend. Denk hierbij aan het bedrijfsplan en het publiek dat op de gelegenheid afkomt. Andere feiten zoals meldingen over bijvoorbeeld geur en geluid kunnen ook meegenomen worden in de besluitvorming. De houding van de exploitant en het personeel spelen ook een belangrijke rol. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het niet optreden tegen onwenselijk gedrag of het niet in gesprek gaan met buurtbewoners wanneer zij overlast ervaren. Ter ondersteuning kan advies worden gevraagd bij relevante partners. Deze kunnen bijvoorbeeld verkeers- en geluidsonderzoeken uitvoeren.

  • 2.

    De exploitant in enig opzicht van slecht levensgedrag is

Toelichting

Bij de beoordeling van iemands levensgedrag in relatie tot de gevraagde vergunning worden alle relevante gedragingen overwogen, ongeacht of er een strafrechtelijke veroordeling heeft plaatsgevonden. De hoogte van een eventuele straf is niet relevant, noch het feit of er vervolging heeft plaatsgevonden. Deze beoordeling vindt plaats binnen een bestuursrechtelijk kader, waarbij de strafrechtelijke bewijsregels niet van toepassing zijn. Het ontbreken van een strafrechtelijke veroordeling betekent niet automatisch dat bepaalde gedragingen niet hebben plaatsgevonden. Gedragingen die worden meegewogen zijn vaak strafbaar of beboetbaar , maar kunnen ook andere gedragingen omvatten die bestuursrechtelijk kunnen worden gesanctioneerd of bij de beoordeling betrokken.

 

Bij de beoordeling wordt doorgaans gekeken naar gedragingen van de laatste 5 jaar, maar er kan verder teruggekeken worden indien nodig, mits met een zwaardere motivering. Bijvoorbeeld als er sprake is van een patroon van gedragingen die op zichzelf niet negatief zijn, maar samen wel een negatief beeld kunnen opleveren.

Hierbij zijn in ieder geval de volgende gedragingen relevant:

 

  • geweldsdelicten;

  • drugsfeiten;

  • wapenbezit/gebruik;

  • overtreding van helingverboden;

  • overtredingen van de Wet op de Kansspelen en/of het Speelautomatenbesluit 2000;

  • gedragingen waaruit blijkt dat tijdens de exploitatie gevreesd moet worden dat aanwijzingen van de politie of toezichthouders van de gemeente niet nageleefd zullen worden;

  • discriminatie;

  • zedendelicten;

  • mensenhandel, witwaspraktijken, sociale zekerheidsfraude, arbeidsuitbuiting en fraude met arbeid gerelateerde subsidies, indien en voor zover deze gedragingen kennelijk gepleegd zijn in de uitoefening van een openbare inrichting;

  • gedragingen die hebben geleid tot opgelegde bestuurlijke of handhavingsmaatregel met betrekking tot een openbare inrichting, tenzij deze maatregelen op geen enkele wijze aan de te beoordelen persoon zijn te verwijten;

  • ordeverstoringen, waarbij de te beoordelen persoon betrokken was.

Gedragingen in verschillende categorieën zijn relevant voor de exploitatie van een openbare inrichting. Personen die bij dergelijke gedragingen betrokken zijn geweest, kunnen mogelijk niet verantwoord een openbare inrichting exploiteren. In de meeste gevallen zal één gedraging niet automatisch tot het oordeel van 'slecht levensgedrag' leiden, tenzij deze ernstig is. Het beoordelen van slecht levensgedrag voor vergunningen is afhankelijk van individuele omstandigheden. Soms kan één gedraging voldoende zijn, terwijl in andere gevallen meerdere gedragingen samen tot die conclusie leiden.

Hieronder volgt een niet-limitatieve opsomming van de belangrijkste informatiebronnen:

 

  • Informatie van de politie

  • Het Justitieel Documentatie Systeem

  • Handhavingsgegevens en overige gegevens waarover de gemeente beschikt, waaronder rapportages en bevindingen van BOA’s en toezichthouders

  • Informatie uit de Bibob -toets

  • Informatie uit openbare bronnen

  • Informatie van de Nederlandse Arbeidsinspectie

  • Informatie van de Belastingdienst

  • Informatie uit het Centraal insolventieregister

Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag nadat deze op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.

Vastgesteld op 5 juni 2024.

De burgemeester van IJsselstein,

mr. P.J.M. van Domburg

Naar boven