Eerste wijzigingsverordening van de Verordening fysieke leefomgeving Lelystad 2021

De raad van de gemeente Lelystad,

 

op voorstel van het college van de gemeente Lelystad d.d 20 juni 2023;

 

B E S L U I T:

Vast te stellen de eerste wijzigingsverordening van de Verordening fysieke leefomgeving Lelystad 2021 met oog op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en beleidsontwikkelingen.

Artikel I: Wijzigingen in de Verordening fysieke leefomgeving Lelystad 2021.

A. Artikel 1.1 Algemene begripsbepalingen:

  • 1.

    Onder de definitie van “bebouwde kom” wordt het volgende begrip toegevoegd:

  • beperkingengebiedactiviteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

  • 2.

    Aan de definitie van “bevoegd gezag” wordt de zinsnede “als bedoeld in de Omgevingswet;” toegevoegd.

  • 3.

    Het begrip “bouwbesluit” komt te vervallen.

  • 4.

    Onder de definitie van “bromfiets” wordt het volgende begrip toegevoegd:

  • deelvoertuig: voertuig dat bedrijfsmatig wordt aangeboden aan derden om lokaal gebruik van te maken tegen betaling;

  • 5.

    De volgende begrippen komen te vervallen:

    • -

      erfgoedcommissie

    • -

      gemeentelijk monument

    • -

      gemeentelijke monumentenlijst

  • 6.

    De definitie van “kampeermiddel” komt als volgt te luiden:

  • kampeermiddel: een niet-grondgebonden onderkomen of voertuig, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor nachtverblijf;

B. In de artikelen 1.2 en 1.3 wordt een lid toegevoegd, luidende:

 

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

C. Voor de bestaande tekst van de artikelen 1.4 en 1.5 wordt de aanduiding “1.” geplaatst, waaronder een nieuw lid wordt toegevoegd, luidende:

 

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

D. Artikel 2.1 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan.

  • 1.

    Het vijfde lid vervalt, onder vernummering van het zesde en zevende lid tot vijfde en zesde lid.

  • 2.

    Het zesde lid (nieuw) komt als volgt te luiden:

    • 6.

      Het verbod is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de Omgevingsverordening Flevoland of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

E. Artikel 2.1a wordt toegevoegd onder artikel 2.1, luidende:

 

Artikel 2.1a Melding terrassen

  • 1.

    Het verbod van artikel 2.1, eerste lid, is niet van toepassing indien het gaat om de plaatsing van een terras, welke geplaatst wordt conform de, krachtens artikel 2.1, derde lid, vastgestelde nadere regels en daartoe een melding is gedaan bij het college.

  • 2.

    Een melding bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      Naam, adres en KvK-nummer van de exploitant van het horecabedrijf of openbare inrichting;

    • b.

      Naam en adres van het horecabedrijf of openbare inrichting;

    • c.

      de indeling en uitvoering van het beoogde terras; en,

    • d.

      een plattegrond met afmetingen van het beoogde terras.

  • 3.

    Het college kan na ontvangst van de melding extra gegevens opvragen welke nodig zijn voor de controle van de melding.

F. Artikel 2.2: Omgevingsvergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg.

  • 1.

    Het tweede en het vijfde lid vervallen, onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid.

  • 2.

    In het tweede lid (nieuw) wordt de zinssnede “publieke taken” gewijzigd naar “werkzaamheden”.

  • 3.

    Het derde lid (nieuw) komt als volgt te luiden:

    • 3.

      Het verbod is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de Omgevingsverordening Flevoland of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Wegenwet, het Wetboek van Strafrecht of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.

G. Artikel 2.3: Maken of veranderen van een uitweg:

  • 1.

    Artikel 2.3 komt als volgt te luiden:

     

    Artikel 2.3: Maken of veranderen van een uitweg.

    • 1.

      Het is verboden zonder omgevingsvergunning een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

    • 2.

      Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

      • a.

        een gemaatvoerde situatietekening van de gewenste uitweg; en,

      • b.

        een foto van de bestaande situatie.

    • 3.

      Een omgevingsvergunning wordt alleen verleend als dit niet:

      • a.

        leidt tot een mogelijk verkeersgevaarlijke situatie;

      • b.

        de functionaliteit van het openbaar gebied op onaanvaardbare wijze aantast ten koste van openbare parkeerplaatsen, lichtmasten, nutsvoorzieningen, containeropstelplaatsen e.d.;

      • c.

        de ruimtelijke kwaliteit, waaronder het uiterlijk aanzien van de omgeving, op onaanvaardbare wijze aantast; of,

      • d.

        ziet op het aanleggen van een tweede uitweg op een woonperceel met een frontbreedte van minder dan 25 meter.

    • 4.

      Hetgeen bepaald in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Keur Waterschap Zuiderzeeland 2017 of de provinciale wegenverordening of nadien gewijzigd.

    • 5.

      Het verbod van het eerste lid geldt niet, mits de uitweg wordt aangelegd conform de voor dat gebied geldende inrittenkaart.

    • 6.

      Het college is bevoegd om inrittenkaarten vast te stellen.

    • 7.

      Het college is bevoegd de bevoegdheid zoals opgenomen in het zesde lid door te mandateren.

  • 2.

    Wordt het vierde lid als volgt gewijzigd:

    • 4.

      Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de Omgevingsverordening Flevoland of de waterschapsverordening.

H. In artikel 3.1, derde lid, wordt de zinssnede “door de Wet milieubeheer of nadien gewijzigd.” gewijzigd naar “bij of krachtens de Omgevingswet.”

 

I. In artikel 3.4, tweede lid, wordt de zinssnede “de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet, of de Belemmeringenwet Privaatrecht of nadien gewijzigd.” gewijzigd naar “hoofdstuk 10 van de Omgevingswet.”.

 

J. Artikel 3.5 komt als volgt te luiden:

 

Artikel 3.5: Laden van elektrische voertuigen.

Het is verboden een elektrisch voertuig te laden door middel van een kabel vanaf privéterrein in het openbaar gebied, tenzij het laden plaatsvindt op een parkeerplaats die grenst aan de erfgrens.

 

K. In artikel 4.3 wordt achter “Wet milieubeheer,” de zinssnede “zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet,” toegevoegd.

 

L. Artikel 4.4, vierde lid, komt als volgt te luiden:

 

  • 4.

    Het verbod in het eerste lid, aanhef en onder b is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de Omgevingsverordening Flevoland of de waterschapsverordening.

M. Artikel 5.1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Boven de definitie van “collectieve festiviteit” wordt het volgende begrip toegevoegd:

  • Activiteitenbesluit milieubeheer: Activiteitenbesluit milieubeheer, zoals dat besluit luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;

  • 2.

    In de definitie van “inrichting” wordt achter “Wet milieubeheer,” de zinssnede “zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet,” toegevoegd.

N. Artikel 5.4 Onversterkte muziek

  • 1.

    Aan het eerste lid, sub c, wordt de volgende zinssnede toegevoegd:

  • “zoals die wet en dat besluit luidden direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;”

  • 2.

    In het vierde lid wordt de zinssnede “Het Activiteitenbesluit milieubeheer” gewijzigd naar “dit artikel niet”.

O. Het derde lid van artikel 5.5 komt als volgt te luiden:

 

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de Omgevingsverordening Flevoland of nadien gewijzigd.

P. Het eerste lid van artikel 6.4 komt als volgt te luiden:

 

  • 1.

    Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

Q. Artikel 8.1: Opslag mest, afvalstoffen enz.

  • 1.

    In het eerste lid wordt achter “Wet milieubeheer” de zinssnede “, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet,” toegevoegd.

  • 2.

    Het tweede lid komt als volgt te luiden:

    • 2.

      Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing op situatie waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet of Omgevingsverordening Flevoland of nadien gewijzigd.

R. Het tweede lid van artikel 8.2 komt als volgt te luiden:

 

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing in gevallen waarin een omgevingsvergunning is verleend en het gevaar en de hinder zijn betrokken bij de afweging.

S. Het eerste lid van artikel 9.1 komt als volgt te luiden:

 

  • 1.

    Het is verboden ten behoeve van nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het omgevingsplan is bestemd of mede bestemd.

T. In het eerste lid van artikel 11.2 wordt de zinssnede “ door het college aangewezen” verwijderd.

 

U. Artikel 11.4: Voertuigwrakken.

  • 1.

    In het tweede lid wordt de zinssnede “voorzien door” gewijzigd naar “voorzien bij of krachtens”.

  • 2.

    In het tweede lid wordt de zinssnede “of het Besluit activiteiten leefomgeving.” toegevoegd.

V. Het derde lid van artikel 11.5 komt als volgt te luiden:

 

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingsverordening Flevoland.

W. Artikel 11.7 komt als volgt te luiden:

 

Artikel 11.7: Parkeren van grote voertuigen.

  • 1.

    Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren op de weg.

  • 2.

    Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing op een door het college aangewezen plaats.

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur.

  • 4.

    Het verbod in het eerste lid is voorts niet van toepassing op campers, kampeerauto’s, caravans en kampeerwagens, voor zover deze voertuigen niet langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg worden geplaatst of gehouden.

  • 5.

    Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid opgenomen verbod.

  • 6.

    Op de aanvraag om de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

X. Artikel 11.9 komt te vervallen, onder vernummering van artikel 11.10 en 11.11 tot 11.9 en 11.10.

 

Y. Onder artikel 11.10 (nieuw) wordt een artikel toegevoegd, luidende:

 

Artikel 11.11: Deelvoertuigen bedrijfsmatig aanbieden.

  • 1.

    Het is verboden om zonder vergunning van het college bedrijfsmatig deelvoertuigen ten behoeve van gebruik door derden op de weg te plaatsen.

  • 2.

    Het college kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een vergunning:

    • a.

      ter voorkoming van overlast;

    • b.

      in het belang van het uiterlijk ten aanzien van de gemeente;

    • c.

      in het belang van de veiligheid van het publiek;

    • d.

      in het belang van de doorstroming van het verkeer;

    • e.

      ter voorkoming van onevenredig ruimtegebruik; of,

    • f.

      ten aanzien van het type deelvoertuig waar de vergunning betrekking op heeft.

  • 3.

    Het college kan ter bescherming van de belangen in het tweede lid een maximum stellen aan het totaal aantal bedrijven waaraan een vergunning kan worden verleend of aan het totaal deelvoertuigen als bedoeld in het eerste lid of categorieën of typen daarvan dat op of aan de weg kan worden geplaatst.

  • 4.

    Het college kan in het belang van de openbare orde, veiligheid of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen.

  • 5.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1.7 weigert het college de vergunning indien:

    • a.

      afbreuk wordt gedaan aan de directe leefomgeving;

    • b.

      onevenredig beslag wordt gelegd op de openbare ruimte; of,

    • c.

      een maximum als bedoeld in het derde lid is vastgesteld en dit maximum al is bereikt.

  • 6.

    Het college kan wegen of weggedeelten aanwijzen waar uitsluitend deelvoertuigen als bedoeld in het eerste lid mogen worden geplaatst en ter gebruik mogen worden aangeboden of waar deelvoertuigen niet mogen worden geplaatst en niet ter gebruik mogen worden aangeboden.

  • 7.

    Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Z. Het tweede lid van artikel 12.2 komt als volgt te luiden:

 

  • 2.

    Het college weigert de vergunning wegens strijd met het omgevingsplan.

AA. Artikel 12.4 komt als volgt te luiden:

 

Het verbod van artikel 12.2, eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet of de Omgevingsverordening Flevoland of nadien gewijzigd.

 

BB. Artikel 13.1: Voorwerpen op, in of boven openbaar water.

  • 1.

    In het tweede lid wordt de zinssnede “Wabo” gewijzigd naar “bij of krachtens de Omgevingswet”

  • 2.

    Het vijfde lid komt als volgt te luiden:

    • 5.

      Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de Omgevingsverordening Flevoland of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.

CC. Het derde lid van artikel 13.2 komt als volgt te luiden:

 

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de Omgevingsverordening Flevoland of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door het Besluit bouwwerken leefomgeving of het overige bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet, de Wet milieubeheer of het Binnenvaartpolitiereglement.

DD. In het tweede lid van artikel 13.3 wordt de zinsnede “, de Waterwet” verwijderd.

 

EE. Het derde lid van artikel 14.1 komt als volgt te luiden:

 

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Omgevingswet, afdeling 3.9 van het Besluit activiteiten leefomgeving, de Zondagswet of het Besluit geluidproduktie sportmotoren.

FF. Hoofdstuk 16 komt als volgt te luiden:

 

Hoofdstuk 16: Erfgoed

 

Artikel 16.1: Begripsbepalingen.

  • -

    archeologisch verwachtingsgebied: gebied, aangegeven op de archeologische waardenkaart, waarvan is aangegeven dat in bepaalde mate archeologische vondsten of sporen te verwachten zijn;

  • -

    gemeentelijk beschermd cultuurgoed: cultuurgoed als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat als zodanig is aangewezen op grond van artikel 16.3, eerste lid;

  • -

    gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht: stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet dat als zodanig is aangewezen op grond van artikel 16.16;

  • -

    gemeentelijk beschermde verzameling: verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet die als zodanig is aangewezen op grond van artikel 16.3, tweede lid;

  • -

    gemeentelijk monument: monument of archeologisch monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

  • -

    middelhoge verwachtingswaarde: gemiddelde kans op archeologische vondsten of informatie;

  • -

    minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • -

    omgevingsvergunning: omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet voor een activiteit met betrekking tot een gemeentelijk monument of een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht.

Artikel 16.1a: het gebruik van het monument

Bij de toepassing van dit hoofdstuk wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

 

Artikel 16.2: Gemeentelijk erfgoedregister.

  • 1.

    Het college houdt een door eenieder te raadplegen gemeentelijk erfgoedregister bij van krachtens deze verordening aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed inclusief de locaties waaraan krachtens artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet in het omgevingsplan de functie cultureel erfgoed is toebedeeld.

  • 2.

    Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:

    • a.

      gegevens over de inschrijving en ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed;

    • b.

      gegevens over door het college van de minister ontvangen afschriften van de inschrijving van een rijksmonument in het rijksmonumentenregister als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de Erfgoedwet en instructies als bedoeld in artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet betreffende een locatie met de functie-aanduiding rijksbeschermd stads- en dorpsgezicht;

    • c.

      gegevens over door het college van gedeputeerde staten ontvangen instructies als bedoeld in artikel 2.33, eerste lid, van de Omgevingswet betreffende een locatie met de functie-aanduiding provinciaal monument, provinciaal archeologisch monument of provinciaal beschermd stads- en dorpsgezicht.

Artikel 16.3: De aanwijzing als gemeentelijke beschermd cultuurgoed of gemeentelijke beschermde verzameling.

  • 1.

    Het college kan besluiten een cultuurgoed dat van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis of uitzonderlijke schoonheid is en dat als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en dat in eigendom is van de gemeente of dat aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als gemeentelijk beschermd cultuurgoed.

  • 2.

    Het college kan besluiten een verzameling van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis, die als geheel of door een of meer van de cultuurgoederen die een wezenlijk onderdeel van de verzameling zijn, als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en die in eigendom van de gemeente is of die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als gemeentelijk beschermde verzameling.

  • 3.

    Voor de aanwijzing van een cultuurgoed dat of een verzameling die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd is toestemming van de eigenaar vereist.

  • 4.

    Over het voornemen van een aanwijzing, bedoeld in het eerste of tweede lid, alsmede over de vervreemding van een gemeentelijk beschermd cultuurgoed of een gemeentelijke beschermde verzameling of over het afstand doen van de zorg daarvoor vraagt het college advies aan een commissie als bedoeld in artikel 4.18 van de Erfgoedwet.

  • 5.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      door de minister beschermde cultuurgoederen en beschermde verzamelingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet; en

    • b.

      cultureel erfgoed dat is aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

  • 6.

    Het college verwerkt de aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 16.4: Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijke beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling.

  • 1.

    Het college kan een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 16.3, eerste of tweede lid, ambtshalve wijzigen of intrekken. Artikel 16.3, vierde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het gemeentelijk beschermd cultuurgoed of de gemeentelijk beschermde verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 2.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het gemeentelijk beschermd cultuurgoed of de gemeentelijk beschermde verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als:

    • a.

      door de minister beschermd cultuurgoed of beschermde verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, of

    • b.

      beschermd cultureel erfgoed op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

  • 3.

    Het college verwerkt de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 16.5: Aanwijzing als gemeentelijk monument.

  • 1.

    Het college kan besluiten een monument of archeologisch monument dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde aan te wijzen als gemeentelijk monument.

  • 2.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      rijksmonumenten, en

    • b.

      monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet.

Artikel 16.6: Voornemen tot aanwijzing..

  • 1.

    Een voornemen om toepassing te geven aan artikel 16.5, eerste lid, wordt door het college schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2.

    Voordat een kerkelijk monument wordt aangewezen, voert het college overleg over het voornemen met de eigenaar.

Artikel 16.7: Voorbescherming.

  • 1.

    De bescherming op basis van artikel 16.13 t/m 16.15 is van overeenkomstige toepassing op het monument of archeologisch monument ten aanzien waarvan een voornemen als bedoeld in artikel 16.6, eerste lid, is bekendgemaakt.

  • 2.

    De voorbescherming, bedoeld in het eerste lid, vervalt op het moment van inschrijving van de aanwijzing in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 16.8: Advies gemeentelijke adviescommissie

  • 1.

    Het college vraagt over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 16.5, eerste lid, advies aan een gemeentelijke adviescommissie zoals bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet en Verordening op de gemeentelijke adviescommissie Lelystad.

  • 2.

    De gemeentelijke adviescommissie betrekt in ieder geval de leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg bij het advies.

  • 3.

    De gemeentelijke adviescommissie adviseert schriftelijk binnen 8 weken na ontvangst van het verzoek van het college.

Artikel 16.9: Beslistermijn en inhoud aanwijzingsbesluit.

  • 1.

    Het college beslist binnen 12 weken na ontvangst van het advies van de gemeentelijke adviescommissie, maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag.

  • 2.

    Het college kan eenmalig gemotiveerd de beslistermijn verlengen voor een termijn van maximaal 12 weken.

  • 3.

    De aanwijzing bevat in ieder geval de plaatselijke aanduiding van het gemeentelijke monument, de datum van aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

Artikel 16.10: Bekendmaking aanwijzingsbesluit aan rechthebbenden en inschrijving.

  • 1.

    De aanwijzing wordt schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2.

    Het college verwerkt de aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 16.11: Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument.

  • 1.

    In een spoedeisend geval kan het college een monument of archeologisch monument aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument. In afwijking van artikel 16.8 wordt in dat geval aan de gemeentelijke adviescommissie advies gevraagd over de vastgestelde aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument.

  • 2.

    Een aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument vervalt na de in artikel 16.9, eerste en tweede lid, opgenomen termijn of zoveel eerder als het college een besluit heeft genomen over de aanwijzing, bedoeld in artikel 16.5, eerste lid.

  • 3.

    Artikel 16.13 t/m 16.15 zijn van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat zakelijk gerechtigden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van het college tot aanwijzing van het monument of archeologisch monument als voorlopig gemeentelijk monument. Artikel 16.10 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.’

Artikel 16.12: Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument.

  • 1.

    Het college kan ten aanzien van gemeentelijke monumenten en voorlopige gemeentelijke monumenten wijzigingen aanbrengen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 2.

    Als de wijziging ziet op het schrappen uit het register zijn de artikelen 16.5 t/m 16.12 van overeenkomstige toepassing, tenzij het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 3.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 16.13: Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument.

Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.

 

Artikel 16.14: Omgevingsvergunning gemeentelijk monument.

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het college een gemeentelijk monument:

    • a.

      te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen, of

    • b.

      te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de uitvoering van normaal onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur van het monument niet wijzigen, en voor zover de aanleg van een tuin, park of andere aanleg, niet wijzigt;

    • b.

      alleen inpandige veranderingen van een onderdeel van het monument, dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft;

    • c.

      het binnen een monument dat als begraafplaats in gebruik is met inachtneming van de monumentale waarden:

      • 1°.

        plaatsen van grafmonumenten, met inbegrip van het tijdelijk verwijderen daarvan en het bijwerken van het opschrift;

      • 2°.

        doen van begravingen of asbijzettingen, of

      • 3°.

        ruimen van graven waarvan het grafmonument niet is beschermd als gemeentelijk monument.

  • 3.

    Het college kan in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid, of een plicht tot het melden van handelingen bedoeld in het tweede lid.

Artikel 16.15: Weigeringsgronden.

  • 1.

    De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet.

  • 2.

    Een omgevingsvergunning voor een kerkelijk monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet wordt niet verleend zonder overeenstemming met de eigenaar.

Artikel 16.16: Aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht.

  • 1.

    De gemeenteraad kan, op voorstel van het college, stads- of dorpsgezichten aanwijzen als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht.

  • 2.

    Het college zendt het voorstel voor advies aan de adviescommissie, bedoeld in artikel 16.8, eerste lid. Artikel 16.8, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De gemeenteraad beslist binnen 26 weken na verzending van het voorstel, bedoeld in het tweede lid.

  • 4.

    Een aangewezen gemeentelijk stads- of dorpsgezicht wordt onverwijld opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 5.

    De gemeenteraad stelt ter bescherming van een op grond van het eerste lid aangewezen gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht een omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet vast. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht kan hiertoe een termijn worden gesteld.

  • 6.

    Bij het besluit tot aanwijzing van een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre het tijdelijk omgevingsplan als beschermend in de zin van het vorige lid kan worden aangemerkt.

  • 7.

    Dit artikel is niet van toepassing op een beschermd stads- of dorpsgezicht dat via instructies de functie-aanduiding rijksbeschermd of provinciaal beschermd stads- of dorpsgezicht heeft, of dat is aangewezen op grond van artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 of een provinciale verordening als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 16.17 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht.

  • 1.

    De gemeenteraad kan, op voorstel van het college, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 16.18, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 16.18, tweede en derde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- of dorpsgezicht waarop aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 2.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het stads- of dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als beschermd stads- of dorpsgezicht op grond van een instructie als bedoeld in artikel 2.33, eerste lid, of artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet.

  • 3.

    Het college verwerkt de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 16.18 Verbodsbepaling en aanvraag omgevingsvergunning.

  • 1.

    Het is in een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht verboden om zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te slopen.

  • 2.

    De omgevingsvergunning kan in ieder geval worden geweigerd als naar het oordeel van het college niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

  • 3.

    Het artikel 16:15 is van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Het eerste lid is niet van toepassing op het slopen ingevolge een verplichting als bedoeld in de artikelen 13, 13a of 13b van de Woningwet of ingevolge een verplichting zoals gesteld in een maatwerkvoorschrift op grond van artikel 3.5 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.

Artikel 16.19 Vangnet archeologie.

  • 1.

    Het is verboden de bodem te verstoren in een archeologisch monument of een gebied waar archeologische vondsten of waarden worden verwacht als in het daar vigerende omgevingsplan niet is voldaan aan artikel 5.130 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, tenzij:

    • a.

      voor de activiteit een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste of tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet is verleend;

    • b.

      het de verstoring betreft van een archeologisch monument, waarde of verwachting die is aangegeven op de gemeentelijke archeologische beleids-, waarden- of verwachtingskaart, de provinciale archeologische monumentenkaart of de landelijke indicatieve kaart van archeologische waarden en het verrichten van de activiteiten geen strijd oplevert met door burgemeester en wethouders vastgestelde regels over de toegestane mate van verstoring;

    • c.

      de activiteit plaatsvindt op basis van een deugdelijke beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening wordt gehouden en onevenredige schade voor archeologische waarden wordt voorkomen, of

    • d.

      met een vooronderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen over het verrichten van archeologisch onderzoek.

GG. In het eerste lid van artikel 19.30 wordt de zinssnede “artikel 19.11” gewijzigd naar “artikel 19.10”.

 

HH. In artikel 20.3 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

 

  • 3.

    Hetgeen bepaald in het eerste lid is niet van toepassing indien een overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde reeds strafbaar is gesteld op grond van hogere wet- of regelgeving.

II. Bijlagen

  • 1.

    De kaarten in bijlage 1 en bijlage 2 zijn aangepast.

  • 2.

    Bijlage 4 is komen te vervallen, onder vernummering van bijlage 5 t/m 7 tot bijlage 4 t/m 6.

Artikel II: Inwerkingtredingsbepalingen.

  • A.

    De volgende leden treden in werking één dag na publicatie van dit wijzigingsbesluit:

  • lid A, onder 4., lid E, lid G, lid J, lid T, lid U, onder 1., lid W, lid X, lid Y, lid GG, lid HH en lid II.

  • B.

    De volgende leden treden in werking tegelijk met de Wet van 23 maart 2016, houdende regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet):

  • Lid A, onder 1., 2., 3., 5. en 6., lid B, lid C, lid D, lid F, lid H, lid I, lid K, lid L, lid M, lid N, lid O, lid P, lid Q, lid R, lid S, lid U, onder 2., lid V, lid Z, lid AA, lid BB, lid CC, lid DD, lid EE, lid FF

Lelystad, 26 september 2023

De raad van de gemeente Lelystad,

de griffier,

Bijlage 1 behorende bij bebouwde kom artikel 1.1 en artikel 13.7 Verbod gemotoriseerde vaartuigen

 

 

Bijlage 2 behorende bij hoofdstuk 7 Bebouwde kommen Natuurbescherming

 

Bijlage 4 behorende bij artikel 18.1 Bataviahaven

 

Naar boven