Gemeenteblad van Deurne
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Deurne | Gemeenteblad 2024, 225496 | gemeenschappelijke regeling |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Deurne | Gemeenteblad 2024, 225496 | gemeenschappelijke regeling |
Gemeenschappelijke regeling Peelgemeenten 2024
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek en Someren, ieder voor zover het betreft zijn bevoegdheden;
de vijf deelnemende gemeenten op 9 december 2016 een gemeenschappelijke regeling hebben getroffen voor de gezamenlijke uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet, BMS taken (bijzondere bijstand, minimavoorzieningen en de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening) en aanverwante wet- en regelgeving;
De “Gemeenschappelijke regeling Peelgemeenten 2020”, in werking getreden op 19 november 2020 , te wijzigen in “Gemeenschappelijke regeling Peelgemeenten 2024”, waarvan de gehele tekst na wijziging komt te luiden als volgt:
HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen
In deze gemeenschappelijke regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
basistaken(pakket): taken die het openbaar lichaam voor alle deelnemende gemeenten verricht. Deze taken hebben betrekking op Wmo, Jeugd, BMS, Inburgering en aanverwante wet- en regelgeving en bestaan uit beleidsvoorbereiding, beleidsuitvoering, inkoop, verstrekking van voorzieningen, (financiële) administratie, kwaliteitsbeheer en kwaliteitstoetsing ten behoeve van de deelnemende gemeenten, alsmede coördinerende en afstemmende taken die voor de deelnemende gemeenten tezamen worden verricht.
faciliterende taken: taken die door het openbaar lichaam voor een of meer al dan niet deelnemende gemeenten, samenwerkingsverbanden en/of derden worden verricht ter facilitering van samenwerking in het maatschappelijk veld op het gebied van werkgeverschap, leren en ontwikkelen, opgavegericht samenwerken, dienstverlening en bedrijfsvoering.
Daar waar in de gemeenschappelijke regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van de gemeente, de raad, het college, de burgemeester en de griffier, onderscheidenlijk: het openbaar lichaam, het Algemeen bestuur, het Dagelijks bestuur, de voorzitter en de secretaris.
HOOFDSTUK 2. Belang, doel, taken en bevoegdheden
De colleges richten een gezamenlijke uitvoeringsorganisatie op in de vorm van een openbaar lichaam voor de uitvoering van gemeentelijke taken op het terrein van Wmo, Jeugd, BMS, Inburgering en aanverwante wet- en regelgeving, dragen tezamen zorg voor de besturing ervan en houden daarbij rekening met de bevoegdhedenverdeling over de gemeentelijke organen en de zelfstandigheid van ieder van de deelnemende gemeenten.
Het openbaar lichaam bundelt, mede door het Rijk beschikbaar gestelde, middelen en menskracht bij het uitvoeren van taken op uitvoeringsniveau, op het vlak van beleidsvoorbereiding en op het vlak van bestuurlijke samenwerking in het kader van de uitvoering van gemeentelijke taken ten behoeve van elk van de deelnemende gemeenten.
Het Algemeen bestuur respectievelijk het Dagelijks bestuur kunnen afzonderlijk of samen, ieder voor zover zij bevoegd zijn, een gemeenschappelijke regeling treffen, waarvan uitgezonderd het instellen van een openbaar lichaam, ter behartiging van een of meer bepaalde belangen van het openbaar lichaam. Het Algemeen bestuur respectievelijk het Dagelijks bestuur gaan niet over tot het treffen van een gemeenschappelijke regeling dan nadat zij hierover vooraf de raden van de deelnemende gemeenten in de gelegenheid hebben gesteld hun wensen en bedenkingen kenbaar te maken.
Het Algemeen bestuur is bevoegd te besluiten tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, coöperaties en verenigingen, op voorwaarde dat de raden van de deelnemende gemeenten vooraf in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen met betrekking tot het voorgenomen besluit aan het Algemeen bestuur kenbaar te maken.
De collegebevoegdheden betreffende de uitvoering van de Wmo, Jeugd, BMS, Inburgering en aanverwante wet- en regelgeving worden onder verantwoordelijkheid van de colleges opgedragen aan het Dagelijks bestuur van het openbaar lichaam op basis van een door elk college afzonderlijk vast te stellen extern mandaatbesluit. Het Dagelijks bestuur is bevoegd om ondermandaat te verlenen aan de ambtelijke organisatie. Uitgangspunt is dat bevoegdheden zo laag mogelijk in de organisatie worden belegd.
Het openbaar lichaam houdt ten behoeve van alle deelnemende gemeenten een uitvoeringsorganisatie in stand met het oog op het vervullen van een basistakenpakket op het terrein van beleidsvoorbereiding, beleidsuitvoering, inkoop, verstrekking van voorzieningen, (financiële) administratie, kwaliteitsbeheer en kwaliteitstoetsing ten behoeve van de deelnemende gemeenten, alsmede coördinerende en afstemmende taken die voor de deelnemende gemeenten tezamen worden verricht.
Artikel 7. Faciliterende taken
Naast de in artikel 5 en artikel 6 bedoelde taken is het openbaar lichaam tevens bevoegd om voor een of meer al dan niet deelnemende gemeenten, samenwerkingsverbanden en derden taken te verrichten ter facilitering van samenwerking in het maatschappelijk veld op het gebied van werkgeverschap, leren en ontwikkelen, opgavegericht samenwerken, dienstverlening en bedrijfsvoering.
Het openbaar lichaam verricht alleen faciliterende taken aan niet deelnemende gemeenten, samenwerkingsverbanden en derden als het Algemeen bestuur hiermee instemt, met dien verstande dat het openbaar lichaam ten minste tachtig procent van zijn werkzaamheden uitsluitend voor de deelnemende gemeenten verricht. Het Algemeen bestuur beslist over de dienstverlening aan niet deelnemende gemeenten, samenwerkingsverbanden en derden.
Het openbaar lichaam en de al dan niet deelnemende gemeenten, samenwerkingsverbanden en/of derden sluiten een dienstverleningsovereenkomst over de uitvoering van faciliterende taken. In de dienstverleningsovereenkomst wordt vastgelegd welke prestaties het openbaar lichaam zal leveren, de kosten die hiervoor in rekening worden gebracht en de voorwaarden waaronder de taken worden uitgevoerd.
Artikel 9. Samenstelling Algemeen bestuur
Het Algemeen bestuur bestaat uit tien leden, de voorzitter inbegrepen. Ieder college wijst twee leden aan, te weten één portefeuillehouder sociaal domein en één portefeuillehouder financiën. Indien de portefeuillehouder sociaal domein en de portefeuillehouder financiën in één persoon verenigd zijn, wijst het college nog een ander collegelid aan als lid van het Algemeen bestuur.
De leden van het Algemeen bestuur worden aangewezen voor een zittingsduur van 4 jaar en treden af op de dag waarop in het kader van een nieuwe zittingsperiode van de gemeenteraad een nieuw geïnstalleerd college een besluit neemt tot aanwijzing van de leden van het Algemeen bestuur. Aftredende leden kunnen opnieuw als lid worden aangewezen.
Artikel 10. Werkwijze Algemeen bestuur
Het Algemeen bestuur vergadert minimaal twee maal per jaar. Meer vergaderingen kunnen ingelast worden wanneer de voorzitter of het Dagelijks bestuur dit nodig acht, wanneer ter voldoening aan het bepaalde in artikel 13, eerste lid van deze regeling een of meer leden van het Dagelijks bestuur moeten worden benoemd of wanneer tenminste twee leden van het Algemeen bestuur, onder opgave van redenen, dit schriftelijk verzoeken.
De vergaderingen van het Algemeen bestuur zijn openbaar. De deuren worden gesloten, wanneer tenminste twee van de aanwezige leden hierom verzoeken of de voorzitter dit nodig acht, en het Algemeen bestuur hiertoe besluit. Voor het overige is ten aanzien van de openbaarheid artikel 23 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
Artikel 12. Besluitvorming Algemeen bestuur
Het Algemeen bestuur kan bij toepassing van het zesde lid over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolgde het vierde lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is. Het gestelde in het derde lid is in deze vergadering ook van toepassing.
Het Algemeen bestuur kan in een besloten vergadering, op grond van de belangen, genoemd in artikel 5.1 van de Wet open overheid , omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken welke aan het Algemeen bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Deze wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen, totdat het Algemeen bestuur haar opheft.
Op grond van de belangen, genoemd in artikel 5.1 van de Wet open overheid, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het Dagelijks bestuur en de voorzitter van het openbaar lichaam en door een commissie als bedoeld in artikel 24 of 25 van de wet, ieder ten aanzien van stukken die zij aan het Algemeen bestuur of aan de leden van het Algemeen bestuur overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.
De krachtens het tweede lid aan het Algemeen bestuur opgelegde verplichting tot geheimhouding vervalt, indien de oplegging niet door het Algemeen bestuur in zijn eerstvolgende vergadering, die door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden, tezamen vertegenwoordigd meer dan de helft van het aantal stemmen, is bezocht, wordt bekrachtigd.
De krachtens het tweede lid aan leden van het Algemeen bestuur opgelegde verplichting tot geheimhouding wordt door hen in acht genomen totdat het orgaan, dat de verplichting heeft opgelegd haar opheft, dan wel, indien het onderwerp waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan het Algemeen bestuur is voorgelegd, tot het Algemeen bestuur haar opheft. Het Algemeen bestuur kan deze beslissing nemen in een vergadering die door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden, tezamen vertegenwoordigd meer dan de helft van het aantal stemmen, is bezocht.
HOOFDSTUK 5. Dagelijks bestuur
Artikel 16. Bevoegdheden Dagelijks bestuur
In het bijzonder is dit bestuur belast met:
te besluiten namens het openbaar lichaam, het Dagelijks bestuur of het Algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het Algemeen bestuur, voor zover het het Algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;
Het Dagelijks bestuur kan op grond van een belang, genoemd in artikel 5.1 van de Wet open overheid, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan het Dagelijks bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens de vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat het Dagelijks bestuur haar opheft.
Op grond van een belang, genoemd in artikel 5.1 van de Wet open overheid, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter of een commissie, ten aanzien van de stukken die zij aan het Dagelijks bestuur overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan, dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel het Algemeen bestuur haar opheft.
HOOFDSTUK 8. Commissies, werkgroepen, overleg, tegemoetkoming
Artikel 21. Bestuurscommissies
Het Algemeen bestuur kan, conform artikel 25 van de wet commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen. Het Algemeen bestuur stelt vooraf de raden van de deelnemende gemeenten van dit voornemen op de hoogte en stelt hen in de gelegenheid hun wensen en bedenkingen ter kennis van het Algemeen bestuur te brengen.
Artikel 23. Werkgroepen, overlegvormen
Het Algemeen bestuur, het Dagelijks bestuur en de voorzitter kunnen werkgroepen en overlegvormen instellen.
De leden van adviescommissies die geen burgemeester, wethouder of raadslid zijn, kunnen een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie ontvangen. De artikelen 96 tot en met 99 van de Gemeentewet, alsmede de op grond daarvan gestelde nadere regelen, zijn alsdan van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat, wanneer daarin sprake is van een onderverdeling in gemeenteklassen, het bepaalde voor de gemeenteklasse van 50 001-100 000 inwoners van toepassing is.
HOOFDSTUK 9. Voorhangprocedure
Artikel 26. Voorhangprocedure colleges
Het Dagelijks bestuur dan wel het Algemeen bestuur beslist in ontwerp op majeure dossiers en stuurt het ontwerpbesluit naar de colleges voor het indienen van een eventuele zienswijze. De colleges kunnen binnen zes weken een zienswijze indienen op het ontwerpbesluit. Na deze termijn neemt het Dagelijks bestuur dan wel het Algemeen bestuur een definitief besluit inzake het majeure dossier waarbij de zienswijze gemotiveerd wordt betrokken.
Artikel 27. Voorhangprocedure gemeenteraden
Voorafgaand aan het nemen van het besluit waarover de zienswijze gegeven is stelt het Dagelijks bestuur, de raden van de deelnemende gemeenten en, indien het een besluit van het Algemeen bestuur betreft, het Algemeen bestuur schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijze, bedoeld in het eerste en tweede lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.
HOOFDSTUK 10. Verantwoording en informatievoorziening
Artikel 30. Interne informatievoorziening
Het Algemeen bestuur regelt van welke besluiten van het Dagelijks bestuur in ieder geval kennisgeving wordt gedaan aan de leden van het Algemeen bestuur. Daarbij kan het Algemeen bestuur de gevallen bepalen waarin met ter inzage legging kan worden volstaan. Het Dagelijks bestuur laat de kennisgeving of ter inzage legging achterwege voor zover deze in strijd is met het openbaar belang.
Artikel 31. Externe informatievoorziening
In afwijking van het vierde lid verschaffen het Algemeen bestuur, het Dagelijks bestuur en de voorzitter geen informatie rechtstreeks aan de raden over zaken waaromtrent krachtens artikel 13 of artikel 18 geheimhouding is opgelegd. Indien de raden deze informatie wel nodig hebben voor de uitoefening van hun taken, wordt deze informatie via de colleges met de raden gedeeld onder de voorwaarde dat de colleges krachtens artikel 87 Gemeentewet geheimhouding hebben opgelegd.
Artikel 32. Informatieplicht rekenkamer(commissies)
De rekenkamer(commissie)s van de deelnemende gemeenten, afzonderlijk en in samenwerking met elkaar, worden door het Dagelijks bestuur in staat gesteld om alle informatie te verkrijgen die voor de wettelijke taakuitoefening nodig is, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 184 Gemeentewet.
HOOFDSTUK 13. Financiële bepalingen
Het Dagelijks bestuur van het openbaar lichaam zendt in december, doch in ieder geval voor 30 april van het jaar voorafgaande aan dat jaar waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders (kadernota) aan de raden van de deelnemende gemeenten.
Artikel 40. Verdeling der kosten
De uitvoeringskosten worden tussen de deelnemende gemeenten verrekend op basis van de door de gemeenten bepaalde benodigde capaciteit in de gebiedsteams enerzijds en de door het CBS geregistreerde inwoneraantal waarbij peildatum 1 januari van het voorgaande jaar geldt anderzijds. De berekening van de kosten vindt plaats op basis van de integrale kostprijs.
De kosten die verband houden met de uitvoering van faciliterende taken als bedoeld in artikel 7 van deze regeling, worden verdeeld op basis van de afspraken die zijn vastgelegd in de betreffende dienstverleningsovereenkomst. Deze financiële afspraken kunnen afwijken van het eerste en tweede lid van dit artikel.
Artikel 41. Verplichte uitgaven
Wanneer aan het Algemeen bestuur blijkt dat de raad van een deelnemende gemeente niet voldoet of zal voldoen aan het gestelde in artikel 42 van deze regeling, doet het Algemeen bestuur aan Gedeputeerde Staten het verzoek over te gaan tot overeenkomstige toepassing van artikel 194 van de Gemeentewet.
Artikel 43. Financiële voorschriften
Het Algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten vast voor het financieel beleid alsmede het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan. De artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
Het Dagelijks bestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam. Dit overeenkomstig een door het Algemeen bestuur, met inachtneming van artikel 40 van de Archiefwet 1995, vast te stellen regeling, de Archiefverordening, die aan Gedeputeerde Staten moet worden medegedeeld.
HOOFDSTUK 16. Toetreding, uittreding, wijziging, opheffing
Toetreding vindt plaats met ingang van 1 januari van het jaar volgende op dat waarin de voor toetreding noodzakelijke wijziging van de regeling in werking is getreden, het college van de toetredende gemeente daartoe heeft besloten en voldoet aan de eventueel door het Algemeen bestuur aan de toetreding verbonden voorwaarden.
Een deelnemende gemeente kan, na vooraf verkregen toestemming van de gemeenteraad, besluiten uit deze gemeenschappelijke regeling te treden. De deelnemende gemeente zendt het besluit tot uittreding aan het Algemeen bestuur. De procedure voor uittreding vangt aan op de dag nadat het Algemeen bestuur het besluit heeft ontvangen.
Onder desintegratiekosten wordt verstaan alle kosten direct dan wel toekomstig, te maken dan wel te dragen door het openbaar lichaam die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarbij ingegrepen, ontstaan als direct gevolg van de uittreding.
Het openbaar lichaam brengt alle frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten en de waarde van de formatie die de uittredende gemeente overneemt, als bedoeld in artikel 53 lid 1, in rekening bij de uittredende deelnemer. De uittredende deelnemer is verplicht tot betaling van de definitieve uittreedsom.
De in het derde lid bedoelde systematiek wordt gebaseerd op:
Feiten en omstandigheden die bekend waren op het moment van de daadwerkelijke uittreding. Beleidswijzigingen, wijziging van economische omstandigheden en wijziging van inzichten die zich voordoen of opkomen na het moment van de daadwerkelijke uittreding kunnen niet worden betrokken bij de bepaling van de hoogte van de uittreedsom.
Feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan na het moment van daadwerkelijke uittreding kunnen niet leiden tot wijziging van de hoogte van de uittreedsom, tenzij de uitgetreden deelnemer dan wel het Algemeen bestuur kan aantonen dat de hoogte van de uittreedsom anders zou zijn bepaald indien:
de uittredende deelnemer dan wel het Algemeen bestuur inlichtingen die hem op het moment van het bepalen van de uittreedsom bekend waren niet heeft verstrekt terwijl de uittredende deelnemer dan wel het Algemeen bestuur redelijkerwijs had moeten aannemen dat deze inlichtingen van invloed zouden kunnen zijn op de bepaling van de hoogte van de uittreedsom.
Het openbaar lichaam is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittredingskosten zo laag mogelijk te houden. Het voorgaande hoeft niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk betaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het Algemeen bestuur van het besluit tot uittreding van de deelnemer.
Artikel 51. Externe deskundige
Met het oog op het bepalen van de inhoud van het uittredingsplan wijst het Algemeen bestuur een onafhankelijke externe deskundige aan die in opdracht van het Algemeen bestuur het concept uittredingsplan voorbereidt. De onafhankelijke deskundige kan, in overleg met het Algemeen bestuur, voor specifieke onderdelen van het uittredingsplan andere deskundigen inschakelen.
Het Algemeen bestuur wijst de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een gezamenlijke voordracht van de uittredende deelnemer en het Dagelijks bestuur. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over een gezamenlijke voordracht, wijst het Algemeen bestuur de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van meerderheid van stemmen in het Algemeen bestuur.
Ten minste 12 maanden voorafgaand aan het moment van uittreding stelt het Algemeen bestuur het uittredingsplan en de voorlopige uittreedsom vast. Het Algemeen bestuur baseert de berekening van de voorlopige uittreedsom op de systematiek die hiervoor is opgenomen in het uittredingsplan en op de jaarrekening van het openbaar lichaam over het meest recent verstreken begrotingsjaar.
Uiterlijk 6 maanden na het moment van uittreding stelt het Algemeen bestuur de definitieve uittreedsom vast. Het Algemeen bestuur baseert de berekening van de definitieve uittreedsom op de systematiek die hiervoor is opgenomen in het uittredingsplan en op de jaarrekening van het begrotingsjaar direct voorafgaand aan het moment van uittreding.
Bij de voorbereiding van het concept uittredingsplan biedt het Algemeen bestuur de uittredende deelnemer de keuze tussen een betaling van de uittreedsom in een aantal termijnen of voor betaling van de uittreedsom in een keer. In het uittredingsplan bepaalt het Algemeen bestuur conform de voorkeur van de uittredende deelnemer of de uittredende deelnemer de uittreedsom in een daarbij te bepalen aantal termijnen of in een keer dient te betalen. Als de uittredende deelnemer kiest voor betaling in termijnen kan het Algemeen bestuur een rentevergoeding in rekening brengen.
Artikel 53. Verplichtingen uittreder
De uittredende deelnemer is gehouden zich in te spannen om de formatie van het openbaar lichaam die als gevolg van de uittreding boventallig is geworden met behoud van arbeidsvoorwaarden in dienst te nemen of anderszins in stand te doen houden. De waarde van de formatie die de uittredende deelnemer overneemt van het openbaar lichaam wordt gekapitaliseerd en in mindering gebracht op de uittreedsom.
Burgemeester en wethouders van Asten
De burgemeester
De secretaris
Datum besluit college
21 mei 2024
Datum toestemming gemeenteraad
14 mei 2024
Burgemeester en wethouders van Deurne
De burgemeester
De secretaris
Datum besluit college
16 april 2024
Datum toestemming gemeenteraad
26 maart 2024
Burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel
De burgemeester
De secretaris
Datum besluit college
16 april 2024
Datum toestemming gemeenteraad
11 april 2024
Burgemeester en wethouders van Laarbeek
De burgemeester
De secretaris
Datum besluit college
21 mei 2024
Datum toestemming gemeenteraad
14 maart 2024
Burgemeester en wethouders van Someren
De burgemeester
De secretaris
Datum besluit college
23 april 2024
Datum toestemming gemeenteraad
7 maart 2024
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-225496.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.