Verordening nadeelcompensatie Eindhoven

De raad van de gemeente Eindhoven;

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 maart 2024;

 

gelet op de behandeling in de meningsvormende vergaderingen van 9 april 2024;

 

gelet op gelet op de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet, titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 15.1 van de Omgevingswet;

 

besluit:

 

De Verordening nadeelcompensatie Eindhoven vast te stellen.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    Het bestuursorgaan: het orgaan dat het schadeveroorzakende besluit heeft genomen of onder wiens verantwoordelijkheid de schadeveroorzakende feitelijke handeling is verricht, zijnde: de raad, het bestuursorgaan van burgemeester en wethouders of de burgemeester van Eindhoven;

  • 2.

    Gemeente: gemeente Eindhoven;

  • 3.

    Aanvraag: aanvraag om schadevergoeding op grond van artikel 15.1 van de Omgevingswet of artikel 4:126 Algemene wet bestuursrecht;

  • 4.

    Aanvrager: de indiener van een aanvraag als bedoeld in artikel 4;

  • 5.

    Belanghebbende:

    • a.

      degene die de activiteit verricht en met wie een overeenkomst als bedoeld in artikel 13.3c, eerste lid, van de Omgevingswet is gesloten, en

    • b.

      als sprake is van een schadeveroorzakend besluit naar aanleiding van een aanvraag, zoals geregeld in artikel 13.3d van de Omgevingswet: de aanvrager van dat besluit of degene die de toegestane activiteit verricht.

  • 6.

    Schade: schade als bedoeld in deze verordening, waaronder begrepen brutowinst- of inkomensderving, kostenschade, derving van huurinkomsten dan wel een waardevermindering van een onroerende zaak;

  • 7.

    Kostenschade: schade in de vorm van extra (bedrijfs)kosten die hebben geleid tot een algehele toename van de desbetreffende kostenposten;

  • 8.

    Deskundige: de adviescommissie zoals bedoeld in het eerste lid van artikel 4:130 Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Toepassingsbereik

  • 1.

    Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht jo. artikel 15.1 Omgevingswet, waarvan de aanvrager stelt dat die wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van de gemeente.

  • 2.

    Deze verordening heeft geen betrekking op aanvragen om schadevergoeding waarop een bijzondere regeling van toepassing is, zoals de ‘Algemene verordening ondergrondse infrastructuren gemeente Eindhoven’.

Artikel 3. Heffen recht

Voor het in behandeling nemen van de aanvraag om schadevergoeding wordt een recht van € 100,-- geheven.

Artikel 4. Aanvraag

  • 1.

    De aanvrager van schadevergoeding maakt gebruik van een door het bestuursorgaan vastgesteld (elektronisch) formulier.

  • 2.

    In aanvulling op de artikelen 4:2 Awb en 4:127 Awb bevat een aanvraag mede:

    • a.

      als het schade betreft wegens winst- of inkomstenderving: jaarrekeningen over het jaar waarin schade is geleden en de drie daaraan voorafgaande jaren en de periodieke omzetgegevens per maand of kwartaal over deze jaren,

    • b.

      als het schade betreft wegens gederfde huurinkomsten: een afschrift van de huurovereenkomst of gebruiksovereenkomst en een eigendomsakte en

    • c.

      als het schade betreft wegens een vermindering van de waarde van een onroerende zaak: een kopie van de eigendomsakte van de onroerende zaak.

Artikel 5. Vereenvoudigde behandeling van de aanvraag.

  • 1.

    Het bestuursorgaan wijst de aanvraag zonder nader onderzoek af indien het in de aanvraag genoemde bedrag aan schadevergoeding minder bedraagt dan € 500,-- voor natuurlijke personen en € 1.000,-- voor rechtspersonen.

  • 2.

    Het besluit om de aanvraag af te wijzen zonder inschakeling van een adviseur c.q. wegens kennelijke ongegrondheid wordt aan de aanvrager schriftelijk medegedeeld binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag, onderscheidenlijk binnen acht weken nadat de termijn is verstreken gedurende welke de aanvrager de aanvraag kon aanvullen.

Artikel 6. De deskundige

  • 1.

    Indien geen toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 5 kan het bestuursorgaan een deskundige benoemen. Het bestuursorgaan wint slechts advies in bij een deskundige voor zover dat naar zijn oordeel noodzakelijk is om op de aanvraag om schadevergoeding te kunnen beslissen, bijvoorbeeld indien sprake is van complexe juridische en/of financiële omstandigheden.

  • 2.

    De deskundige heeft tot taak het bestuursorgaan van onpartijdig en deskundig advies te dienen over de op de aanvraag te nemen beslissing.

  • 3.

    Advies als bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval niet ingewonnen als:

    • a.

      de aanvraag naar het oordeel van het bestuursorgaan kennelijk ongegrond is, omdat zich een weigeringsgrond voordoet als bedoeld in artikel 4:126, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      de schade kennelijk niet kan worden toegerekend aan een door het bestuursorgaan genomen besluit of verrichte handeling;

    • c.

      de aanvraag naar het oordeel van het bestuursorgaan voldoende gelijkenis vertoont met andere aanvragen waarvoor al advies is uitgebracht, of;

    • d.

      naar het oordeel van het bestuursorgaan in de gemeentelijke organisatie voldoende deskundigheid voor de beoordeling van de aanvraag aanwezig is.

  • 4.

    Een adviescommissie bestaat uit een of meer deskundigen.

  • 5.

    Met een adviescommissie wordt gelijk gesteld een onafhankelijk bureau dat het tot haar bedrijfsactiviteiten rekent om schade als bedoeld in deze regeling te onderzoeken en te beoordelen.

  • 6.

    Een adviescommissie kan worden benoemd als:

    • a.

      vaste commissie, waarbij de leden door burgemeester en wethouders voor een termijn van maximaal vier jaar worden benoemd met de mogelijkheid tot herbenoeming voor maximaal vier jaar, of

    • b.

      tijdelijke commissie voor advisering met betrekking tot een of meer aanvragen, door het bestuursorgaan dat de aanvragen behandelt.

Artikel 7. Procedure algemeen

  • 1.

    Het bestuursorgaan bevestigt de ontvangst van de aanvraag zo spoedig mogelijk.

  • 2.

    Als advies wordt ingewonnen bij een deskundige, informeert het bestuursorgaan de aanvrager daarover. De aanvrager kan binnen twee weken na verzending van de kennisgeving, schriftelijk en voldoende gemotiveerd een verzoek tot wraking van één of meerdere deskundigen indienen bij het bestuursorgaan.

  • 3.

    Naast de aanvrager wordt voor zover van toepassing betrokken:

    • a.

      degene die de activiteit verricht en met wie een overeenkomst als bedoeld in artikel 13.3c, eerste lid, van de Omgevingswet is gesloten, en,

    • b.

      als sprake is van een schadeveroorzakend besluit naar aanleiding van een aanvraag, zoals geregeld in artikel 13.3d van de Omgevingswet, de aanvrager van dat besluit of degene die de toegestane activiteit verricht, tenzij:

      • 1°.

        de schadevergoeding redelijkerwijze voor rekening behoort te blijven van het bestuursorgaan, of

      • 2°.

        de schadevergoeding voldoende op een andere manier is verzekerd.

  • 4.

    De belanghebbende kan binnen twee weken na verzending van de kennisgeving, schriftelijk en voldoende gemotiveerd een verzoek tot wraking van één of meerdere deskundigen indienen bij het bestuursorgaan.

  • 5.

    Het bestuursorgaan beslist binnen twee weken na ontvangst van een wrakingsverzoek over het ingediende verzoek tot wraking van één of meerdere deskundigen.

Artikel 8. Procedure deskundige

  • 1.

    Het bestuursorgaan stelt de gegevens ter beschikking aan de deskundige die nodig zijn voor een goede vervulling van haar taak. De aanvrager verschaft de deskundige de gegevens en bescheiden die voor de advisering nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 2.

    De deskundige kan inlichtingen en adviezen inwinnen bij derden. Indien met het verstrekken van inlichtingen of het verlenen van adviezen door derden kosten gemoeid zijn, oefent de deskundige deze bevoegdheid pas uit na instemming van het bestuursorgaan.

  • 3.

    De deskundige stelt aanvrager en het bestuursorgaan en indien aan de orde de belanghebbende in de gelegenheid tot het geven van een (mondelinge) toelichting.

  • Partijen kunnen zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een gemachtigde.

  • 4.

    De deskundige kan een plaatsopneming houden indien zij dit nodig acht. Het tijdstip waarop deze plaatsopneming plaatsvindt wordt bepaald door de deskundige.

  • 5.

    Van de toelichtingen wordt een verslag gemaakt, en toegevoegd aan het advies.

  • 6.

    De deskundige stelt een conceptadvies op. Dit wordt uiterlijk 26 weken nadat de deskundige is ingesteld aan aanvrager, belanghebbende en bestuursorgaan toegezonden. Indien niet binnen deze termijn een conceptadvies kan worden toegezonden, deelt de deskundige gemotiveerd mede waarom deze termijn niet gehaald wordt. Zij geeft daarbij een termijn aan waarbinnen het conceptadvies aan de aanvrager, belanghebbende en het bestuursorgaan zal worden toegezonden.

  • 7.

    Aanvrager, het bestuursorgaan en de belanghebbende maken eventuele bedenkingen tegen het conceptadvies binnen 4 weken na de datum van verzending daarvan, schriftelijke kenbaar aan de deskundige.

  • 8.

    De deskundige stelt haar advies vast binnen 8 weken na het verstrijken van de in lid 7 genoemde termijn. Zij kan deze termijn eenmaal, onder opgaaf van redenen, met ten hoogste 8 weken verlengen. Zij zendt de mededeling terstond toe aan de aanvrager, de belanghebbende en het bestuursorgaan.

Artikel 9. Beslissing op de aanvraag

  • 1.

    Het bestuursorgaan beslist binnen 12 weken na ontvangst van het advies van de deskundige op de aanvraag en maakt dit besluit binnen deze termijn bekend aan de aanvrager en de belanghebbende.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan de in het eerste lid bedoelde beslissing eenmaal voor ten hoogste 12 weken verdagen.

Artikel 10. Aanvraag voorschot

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan, vooruitlopend op de beslissing op een aanvraag om schadevergoeding vanwege gestelde inkomensschade, een voorschot verlenen als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een verplichting tot betaling zal worden vastgesteld.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan zich over het al dan niet verstrekken van een voorschot laten adviseren door de deskundige.

  • 3.

    Indien het bestuursorgaan beslist tot het verlenen van een voorschot wordt daarmee geen aanspraak als bedoeld in artikel 4:126 Algemene wet bestuursrecht erkend.

  • 4.

    Het voorschot kan uitsluitend worden verleend indien de verzoeker schriftelijk de verplichting aanvaardt tot gehele en onvoorwaardelijke terugbetaling van hetgeen ten onrechte als voorschot is uitbetaald, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente over het teveel betaalde. Dit te rekenen vanaf de datum van betaling van het voorschot. Het bestuursorgaan kan daarvoor zekerheidsstelling, bijvoorbeeld in de vorm van een bankgarantie, verlangen.

  • 5.

    De artikelen 4:95 Awb en 4:96 Awb zijn op dit voorschot van toepassing.

Artikel 11. Uitbetaling

Bij geheel of gedeeltelijke toewijzing van een aanvraag om schadevergoeding wordt de toegewezen schadevergoeding betaald na het onherroepelijk worden van het besluit op de aanvraag. De betaling vindt plaats door overschrijving naar de door de aanvrager aangegeven rekening, onder gelijktijdige restitutie van het door aanvrager betaalde recht en verminderd met een aan aanvrager betaald voorschot.

Artikel 12. Bijzondere projecten

De gemeenteraad kan voor bijzondere projecten een afzonderlijke regeling treffen waarin de bepalingen van deze verordening worden aangevuld dan wel daarvan wordt afgeweken.

Artikel 13. Reikwijdte

Deze verordening is van toepassing op schade die is ontstaan na de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 14. Overgangsrecht

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in deze verordening blijft de ‘Procedureverordening voor advisering inzake tegemoetkoming planschade gemeente Eindhoven 2011’ van kracht voor aanvragen waarop ingevolge de artikelen 4.18 en 4.19 van de Invoeringswet Omgevingswet het oude recht van toepassing blijft.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in deze verordening blijft de ‘Regeling nadeelcompensatie voor werkzaamheden aan de weg’ van kracht voor aanvragen waarop ingevolge artikel IV van de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten het oude recht van toepassing blijft.

Artikel 15. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking een dag na bekendmaking in het Gemeenteblad van de gemeente Eindhoven.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening nadeelcompensatie Eindhoven.

Artikel 16. Intrekking

  • 1.

    De Regeling nadeelcompensatie voor werkzaamheden aan de weg wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 15 genoemde datum.

  • 2.

    Op verzoeken die vóór de in het eerst lid genoemde datum zijn ingediend blijft de ‘Regeling nadeelcompensatie voor werkzaamheden aan de weg’ van toepassing.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 7 mei 2024

, griffier.

Toelichting Verordening nadeelcompensatie Eindhoven

Algemene Toelichting

Met ingang van 1 januari 2024 is titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Omgevingswet (Ow) in werking getreden. Deze wet vervangt meerdere afzonderlijke wettelijke en niet-wettelijke schadevergoedingsregelingen, zoals het stelsel van planschade ex artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het niet gecodificeerde stelsel van nadeelcompensatie op basis van het zogenaamde égalitébeginsel.

 

Titel 4.5 van de Awb voorziet in een algemene regeling in de Awb van de vergoeding (of tegemoetkoming) van schade door rechtmatig overheidshandelen. Daarbij kan worden gedacht aan aanvragen wegens winst- of inkomensderving, gederfde huurinkomsten of de waardevermindering van een onroerende zaak.

 

In afdeling 15.1 van de Omgevingswet is een nadeelcompensatieregeling opgenomen die aansluit op de generieke regeling uit de Awb. Onder nadeelcompensatie wordt in afdeling 15.1 Ow ook begrepen wat onder de voorgaande wetgeving (afdeling 6.1 Wro) werd verstaan onder planschade. Bij planschade ging het om inkomensderving of vermindering van de waarde van een onroerende zaak als gevolg van een planologisch besluit. De regeling in afdeling 15.1 Ow is een aanvulling op de algemene regeling voor nadeelcompensatie in titel 4.5 van de Awb.

 

Nadeelcompensatie is een overkoepelende term voor (schade)vergoeding welke, op aanvraag van de aanvrager, aan de orde is bij gevallen waarin een bestuursorgaan in de rechtmatige uitoefening van zijn publiekrechtelijke bevoegdheid of taak schade veroorzaakt die uitgaat boven het normale maatschappelijke risico of het normaal ondernemersrisico (onevenredig nadeel) en die de benadeelde in vergelijking met anderen onevenredig zwaar treft.

 

De gemeente Eindhoven beschikt over een planschadeprocedureverordening. De Awb en de Omgevingswet bevatten dwingende bepalingen voor nadeelcompensatie. Na inwerkingtreding van de wijziging van de Awb en de Ow hebben de bestaande verordeningen over planschade (Procedureverordening voor advisering inzake tegemoetkoming planschade gemeente Eindhoven 2011) en nadeelcompensatie (Regeling nadeelcompensatie voor werkzaamheden aan de weg) hun werking verloren, behalve voor gevallen die vallen onder het overgangsrecht. Op die gevallen blijft het oude recht van toepassing en dus ook de oude verordening.

 

Deze verordening heeft geen betrekking op aanvragen om schadevergoeding waarop een bijzondere regeling van toepassing is, zoals de ‘Algemene verordening ondergrondse infrastructuren gemeente Eindhoven’.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Bestuursorgaan

Met bestuursorgaan wordt bedoeld de organen als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, Awb.

 

De burgemeester kan besluiten nemen, zoals de verlening, intrekking of wijziging van vergunningen in de openbare ordesfeer die tot nadeel voor derden of vergunninghouders kunnen leiden. Een aantal van deze bevoegdheden staat onder meer in de Algemene Plaatselijke Verordening. Het college van burgemeester en wethouders kan beslissingen en besluiten nemen die als schadeoorzaak kunnen worden aangemerkt. Ook de gemeenteraad kan besluiten nemen die schade kunnen veroorzaken, zoals het vaststellen en wijzigen van verordeningen en beleidsnotities.

 

Ten aanzien van het bevoegd gezag is verder in artikel 15.8 Ow bepaald dat als de aanvraag om schadevergoeding, zoals bedoeld in afdeling 15.1 Ow, betrekking heeft op een besluit van de gemeenteraad, het algemeen bestuur van een waterschap of provinciale staten of op een algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling, als bestuursorgaan dat de schadevergoeding toekent als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, Awb, wordt aangemerkt het college van burgemeester en wethouders, het dagelijks bestuur van het waterschap, het college van gedeputeerde staten respectievelijk Onze Minister die het aangaat.

Voorts is bepaald dat als de aanvraag om schadevergoeding, zoals bedoeld in afdeling 15.1 Ow, betrekking heeft op een besluit ter uitvoering van een projectbesluit, het bestuursorgaan dat het projectbesluit heeft vastgesteld, het bestuursorgaan is dat de schadevergoeding toekent.

Een bestuursorgaan kan de bevoegdheid om te beslissen op een aanvraag, zoals bedoeld in afdeling 15.1 Ow, om schadevergoeding overdragen aan een ander bestuursorgaan. Ten aanzien hiervan kunnen regels bij algemene maatregel van bestuur worden gesteld.

 

Schade

Binnen het stelsel van nadeelcompensatie wordt voor het schadebegrip aansluiting gezocht bij artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek. Schade betreft alleen materiële schade en kan bestaan uit brutowinst- of inkomensderving, kostenschade, derving van huurinkomsten dan wel een waardevermindering van een onroerende zaak.

Voorts dient binnen het stelsel van nadeelcompensatie deze schade te zijn veroorzaakt door een bestuursorgaan in de rechtmatige uitoefening van zijn publiekrechtelijke bevoegdheid of taak.

 

De schade dient verder in een voldoende causaal verband te kunnen worden gebracht met de schadeoorzaak. Hiernaast dient de schade boven het normale maatschappelijke risico of het normaal ondernemersrisico (abnormale last) van de benadeelde uit te stijgen en de benadeelde in vergelijking met anderen onevenredig zwaar te treffen (speciale last).

 

Bij fysieke schade kan nadeelcompensatie niet aan de orde zijn. In de rechtspraktijk wordt fysieke schade, vanuit de gedachte dat fysieke schade steeds behoort te worden voorkomen, in de regel binnen het civiele recht afgewikkeld, op basis van artikel 6:162 BW. Immers, kan dergelijke schade uiteindelijk feitelijk niet worden voorkomen, dan wordt deze niet aangemerkt als schade als gevolg van de rechtmatige uitoefening van een publieke taak of bevoegdheid maar als schade als gevolg van onrechtmatig handelen (van bijvoorbeeld de aannemer of de opdrachtgever).

 

Artikel 2 Toepassingsbereik

Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 3 Heffen recht

Dit artikel regelt het heffen van een recht voor het in behandeling nemen van de aanvraag om schadevergoeding. Artikel 4:128 Awb geeft de mogelijkheid een recht te heffen tot maximaal € 500,-. Artikel 4:128 Awb bepaalt voorts dat het heffen van een recht alleen mogelijk “bij wettelijk voorschrift”. Het recht bedraagt € 100,-.

Het bestuursorgaan wijst de indiener van de aanvraag op de verschuldigdheid van het recht en deelt hem mee dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de gemeente dan wel op de aangegeven plaats dient te zijn gestort. Indien het bedrag niet tijdig is bijgeschreven of gestort, wordt de aanvrager eenmaal een mogelijkheid geboden om het verzuim binnen 2 weken te herstellen. Als het verzuim niet tijdig is hersteld, verklaart het bestuursorgaan de aanvraag niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

 

Artikel 4 Aanvraag

In artikel 4:2 Awb is een opsomming opgenomen van een aantal eisen waaraan een aanvraag minimaal moet voldoen. Een aanvulling op deze eisen is opgenomen in artikel 4:127 Awb.

In aanvulling op de wettelijk opgesomde eisen zijn, mede gezien de aard van de materie, een aantal gegevens noodzakelijk om tot een beslissing op de aanvraag te kunnen komen. Voor zover het winst- of inkomstenderving betreft, dienen bij de beoordeling van de aanvraag de gerealiseerde omzetten en de jaarrekening over het jaar waarin de schade is geleden, alsmede de gerealiseerde omzetten en de jaarrekeningen over een periode van drie jaar voorafgaande aan het jaar waarin de schade is geleden, te worden betrokken.

 

Artikel 5 Vereenvoudigde behandeling van de aanvraag

Het bestuursorgaan besluit een aanvraag niet in behandeling te nemen indien de aanvraag niet volledig is ingediend conform de eisen van artikelen 4:2 Awb en 4:127 Awb en van de geboden gelegenheid om de aanvraag aan te vullen niet tijdig of onvoldoende is gebruik gemaakt. Een besluit om de aanvraag niet in behandeling te nemen wordt aan de aanvrager schriftelijk medegedeeld binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Daarnaast besluit het bestuursorgaan een aanvraag af te wijzen bijvoorbeeld omdat het kennelijk ongegrond is.

Een aanvraag kan worden aangemerkt als ‘kennelijk ongegrond’, indien zonder uitgebreid inhoudelijk onderzoek duidelijk is dat de aanvraag niet voor toewijzing in aanmerking komt, bijvoorbeeld indien sprake is van een harde juridische belemmering, zoals het ontbreken van een belang, een premature aanvraag of een “verjaarde” schadeoorzaak.

 

Absoluut lage schades worden als bagatelschade aangemerkt en komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking. Voor particulieren geldt een absolute minimale ondergrens van € 500,- en voor ondernemers geldt een absolute minimale ondergrens van € 1.000,-.

 

Artikel 6-8

Indien de aanvraag niet op een vereenvoudigde wijze wordt afgewikkeld en/of de beoordeling van nadeelcompensatieaanvraag bijzondere deskundigheid vereist, kan het bestuursorgaan, overeenkomstig artikel 4:130 van de Algemene wet bestuursrecht een adviescommissie benoemen. Het begrip adviescommissie wordt in de wet niet gedefinieerd, maar kan volgens de artikelsgewijze toelichting van artikel 4:130 Awb bestaan uit één of meerdere deskundigen. De gemeente kiest niet voor het benoemen en instellen van een vaste structurele adviescommissie maar voor de mogelijkheid om per geval een afweging te maken over de inschakeling van onpartijdige deskundigheid.

Afhankelijk van de feiten en omstandigheden en de juridische en/of financiële complexiteit van het geval, kunnen één of meerdere deskundigen worden gevraagd om de aanvraag te beoordelen en het bestuursorgaan te adviseren over de wijze van afwikkeling van de aanvraag.

Met deze benadering ontstaat een flexibel en op maat gericht systeem voor het inschakelen van onpartijdige deskundigenadvisering die kan bestaan uit een advieskantoor, maar ook uit individuele personen of zelfs, bijvoorbeeld bij grotere projecten, een “echte” adviescommissie.

 

De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden kunnen binnen twee weken na de mededeling over het voornemen van het bestuursorgaan om advies in te winnen bij een deskundige c.q. een adviescommissie schriftelijk en voldoende gemotiveerd een verzoek tot wraking van de deskundige dan wel één of meerdere leden van de adviescommissie bij het bestuursorgaan indienen. Een verzoek tot wraking dient betrekking te hebben op feiten of omstandigheden waardoor de vereiste deskundigheid en onafhankelijkheid schade zou kunnen lijden.

 

Deze artikelen regelen, in aanvulling op Afdeling 3.3. Awb, hoe de afhandeling van de aanvraag verloopt wanneer een deskundige en/of deskundigen worden benoemd. Van belang is dat de te benoemen deskundige(n) geen onderdeel uitmaakt/uitmaken van de bestuurlijke of ambtelijke organisatie van de gemeente Eindhoven. Daarnaast maakt de deskundige geen deel uit van de bezwaarschriftencommissie van de gemeente.

 

De bij de beoordeling gehanteerde uitgangspunten en criteria en de overwegingen en uitkomsten van de beoordeling van de deskundige worden vastgelegd in een adviesrapport. Dit rapport wordt, nadat partijen, inclusief meegebrachte deskundigen, ook in de gelegenheid zijn gesteld om een mondelinge toelichting te geven, eerst in concept toegezonden aan alle betrokken partijen. De partijen worden in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op het rapport te reageren. De deskundige beoordeelt deze schriftelijke reactie en brengt vervolgens een definitief adviesrapport uit. Het definitieve adviesrapport wordt ook aan alle betrokken partijen gezonden.

 

Ten behoeve van het door de deskundige uit te voeren onderzoek, is de deskundige bevoegd om bij de gemeente Eindhoven en de aanvrager nadere informatie op te vragen die de deskundige noodzakelijk acht voor een goede en zorgvuldige beoordeling. Tevens kan de deskundige een plaatsopneming houden. Indien de deskundige dit noodzakelijk acht voor een goede beoordeling van het verzoek, kan hij -nadat hij voorafgaand toestemming heeft gekregen van de gemeente- externe deskundigheid inroepen; bijvoorbeeld in het kader van geluid-, geur, of trillingsonderzoek.

 

Artikel 9

Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 10 Aanvraag voorschot

Dit artikel regelt dat in uitzonderlijke situaties, die gekenmerkt worden door een gecompliceerd karakter van de aanvraag om vergoeding uit oogpunt van redelijkheid en billijkheid een voorschot kan worden gegeven.

Uitgangspunt bij de beoordeling van gestelde inkomstenderving is dat aanvragen om schadevergoeding worden ingediend nadat het schadejaar financieel is afgesloten, door middel van een jaarrekening en winst- en verliesrekening. De jaarrekening en de winst- en verliesrekening is noodzakelijk voor het beoordelen van de aard en omvang van de schade, zoals het vaststellen van de brutowinstmarge, het controleren van de omzetgegevens en het bepalen van eventuele kostenbesparingen of extra gemaakte kosten.

Het is niet uitgesloten dat in sommige gevallen de aard en omvang van de schade zodanig van invloed is op de financiële bedrijfsvoering dat het afwachten van de afsluiting van het boekjaar niet mogelijk is zonder in aanmerkelijke financiële problemen te geraken. Hierdoor kunnen betalingsproblemen ontstaan, zoals met betrekking tot het betalen van de BTW, huren, lonen en salarissen etc. Deze voorschotregeling is bedoeld om dergelijke ingrijpende financiële problemen (zoals een faillissement) te voorkomen.

De aanvrager die naar redelijke verwachting in aanmerking komt voor nadeelcompensatie kan bij het bestuursorgaan een aanvraag indienen om een voorschot op die nadeelcompensatie, waardoor reeds in het schadejaar een voorlopige beslissing kan worden genomen over het al dan niet verstrekken van een voorschot. De aanvrager dient te onderbouwen dat sprake is van een spoedeisend belang.

Het verlenen van een voorschot is gebaseerd op artikel 4:95 Awb.

 

Indien een voorschot wordt uitgekeerd, betekent dit niet op voorhand dat per definitie een recht op schadevergoeding ontstaat. De beoordeling van het recht op schadevergoeding geschiedt bij de reguliere behandeling van de aanvraag om schadevergoeding.

De gemeente Eindhoven kan zich laten adviseren door de deskundige over de vraag of er recht bestaat op een voorschot en zo ja, hoe groot dit voorschot dient te zijn.

De aanvrager dient voorts schriftelijk te garanderen, al dan niet met zekerheidsstelling, dat indien achteraf het voorschot geheel of gedeeltelijk onverschuldigd betaald blijkt te zijn, dit onverschuldigd bedrag wordt terugbetaald aan de gemeente. Het toekennen van een voorschot leidt niet tot het erkennen van aanspraak op een vergoeding zoals bedoeld in deze verordening.

 

De termijn waarbinnen het voorschot betaald moet worden, wordt geregeld in artikel 4:87 Awb.

 

Artikel 11 - 13

Deze artikelen spreken voor zich en behoeven geen nadere toelichting.

 

Artikel 14 Overgangsrecht

De Verordening nadeelcompensatie Eindhoven treedt in de plaats van de ‘Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade gemeente Eindhoven 2011’ en de ‘Regeling nadeelcompensatie voor werkzaamheden aan de weg’.

 

De ‘Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade gemeente Eindhoven 2011’ kan vanwege het overgangsrecht nog wel relevant zijn voor het afhandelen van planschadeverzoeken.

 

Het huidige planschaderecht zal vanwege het ruime overgangsrecht nog jarenlang van toepassing zijn op inkomende verzoeken om schadevergoeding. Op grond van dit overgangsrecht blijft het “oude recht” – de huidige planschadeprocedureverordening daaronder nadrukkelijk begrepen – nog geruime tijd van toepassing op de afhandeling van schadeverzoeken.

 

Bij schade die bijvoorbeeld veroorzaakt wordt door een bestemmingsplan dat nog als ontwerp ter inzage is gelegd vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet, blijft het oude planschaderecht tot 5 jaar ná het van kracht worden van dat plan van toepassing (artikel 4.19 lid 2 Invoeringswet Omgevingswet). Ook bij schade veroorzaakt door een afwijkingsvergunning die is aangevraagd vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet, blijft het oude recht tot 5 jaar ná de vaststelling van dat besluit van toepassing (artikel 4.18 lid 2 Invoeringswet Omgevingswet).

 

Verder is ook een “reguliere” omgevingsvergunning die ná inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt verleend op grond van een ten tijde van de inwerkingtreding van die wet geldend bestemmingsplan, wijzigingsplan, uitwerkingsplan, inpassingsplan of beheersverordening niet aan te merken als een schadeveroorzakend besluit van de nieuwe wet (artikel 22.13 lid 1 Omgevingswet, geconsolideerde versie 4 juni 2021).

 

De eerste “indirecte schadeoorzaken” waarop de nieuwe regeling van toepassing is, zullen “afwijkingsvergunningen” (BOPA’s) zijn die na de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn aangevraagd en een stuk later de “reguliere” omgevingsvergunningen die op basis van een nieuw omgevingsplan zijn verleend. Dit kan dus jaren ná de inwerkingtreding van de wet zijn. Een omgevingsplan kan wel een schadeoorzaak zijn voor “directe schade”, zodat bij dit soort schades de nieuwe schaderegeling eerder kan worden toegepast. In artikel 15.1 Ow wordt namelijk het omgevingsplan expliciet als schadeoorzaak genoemd, maar door de werking van de artikelen 15.3 en 15.4 Ow gaat het wat betreft het omgevingsplan alleen om directe schade. Indirecte schade wordt in de systematiek van de Omgevingswet nadrukkelijk gekoppeld aan de omgevingsvergunning, dan wel de melding of de start van de activiteit.

 

In de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (hierna: Wns) is het overgangsrecht opgenomen voor nadeelcompensatiezaken op grond van titel 4.5 Awb. Dit gaat om nadeelcompensatie als gevolg van andere schadeoorzaken dan die genoemd zijn in de Omgevingswet. Het overgangsrecht voor deze algemene nadeelcompensatiezaken is opgenomen in artikel IV van de Wns, waarin het volgende is bepaald:

  • Op schade die is veroorzaakt door een besluit dat werd bekendgemaakt of een handeling die werd verricht vóór inwerkingtreding van de Wns, blijft het oude recht van toepassing;

  • Op schade die is veroorzaakt door een handeling ter uitvoering van een besluit dat werd bekendgemaakt vóór inwerkingtreding van de Wns, blijft het oude recht van toepassing;

  • Indien het eerste besluit tot uitvoering van een activiteit is genomen voor het tijdstip waarop deze wet voor dat besluit in werking is getreden, blijft het recht zoals dat gold voor dat tijdstip ook van toepassing op schade, veroorzaakt door latere besluiten of andere handelingen ter uitvoering van diezelfde activiteit.

De nieuwe wet geldt derhalve alleen voor de nieuwe gevallen. Het tijdstip waarop het schadeveroorzakende besluit bekend is gemaakt of de schadeveroorzakende handeling is verricht (vóór of na inwerkingtreding van de Wns), is bepalend voor de vraag of het oude recht of het nieuwe recht van toepassing is.

 

Artikel 15-16

Deze artikelen spreken voor zich en behoeven geen nadere toelichting.

Naar boven