Participatieverordening Lingewaard 2024

De raad van de gemeente Lingewaard;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 27 februari 2024 en het Participatiebeleid Lingewaard 2024;

 

gelet op de artikelen 149 en 150 van de Gemeentewet en de Omgevingswet;

 

overwegende dat het van belang is lokale democratische processen door participatie van inwoners te verrijken, de samenwerking tussen gemeente, ondernemers, maatschappelijke organisaties en inwoners te versterken en helderheid te geven over de invulling van de participatieprocedure;

 

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Participatieverordening Lingewaard 2024

 

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    beleid: de wijze waarop een bestuursorgaan, met onder meer geld en in de tijd, een bepaald doel wil bereiken, uitgewerkt in onder meer beleidsnota’s of -notities of visies.

  • -

    beleidsvoornemen: voornemen van een bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid;

  • -

    inspraak: een door of namens een bestuursorgaan georganiseerde gelegenheid voor inwoners, ondernemers, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden om hun mening over beleidsvoornemens te geven en daarover toelichting te geven en van gedachten te wisselen voorafgaand aan de definitieve besluitvorming door de gemeenteraad, of door het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester;

  • -

    maatschappelijk initiatief: initiatieven van inwoners, ondernemers, maatschappelijke organisaties of andere belanghebbenden, of een combinatie daarvan gericht op het versterken van het woon-, werk- en/of leefklimaat van de gemeente Lingewaard;

  • -

    overheidsparticipatie: de manier waarop de gemeente ondersteuning of een bijdrage geeft aan een maatschappelijk initiatief;

  • -

    participatie: het deelnemen van inwoners, ondernemers, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering of evaluatie van gemeentelijk beleid of gemeentelijke plannen en regelingen.

Paragraaf 2. Participatie

Artikel 2. Onderwerp van participatie

  • 1.

    Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of participatie wordt toegepast.

  • 2.

    Participatie wordt altijd toegepast als de wet daartoe verplicht, zoals bijvoorbeeld bij verschillende instrumenten uit de Omgevingswet, zoals de omgevingsvisie, het omgevingsplan en de voorgeschreven omgevingsprogramma’s.

  • 3.

    Er is geen participatie mogelijk:

    • a.

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

    • b.

      als participatie bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c.

      als sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      inzake de vaststelling van de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • e.

      als de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat participatie niet kan worden afgewacht;

    • f.

      als het belang van participatie niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.

Artikel 3. Participatiebeleid

  • 1.

    De gemeente heeft in het ‘Participatiebeleid Lingewaard 2024’ beschreven welke visie en ambities de gemeente heeft met betrekking tot participatie en de ondersteuning van maatschappelijke initiatieven en hoe deze ambities worden gerealiseerd.

Artikel 4. Procedure participatie

  • 1.

    Het bestuursorgaan stelt bij de start van elke participatieprocedure vast op welke manier participatie wordt toegepast conform het participatiebeleid zoals bedoeld in artikel 3 en maakt dit besluit bekend op de voor die participatieprocedure geschikte wijze.

  • 2.

    Als participatie wordt toegepast, neemt het bestuursorgaan over in ieder geval de volgende onderwerpen een besluit, en legt dit vast in een participatieplan:

    • a.

      doel van participatie;

    • b.

      beïnvloedingsruimte van participatie;

    • c.

      kaders voor participatie;

    • d.

      wijze waarop het bestuursorgaan over deze kaders vooraf met in ieder geval de belanghebbenden communiceert;

    • e.

      wijze waarop en tijdvak waarin ingezetenen en belanghebbenden hun inbreng kunnen leveren;

    • f.

      wijze waarop de Lingewaardse uitgangspunten voor participatie en de Lingewaardse participatieaanpak uit het in artikel 3 bedoelde participatiebeleid worden gewaarborgd;

    • g.

      begroting van de kosten.

Artikel 5. Participatieverslag

  • 1.

    Ter afronding van de participatie maakt het bestuursorgaan een participatieverslag op.

  • 2.

    Het participatieverslag bevat in ieder geval:

    • a.

      een beschrijving van het verloop van het participatieproces;

    • b.

      een overzicht van de deelnemers die in de verschillende fasen hebben meegedaan;

    • c.

      een weergave van de inbreng die deelnemers tijdens het participatieproces mondeling of schriftelijk hebben gehad;

    • d.

      een reactie op deze inbreng, waarbij wordt aangegeven welke punten al dan niet worden overgenomen en waarom wel/niet.

  • 3.

    Het bestuursorgaan maakt het participatieverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.

     

Paragraaf 3. Inspraak

Artikel 6. Onderwerp van inspraak

  • 1.

    Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheid of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van beleid, oftewel een beleidsvoornemen, van de gemeente.

  • 2.

    Inspraak wordt altijd verleend indien de wet daartoe verplicht.

  • 3.

    Onverlet het bepaalde in het tweede lid, beslist het bestuursorgaan over het verlenen van inspraak in die gevallen waartoe de wet niet verplicht.

  • 4.

    Er is geen inspraak mogelijk:

    • a.

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

    • b.

      als participatie of inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c.

      als sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      inzake de vaststelling van de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • e.

      als de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat participatie of in- spraak niet kan worden afgewacht;

    • f.

      als het belang van participatie of inspraak niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.

Artikel 7. Procedure inspraak

  • 1.

    Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande in het kader van de inspraak op beleidsvoornemens de termijn voor het indienen van zienswijzen vier weken bedraagt.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan afwijkend van het bepaalde in lid 1 van dit artikel ook een andere inspraakprocedure vaststellen.

  • 3.

    Het college is bevoegd inspraakprocedures vast te stellen ten behoeve van beleid dat door de raad wordt vastgesteld.

Artikel 8. Eindverslag inspraak

  • 1.

    Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.

  • 2.

    Het eindverslag bevat in elk geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;

    • b.

      een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

    • c.

      een reactie op deze zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.

  • 3.

    Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.

     

Paragraaf 4. Overheidsparticipatie

Artikel 9. Toepassen overheidsparticipatie

  • 1.

    Overheidsparticipatie wordt toegepast indien naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders het maatschappelijk initiatief past binnen de kaders van het gemeentelijk beleid en bijdraagt aan de doelstellingen van het gemeentelijk beleid, en/of anderszins een positieve maatschappelijke bijdrage levert aan de lokale samenleving.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan aan de overheidsparticipatie vooraf de voor- waarde verbinden dat inwoners, ondernemers en andere direct belanghebbenden in voldoende mate bij het maatschappelijk initiatief worden betrokken.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan afzien van overheidsparticipatie aan een maatschappelijk initiatief als er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat:

    • a.

      het initiatief doelstellingen beoogt die in strijd zijn met de wet, het gemeentelijk beleid of het algemeen belang;

    • b.

      het een onderwerp betreft dat niet behoort tot de bevoegdheid van de gemeente of de uitvoering van besluiten van hogere bestuursorganen waaromtrent de gemeente geen beleidsvrijheid heeft;

    • c.

      er sprake is van onvoldoende draagvlak voor het initiatief bij omwonenden, belanghebbenden of de betrokken inwoners;

    • d.

      het initiatief naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders op financiële, juridische of praktische gronden niet haalbaar is;

    • e.

      het een onderwerp betreft waartegen een bezwaar- of beroepsprocedure in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht openstaat of onderwerpen waarover de burgerlijke rechter is gevraagd een oordeel uit te spreken;

    • f.

      het een onderwerp betreft dat overwegend het privébelang van de indiener dient.

  • 4.

    Als het college van burgemeester en wethouders besluit om overheidsparticipatie toe te passen, kan het besluiten het maatschappelijk initiatief te ondersteunen op de wijzen die beschreven staan in het participatiebeleid zoals bedoeld in artikel 3.

  • 5.

    Het college van burgemeester en wethouders informeert de indiener van het publieksinitiatief over het besluit om wel of niet overheidsparticipatie toe te passen.

     

Paragraaf 5. Slotbepalingen

Artikel 10. Evaluatie en monitoring

De uitvoering van deze verordening wordt een jaar na inwerkingtreding geëvalueerd. Burgemeester en wethouders zenden hiertoe aan de raad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk. Daarna wordt de verordening minimaal eenmaal per 4 jaar geëvalueerd.

Artikel 11. Intrekking oude regeling

De Inspraakverordening gemeente Lingewaard wordt ingetrokken.

Artikel 12. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 juni 2024.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Participatieverordening Lingewaard 2024.

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 28 maart 2024.

De raad voornoemd,

de griffier,

P.J. Peters

Naar boven