Gemeenteblad van Aalsmeer
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Aalsmeer | Gemeenteblad 2024, 221088 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Aalsmeer | Gemeenteblad 2024, 221088 | beleidsregel |
Besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalsmeer tot vaststelling van de uitvoeringsregels woonurgentie gemeente Aalsmeer 2024
Hoofdstuk 1 Inleiding en algemene bepalingen
In deze uitvoeringsregels wordt beschreven hoe het college van burgemeester en wethouders de in de Huisvestingsverordening 2022 opgenomen regels over het verlenen en intrekken van urgentieverklaringen uitvoert.
De juridische basis voor de huisvestingsverordening is de Huisvestingswet 2014.
De wettelijke grondslag voor het vaststellen van beleidsregels is neergelegd in artikel 4:81 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht.
In deze uitvoeringsregels worden dezelfde begrippen gehanteerd als in huisvestingsverordening, met uitzondering van de volgende begrippen:
Mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.
In andere gemeentelijke documenten dan deze uitvoeringsregels - bijvoorbeeld: werkinstructies of gemeentelijk beleid waarin is beschreven wanneer men in aanmerking komt voor een “aanleunwoning” - kunnen de in deze beleidsregels neergelegde uitgangspunten voor de verlening en intrekking van urgentieverklaringen nader uitgewerkt worden, zolang dat maar niet leidt tot een doorkruising van het bepaalde in deze beleidsregels.
Als de inhoud van de beleidsregels onverhoopt strijdig is met de huisvestingsverordening of de Huisvestingswet 2014, prevaleren de bepalingen van de huisvestingsverordening of de Huisvestingswet 2014.
De juridische behandeling van een aanvraag om een urgentie doorloopt de volgende stappen:
Een aanvraag is onvolledig als er onvoldoende gegevens bij de aanvraag ingediend zijn om haar te kunnen beoordelen. Dat is in ieder geval zo, als de aanvraag niet voldoet aan het in artikel 2.9.2 van de huisvestingsverordening bepaalde. Om de gegevens te kunnen controleren geeft de aanvrager toestemming aan het college om zijn/haar/hen gegevens in Woningnet in te zien.
Een onvolledige aanvraag kan buiten behandeling gelaten worden als de aanvrager de gelegenheid heeft gekregen om de aanvraag aan te vullen, zie artikel 4:5 van de Awb. Die gelegenheid moet de aanvrager schriftelijk geboden worden. Daarbij wordt de aanvrager vermeld binnen welke redelijke termijn hij of zij de aanvraag moet aanvullen. Wat een redelijke termijn is, hangt af van de tijd die het de aanvrager naar verwachting mag kosten om de aanvraag aan te vullen. In het algemeen zal een termijn van 2 weken redelijk zijn.
Op grond van de legesverordening kunnen leges geheven worden voor het behandelen van een aanvraag om een urgentie. Het niet-betalen van de leges is, gelet op de Algemene wet bestuursrecht, geen reden om een aanvraag niet in behandeling te nemen.
Is één van de algemene weigeringsgronden van toepassing, of is geen van de urgentiecategorieën van toepassing, dan wordt de aangevraagde urgentieverklaring geweigerd. Dit moet schriftelijk gebeuren. Een weigering is een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. In een weigeringsbesluit moet worden uitgelegd waarom de urgentieverklaring geweigerd wordt. In zo'n uitleg, een motivering, wordt aan de hand van het dossier van aanvrager aangegeven waarom - en aan welke - door de huisvestingsverordening gestelde en in beleidsregels uitgewerkte eisen hij of zij niet voldoet. Tegen een weigeringsbesluit kan de aanvrager bezwaar maken.
Ook de toekenning van de gevraagde urgentieverklaring is een besluit: de toekenning moet ook schriftelijk gebeuren. Ook tegen de toekenning kan de aanvrager of een derde bezwaar maken.
In artikel 2.9.3 en 2.9.4 van de verordening wordt ingegaan op het zoekprofiel en het zoekgebied. Het zoekprofiel bevat het qua ligging, grootte, en aard meest sobere woningtype of de meest sobere woningtypen dat naar het oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijk is voor het oplossen van het huisvestingsprobleem. Hieruit volgt dat een urgentieverklaring tot een zéér beperkte keus uit het woningaanbod leidt. De aanvrager wordt geen keuze geboden voor een bepaald soort woning of een specifieke buurt binnen Aalsmeer. Burgemeester en wethouders geven in beginsel een urgentie af ten behoeve van een appartement (meergezinswoning) met uitzondering van nieuwbouwappartementen.
Indien een houder van een urgentieverklaring vanuit een andere regiogemeente wil verhuizen naar Aalsmeer kunnen burgemeester en wethouders het zoekprofiel en zoekgebied aan passen. Burgemeester en wethouders weigeren een regionale urgentie indien de onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan goedkope woonruimte daartoe nopen.
Aalsmeer neemt jaarlijks maximaal 2 SV-urgenten uit andere regiogemeenten op.
Hoofdstuk 2 Algemene weigeringsgronden
Een aanvraag wordt getoetst aan de algemene weigeringsgronden. Doet zich tenminste één weigeringsgrond voor, dan wordt de aangevraagde urgentie geweigerd. Als zich geen algemene weigeringsgrond voordoet wordt vervolgens beoordeeld of er een urgentiecategorie van toepassing is; dat wil zeggen: of aanvrager in een specifieke omstandigheid verkeert die aanleiding kan zijn voor toekenning van een urgentieverklaring.
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe het college van burgemeester en wethouders de aanvraag toetst aan de in artikel 2.9.5 van de huisvestingsverordening opgenomen algemene weigeringsgronden. Let op: niet alle algemene weigeringsgronden zijn van toepassing op alle urgentiecategorieën. Zie daarvoor artikel 2.9.5 lid 1 van de huisvestingsverordening en de artikelen in de huisvestingsverordening waarin de specifieke urgentiecategorieën geregeld zijn! In de bijlage bij deze beleidsregels is een tabel opgenomen waarin aangegeven is welke algemene weigeringsgrond van toepassing is op welke urgentiecategorie.
Hieronder wordt eerst cursief de in de huisvestingsverordening opgenomen algemene weigeringsgrond geciteerd. Daarna wordt de in deze beleidsregels gegeven uitwerking weergegeven.
Burgemeester en wethouders weigeren de urgentieverklaring indien naar hun oordeel sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden (cursief wordt het desbetreffende onderdeel van artikel 2.9.5 van de huisvestingsverordening geciteerd):
a. het huishouden van de aanvrager voldoet niet aan de in artikel 2.2.1 en 2.2.2 (van de huisvestingsverordening – red.) genoemde eisen;
Het huishouden van aanvrager moet voldoen aan de voorwaarden voor wat betreft leeftijd en verblijfsstatus. Inkomen en vermogen moet worden aangetoond door middel van het meest recent te verkrijgen inkomensverklaring van de Belastingdienst (thans: het IBRI- formulier).
b. er is geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem;
Er is sprake van een urgent huisvestingsprobleem als het huishouden van aanvrager dakloos is of zeer binnenkort dakloos zal worden. Met dakloosheid wordt gelijkgesteld de situatie waarin het huishouden van aanvrager naar het oordeel van burgemeester en wethouders als gevolg van een probleem met de huisvesting redelijkerwijs geen gebruik meer geacht wordt te kunnen maken van de tot dan toe bewoonde woning. In de volgende gevallen is in ieder geval op zichzelf staand geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem:
c. de aanvrager kon het huisvestingsprobleem redelijkerwijs voorkomen of kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze oplossen.
Hiervan is in ieder geval sprake als:
de aanvrager in de periode dat aannemelijk werd dat hij een huisvestingsprobleem zou gaan krijgen niet zo vaak als mogelijk op via het reguliere aanbod van corporaties aangeboden voor hem passende woonruimte heeft gereageerd. De zinsnede "zo vaak als mogelijk" in de vorige zin moet gelezen worden als "tenminste twee maal per week, voor zover er tenminste twee keer per week voor hem passende woonruimte werd aangeboden";
d. het huisvestingsprobleem kon worden voorkomen of kan worden opgelost door gebruik te maken van een voorliggende voorziening. Een voorliggende voorziening is een voorziening die gelet op haar aard en doel, wordt geacht voor het oplossen van het huisvestingsprobleem van belanghebbende, adequaat, toereikend en passend te zijn. Het gaat hierbij om voorzieningen op grond van onder meer de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)( met uitzondering van beschermd wonen en opvang zoals bedoeld in de Wmo) en de Wet langdurige zorg (Wlz), of om verlengde jeugdhulp op grond van de Jeugdwet.
e. het aan de aanvraag ten grondslag liggende huisvestingsprobleem is ontstaan als gevolg van een verwijtbaar doen of nalaten van aanvrager of een lid van zijn huishouden;
Hiervan is in ieder geval sprake:
f. het aan de aanvraag ten grondslag liggende huisvestingsprobleem kan niet of in onvoldoende mate opgelost worden met verhuizing naar (andere) zelfstandige woonruimte.
Voor sommige woningzoekenden zal verhuizing naar (andere) zelfstandige woonruimte geen
adequate oplossing bieden voor het huisvestingsprobleem. Het gaat dan onder andere in het bijzonder om mensen met een complexe zorgvraag. In een dergelijk geval zal geen urgentieverklaring verleend worden. Zie overigens ook de relatie met de onder d. genoemde weigeringsgrond: vaak zal in dergelijke gevallen een voorliggende voorziening, bijvoorbeeld op grond van de Wmo, Jeugdwet of Wlz een meer adequate oplossing kunnen bieden.
g. de aanvraag is ingediend binnen twee jaar nadat een eerder aan aanvrager of een lid van zijn huishouden verleende urgentieverklaring is ingetrokken met toepassing van artikel 2. 9 .10, tweede lid, aanhef en onder a en d van de Huisvestingsverordening ;
Het betreft hier intrekking in verband met verwijtbaar handelen van de zijde van de woningzoekende (intrekking wegens een onjuiste of onvolledige aanvraag of wegens het weigeren van passende woonruimte). In zoverre is dit een verbijzondering van de onder e. genoemde weigeringsgrond.
h. de aanvrager is niet in staat om in zijn bestaan of in de kosten van bewoning van zelfstandige woonruimte te voorzien
Een woningzoekende die niet tenminste in zijn bestaan kan voorzien lost zijn huisvestingsprobleem niet op door verhuizing naar een zelfstandige woonruimte. Zie voor een verdere invulling de paragrafen 3.3.3.2 en 3.3.3.3. van deze beleidsregels.
i. de aanvrager en alle leden van zijn huishouden, die in de periode direct voorafgaand aan het indienen van de aanvraag blijkens diens inschrijving in de basisadministratie niet tenminste twee jaar onafgebroken in de gemeente waar de urgentieverklaring wordt aangevraagd woonachtig was, tenzij één of meerdere leden van het huishouden van aanvrager schoolgaande kinderen zijn en de aanvrager en zijn huishouden vanwege een relatiebreuk tussen aanvrager en diens partner is verhuisd naar een inwoonadres buiten Aalsmeer en binnen een half jaar na vertrek uit Aalsmeer een urgentieverklaring heeft aangevraagd;
De woonplaats zoals vermeld in de Basisregistratie Personen is hierbij in beginsel leidend. Aanvrager wordt geacht verantwoordelijk te zijn voor de juistheid van zijn inschrijving in de Basisregistratie Personen.
j. Indien de aanvraag betrekking heeft op indeling in een urgentiecategorie bedoeld in artikel 2. 9 .8, eerste lid van de Huisvestingsverordening , kunnen burgemeester en wethouders vervolgens het aangevraagde weigeren indien de aanvrager gedurende de in het vorige lid, onder i, bedoelde termijn niet heeft gewoond in een zelfstandige en krachtens een besluit op grond van de Wet ruimtelijke ordening of Omgevingswet voor permanente bewoning bestemde woonruimte.
Woont een aanvrager van een urgentieverklaring gedurende de periode van twee jaar direct voorafgaand aan de aanvraag niet in een zelfstandige en volgens het bestemmingsplan voor permanente bewoning geschikte woning, dan kan de urgentieverklaring geweigerd worden.
Van deze weigeringsgrond is in ieder geval sprake als:
Deze weigeringsgrond heeft tot doel te voorkomen dat woningzoekenden kiezen voor bewoning van daarvoor niet geschikte objecten, daardoor een huisvestingsprobleem krijgen en vervolgens via een urgentieverklaring voorrang op de woningmarkt kunnen krijgen. Daarmee is deze weigeringsgrond verwant aan de onder e. genoemde weigeringsgrond (verwijtbaarheid).
Hoofdstuk 3 Specifieke situaties
Als een gemeente regels over urgentie in de huisvestingsverordening opneemt, dan moet daarin in ieder geval iets geregeld zijn voor de zogenoemde "wettelijke urgentiecategorieën". Dit zijn:
Deze wettelijke urgentiecategorieën hebben een plek gekregen in artikel 2.9.6 van de huisvestingsverordening. Artikel 2.9.6 aanhef en onder a betreft slachtoffers van huiselijk geweld, artikel 2.9.6 aanhef en onder b bevat de urgentiegrondslag voor verleners en ontvangers van mantelzorg.
Dit betreft mensen die als gevolg van aangetoond huiselijk geweld rechtstreeks vanuit de woonsituatie waar het geweld plaatsvond, zijn gevlucht en in één van de erkende instellingen voor mishandelde mannen of vrouwen verblijven (zoals de Blijfgroep). Het college van burgemeester en wethouders zal hierbij een maatwerkbeoordeling maken.
Het verlenen of ontvangen van mantelzorg kan tot gevolg hebben dat er, naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders, een urgent huisvestingsprobleem ontstaat. Het college zal hierbij altijd een maatwerkbeoordeling maken. Het staat het college vrij om eigen beleidsregels vast te stellen waarin beschreven wordt wanneer men als gevolg van een mantelzorgsituatie in aanmerking komt voor een urgentieverklaring.
De aanvraag voor urgentiecategorie mantelzorg wordt beoordeeld op basis van de algemene weigeringsgronden in artikel 2.9.5 lid 1, met uitzondering van lid 1i (lokale binding).
Voordat het college van burgemeester en wethouders beslist over een aanvraag voor een urgentieverklaring aan ontvangers of verleners van mantelzorg wordt advies ingewonnen bij “Mantelzorg en Meer” (voorheen bekend onder de naam “Steunpunt Mantelzorg”). “Mantelzorg en Meer” zal dit advies opstellen aan de hand van één of meerdere gesprekken met de aanvrager(s) van de urgentieverklaring. Het college van burgemeester & wethouders heeft Mantelzorg en Meer verzocht in elk geval de volgende criteria mee te wegen bij bij het uitbrengen van het advies:
Er bestaat alleen recht op urgentie vanwege mantelzorg indien deze geheel onbezoldigd wordt verleend. Personen die (deels) pgb ontvangen voor de zorgactiviteiten komen niet in aanmerking voor deze urgentie. Dit volgt uit de definitie voor mantelzorg (artikel 1 Huisvestingsverordening en artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning):
“mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep”
Ook als een aantal uren wel onbezoldigd zorg wordt verleend wordt niet voldaan aan dit vereiste. De mantelzorg moet geheel onbezoldigd worden verleend.
Artikel 2.9.7 bevat een urgentiecategorie voor situaties waarin een woningzoekende als gevolg van zijn aanstaande uitstroom uit een instelling voor maatschappelijke opvang, uit een psychiatrische instelling of uit een erkende hulp- of dienstverleningsinstelling gehuisvest moet worden in zelfstandige woonruimte. Om in deze situaties in aanmerking te kunnen komen voor een urgentieverklaring dient aanvrager in ieder geval te voldoen aan de volgende voorwaarden:
de aanvrager keert terug naar de regiogemeente waar hij direct voorafgaand aan het verblijf in de instelling tenminste twee jaar onafgebroken woonde. Die gemeente wordt dus in het zoekprofiel opgenomen. Indien het, gelet op de problematiek van aanvrager, onwenselijk is dat hij naar die regiogemeente terugkeert, wordt een andere regiogemeente als zoekgebied in de urgentieverklaring opgenomen. Burgemeester en wethouders overleggen dat wel eerst met de desbetreffende regiogemeente. Het woningtype wordt vervolgens door het college van “ontvangende” gemeente vastgesteld. Zie daarvoor verder artikel 2.9.7 van de huisvestingsverordening.
De aanvrager is naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zelfredzaam. Ook aanvragers die de begeleiding krijgen die nodig is om de zelfredzaamheid te bevorderen en eventuele overlast voor anderen te voorkomen kunnen een uitstroom-urgentieverklaring krijgen. Als sprake is van begeleiding, moet de aanvrager verklaren dat hij daarmee instemt.
Burgemeester en wethouders zullen vaak geadviseerd worden door deskundigen over a) de vraag of aanvrager kan uitstromen, b) of uitstroom naar de oorspronkelijke woongemeente wenselijk is, en c) of en zo ja welke begeleiding gedurende welke periode noodzakelijk is.
woningzoekenden, met inbegrip van de situatie waarin dit slechts geldt voor één lid van het huishouden van een woningzoekende, die op grond van medische of sociale omstandigheden in een levensontwrichtende woonsituatie verkeren die naar het oordeel van burgemeester en wethouders alleen opgelost kan worden door verhuizing naar andere zelfstandige woonruimte, voor zover zij niet behoren tot de in artikel 2.9.7 bedoelde urgentiecategorie. Deze urgentiecategorie wordt aangeduid als "sociale-medische urgentie";
De categorieën a. en d. worden aangeduid als “calamiteitenurgentie’.
Het huishouden waarvan de zelfstandige woonruimte binnen deze gemeente door een calamiteit (brand, ernstige waterschade, explosie of acuut ernstige funderingsgebreken) ongeschikt is voor bewoning, kan gelet op artikel 2.9.8 lid 1 aanhef en onder a van de huisvestingsverordening in aanmerking komen voor een urgentieverklaring als in ieder geval aan de volgende voorwaarden is voldaan:
de ongeschiktheid voor bewoning wordt vastgesteld door, of in opdracht van, een daartoe bevoegde gemeentelijk toezichthouder (dit betreft de toezichthouder die bevoegd is toe te zien op de naleving van de bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Woningwet vastgestelde bouwregelgeving).
De in artikel 2.9.5 van de huisvestingsverordening genoemde algemene weigeringsgronden zijn van toepassing.
Om in aanmerking te kunnen komen voor een urgentieverklaring om medische en/of sociale redenen zoals bedoeld in artikel 2.9.8 lid 1 aanhef en onder b van de huisvestingsverordening, moet in ieder geval aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
er is op grond van medische en/of sociale omstandigheden sprake van een levensontwrichtende woonsituatie die alleen opgelost kan worden met (andere) zelfstandige huisvesting; van levensontwrichting is sprake wanneer de aanvrager (of een van de leden van het huishouden), in samenhang met ernstige woonproblemen, niet meer in staat is zelfstandig te functioneren. Een zelfstandige woning is in dat geval (een substantieel deel van) de oplossing;
De in artikel 2.9.5 van de huisvestingsverordening genoemde algemene weigeringsgronden zijn van toepassing.
Onder medische redenen waarom iemand dringend woonruimte nodig heeft wordt een woonsituatie verstaan die om medische redenen levensontwrichtend is voor één of meer leden van het huishouden. Het huishouden is niet in staat het dringende woonprobleem dat is ontstaan door ernstige medische redenen zelf op te lossen.
In ieder geval wordt geen urgentieverklaring verleend:
Om op grond van artikel 2.9.8 lid 1 aanhef en onder b van de huisvestingsverordening in aanmerking te kunnen komen voor een urgentieverklaring, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
Als blijkt dat er medische problemen zijn, dan kan aan een arts van de door de gemeente gecontracteerde keuringsdienst of een andere door de gemeente aangewezen deskundige advies worden gevraagd. Om urgentie te verlenen moet er sprake zijn van een aan de woonsituatie gerelateerde onverantwoorde medische situatie die niet langer mag blijven voortbestaan.
Ook de in artikel 2.9.5 van de huisvestingsverordening genoemde algemene weigeringsgronden zijn van toepassing.
Een levensontwrichtende situatie door stelselmatig geweld of bedreiging maakt dat sprake kan zijn van een urgent huisvestingsprobleem waarvoor, als voldaan is aan de volgende voorwaarden, op grond van artikel 2.9.8 lid 1 aanhef en onder b een urgentieverklaring verleend kan worden:
Ook de in artikel 2.9.5 genoemde algemene weigeringsgronden zijn van toepassing.
Er wordt geen urgentieverklaring verleend vanwege het enkele feit dat het huwelijk of de
samenwoningsrelatie wordt ontbonden.
Maar de gemeente vindt het onwenselijk als niet voorzien is in woonruimte voor minderjarige kinderen.
Hieronder wordt beschreven wanneer een sociaal-medische urgentie grond van artikel 2.9.8 lid 1 aanhef en onder b verleend kan worden wanneer sprake is van ontbinding van een huwelijk of samenwoningsrelatie, waarbij de kinderen deel gaan uitmaken van het huishouden van één van de
Voor alle gevallen geldt dat de in artikel 2.9.5 van de huisvestingsverordening genoemde algemene weigeringsgronden van toepassing zijn.
De gemeente gaat er vanuit dat de woning waar men direct voorafgaand aan de verbroken samenwoning, echtscheiding of ontbinding van het geregistreerd partnerschap woonde, primair beschikbaar blijft voor de kinderen. Er is dan geen urgentieverklaring nodig. Alleen in uitzonderlijke situaties kan, met inachtneming van het hieronder beschrevene, ten behoeve van de kinderen een urgentieverklaring worden verstrekt.
Geen urgentieverklaring wordt verleend:
aan de aanvrager die als medehuurder het huurrecht van de voormalige echtelijke of gezamenlijk gehuurde woning heeft kunnen opeisen, maar dit heeft nagelaten. De belanghebbende die zich als medehuurder heeft kunnen laten erkennen, maar dit heeft nagelaten, wordt voor de toepassing van dit beleid aangemerkt als medehuurder.
Uitzonderlijke situaties waarin tot verlening van een urgentieverklaring kan worden overgegaan zoals bedoeld in de eerste alinea van deze paragraaf zijn:
Daarbij moet wel voldaan zijn aan de volgende voorwaarden:
Huishoudens kunnen in aanmerking komen voor een urgentieverklaring als een huishouden door overmacht niet meer in staat is om aan de hoge woonlasten te voldoen. Hierbij wordt voorrang gegeven aan huishoudens met minderjarige kinderen Achtergrond is meestal daling van het huishoudinkomen door vertrek van de partner of verlies van inkomen uit arbeid. Aan de volgende voorwaarden moet in ieder geval worden voldaan om in aanmerking te kunnen komen voor een urgentieverklaring:
Als de aanvrager schulden heeft, moet in ieder geval aan de volgende voorwaarden zijn voldaan om in aanmerking te kunnen komen voor een urgentieverklaring:
Voorafgaand aan het afgeven van een urgentieverklaring kan aan de aanvrager de voorwaarde worden opgelegd dat hij schriftelijk verklaart akkoord te gaan met financiële begeleiding , indien de woningstichting het opleggen van een dergelijke voorwaarde wenselijk vindt uit een oogpunt van goed huurderschap. Indien de belanghebbende weigert vooraf schriftelijk akkoord te gaan met de voorgestelde begeleiding, wordt geen urgentie afgegeven.
Als de aanvrager hoofdelijk aansprakelijk is voor de hypotheek van een gemeenschappelijke woning, ziet de gemeente dit als een problematische schuld, ook als de ex-partner de woning krijgt. Als de ex-partner de hypotheeklasten niet betaalt, claimt de hypotheekverstrekker het bedrag bij de aanvrager. Er moet daarom worden aangetoond dat de hypotheek niet meer op naam staat van de aanvrager.
Binnen de lokale ruimte in de woonruimteverdeling van 25% is in beperkte mate maatwerk mogelijk. In specifieke situaties kan zo in samenspraak met de woningcorporatie op maat toegewezen worden buiten de Huisvestingsverordening en WoningNet om.
Woningzoekenden kunnen vanuit deze ruimte eenmalig een woning aangeboden krijgen indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders reserveren jaarlijks in samenspraak met de woningcorporaties een aantal woningen voor deze woningzoekenden, waarbij rekening gehouden wordt met zowel het aantal keren dat in het voorafgaande jaar een beroep is gedaan op deze maatwerkoplossing en de beschikbare ruimte binnen de maatwerkregeling. Aanmelding voor deze regeling en de beoordeling van gegadigden is een taak van de gemeente.
Bepaalde woningcomplexen kunnen in samenspraak met burgemeester en wethouders buiten de verordening om door de verhuurder worden toegewezen. Daarbij kan onder meer gedacht worden aan woongemeenschappen en woonzorgwoningen, waar maatwerk veel meer voor de hand ligt dan het toewijzen op grond van de regels en voorwaarden uit de verordening. In artikel 2.1.1 lid 4 Huisvestingsverordening is dan ook opgenomen dat er complexen kunnen worden aangewezen waar de verordening niet op van toepassing is.
Op grond van de Crisis- en herstelwet is een tijdelijke ontheffingsmogelijkheid van bestemmingsplannen van 10 jaar mogelijk. Op grond van de Leegstandswet is in aangewezen complexen tijdelijke verhuur tot 10 jaar mogelijk.
Burgemeester en wethouders kunnen categorieën woningzoekenden aanwijzen die met voorrang in aanmerking komen voor tijdelijke woonruimte. Dit zijn in ieder geval, maar niet limitatief:
In artikel 2.7.5van de Huisvestingsverordening is bepaald dat jaarlijks ten hoogste 20% van de door de woningcorporaties te verhuren woningen door middel van loting kan worden aangeboden. Ook staat vermeld hoe de loting moet plaatsvinden.
Conform artikel 2.4.7 lid 12 komen de volgende groepen woningzoekende in aanmerking voor loting:
In artikel 2.3 van de huisvestingsverordening zijn de reikwijdte en de weigeringsgronden voor de particuliere huurvoorraad bepaald. Alle uitvoeringsregels zoals beschreven in de hoofdstukken 2 en 3 zijn van toepassing op alle particuliere huurwoningen zolang deze:
Met de particuliere partijen die woningen met een rekenhuur onder de liberalisatiegrens realiseren in Aalsmeer worden hierover nadere afspraken gemaakt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-221088.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.