Subsidieregeling restauratie monumenten Tilburg

Artikel 1 Karakter regeling

  • 1.

    Deze subsidieregeling is een regeling als bedoeld in artikel 3 van de Algemene subsidieverordening gemeente Tilburg;

  • 2.

    De bepalingen uit de in lid 1 bedoelde verordening zijn van toepassing, voor zover daar in deze subsidieregeling niet van wordt afgeweken.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • 1.

    Beschermd stads- of dorpsgezicht: een door het rijk of de gemeente beschermd gebied op grond van de Monumentenwet 1988, Erfgoedwet 2016, Monumentenverordening Tilburg en/of Erfgoedverordening Tilburg.

  • 2.

    Rijksmonument: een onroerende zaak, bedoeld als in artikel 3.3 van de Erfgoedwet, die door het rijk is beschermd en staat ingeschreven in het rijksmonumentenregister.

  • 3.

    Gemeentelijk monument: een onroerende zaak die beschermd is op basis van de Monumenten- of Erfgoedverordening gemeente Tilburg.

  • 4.

    Cultuurhistorisch waardevol pand: een onroerende zaak welke als beeldbepalend en/of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is aangeduid in een beschermd stads- of dorpsgezicht en in het omgevingsplan.

  • 5.

    Indifferent pand: een onroerende zaak in een beschermd stads- of dorpsgezicht niet zijnde een rijksmonument, gemeentelijk monument of cultuurhistorisch waardevol pand.

  • 6.

    Klein erfgoed: cultuurhistorisch waardevol en in omvang klein erfgoed zonder economische meerwaarde of verdienmodel zoals; grafmonumenten, muurschilderingen, hekwerken e.d. (roerende goederen zijn uitgesloten)

  • 7.

    College: het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg.

  • 8.

    Aanvrager: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht heeft op de in artikel 2, lid 3 t/m 6 bedoelde onroerende zaken (of een deel daarvan) en die een subsidie aanvraagt, of die gemachtigd is door de eigenaar en een subsidie aanvraagt.

  • 9.

    Restauratie: werkzaamheden gericht op het herstellen van fysieke schade aan een pand en/of object zoals bedoeld onder artikel 2, lid 3 t/m 6, die regulier onderhoud te boven gaan en die noodzakelijk zijn voor het behoud van monumentale en/of cultuurhistorische waarden.

  • 10.

    Restauratieladder: leidraad voor restauratiewerkzaamheden voor het optimaal behouden van monumentale en/of cultuurhistorische waarden. Alles over de Restauratieladder - Stichting ERM

  • 11.

    Subsidiabele kosten: kosten van werkzaamheden die in de lijn liggen van de in artikel 2.9 omschreven definitie van restauratie, en zoals bedoeld in artikel 4.

  • 12.

    Omgevingsvergunning: omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • 13.

    Plan van aanpak: een gespecificeerde omschrijving van de te verrichten werkzaamheden, beoogde resultaten en werkwijze inclusief tekeningen en foto's die inzicht geven in de bestaande situatie, de gebreken en de gewenste situatie.

  • 14.

    Projectbegroting: een begroting op basis van gespecificeerde offertes waaruit duidelijk blijkt welke werkzaamheden worden verricht en wat de geraamde kosten zijn.

  • 15.

    Subsidie: het uiteindelijke subsidiebedrag na toepassing van het subsidiabele percentage over de subsidiabele kosten.

Artikel 3 Reikwijdte

  • 1.

    De subsidie is bedoeld voor het sober en doelmatig restaureren van gemeentelijke monumenten, cultuurhistorisch waardevolle panden en klein erfgoed.

  • 2.

    In uitzonderlijke gevallen kan, naar het oordeel van het college, onder voorwaarde subsidie worden verleend voor het restaureren van indifferente panden binnen een beschermd stads- of dorpsgezicht of rijksmonumenten.

Artikel 4 Subsidiabele kosten

Subsidiabel zijn de kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen ten behoeve van het restaureren van de onder artikel 2, lid 3 t/m 6 bedoelde onroerende zaken, met dien verstande dat;

  • 1.

    Kosten uitsluitend subsidiabel zijn voor zover de werkzaamheden:

    • a)

      strekken tot instandhouding van het pand of object en zijn monumentale waarden;

    • b)

      sober en doelmatig zijn;

    • c)

      technisch noodzakelijk zijn;

    • d)

      zijn gericht op maximaal behoud en/of herstel van de aanwezige monumentale waarden, in het bijzonder historische materialen en constructies; en

    • e)

      die zijn getoetst aan de restauratieladder van Stichting ERM.

  • 2.

    Kosten voor werkzaamheden die gericht zijn op het voorkomen van verval of het voorkomen van vervolgschade;

  • 3.

    Kosten voor werkzaamheden die gericht zijn op vervanging van materialen die hun functie niet meer kunnen vervullen;

  • 4.

    Kosten voor werkzaamheden die gericht zijn op reconstructie niet subsidiabel zijn, tenzij deze in uitzonderlijke gevallen naar het oordeel van het college ter versterking of instandhouding van de monumentale waarden gewenst zijn;

  • 5.

    Kosten voor werkzaamheden die gericht zijn op verduurzaming alleen subsidiabel zijn wanneer deze direct samenvallen met restauratiewerkzaamheden aan het betreffende onderdeel en/of wanneer er vanwege aanwezige cultuurhistorische waarden een extra inspanning wordt gevraagd welke tot beduidend meer kosten leidt (ten opzichte van niet-beschermde panden of objecten);

  • 6.

    Kosten voor werkzaamheden die voortvloeien uit veranderd gebruik, alsmede kosten voor werkzaamheden die zijn gericht op verfraaiing of comfortverbetering niet subsidiabel zijn; en

  • 7.

    Kosten voor werkzaamheden voor zover die reeds aangevangen of voltooid zijn voor de subsidieverlening niet subsidiabel zijn.

Artikel 5 Subsidieplafond, minimale subsidiabele kosten en maximale subsidie

  • 1.

    Het subsidieplafond wordt jaarlijks door het college vastgesteld en gepubliceerd.

  • 2.

    Het maximale subsidiepercentage bedraagt per aanvraag:

    • a)

      voor gemeentelijke monumenten; 60%

    • b)

      cultuurhistorisch waardevolle panden; 60%

    • c)

      klein erfgoed; 80%

  • 3.

    Het maximale subsidiebedrag bedraagt per aanvraag:

    • a)

      voor gemeentelijke monumenten € 30.000, -;

    • b)

      cultuurhistorisch waardevolle panden € 10.000, -;

    • c)

      klein erfgoed: € 5.000, -;

  • 4.

    De subsidiabele kosten bedragen minimaal € 5.000, -. Voor klein erfgoed minimaal € 1.500, -.

Artikel 6 Subsidievoorwaarden

  • 1.

    De onroerende zaak als bedoeld in artikel 2, lid 3 t/m 6 waarvoor subsidie wordt aangevraagd is gelegen in de gemeente Tilburg.

  • 2.

    De subsidie wordt niet verstrekt, indien op grond van een andere regeling reeds subsidie ten behoeve van de werkzaamheden of een onderdeel daarvan is of kan worden verkregen.

  • 3.

    De subsidie wordt niet verstrekt, indien het gemeentelijk monument, cultuurhistorisch waardevolle pand of klein erfgoed naast, de onderdelen voor het herstel waarvan subsidie wordt gevraagd, andere onderdelen bevat waarvan het herstel naar oordeel van het college vanuit het oogpunt van monumentenzorg een hogere prioriteit vereist.

  • 4.

    Indien er een omgevingsvergunning nodig is, kan de subsidie pas worden verleend wanneer deze omgevingsvergunning is verstrekt.

  • 5.

    Het college kan advies inwinnen om te toetsen of een aanvraag aan de gestelde voorwaarden voldoet, de werkzaamheden het gewenste resultaat opleveren en/of de geraamde kosten realistisch zijn.

  • 6.

    Uit de aanvraag blijkt dat de beoogde werkzaamheden uitgevoerd worden door bij de Kamer van Koophandel inschreven bedrijven.

Artikel 7 Subsidieaanvraag

  • 1.

    De aanvraag wordt ingediend door de aanvrager via het digitale aanvraagformulier ‘Subsidieregeling restauratie monumenten Tilburg’.

  • 2.

    De aanvrager is eigenaar van de onroerende zaak waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Indien de aanvrager geen eigenaar is van de onroerende zaak waarvoor subsidie wordt aangevraagd, dient de eigenaar schriftelijk zijn of haar toestemming en akkoord te verlenen met betrekking tot de subsidieaanvraag en de voorgenomen werkzaamheden.

  • 3.

    De subsidieaanvraag bestaat uit minimaal de volgende stukken:

    • a)

      een plan van aanpak met een duidelijke omschrijving van de te verrichten werkzaamheden, beoogde resultaten en werkwijze.

    • b)

      foto’s die inzicht geven in de bestaande situatie en de gebreken;

    • c)

      een voldoende gespecificeerde projectbegroting of offerte.

  • 4.

    Indien de detaillering en/of verschijningsvorm wijzigt, dient de subsidieaanvraag aangevuld te worden met:

    • a)

      tekeningen van de bestaande toestand;

    • b)

      tekeningen (inclusief details) waarop de voorgenomen werkzaamheden en/of wijzigingen staan aangegeven.

  • 5.

    In aanvulling op deze gegevens kan het college vragen om een nadere onderbouwing, onderzoek en/of verantwoording.

Artikel 8 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De aanvrager gaat akkoord met de subsidievoorwaarden.

  • 2.

    De start van de werkzaamheden wordt ten minste twee weken van tevoren gemeld bij de gemeente.

  • 3.

    De eigenaar is verplicht om aan de door het College met de controle belaste personen te allen tijde toegang te verschaffen tot het project en op aanvraag inzage te verschaffen in alle op de werkzaamheden betrekking hebbende gegevens.

  • 4.

    De werkzaamheden worden overeenkomstig de aanvraag en subsidieverlening uitgevoerd binnen 40 weken na het besluit tot subsidieverlening. Er kan maximaal tweemaal een schriftelijk verzoek worden ingediend om deze termijn met 13 weken te verlengen. Daarna zal de subsidie op 0 euro worden vastgesteld.

  • 5.

    De aanvrager heeft na het verkrijgen van de subsidie een onderhoudsplicht op het pand/object en mag de onroerende zaak niet beschadigen of vernielen.

Artikel 9 Beoordeling, verlening en wijze van verdeling

  • 1.

    De aanvragen worden behandeld en getoetst op volgorde van binnenkomst totdat het subsidieplafond is bereikt.

  • 2.

    Het college beoordeelt of de subsidieaanvraag volledig is.

  • 3.

    Indien een aanvraag onvolledig is, verzoekt het college de aanvrager schriftelijk of per email deze aan te vullen binnen een termijn van 4 weken, te rekenen vanaf de dagtekening van het verzoek van het college.

  • 4.

    Indien een aanvraag onvolledig is, wordt het tijdstip van binnenkomst bepaald door de datum waarop de subsidieaanvraag wel volledig is.

  • 5.

    Het college besluit een aanvraag niet in behandeling te nemen, indien de in het eerste lid genoemde termijn is verstreken zonder dat de opgevraagde aanvulling is ontvangen.

  • 6.

    Het college kan advies aanvragen bij externe deskundigen.

  • 7.

    Het college beslist op de aanvraag voor een subsidie binnen 8 weken na ontvangst van een volledige aanvraag en maakt het besluit schriftelijk kenbaar aan de aanvrager.

Artikel 10 Bevoorschotting

  • 1.

    De aanvrager aan wie subsidie is verleend, komt in aanmerking voor een voorschot van maximaal 50% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2.

    De aanvrager dient het verzoek tot bevoorschotting schriftelijk in bij het college.

  • 3.

    Het college beslist op de aanvraag voor bevoorschotting uiterlijk 4 weken na indiening van de aanvraag voor bevoorschotting.

Artikel 11 Verantwoording en vaststelling

  • 1.

    Binnen 4 weken na afronding van de werkzaamheden dient de aanvrager een verzoek tot subsidievaststelling in.

  • 2.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling legt de aanvrager verantwoording af over de uitgevoerde werkzaamheden en de gemaakte kosten, gerelateerd aan het plan van aanpak en de ingediende kostenraming bij de aanvraag.

  • 3.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling dienen de volgende stukken te worden aangeleverd:

    • a)

      een verslag van de uitgevoerde werkzaamheden, aangevuld met foto’s van voor, tijdens en na de uitvoering;

    • b)

      een gespecificeerd overzicht van de gemaakte kosten gekoppeld aan de oorspronkelijke aanvraag;

    • c)

      gespecifieerde betaalbewijzen.

  • 4.

    In aanvulling op deze gegevens kan het college vragen om een nadere onderbouwing en/of verantwoording.

  • 5.

    De subsidie wordt vastgesteld op basis van de werkelijk gemaakte subsidiabele kosten.

  • 6.

    Het college beslist over de vaststelling binnen 8 weken na ontvangst van de verantwoording tot vaststelling.

  • 7.

    De betaling vindt plaats binnen 6 weken na de subsidievaststelling.

Artikel 12 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1.

    In alle gevallen waarin deze subsidieregeling niet of niet voldoende voorziet, zoals aanvragen voor bijzondere projecten of bij bijzondere omstandigheden, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan de bepalingen in deze subsidieregeling in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.

Artikel 13 Inwerkingtreding en beëindiging

Deze regeling treedt in werking op 1 september 2024 en eindigt op 1 september 2034

Artikel 14 Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als de 'Subsidieregeling restauratie monumenten Tilburg'.

Naar boven