VERORDENING TEGEMOETKOMING KOSTEN SMI-KINDEROPVANG BRUMMEN (2024)

Kenmerk Z097462/D430415

 

DE RAAD VAN DE GEMEENTE BRUMMEN,

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 09 april 2024 (raadsvoorstel Z097462/D429839);

Gehoord het behandeladvies van het Forum van 16 mei 2024;

Gelet op artikel 149 Gemeentewet, de Wet Kinderopvang en de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang;

Overwegende, dat het gewenst is om nadere eisen te stellen aan de tegemoetkoming SMI kinderopvang;

 

HEEFT BESLOTEN:

 

  • 1.

    De 'Verordening tegemoetkoming kosten SMI-kinderopvang Brummen (2024)’ vast te stellen (D429676).

 

 

Verordening tegemoetkoming kosten SMI-kinderopvang Brummen (2024)

 

 

Artikel 1. Doel van de verordening

Deze regeling heeft als doel het tijdelijk ontlasten van ouders die verminderd in staat zijn om voor hun kind(eren) te zorgen vanwege een sociale of medische situatie (ziekte of lichamelijke, zintuigelijke, verstandelijke of psychische beperking).

 

Artikel 2. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brummen;

  • b.

    de Wet: de Wet kinderopvang en de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang;

  • c.

    gastouderopvang: in het LRK geregistreerde kinderopvang waar kinderen van 0 tot 13 jaar via een gastouder in een huiselijke omgeving worden opgevangen bij een (gast)ouder;

  • d.

    het adviesorgaan: de instelling of organisatie die op verzoek van de gemeente advies uitbrengt over de noodzaak van kinderopvang;

  • e.

    kind: een in de gemeente Brummen woonachtig kind in de leeftijd van 0 tot 13 jaar;

  • f.

    kindercentrum: een in het LRK geregistreerd kindercentrum;

  • g.

    LRK: het Landelijk Register Kinderopvang;

  • h.

    ouder: de in de gemeente Brummen woonachtige gezaghebbende ouder(s) of verzorger(s) van een kind die voldoet aan de begripsbepaling in de Wet Kinderopvang;

  • i.

    plan van aanpak: document waarin de betrokken professional zijn bevindingen ten aanzien van de gezinssituatie vastlegt en waarin de in overleg met de ouder(s) te nemen maatregelen zijn omschreven met als doel de knelpunten in de gezins-/opvoedsituatie op te lossen of te verminderen;

  • j.

    SMI: Kinderopvang door een Sociaal Medische indicatie als maatwerkvoorziening afgegeven;

  • k.

    voorliggende voorziening: andere regelingen of wetten waarop door de ouder een beroep kan worden gedaan voordat aanspraak kan worden gemaakt op de gemeentelijke kindregeling SMI, zoals de kinderopvangtoeslag, de regeling Alle peuters naar de voorschool, de regeling Voor- en Vroegschoolse educatie of voorzieningen vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning;

  •  

Artikel 3. Doelgroep

  • 1.

    Dit artikel is van toepassing op ouders:

  • a.

    die volgens de Basisregistratie Personen (BRP) woonachtig zijn in de gemeente Brummen en die geen recht hebben op reguliere kinderopvangtoeslag;

  • b.

    met een lichamelijke, zintuigelijke, verstandelijk of psychische beperking van wie is vastgesteld dat een of meer van deze beperkingen opvang van hun kind of kinderen noodzakelijk maken.

 

Artikel 4. Aanspraak op een tegemoetkoming

  • 1.

    Een persoon of personen, zoals bedoeld in artikel 3 heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de te betalen kosten van kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie indien:

  • a.

    er is vastgesteld dat er sprake is van een crisissituatie, waardoor de ouder tijdelijk niet in staat is de verzorging van een kind op zicht te nemen, of;

  • b.

    er is vastgesteld dat als gevolg van de thuissituatie de veiligheid van het kind niet gewaarborgd is, en kinderopvang als onderdeel van de oplossing ingezet kan worden, of;

  • c.

    er is vastgesteld dat het kind als gevolg van de thuissituatie wordt beperkt in zijn ontwikkeling;

  • d.

    de noodzaak voor kinderopvang op sociaal medische indicatie kan blijken uit een advies van een huisarts of een andere ter zake deskundige. Bij twijfel kan door de gemeente een onafhankelijk advies van een adviesorgaan gevraagd worden.

  • 2.

    Onverminderd het gestelde in lid 1 dient ook voldaan te zijn aan de volgende criteria:

  • a.

    er is geen recht op een reguliere kinderopvangtoeslag;

  • b.

    de kinderopvang op basis van SMI heeft als doel een tijdelijke situatie op te lossen en heeft geen structureel karakter;

  • c.

    de kinderopvang op basis van SMI zal plaats vinden in een geregistreerd kindercentrum of gastouderopvang, zoals bedoeld in de Wet;

  • d.

    gebleken is dat in de gegeven situatie niet gevergd kan worden dat de opvang door gezinsleden, in de vorm van gebruikelijke hulp, wordt verzorgd en dat er ook voor het overige geen opvangmogelijkheden zijn in het eigen sociale netwerk;

  • e.

    er is geen sprake van een oppasprobleem voor het volgen van een kortdurende (medische of psychische) behandeling;

  • f.

    fhet gaat om kinderen in de leeftijd van 0 tot 13 jaar.

  • 3.

    Om te beoordelen of wordt voldaan aan de criteria, zoals genoemd in de leden 1 en 2, voeren medewerkers van de gemeente Brummen (Team voor Elkaar) een overleg met tenminste de aanvrager. Daarbij wordt de gehele leefsituatie in kaart gebracht (inclusief gezinssituatie) en meegewogen in te nemen beslissing. Tevens vindt een analyse plaats waaruit helder blijkt naar welke structurele oplossingen de ouder(s) toewerkt/toewerken. Dit wordt vastgelegd in plan van aanpak. Uit het plan van aanpak blijkt wie op welke termijn actie onderneemt om de geconstateerde knelpunten in het gezin op te lossen. Ouders dienen mee te werken aan hun eigen herstel om daarmee de sociaal medische situatie binnen het gezin op te lossen, dan wel te verbeteren.

 

Artikel 5. Voorliggende voorziening

  • 1.

    Het college weigert in ieder geval de tegemoetkoming indien er sprake is van een voorliggende voorziening. Onder een voorliggende voorziening wordt in ieder geval verstaan een voorziening op grond van:

  • a.

    de Wet kinderopvang

  • b.

    de mogelijkheid voor informele opvang;

  • c.

    een bijdrage van de werkgever;

  • d.

    de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • e.

    de kinderopvangregeling Alle peuters naar de voorschool;

  • f.

    de regeling Voor- en Vroegschoolse educatie.

  • 2.

    Daar waar nodig kan een combinatie van voorliggende voorzieningen en SMI plaatsvinden. De uren waar ouders recht op hebben indien sprake is van een voorliggende voorziening tellen mee in het totaal uren genoemd in artikel 6 lid 5.

  • 3.

    Het college kan ervoor kiezen de evaluatie aan het einde van een periode te laten vervallen, indien er voor de tweede maal achtereen een verlenging plaatsvindt én de omstandigheden van de tegemoetkoming in hoofdzaak ongewijzigd blijven.

  • 4.

    Van het bepaalde in lid 1 en/of 2 kan het college afwijken indien er sprake is van:

  • a.

    een duidelijk aantoonbare chronische beperking en

  • b.

    waarbij het duidelijk is dat de situatie binnen het gezin niet op korte termijn opgelost kan worden en waarbij het gezin gebaat is bij een meer langdurige beschikking.

  • 5.

    De tegemoetkoming is gemaximaliseerd tot 5 dagdelen opvang per week (25 uur) voor kinderopvang / gastouderopvang en 3 dagen BSO.

 

Artikel 7. Eigen bijdrage en opvangkosten

  • 1.

    De ouder is een eigen bijdrage verschuldigd. De eigen bijdrage is inkomensafhankelijk en wordt conform de belastingtabel kinderopvangtoeslag van het betreffende jaar berekend op basis van het laatst definitief vastgestelde inkomen. Indien een later inkomen aantoonbaar lager is, kan beoordeeld worden of hiervan gebruik wordt gemaakt bij het vaststellen van de ouderbijdrage.

  • 2.

    Voor de opvangkosten kinderopvang wordt het door het Rijk jaarlijks vastgestelde fiscale tarief gehanteerd. Opvangkosten die boven het maximum uurtarief komen, worden door de ouder zelf betaald.

  • 3.

    De eigen bijdrage kan worden kwijtgescholden indien:

  • a.

    er sprake is van een schuldhulpverleningstraject;

  • b.

    wanneer de eigen bijdrage de toegang tot ondersteuning in de weg staat. Dit dient door het college onderbouwd en afgewogen te worden.

 

Artikel 8. Aanvraag

  • 1.

    De schriftelijke aanvraag om een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie wordt ingediend bij het college. Bij de aanvraag kan een schriftelijke verklaring worden gevoegd van huisarts of andere instellingen waaruit de noodzaak voor kinderopvang op basis van sociaal medische indicatie blijkt.

  • 2.

    Het advies, zoals bedoeld in artikel 4, lid 1 wordt beoordeeld met een brede blik, dat wil zeggen dat het hele gezinssysteem dient als context bij een afweging en bevat de volgende elementen:

  • -

    aantal noodzakelijke uren (per dag en verwachte duur);

  • -

    medische of psychische situatie van ouder die er toe leiden dat kinderopvang nodig is;

  • -

    beoordeling van informatie van betrokken of doorverwijzende instanties of instellingen.

  • 3.

    Het college kan periodiek een herindicatie laten plaatsvinden bij de personen als bedoeld in artikel 3 van deze regeling. De herindicatie vindt plaats overeenkomstig artikel 6 van deze verordening.

 

Artikel 9. Verlening tegemoetkoming

  • 1.

    Het college neemt binnen 8 weken na ontvangst van alle benodigde gegevens een besluit over de aanvraag. Artikel 4:5 Awb is van toepassing. Het college kan de termijn van het besluit met ten hoogste 4 weken opschorten.

  • 2.

    In de beschikking staat de termijn van de kinderopvang, het aantal dagdelen en het aantal uren kinderopvang per week.

  • 3.

    De betaling van de tegemoetkoming wordt rechtstreeks aan de kinderopvanginstelling betaald. De ouderbijdrage wordt door de kinderopvanginstelling rechtstreeks in rekening gebracht bij de ouder.

  • 4.

    Wanneer blijkt dat de tegemoetkoming onterecht is uitgekeerd, wordt het teveel betaalde bedrag teruggevorderd.

 

Artikel 10. Verplichtingen

  • 1.

    De ouder doet al het mogelijke om de inzet van de noodzakelijke kinderopvang zo beperkt mogelijk te houden. Dat betekent onder meer dat:

  • a.

    ouders moeten meewerken aan hun eigen herstel.

  • 2.

    Indien de problematiek in het gezin zodanig groot is dat de ouder(s) niet aan de verplichting om mee te werken aan het eigen herstel kan voldoen, dan treden ouder(s) in overleg met de betrokken professional om afspraken te maken of en zo ja op welke termijn en in welke opbouw wel aan deze verplichting wordt voldaan.

  • 3.

    De ouder doet aan het college uit eigen beweging of op verzoek direct mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op (de hoogte van) een tegemoetkoming.

  • 4.

    De ouder is verplicht aan het college, indien daar naar gevraagd wordt, medewerking te verlenen aan de uitvoering van de regeling.

 

Artikel 11. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere niet voorziene gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze regeling, indien de toepassing van de regeling tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

 

Artikel 12. Intrekking Verordening tegemoetkoming kosten SMI-kinderopvang Brummen

De verordening tegemoetkoming kosten SMI-kinderopvang Brummen (D283766) wordt ingetrokken.

 

Artikel 13. Slotbepalingen

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    Deze regeling sluit aan bij de volgende wettelijke kaders:

  • a.

    de Gemeentewet;

  • b.

    de Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    de Wet Kinderopvang;

  • d.

    de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang;

  • e.

    de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • f.

    Participatiewet;

  • g.

    Jeugdwet.

  • 3.

    Deze regeling wordt aangehaald als “Verordening tegemoetkoming kosten SMI-kinderopvang Brummen (2024)”

 

 

Dit besluit is genomen tijdens de openbare raadsvergadering van 05 september 2019.

De raad van de gemeente Brummen,

De griffier, A.R.M. Nengerman

De voorzitter A.J. van Hedel

Toelichting

Algemeen

Bij de invoering van de Wet kinderopvang in 2004 is artikel 23 niet in werking getreden. Dit artikel zou er voor zorgen dat mensen met een sociaal medische problematiek ook onder de werking van de Wet kinderopvang zouden vallen. Ook onder de huidige Wet kinderopvang is een equivalent van artikel 23 nooit in werking getreden en het is niet de verwachting dat dit op korte termijn alsnog gaat gebeuren.

 

Omdat de groep die om sociaal medische redenen kinderopvang nodig heeft toch vaak een kwetsbare groep is, wil de gemeente Brummen met deze verordening de lacune in de Wet Kinderopvang opvullen.

 

De sociaal medische indicatie

Een ouder(s) of verzorger(s) kan een vergoeding voor de kosten van kinderopvang ontvangen als vaststaat dat het om sociaal of medische redenen noodzakelijk is dat (en in welke mate) gebruik wordt of gaat worden gemaakt van kinderopvang.

Het doel van de regeling is het ondersteunen bij sociaal medische problematiek. Het is geen instrument voor inkomensondersteuning. Uiteraard wordt de financiële situatie van het gezin wel als onderdeel van de gehele leefsituatie in kaart gebracht, maar is niet het vertrekpunt.

 

Adviesorgaan

Voor het vaststellen van de noodzakelijkheid van de kinderopvang op grond van sociaal-medische redenen, de indicatie, kan naast een eventueel advies van een huisarts of andere instelling bij twijfel advies worden gevraagd aan een onafhankelijk adviesorgaan.

 

Aanspraak op een tegemoetkoming

SMI is niet bedoeld als structurele oplossing, maar een tijdelijke oplossing. Om aanspraak te kunnen maken op een tegemoetkoming zijn ouders verplicht mee te werken aan een analyse, vastgelegd in een plan van aanpak, waaruit blijkt wie op welke termijn actie onderneemt om de geconstateerde knelpunten bij ouder of kind op te lossen. Ook moet duidelijk zijn welke stappen er door ouder moeten worden ondernomen om een structurele oplossing te creëren. Ouders blijven zelf financieel verantwoordelijk om deze stappen tot een structurele oplossing te realiseren. Indien ouders hier niet aan mee willen werken wordt de aanvraag niet toegekend.

 

Hoewel de kindercentra en gastouders de zorg van ouders voor hun kind voor een deel overnemen, dienen ouders zich wel te realiseren dat zij als opvoeders verantwoordelijk zijn voor de opvoeding en ontwikkeling van hun kind. Het feit dat de gemeente de kindplek subsidieert neemt deze verantwoordelijkheid van de ouders niet weg, maar moet er juist voor zorgen dat de ouder er alles aan doet om de knelpunten in de gezinssituatie op te lossen, dan wel te verminderen. Meewerken aan herstel betekent dan: uitvoering geven aan het behandelplan. Dit kan bijvoorbeeld zijn in de vorm van deelname aan een traject van diagnose en behandeling, deelname aan een cursus, of ouderbetrokkenheid gericht op vermindering van eventuele achterstanden van het betrokken kind.

 

Voorliggende voorziening

Als er sprake is van een passende voorliggende voorziening, is een aanvraag voor indicatie naar de noodzakelijkheid van kinderopvang op grond van sociaal-medische problematiek door de gemeente niet mogelijk. Het college weigert de tegemoetkoming indien er sprake is van een voorliggende voorziening.

 

Duur van de tegemoetkoming

De duur van de tegemoetkoming is in principe tijdelijk voor de duur van maximaal 6 maanden. Indien een structurele oplossing nog niet is behaald, dan wel als de sociaal-medische situatie in het gezin nog niet voldoende is verbeterd, kan daarna middels een herindicatie steeds worden verlengd met nogmaals 3 of 6 maanden. ln dat geval kan weer een medisch advies worden opgevraagd om de noodzaak van de opvang te kunnen bepalen. Het is de verantwoordelijkheid van de ouder(s) of verzorger(s) om tijdig een nieuwe aanvraag in dienen in verband met het al dan niet opvragen van een nieuw medisch advies.

 

Indien er sprake is van een chronische beperking, waarbij duidelijk is dat een oplossing niet binnen 6 tot 12 maanden gerealiseerd kan worden, kan het college in zeer uitzonderlijke gevallen ervoor kiezen om een langer geldende beschikking af te geven. Dit biedt het gezin de nodige zekerheid en rust en heeft als bijkomend voordeel dat de gemeentelijke administratieve last vermindert. Voorwaarde bij het afgeven van een meer langdurige beschikking is dan wel dat ouders het Team voor Elkaar in de gelegenheid stellen om goed zicht te houden op de gezinssituatie. Hiervoor zullen op regelmatige basis, gedurende de looptijd van de beschikking, gesprekken ingepland worden. Ouders dienen hier op voorhand mee in te stemmen. Op deze wijze is het Team voor Elkaar in staat om in deze situaties goed de regie te kunnen voeren.

 

Eigen bijdrage en opvangkosten

De eigen bijdrage is inkomensafhankelijk en wordt conform de belastingtabel kinderopvangtoeslag berekend op basis van het laatst definitief vastgestelde inkomen door de belastingdienst. De ouderbijdrage dient door de ouders zelf te worden betaald. Er wordt een maximale uurprijs gehanteerd voor de ouder(s) of verzorger(s). Voor dit verschil in uurprijs en de ouderbijdrage wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

Indien blijkt, naar het oordeel van het college, dat de eigen bijdrage voor de ouder(s) belemmerend werkt in de toegang tot de ondersteuning, dan hoeft deze eigen bijdrage niet betaald te worden. Ditzelfde geldt in het geval dat er sprake is van een schuldhulpverleningstraject.

 

Er is een beperking aangebracht op het aantal te vergoeden dagen/uren kinderopvang/gastouderopvang per week. De gemeente vergoedt maximaal 5 dagdelen (25 uren) per week. Deze uren mogen over meerdere werkdagen verspreid worden, maar biedt ouders of verzorgers in ieder geval de mogelijkheid om 2 ½ dag kinderopvang af te nemen. Mits de werkende ouder minder uren hoeft te werken dan deze

2 ½ dag. Voor buitenschoolse opvang (BSO) geldt maximaal 3 dagdelen. Indien ouder(s) of verzorger(s) kiezen voor meer dagen aan opvang, dan komt het meerdere voor rekening van de ouder(s) of verzorgers.

 

Naar boven