Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen ’s-Hertogenbosch 2024

De gemeenteraad van de gemeente ’s-Hertogenbosch,

In zijn vergadering van 14 november 2023,

Gezien het voorstel van het college van 3 oktober 2023, met reg.nr. 15409055

Besluit

De Verordening Parkeerbelastingen van ’s-Hertogenbosch 2024 vast te stellen

Verordening Parkeerbelastingen van 's-Hertogenbosch 2024

 

Artikel 1. Definities

Voor de toepassing van deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • 1.

    autodelen: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan een huishouden;

  • 2.

    centrale computer: computer bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een mobiele telefoon of een ander communicatiemiddel;

  • 3.

    digitaal parkeerrecht GPK systeem: het systeem waarmee de houder van een gehandicaptenparkeerkaart via een app of via een klantcontactcentrum een digitaal parkeerrecht kan aanmaken en beëindigen;

  • 4.

    houder: degene die naar omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden kentekenregister als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het motorrijtuig ten tijde van het parkeren in het kentekenregister was ingeschreven;

  • 5.

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

  • 6.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • 7.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.

  • 8.

    Binnenstad: het gebied omsloten door de Zuid-Willemsvaart, de Dommel en de stadswallen.

 

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam “parkeerbelastingen” worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

 

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van de degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 2.

    Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat:

      • 1.

        als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

      • 2.

        als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 3.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

 

Artikel 4. Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

 

Artikel 5. Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

  • 2.

    Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

  • 3.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

  • 4.

    Bij de voldoening op aangifte moet het kenteken van het motorvoertuig waarmee wordt geparkeerd of waarvoor de vergunning geldt worden opgegeven.

 

Artikel 6. Ontstaan van de belastingschuld

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een mobiele telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale computer.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

 

Artikel 7. Termijnen van betaling

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen één maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een mobiele telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale computer.

  • 3.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 4.

    Een naheffingsaanslag moet terstond, inclusief de kosten zoals genoemd in artikel 10 “Kosten” worden betaald.

 

Artikel 8. Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

 

Artikel 9. Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling

  • 1.

    Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kan aan het voertuig ook een wielklem worden aangebracht.

  • 2.

    Het college wijst bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.

  • 3.

    Als na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken kan het motorvoertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.

 

Artikel 10. Kosten

  • 1.

    De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 76,70 te verhogen met één uur op locatie geldend tarief gederfde belastinginkomsten.

  • 2.

    De kosten van het aanbrengen en van het verwijderen van de wielklem bedragen € 124,25.

  • 3.

    De kosten voor de overbrenging en bewaring bedragen:

    • a.

      Het uitrijtarief voor het wegslepen van een voertuig bedraagt € 99,27.

    • b.

      De kosten voor het overbrengen van een voertuig tot 3.500 kilogram bedragen € 216,19 en voor bewaring € 11,87 per dag.

    • c.

      De kosten voor het overbrengen van een voertuig zwaarder dan 3.500 kilogram bedragen € 386,85 en voor het bewaren € 30,03 per dag.

    • d.

      De kosten voor de afgifte van een voertuig dat is weggesleept bedragen € 41,89.

  • 4.

    Het bedrag van de ingevolge het tweede en derde lid in rekening te brengen kosten wordt bij beschikking vastgelegd.

 

Artikel 11. Vrijstelling parkeerbelastingen

De parkeerbelastingen worden niet geheven terzake van:

  • a.

    het parkeren van motorvoertuigen waarin een geldige gehandicaptenparkeerkaart duidelijk zichtbaar is aangebracht, uitgezonderd de gehandicaptenparkeerplaatsen op kenteken in de Binnenstad.

  • b.

    het parkeren van mobiele onderzoeksunits die worden gebruikt voor het doen van bevolkingsonderzoek als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet op het bevolkingsonderzoek, voor welk onderzoek op grond van die wet vergunning is verleend, gedurende dat gebruik.

 

Artikel 12. Vrijstelling digitaal parkeerrecht GPK

  • 1.

    De houder van een gehandicaptenparkeerkaart krijgt in afwijking artikel 11 sub a is bepaald, uitsluitend vrijstelling van het betalen van parkeerbelasting, indien de houder de gehandicaptenparkeerkaart heeft aangemeld in het digitaal parkeerrecht GPK-systeem. Het tonen van de papieren gehandicaptenparkeerkaart kan hier niets aan afdoen en geeft niet alsnog recht op vrijstelling van het betalen van parkeerbelasting.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen omtrent de controle op aanwezigheid van een vrijstelling. Met deze controle wordt bedoeld de controle langs elektronische weg met parkeerapparatuur op de aanwezigheid van een aan de houder van een gehandicaptenparkeerkaart toekomende vrijstelling van parkeerbelasting en kunnen regels over de technische werking van de parkeerapparatuur bevatten.

  • 3.

    Het college draagt er zorg voor dat aanmelding in het digitaal parkeerrecht GPK-systeem op een digitaal inclusieve wijze geschiedt, die voldoet aan de standaarden voor toegang tot overheidsdienstverlening.

  • 4.

    Hetgeen in lid 1 is vermeld geldt niet voor gehandicaptenparkeerplaatsen aangegeven met verkeersbord E06. Voor die gehandicaptenparkeerplaatsen is de papieren gehandicaptenparkeerkaart het geldend bewijsmiddel.

  • 5.

    Dit artikel treedt in werking op een nader door het college te bepalen datum.

 

Artikel 13. Kwijtschelding

Bij de invordering van de parkeerbelasting wordt geen kwijtschelding en geen uitstel van betaling verleend, ook niet wanneer er een bezwaarschrift is ingediend.  

 

Artikel 14. Overgangsrecht

De Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen ’s-Hertogenbosch 2022 vastgesteld bij raadsbesluit van 9 november 2021, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 14, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

 

Artikel 15. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

 

Artikel 16. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening parkeerbelastingen van ’s-Hertogenbosch 2024.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 14 november 2023.

De gemeenteraad van 's-Hertogenbosch,

De griffier,

Drs. W.G. Amesz,

De burgemeester,

Drs. J.M.L.N. Mikkers

Naar boven