Interimbeleid Veehouderij Gemeente Nederweert

Aanleiding

Het buitengebied van gemeente Nederweert is constant aan verandering onderhevig en er komen veel ontwikkelingen op ons af. Zo heeft landelijk en provinciaal beleid een sterke invloed op de kansen en beperkingen die ontstaan in ons buitengebied. Zo wordt er op dit moment gewerkt aan het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) en de regionale uitwerking in de vorm van het LPLG (Limburgs Programma Landelijk Gebied). Deze programma’s hebben brede doelstellingen (bijv. broeikasgassen, waterkwaliteit, en biodiversiteit). Hoewel er denkrichtingen bestaan, zijn concrete handvatten op dit moment niet of nauwelijks aanwezig. Naast deze onduidelijkheid hebben de ontwikkelingen in de agrarische sector met veel stoppende bedrijven grote invloed op hoe ons buitengebied eruit komt te zien. Indien ondernemers aan de voorwaarden voldoen, kunnen zij zich aanmelden voor landelijke stoppersregelingen. Naast stoppersregelingen is de trend in het buitengebied dat er natuurlijke afname van agrarische bedrijven is. De afgelopen jaren zijn veel agrarische bedrijven gestopt met hun bedrijfsvoering. Redenen zijn onder andere marktomstandigheden, matige inkomensperspectieven, geen opvolger, hoge eisen vanuit regelgeving (vooral milieueisen) en gebrek aan financiële middelen voor noodzakelijke investeringen. Ook de samenleving stelt steeds meer eisen in termen van gezondheid, dierwelzijn en duurzaamheid.

 

Definitie en problematiek

Hoewel de toekomst in de agrarische sector onzeker is, staat de deze niet stil. Diverse agrariërs werken aan de doorontwikkeling van hun bedrijf en vragen daarbij waar nodig om planologische medewerking van de gemeente. Het gaat dan bijvoorbeeld om het gebruiken van bestaande afwijkingsmogelijkheden om stallen uit te breiden of om vormveranderingen en/of vergrotingen van agrarische bouwvlakken. Als dergelijke verzoeken worden getoetst aan voorheen geldend ruimtelijk beleid en wet- en regelgeving, biedt dat in veel gevallen juridisch-planologisch mogelijkheden om medewerking te verlenen. Tegelijkertijd bestaat het besef dat er forse opgaves liggen met betrekking tot de transitie van het buitengebied en dat de gevraagde planologische medewerking mogelijk niet, of slechts deels, aansluit op toekomstige beleidsdoelstellingen en wet- en regelgeving. Dit maakt dat voorheen geldend beleid de transitie van het landelijk gebied kan vertragen.

 

Beleidsruimte

Zoals hierboven aangegeven, dragen de huidige planologische kaders vaak niet of slechts deels bij aan de transitie van het landelijk gebied. Om deze bijdrage wél te kunnen leveren, moeten de kaders herzien of herijkt worden. Van belang is te kijken welke beleidsruimte er op dit moment ligt om dit te doen. Hiervoor moeten we onderscheid maken tussen uitbreidingen die:

 

  • 1.

    Binnen dat deel van het omgevingsplan passen dat voorheen viel onder het bestemmingsplan Buitengebied Nederweert;

  • 2.

    In beginsel in strijd zijn met dat deel van het omgevingsplan dat voorheen viel onder het bestemmingsplan Buitengebied Nederweert, maar waaraan op grond van het omgevingsplan via een wijzigingsbevoegdheid medewerking kan worden verleend;

  • 3.

    In strijd zijn met dat deel van het omgevingsplan dat voorheen viel onder het bestemmingsplan en niet binnen de wijzigingsbevoegdheid passen, waardoor er alleen buitenplans medewerking kan worden verleend.

Wanneer uitbreidingen passen binnen het omgevingsplan, moet gemeente Nederweert op dit moment vergunning verlenen. Er is dus geen beleidsruimte om in te grijpen in bestaande rechten. Hierbij kondigt de gemeente wel aan dat er planologische veranderingen gaan plaatsvinden binnen het toekomstig vast te stellen omgevingsplan. Door deze voorzienbaarheid kunnen bestaande rechten in de toekomst komen te vervallen.

 

Vergunningen voor uitbreidingen die voldoen aan de wijzigingsvoorwaarden uit het omgevingsplan kunnen in principe verleend worden. Echter, bij veranderede omstandigheden (zoals beleidsontwikkelingen) kan worden bepaald dat de uitbreiding in strijd is met goede ruimtelijke ordening. Hierin bestaat voor gemeente Nederweert dus beleidsruimte.

 

Beleidsruimte bestaat zonder meer voor uitbreidingen die in strijd zijn met het omgevingsplan, niet binnen de wijzigingsbevoegdheid passen en waarvoor alleen buitenplans medewerking kan worden verleend.

 

Gewenste situatie

Gezien de beschreven problematiek willen we met het ‘Interimbeleid Veehouderij Gemeente Nederweert’ alleen ruimte bieden aan uitbreidingen die een bijdrage leveren aan de transitie van het landelijk gebied. Het doel is om criteria te formuleren voor de beoordeling van nieuwe plannen van agrarische bedrijven. Hierdoor kan er perspectief worden geboden aan agrarische bedrijfsontwikkelingen die een bijdrage leveren aan de transitie van het buitengebied en het verminderen van emissies. De agrarische sector blijft namelijk erg belangrijk voor de ontwikkeling van het landelijk gebied en doelstellingen op onder andere het gebied van economie, maatschappij en natuurbeheer. Dit ‘Interimbeleid Veehouderij Gemeente Nederweert’ moet uitdrukkelijk beschouwd worden als tijdelijk toetsingskader ter overbrugging van de huidige impasse tussen geldende wet- en regelgeving en de besluitvorming over (en implementatie van) toekomstig beleid voor het landelijk gebied. Daarnaast is dit beleidsstuk alleen gericht op de uitbreidingen die niet binnen de bestaande planologische kaders passen. De bestaande planologische kaders worden herzien bij het vaststellen van het nieuwe omgevingsplan, waarbij bestaande rechten kunnen komen te vervallen.

 

Uit de impasse

 

Dit interimbeleid is er nadrukkelijk op gericht om uit de huidige impasse te komen in het buitengebied van gemeente Nederweert. Gemeente Nederweert is zich ervan bewust dat het interimbeleid op sommige vlakken strenger kan zijn dan voorgaand of toekomstig beleid. Dit is nodig om te voorkomen dat we later spijt krijgen van beslissingen die de opgaven in het buitengebied groter maken.

 

Niks doen is geen optie

 

De opgaven in het buitengebied van gemeente Nederweert zijn te groot om niks te doen. Niks doen leidt ertoe dat de opgaven groter en groter worden. Dit verkleint niet allen het perspectief van onze (agrarisch) ondernemers in het buitengebied, maar ook van de inwoners van gemeente Nederweert.

Artikel 1. Begripsbepaling

In dit beleidskader wordt verstaan onder:

 

Bestaand planologisch kader:

Het bestaand planologisch kader betreft het huidige Omgevingsplan van gemeente Nederweert. Binnenplanse afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden vallen binnen de bestaande planologische kaders.

 

Beste Beschikbare Technieken (BBT):

De meest doeltreffende methoden die technisch en economisch haalbaar zijn, om emissies en andere nadelige gevolgen voor het milieu van een bedrijf te voorkomen.

 

Buitengebied:

Gebied uit het omgevingsplan dat voorheen binnen het bestemmingsplan buitengebied viel.

 

College:

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nederweert.

 

Dorpskern

Een dorpskern is al het grondgebied dat zich binnen de bebouwde kom, zoals weergegeven in het omgevingsplan (voormalig geldend bestemmingsplan), bevindt.

 

Veehouderij:

Veehouderij verwijst naar agrarische bedrijven, intensief en niet-intensief, die zich bezighouden met het fokken, mesten, houden of verhandelen van dieren voor commerciële doeleinden zoals bijvoorbeeld vlees-, eieren- of zuivelproductie.

Latente ruimte:

Onder latente ruimte wordt het ongebruikte deel van de (natuur)vergunning verstaan.

 

Meetafstand:

De meetafstand houdt in dat het emissiepunt van de betreffende locatie buiten de opgenomen afstand in deze beleidsregel dient te liggen.

 

Natura 2000:

Europees netwerk van beschermde natuurgebieden.

 

Onaanvaardbare geurhinder:

Onaanvaardbare geurhinder is, conform de beleidsregel omgekeerde werking: woon- en leefklimaat, vijfde herziening, aan de orde wanneer de voorgrondbelasting 19,4 ou/m3 of hoger bedraagt.

 

Referentiesituatie:

Als referentiesituatie wordt de emissie gehanteerd die hoort bij de bedrijfsruimte die daadwerkelijk in gebruik is geweest in het peiljaar 2019. Eventuele latente ruimte met betrekking tot stikstofemissies blijft bij beoordeling van de reductie buiten beschouwing;

 

Uitbreiding:

Een toename in aantal dieren, aantal vierkante meters stal of hoeveelheid dierenverblijven op een locatie.

Artikel 2. Doel van het Interimbeleid Veehouderij Gemeente Nederweert

Het doel is om criteria te formuleren voor de beoordeling van aangevraagde uitbreidingen van veehouderijen in gemeente Nederweert. Hierdoor kan er perspectief worden geboden aan agrarische bedrijfsontwikkelingen. De bijdrage aan de transitie van het buitengebied en het verminderen van emissies van geur en fijnstof staan hierin centraal.

Artikel 3. Uitbreidingen die niet passen binnen bestaand planologisch kader

Voor uitbreidingen van veehouderijen die niet passen binnen bestaande planologische kaders gelden de volgende uitgangspunten;

 

  • 1.

    Er wordt geen medewerking verleend aan uitbreiding van veehouderijen wanneer de meetafstand minder dan 500 meter ten opzicht van een Natura 2000 gebied bedraagt;

  • 2.

    Er wordt geen medewerking verleend aan uitbreiding van veehouderijen wanneer de meetafstand minder dan 500 meter ten opzichte van dorpskernen bedraagt;

  • 3.

    In afwachting van behandeling van de aanmelding, wordt er geen medewerking verleend aan uitbreiding van veehouderijen die zich hebben aangemeld aan de Landelijke Beëindiging Veehouderij (LBV/LBV+);

  • 4.

    Voor veehouderijen wordt alleen medewerking verleend aan uitbreidingen wanneer er op de betreffende locatie een reductie van 20% geur plaatsvindt door middel van Best Beschikbare Technieken (BBT) ten opzichte van de referentiesituatie. Deze reductie wordt opgenomen in het nieuw planologisch kader 1 ;

  • 5.

    Voor veehouderijen wordt alleen medewerking verleend aan uitbreidingen wanneer er op de betreffende locatie een reductie van 30% fijnstof plaatsvindt door middel van Beste Beschikbare Technieken (BBT) ten opzicht van de referentiesituatie. Deze reductie wordt opgenomen in het nieuw planologisch kader1

  • 6.

    De Best Beschikbare Technieken (artikel 3, lid 4 en 5) moeten op het gehele bedrijf worden toegepast om de maximaal mogelijke reductie voor geur en fijnstof te behalen;

  • 7.

    Er wordt geen medewerking verleend aan uitbreiding van geitenhouderijen;

  • 8.

    Dit interimbeleid is niet van toepassing op melkveehouderijen.

  • 9.

    Voor uitbreidingen van veehouderijen die zich bevinden tussen 250 en 500 meter van Natura 2000-gebieden en dorpskernen, kan maatwerk worden verleend op basis van een individuele beoordeling.

Artikel 4. Uitbreidingen die niet passen binnen bestaand planologisch kader, maar waarvoor wel een wijzigingsbevoegdheid geldt

Voor uitbreidingen van veehouderijen die niet passen binnen bestaande planologische kaders, maar waarvoor op basis van het omgevingsplan wel een wijzigingsbevoegdheid geldt, gelden de volgende uitgangspunten;

 

  • 1.

    Uitbreiding van veehouderijen wordt in het kader van de transitie van het buitengebied gezien als strijdig met goede ruimtelijke ordening;

  • 2.

    Op basis van artikel 4, lid 1, gelden hiervoor alle voorwaarden genoemd in artikel 3, lid 1 t/m lid 9.

Artikel 5. Beslisboom agrarische uitbreidingsverzoeken

De uitgangspunten in artikel 3 en 4 resulteren in onderstaande beslisboom.

 

Artikel 6. Overgangsrecht

Het Interimbeleid Veehouderij is enkel van toepassing op aanvragen die op 5 juni 2024 of later ingediend zijn.

Artikel 7. Hardheidsclausule

Er kunnen zich gevallen voordoen waarbij strikte toepassing van dit interimbeleid leidt tot zeer onredelijke uitkomsten voor de belanghebbenden of doelen van de gemeente Nederweert. In deze gevallen kan het college van B&W de hardheidsclausule toepassen.

Artikel 8. Inwerktreding en looptijd

Het Interimbeleid Veehouderij Gemeente Nederweert treedt per 5 juni 2024 in werking voor een periode van 2 jaar, tenzij dit interimbeleid vervangen wordt voor permanent beleid.

Artikel 9. Citeertitel

Deze beleidsregel kan geciteerd worden als “Interimbeleid Veehouderij Gemeente Nederweert”.

 

Toelichting  

Artikel 1. Begripsbepaling

 

Geen nadere toelichting.

 

Artikel 2. Doel van het Interimbeleid Veehouderij Gemeente Nederweert

 

Geen nadere toelichting.

 

Artikel 3. Uitbreidingen die niet passen binnen bestaand planologisch kader

 

Artikel 3.1.

 

Met het Interimbeleid Veehouderij Gemeente Nederweert is het niet meer mogelijk om veehouderijen uit te breiden binnen een afstand van 500 meter van een Natura2000-gebied. Dit wordt gedaan om de natuurwaarden van de Natura2000-gebieden binnen gemeente Nederweert te beschermen. De afstand van 500 meter wordt door het RIVM genoemd als de afstand waarbinnen de hoogste depositie van ammoniak plaatsvindt vanuit een veehouderij. De depositie dooft geleidelijk uit naar een onmeetbaar lage depositie op grote afstanden van de bron.

 

Artikel 3.2.

 

Met het Interimbeleid Veehouderij Gemeente Nederweert is het niet meer mogelijk om veehouderijen uit te breiden binnen een afstand van 500 meter van een dorpskern. Dit wordt gedaan om het woon- en leefklimaat van de inwoners van gemeente Nederweert te beschermen. De GGD adviseert een minimale afstand van 250 meter. Echter, gemeente Nederweert heeft een grote opgave op het gebied van wonen. Het toevoegen van woningen gebeurt veelal rondom dorpskernen. Daarom is gekozen om niet een afstand van 250 meter, maar 500 meter aan te houden.

 

Artikel 3.3.

 

Met het Interimbeleid Veehouderij Gemeente Nederweert is het niet mogelijk om veehouderijen uit te breiden wanneer de betreffende veehouderij aangemeld is voor de Landelijke Beëindiging Veehouderij (LBV/LBV+). Dit is een logische stap, omdat ondernemers die zich aangemeld hebben voor deze regelingen juist de intentie hebben hun veehouderij te beëindigen. Bij intrekken van de aanmelding kan een ondernemer weer gebruikmaken van dit interimbeleid.

 

Artikel 3.4.

 

Met het Interimbeleid Veehouderij Gemeente Nederweert wordt alleen medewerking verleend aan uitbreiding van een veehouderij wanneer de veehouderij ten minste 20% geur reduceert. Uit het Scenario-onderzoek Omgevingsprogramma Luchtkwaliteit dat PouderoyenTonnaer in 2022 voor gemeente Nederweert heeft uitgevoerd blijkt dat een reductie van 20% op het gebied van geur ambitieus, maar ook haalbaar is. Om het woon- en leefklimaat in gemeente Nederweert te verbeteren, wordt vastgehouden aan deze reductie van 20%.

 

Artikel 3.5.

 

Met het Interimbeleid Veehouderij Gemeente Nederweert wordt alleen medewerking verleend aan uitbreiding van een veehouderij wanneer de veehouderij ten minste 30% fijnstof reduceert. Uit het Scenario-onderzoek Omgevingsprogramma Luchtkwaliteit dat PouderoyenTonnaer in 2022 voor gemeente Nederweert heeft uitgevoerd blijkt dat een reductie van 30% op het gebied van fijnstof technisch haalbaar is. Ook als er sprake is van een groei van het aantal dieren is een emissiereductie van 30% technisch haalbaar. Om het woon- en leefklimaat in gemeente Nederweert te verbeteren, wordt vastgehouden aan deze reductie van 30%.

 

Artikel 3.6.

 

Om bij uitbreidingen de reducties voor geur en fijnstof te behalen, wordt er gebruikgemaakt van de Best Beschikbare Technieken (BBT). Deze BBT moeten op het gehele bedrijf toegepast worden om de maximaal mogelijke reductie voor geur en fijnstof te behalen.

 

Artikel 3.7.

 

Met het Interimbeleid Veehouderij Gemeente Nederweert is het niet mogelijk om geitenhouderijen uit te breiden. Dit is conform de Wijzigingsverordening Omgevingsverordening Limburg 2014, paragraaf 2.14 Houden van geiten van de Provinciale Staten van Limburg. Hierin is het uitbreiden van een bestaande geitenhouderij reeds verboden.

 

Artikel 3.8.

 

Melkveehouderijen hoeven niet te voldoen aan het Interimbeleid Veehouderij Gemeente Nederweert. Melkveehouderijen hebben van nature minder uitstoot van geur en fijnstof. Daarnaast zijn aanpassingen om geur en fijnstof te reduceren voor melkveehouderijen technisch en financieel nauwelijks haalbaar. Melkveehouderijen rondom Natura2000 gebieden wordt door gemeente Nederweert als wenselijk gezien vanwege de mogelijkheid tot extensivering.

 

Artikel 3.9.

 

Door maatwerk te bieden tussen de 250 en 500 meter kan er in sommige gevallen toch medewerking worden verleend wanneer de betreffende locatie 20% geur en 30% fijnstof reduceert.

 

Artikel 4. Uitbreidingen die niet passen binnen bestaand planologisch kader, maar waarvoor wel een wijzigingsbevoegdheid geldt

 

Voor uitbreidingen die niet passen binnen bestaande planologische kaders, maar waarvoor wel een wijzigingsbevoegdheid geldt, gelden dezelfde kaders als voor uitbreidingen die binnen artikel 3 vallen.

 

Artikel 5. Beslisboom agrarische uitbreidingsverzoeken

 

Ondernemers die een verzoek willen indienen voor een uitbreiding van hun veehouderij, kunnen de beslisboom in artikel 5 volgen om te kijken of ze voldoen aan de voorwaarden. Op basis hiervan kunnen ze inschatten of hun geplande verzoek haalbaar en zinvol is om in te dienen. Dit kan het behandelingsproces van de gemeente versnellen.

 

Artikel 6. Overgangsrecht

 

Het Interimbeleid Veehouderij is enkel van toepassing op aanvragen die op 5 juni 2024 of later ingediend zijn. Lopende aanvragen vallen hiermee onder vorig beleid. Hiermee wordt voorkomen dat agrarisch ondernemers reeds gemaakte investeringen om aanvragen in te dienen opnieuw moeten doen.

 

Artikel 7. Hardheidsclausule

 

Er kunnen zich situaties voordoen die niet passen binnen dit interimbeleid en welke toch het overwegen waard zijn. Voor deze situaties is een hardheidsclausule opgenomen die het mogelijk maakt om goed gemotiveerd toch mee te werken aan een ingediend verzoek tot wijziging van de veehouderij.

 

Artikel 8. Inwerktreding en looptijd

 

Dit interimbeleid geldt voor een periode van 2 jaar, tenzij het eerder vervangen wordt voor ander beleid. Hoewel een periode van 2 jaar voor interimbeleid vrij ruim is, kunnen vergunningsprocedures een lange tijd in beslag nemen. Een periode van 1 jaar kan hiermee in sommige gevallen te weinig zijn.

 

Artikel 9. Citeertitel

 

Geen nadere toelichting.

Naar boven