Gemeente Rhenen - Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Rhenen 2024

Inleiding

 

In dit Besluit Nadere Regels Maatschappelijke Ondersteuning Rhenen 2024 zijn de rechten en plichten van de betrokkenen bij de uitvoering van de wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 (Wmo) verder ingevuld. Onderdelen van de wet die in de verordening afdoende zijn beschreven, komen niet terug in de regels.

Hoofdstuk 2: Persoonsgebonden Budget (PGB)

Artikel 2: Over de hoogte van het PGB.

  • 1.

    De hoogte van het PGB voor een zaak is gekoppeld aan de gemiddelde prijs in natura die de gemeente heeft afgesproken met gecontracteerde aanbieders.

  • 2.

    Indien het College voor bepaalde zaken geen prijsafspraken heeft met gecontracteerde aanbieders, dan geldt dat een onderbouwing voor de kosten gegeven moet worden:

    • a.

      bij bedragen onder de € 3000 exclusief BTW met één offerte en;

    • b.

      bij bedragen boven de € 3000 exclusief BTW met 2 offertes.

  • Controle op de offerte wordt gebaseerd op de offertes die het College zelf opvraagt of met behulp van een rekenprogramma voor bouwkundige aanpassingen.

  • 3.

    Het College draagt zorg voor de kenbaarheid van de laatstelijk in Rhenen geldende bedragen.

 

Artikel 3: Over verantwoording van het PGB.

  • 1.

    Pgb voor een zaak wordt verstrekt op declaratiebasis. De aanvrager dient daarvoor bewijsstukken te overleggen aan het College.

  • 2.

    Het college kan, indien nodig, vooraf het benodigde bedrag verstrekken. De aanvrager dient dan achteraf de bewijsstukken te overleggen aan het College.

 

Artikel 4: Overige bepaling het PGB

  • 1.

    Er is geen verantwoordingsvrij bedrag mogelijk bij het PGB.

 

Hoofdstuk 3: Financiële tegemoetkoming als maatwerkvoorziening

Artikel 5: Over financiële tegemoetkomingen als maatwerkvoorziening

 

  • 1.

    Het College kan op aanvraag een financiële tegemoetkoming verstrekken aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie aansluitend op artikel 2.3.5 van de Wet en artikel 10 en artikel 12 van de Verordening.

  • 2.

    De tegemoetkoming (prijspeil 2024) bedraagt voor:

    • a.

      Vervoer

      Als na onderzoek is aangetoond dat er een vervoersbehoefte is, deze niet ingevuld kan worden met collectief vervoer èn/of het gebruik van de eigen auto de goedkoopst compenserende voorziening is, dan kan het College besluiten een vergoeding toe te kennen voor het gebruik van de eigen auto. De hoogte van de vergoeding wordt gebaseerd op de vervoersbehoefte en is niet hoger dan de prijs per kilometer die het College betaalt, indien gebruik gemaakt zou worden van collectief vervoer. Het maximale bedrag dat verstrekt wordt, is €4425 per jaar.

    • b.

      Aanpassing eigen auto

      Als een cliënt zonder autoaanpassingen geen gebruik kan maken van zijn auto en het collectief vervoer niet voldoet, kunnen autoaanpassingen worden vergoed. Bij autoaanpassingen wordt beoordeeld of het specifiek voor mensen met een beperking bedoelde voorzieningen zijn. In de Wmo wordt uitgegaan van een levensduur van minimaal 10 jaar van de aanpassingen. Na deze termijn kunnen opnieuw aanpassingen worden verstrekt uiteraard rekening houdend met de persoonskenmerken van de aanvrager op dat moment. Bij verstrekking van autoaanpassingen, verlangt het College dat de aanvrager aantoont dat de aan te passen auto de investering nog waard is (dus naar verwachting nog minimaal 10 jaar mee kan).

      Het maximale bedrag dat verstrekt wordt is: € 4425 per gebruiksjaar van de auto.

    • c.

      Verhuis- en inrichtingskosten

      Als na onderzoek is gebleken dat een verhuizing naar een aangepaste woning noodzakelijk is, als een woning niet aanpasbaar is en/of minder kost dan de aanpassing van de bestaande woning, dan kan het College besluiten een vergoeding toe te kennen voor de kosten van de verhuizing. De maximale vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten is: € 3114. Dit bedrag is inclusief de kosten van de herinrichting van de woning.

    • d.

      Verhuis- en inrichtingskosten voor een inwoner die zijn huis verlaat ten behoeve van iemand met beperkingen.

      Het College kan besluiten hiervoor een forfaitair bedrag beschikbaar te stellen die gelijk is aan de landelijk afgesproken vergoeding bij renovatie en sloop. In 2024 is dit maximaal € 7428.

    • e.

      Voor tijdelijke huisvesting bij een noodzakelijke aanpassing van de huidige woonruimte van de belanghebbende of de door belanghebbende nog te betrekken woonruimte gedurende maximaal 6 maanden. De hoogte van de vergoeding bedraagt:

      • 1.

        De werkelijke kosten met een maximum van de huurtoeslaggrens per maand in verband met het tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte;

      • 2.

        De werkelijke kosten met een maximum van € 400,00 per maand in verband met het betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte.

    • f.

      Voor woningsanering die noodzakelijk is in verband met een longaandoening, zoals cara en/of allergische aandoeningen. Een vergoeding is alleen mogelijk als de ziekte wordt geconstateerd nadat de woning is ingericht. De allergie moet medisch vastgesteld zijn.

      De maximale vergoeding voor woningsanering wordt bepaald door in de markt gehanteerde vuistregels voor levensduur van de verschillende elementen, zoals vloerbedekking en gordijnen. Het College hanteert daarbij de volgende systematiek:

      • 1.

        Tot 2 jaar oud: 100% van het normbedrag

      • 2.

        Tot 4 jaar oud: 75% van het normbedrag

      • 3.

        Tot 6 jaar oud: 50% van het normbedrag

      • 4.

        Tot 8 jaar oud: 25% van het normbedrag

      • 5.

        Ouder dan 8 jaar: geen vergoeding

Het College sluit aan bij de normbedragen in de Nibudprijzengids.

  • g.

    Voor het aanbrengen van een rolstoel geschikte vloerbedekking is een eenmalige vergoeding mogelijk voor de ruimtes die toegankelijk moeten zijn voor de rolstoel.

    Een vergoeding is alleen mogelijk als het gebruik van de rolstoel noodzakelijk is geworden nadat de woning is ingericht.

    De maximale vergoeding voor de rolstoel geschikte vloerbedekking wordt bepaald door in de markt gehanteerde vuistregels voor levensduur van tapijt. Het College hanteert daarbij de volgende systematiek:

    • 1.

      Tot 2 jaar oud: 100% van het normbedrag

    • 2.

      Tot 4 jaar oud: 75% van het normbedrag

    • 3.

      Tot 6 jaar oud: 50% van het normbedrag

    • 4.

      Tot 8 jaar oud: 25% van het normbedrag

    • 5.

      Ouder dan 8 jaar: geen vergoeding

  • Het College sluit aan bij de normbedragen voor vloerbedekking in de Nibudprijzengids met daarbij een opslag van 150% in verband met de hogere kosten van een rolstoeltapijt en de noodzaak van verlijmen.

    • h.

      Voor het bezoekbaar maken van een (1) woning

      Indien de cliënt zijn hoofdverblijf heeft in een (WLZ-)instelling en regelmatig een bepaalde woning bezoekt, kan het College een tegemoetkoming verstrekken voor het bezoekbaar maken van die woning. Afhankelijk van wat er in dat geval nodig is, kent het College maximaal een bedrag van € 3000 toe.

    • i.

      Sportvoorzieningen

      Als sporten bijdraagt aan de maatschappelijke participatie van een inwoner, dan kan het College hiervoor een maatwerkvoorziening toekennen.

      De vergoeding wordt niet vaker dan eens per 3 jaar verstrekt voor een sportrolstoel of andere sporthulpmiddelen. De vergoeding bedraagt maximaal € 2600, voor een elektrische rolstoel kan, indien deze noodzakelijk is, de vergoeding verdubbeld worden tot maximaal € 5200. Dit bedrag is inclusief de instandhoudingskosten.

      Indien het bedrag van de sportvoorziening duurder is dan de bovengenoemde bedragen, dan kan dit worden toegekend als de voorziening evenredig langer gebruikt gaat worden.

    • j.

      Vervoer naar de dagbesteding als de aanbieder van dagbesteding geen vervoer kan regelen.

      De vergoeding is gelijk aan de vergoeding die aanbieders van dagbesteding ontvangen van de gemeente Rhenen. Er zijn twee tarieven, één voor vervoer met rolstoel en één voor vervoer zonder rolstoel.

  • 3.

    Uitbetaling van de financiële tegemoetkomingen

    • a.

      Uitbetaling van de financiële tegemoetkomingen onder 5.2 a tot en met j vindt plaats op declaratiebasis;

    • b.

      Uitbetaling van de financiële tegemoetkoming 5.2 k vindt maandelijks plaats gedurende de periode dat de indicatie voor dagbesteding is toegekend. Het recht op deze financiële vergoeding wordt gecontroleerd op basis van het daadwerkelijke gebruik van de dagbesteding en zo nodig wordt op basis hiervan het maandelijkse bedrag gecorrigeerd.

  • 4.

    Het college kan, indien nodig, vooraf het benodigde bedrag verstrekken. Achteraf dienen dan de bewijsstukken aan het College overlegd te worden.

  • 5.

    De in lid 5.2 genoemde bedragen kunnen bij besluit van het College worden aangepast. Het College draagt zorg voor de kenbaarheid van de laatstelijk in Rhenen geldende bedragen.

 

Hoofdstuk 4: Kwaliteitseisen

Artikel 6: Over de kwaliteitseisen die gelden voor gecontracteerde aanbieders

  • 1.

    Het College heeft het Toezicht op de kwaliteit van gecontracteerde aanbieders gemandateerd aan de GGDrU, net als de meeste andere gemeenten in de provincie Utrecht. Daarmee hanteert het College het kader Toezicht WMO zoals dat door de GGDrU is vastgesteld. Het geldende kader is te vinden op de website van de GGDrU: Inhoudsopgave (ggdru.nl)

 

  • 2.

    De Toezichthouder toetst de wettelijke eisen van cliëntgerichte ondersteuning, veilige voorziening en bedrijfsvoering en organisatie. Deze wettelijke eisen zijn uitgewerkt in normen, die te vinden zijn in het hierboven genoemde Kader Toezicht WMO GGDrU 2021.

  • 3.

    Calamiteiten

    • 1.

      De GGDrU is het meldpunt voor calamiteiten. Aanbieders melden Calamiteiten onverwijld, uiterlijk binnen 3 dagen, volgens het Protocol Calamiteiten bij de GGDrU. Het protocol is te vinden op Protocol calamiteitentoezicht (ggdru.nl)

    • 2.

      Een calamiteit is omschreven als: ‘‘Niet beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van een voorziening en die tot een ernstig schadelijk gevolg voor of de dood van een cliënt heeft geleid’.

 

Artikel 7: Over de kwaliteitseisen die gelden voor formele aanbieders die betaald worden met een PGB

  • 1.

    Wanneer de inwoner zelf ondersteuning inkoopt, is deze verantwoordelijk voor de kwaliteit van de ondersteuning.

  • 2.

    Bij formele ondersteuning geleverd door professionals zijn in ieder geval de volgende kwaliteitseisen van toepassing.

    • 1.

      Cliëntgerichte ondersteuning

      • a.

        Afstemming ondersteuning op cliëntniveau

        De aanbieder heeft per cliënt een ondersteuningsplan en is afgestemd op de behoefte van, en met de cliënt en/of vertegenwoordiger waarbij rekening is gehouden met de relevante levensgebieden van de cliënt. De aanbieder voert het ondersteuningsplan uit en toetst en evalueert dit beleid periodiek in samenspraak met de cliënt en/of vertegenwoordiger (algemeen geldende norm).

      • b.

        Afstemming ondersteuning in de keten en privacy

        Een voorziening wordt in elk geval: afgestemd op de reële behoefte van de cliënt en op andere vormen van zorg of hulp die de cliënt ontvangt en verstrekt met respect voor en inachtneming van de rechten van de cliënt (Wmo 2015, artikel 3.1, lid 2).

    • 2.

      Veilige voorziening

      • a.

        Fysieke en sociale veiligheid

        De professionals zijn op de hoogte van algemene en cliëntgebonden risico’s op het gebied van sociale - en fysieke veiligheid en nemen indien nodig in samenspraak met de cliënt of vertegenwoordiger de maatregelen om deze risico’s te minimaliseren (algemeen geldende norm).

      • b.

        Verklaring Omtrent het Gedrag

        Betaalde beroepskrachten en vrijwilligers, die worden ingezet door de organisatie en werken met de cliënten, zijn in het bezit van een geldige VOG, specifiek screeningsprofiel, 45 - gezondheidszorg en welzijn van mens en dier, bij aanvang van de werkzaamheden (algemeen geldende norm). Deze VOG is bij aanvang niet ouder dan een half jaar en dient elke 3 jaar vernieuwd te worden.

    • 3.

      Professionele standaard

      Een voorziening wordt in elk geval verstrekt in overeenstemming met de op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de professionele standaard (Wmo 2015, artikel 3.1, lid 2c).

 

Artikel 8. Over kwaliteit hulpmiddelen PGB

  • 1.

    Wanneer de inwoner zelf de hulpmiddelen inkoopt, is deze verantwoordelijk voor de kwaliteit van de hulpmiddelen.

  • 2.

    Voor algemeen verkrijgbare hulpmiddelen is de voorwaarde dat de leverancier een geldig Nationaal Keurmerk Hulpmiddelen heeft.

  • 3.

    Voor trapliften is de voorwaarde dat de leverancier een geldig Nationaal Keurmerk Hulpmiddelen heeft of een daaraan gelijkwaardig beoordeling door een onafhankelijke instantie.

 

 

Hoofdstuk 5: Toezicht en handhaving

Artikel 9: Over het toezicht

Het College heeft middels een mandaat- en aanwijzingsbeleid dd. 8 november 2016 de Directeur Publieke Gezondheid van de GGDrU aangewezen als toezichthouder op de naleving van de bepalingen van de Wet maatschappelijke ondersteuning, op basis van artikel 6.1, eerste lid, Wet maatschappelijke ondersteuning.

 

Artikel 10: Over de handhaving

  • 1.

    Voor de handhaving op de kwaliteit hanteert het College het regionaal handhavingskader, zoals dat is afgesproken met de GGDrU en de andere gemeenten die ook de GGDrU als toezichthouder hebben aangewezen.

 

  • 2.

    Het regionaal handhavingskader dat de gemeente hanteert is te vinden op overheid.nl

 

Hoofdstuk 6: Inspraak

Artikel 11: Betrekken ingezetenen bij beleid en periodiek overleg

Het betrekken van ingezetenen bij beleid en periodiek overleg is vastgelegd in de geldende Verordening Adviesraad Sociaal Domein.

 

Hoofdstuk 7: Uitvoeringszaken

Artikel 12: Coulanceregeling

Wanneer de belanghebbende komt te overlijden, wordt de huishoudelijke hulp en de individuele begeleiding als dat gewenst is, voor de nabestaande binnen de leefeenheid waarvan de belanghebbende deel uit maakte, nog gedurende maximaal 8 weken voortgezet.

 

Artikel 13: Collectief vervoer

  • 1.

    De gemeente Rhenen heeft collectief vervoer geregeld met de Valleihopper.

  • 2.

    Als na onderzoek is aangetoond dat het collectief vervoer voor inwoners van Rhenen met een beperking chronische psychische of psychosociale problemen de best passende oplossing is, kunnen zij met korting reizen met de Valleihopper.

  • 3.

    Voor het reizen met korting is een kortingspas nodig. De belanghebbende, betaalt net als reizigers in het regulier openbaar vervoer, de aanschafkosten. De kosten hiervoor zijn €7,50 (prijspeil 2021).

  • 4.

    Het opstaptarief met kortingspas is met ingang van 1 januari 2024 € 1,08 en daarnaast een bedrag ad € 0,19 per kilometer (prijspeil 2024).

  • 5.

    De tarieven zoals genoemd in artikel 13.3 en 13.4 kunnen gewijzigd worden. Indien dit gebeurt, zorgt het College voor de kenbaarheid van de geldende bedragen.

 

 

Artikel 14: Huishoudelijke ondersteuning

  • 1.

    Huishoudelijke ondersteuning is gericht op het volgende resultaat: Een huis is schoon en leefbaar indien het normaal bewoond en gebruikt kan worden en voldoet aan basale hygiëne-eisen.

    Schoon staat voor: een basishygiëne borgen, waarbij vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s van bewoners worden voorkomen.

    Leefbaar staat voor: opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.

  • 2.

    Een schoon huis als bedoeld in 14.1 betekent dat de inwoner gebruik moet kunnen maken van een schone woonkamer, slaapvertrekken, de keuken, sanitaire ruimtes en gang/trap.

  • 3.

    Het schoonmaken van de buitenruimte bij het huis (ramen, tuin, balkon, etc.) maakt geen onderdeel uit van Huishoudelijke Ondersteuning.

  • 4.

    Voor de normering van het aantal minuten per week maakt het college gebruik van het normenkader Huishoudelijke Hulp van HHM/KPMG. Het aantal minuten wordt afgerond in kwarturen: tot 5 minuten naar beneden, vanaf 6 minuten en meer naar boven.

  • 5.

    In bijzondere situaties kan afgeweken worden van de basis-cliënt situatie door het inzetten van maatwerkmodules, wanneer cliënten als gevolg van hun medische beperkingen onvoldoende ondersteund worden met de basisvoorziening een schoon en leefbaar huis. Dit zijn bijvoorbeeld een hoger niveau van hygiëne of schoonhouden realiseren, het klaarzetten van maaltijden en beschikken over schone kleding. Ook hierbij wordt het normenkader Huishoudelijke Hulp van HHM/KPMG gevolgd.

  • 6.

    Indien kindzorg noodzakelijk is, dan wordt het CIZ-protocol voor huishoudelijke ondersteuning gehanteerd om te bepalen hoeveel tijd hiervoor nodig is.

  • 7.

    Het college bepaalt op basis van de artikelen 14.1 t/m 14.6 hoeveel minuten per week wordt toegekend aan de inwoner.

 

Artikel 15: Algemeen gebruikelijk

  • 1.

    Voor het criterium financieel gedragen op minimumniveau hanteert het College de geldende bijstandsnorm x 5% x 36 maanden.

  • 2.

    Indien in een individuele situatie de aanvrager de voorziening niet kan dragen en de aanvrager dit kan onderbouwen door inzicht te geven in haar/zijn financiële situatie, dan besluit het college dat in dit individuele geval de voorziening niet algemeen gebruikelijk is.

  • 3.

    Indien een inwoner in een minnelijk of wettelijk schuldsaneringsproject zit en de inwoner alleen leefgeld krijgt, dan worden voorzieningen voor deze inwoner niet als algemeen gebruikelijk gezien.

  • 4.

    Bij het bepalen van het bedrag houdt het College ook rekening met kwalitatief goede tweedehandsvoorzieningen.

  • 5.

    Woonvoorzieningen in Doelgroepgebouwen, die op grond van wettelijke voorschriften, algemeen aanvaardbare regels en/of contractuele bepalingen, aanwezig moeten zijn in het Doelgroepgebouw ziet het College als algemeen gebruikelijk.

 

 

Hoofdstuk 8: Slotbepalingen

Artikel 16: Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking na publicatie van dit besluit.

  • 2.

    Dit besluit wordt aangehaald als Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Rhenen 2024.

  • 3.

    Het Besluit Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Rhenen 2021 wordt met de inwerkingtreding van het Besluit Nadere Regels maatschappelijke ondersteuning Rhenen 2024 ingetrokken.

 

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van

dd. 14 mei 2024

 

de gemeentesecretaris de burgemeester

P. Bonthuis C. van Rhee-Oud Ammerveld

 

 

 

Hoofdstuk 1: Algemeen Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • a.

    Algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking, daadwerkelijk beschikbaar is, een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de client tot zelfredzaamheid of participatie in staat is en financieel gedragen kan worden door mensen met een inkomen op minimumniveau;

  • b.

    Budgetplan: een plan dat laat zien hoe het Persoonsgebonden Budget (Pgb) wordt besteed en hoe dit een bijdrage levert aan de te bereiken doelen uit het Ondersteuningsplan en hoe het beheer van het PGB geregeld is;

  • c.

    Calamiteit: niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van een voorziening en die tot een ernstig schadelijk gevolg voor of de dood van een cliënt heeft geleid;

  • d.

    College: College van Burgemeester en Wethouders;

  • e.

    Dienst: Ondersteuning die door een persoon wordt gegeven en dus niet materiaal is;

  • f.

    Doelgroepgebouw: een gebouw dat specifiek gericht is op bepaalde doelgroepen, zoals ouderen of mensen met een beperking of een woon-zorgcomplex, waar wonen en zorg gescheiden zijn;

  • g.

    Formele ondersteuning is ondersteuning die verricht wordt door professionals. Formele ondersteuning kan niet verricht worden door een persoon uit het sociaal netwerk van de cliënt;

  • h.

    Individuele begeleiding gericht op het bevorderen van de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt op dat hij zo lang mogelijk in zijn eigen omgeving kan blijven;

  • i.

    Informele ondersteuning: ondersteuning door iemand uit het sociale netwerk dat wil zeggen personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt;

  • j.

    Kilometerbudget: Aantal kilometers per jaar waarmee tegen gereduceerd tarief met collectief vervoer kan worden gereisd op basis van de geïndiceerde vervoersbehoefte;

  • k.

    Ondersteuningsplan: het plan dat door het College op basis van het onderzoek wordt opgesteld en dat de omstandigheden bedoeld in artikel 2.3.2, vierde lid, onderdelen a tot en met g van de Wet beschrijft, en aangeeft op welke wijze invulling wordt gegeven aan de gezamenlijk geïnventariseerde ondersteuningsbehoefte;

  • l.

    Pashouder: Eigenaar en gebruiker van vervoerspas collectief vervoer (vanaf 2017 Valleihopper);

  • m.

    Persoonlijk plan: plan waarin de cliënt de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2, vierde lid, onderdelen a tot en met g van de Wet, beschrijft, en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen;

  • n.

    PGB: Persoonsgebonden Budget;

  • o.

    Professionals:

    • i.

      Zijn werkzaam bij een instelling die ten aanzien van de voor het Pgb uit te voeren taken/werkzaamheden is ingeschreven in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregister 2007) en die beschikken over relevante diploma’s die nodig zijn voor de uitoefening van de desbetreffende taken; of

    • ii.

      Zijn aangemerkt als Zelfstandige zonder personeel. Daarnaast moeten zij ten aanzien van de voor het PGB uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregister 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor de uitoefening van de betreffende taken;

    • iii.

      Staan ingeschreven in het BIG-register (artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg), niet vallend onder sub i of ii en waarmee de cliënt een arbeidsovereenkomst heeft gesloten;

  • p.

    Puntbestemming: Een door de gemeente aan te wijzen bestemming gelegen in een gebied tussen de 25 en 50 kilometer van een woonadres te bereiken met collectief vervoer;

  • q.

    Sociaal netwerk: een persoon als bedoeld in de Wet die niet voldoet aan de criteria voor professional;

  • r.

    Specialistische individuele begeleiding: Begeleiding in het versterken van zelfregie op alle levensgebieden waar nog de verwachting is dat er ontwikkeling (gezien leeftijd en aandoening) mogelijk is waardoor het streven is om de begeleiding af te schalen en te beëindigen. Deze ontwikkeling is niet altijd mogelijk bij een cliënt. Het stabiliseren van een situatie (voorkomen van terugval) kan ook een doel zijn. Het uitgangspunt is altijd om de beperking te accepteren en de cliënt te leren omgaan met kansen en mogelijkheden met aandacht voor gedragscomponenten. De gedragscomponenten kunnen dusdanig van aard zijn dat het werken aan de doelen belemmerd wordt, dit vraagt om specialistische begeleiding. De begeleider heeft specifieke expertise nodig om tijdens de begeleiding de juiste interventies toe te passen om de gedragscomponent(en) te kunnen beïnvloeden.

  • s.

    Uurtarief: tarief van zorg in natura;

  • t.

    Uitvoeringsbesluit: Uitvoeringsbesluit Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015;

  • u.

    Verordening: De Verordening Maatschappelijke ondersteuning Rhenen 2019

  • v.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • w.

    Zaak: Een hulpmiddel of woningaanpassing

 

Artikel 1.2: Overige begrippen

Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet, het Uitvoeringsbesluit WMO 2015, de Verordening en de Algemene Wet Bestuursrecht.

 

Naar boven