Gemeenteblad van Neder-Betuwe
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Neder-Betuwe | Gemeenteblad 2024, 213713 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Neder-Betuwe | Gemeenteblad 2024, 213713 | ander besluit van algemene strekking |
Het Handboek Openbare Ruimte Neder-Betuwe is een praktisch instrument. Het vormt een programma met eisen en aanbevelingen voor de inrichting van de openbare ruimte in Neder-Betuwe uit het oogpunt van beheer en onderhoud. In het document zijn de basiseisen opgenomen waaraan de inrichting van de openbare ruimte minimaal moet voldoen. Het College van de gemeente Neder-Betuwe heeft ingestemd met het toepassen van dit document.
We willen een kwalitatief goede en klimaatadaptieve openbare ruimte, met een inrichting die is afgestemd op de verschillende functies en die we goed in stand kunnen houden. De kwaliteit van de openbare ruimte is gebaat bij samenwerking en onderlinge afstemming tussen alle vakgebieden die zich bezighouden met ontwikkeling, (her)inrichting en beheer. Zowel bij nieuwe aanleg als herstructurering van de bestaande omgeving moeten we daarvoor de juiste randvoorwaarden creëren.
Dit Handboek is een dynamisch document. Door wijzigingen in beleid, wetgeving of veranderende inzichten kunnen de eisen aan de openbare ruimte veranderen. De verantwoordelijke vakspecialist van ieder betrokken discipline houdt deze wijzigingen zelf bij.
De verplichte toepassing van het Handboek is als randvoorwaarde opgenomen bij elke projectopdracht binnen de gemeente. Deze verplichting geldt voor planontwikkeling door zowel een interne als externe initiatiefnemer. Het gaat primair om de openbare ruimte die in beheer en eigendom komt van de gemeente.
De gestelde randvoorwaarden zijn gegroepeerd in vier onderdelen: ‘beleid en randvoorwaarden’, ‘realisatie en overdracht’, ‘ontwerp en inrichting’ en ‘maatvoering en materiaal’. Per onderdeel beschrijven we relevante informatie voor inrichtingselementen zoals groen, verhardingen, verkeer, watergangen, riolering en openbare verlichting. Beleidsdocumenten waarnaar we verwijzen zijn terug te vinden op Externe link: www.nederbetuwe.nl en/of op www.overheid.nl.
1.4 Status van de eisen en aanbevelingen
Het Handboek schept randvoorwaarden voor de inrichting en het toekomstige beheer van de openbare ruimte. Als we de ontwikkeling en realisatie van een project in handen leggen van een marktpartij of grondexploitatiemaatschappij, waarin de gemeente en de marktpartij(en) gezamenlijke verantwoordelijkheden hebben en zorgen voor de totstandkoming van het project, is het Handboek van toepassing in de te sluiten overeenkomst. Het meest recente handboek op het moment van toetsing van bestek en tekeningen is geldig.
De gemeente toetst de plannen vanuit haar verantwoordelijkheid voor de inrichting en het beheer van de openbare ruimte aan dit Handboek. Dit zijn voorwaarden die voortvloeien uit het wettelijk kader, het gemeentelijk vastgestelde beleid en de (beheer)technische aspecten van de gemeente. De verantwoordelijkheid voor het ontwerp (inclusief berekeningen) en de realisatie blijft bij de marktpartij die als opdrachtgever van het project optreedt. De gemeente ondertekent het bestek en de tekeningen voor ‘gezien’.
Kwaliteit van de openbare ruimte: is een complex en moeilijk meetbaar begrip.
Zaken als functionaliteit, herkenbaarheid, duurzaamheid, veiligheid, materiaalkeuze, beheerbaarheid en netheidsgraad en de manier waarop we de openbare ruimte gebruiken en beheren bepalen de kwaliteit. Het realiseren van de beoogde kwaliteit van de openbare ruimte is alleen haalbaar als daar passende middelen en onderhoudsinspanningen tegenover staan.
Ambitieniveau: is een maat voor de gewenste kwaliteit van de openbare ruimte in een bepaald (plan)gebied.
In de Integrale Visie Openbare Ruimte (IVOR) noemen we vijf thema’s (Uitstraling, Klimaatadaptatie, Identiteit, Bruikbaarheid, Biodiversiteit) die de basis vormen voor beleidsuitgangspunten voor alle uit te voeren projecten. In deze visie is per kern de koers van de openbare ruimte bepaald. Ambitieniveau is daarmee een beoogd resultaat van ontwerp, inrichting en beheer van een gebied op basis van de IVOR en dus output van (ontwerp)beslissingen, middelen en (eenmalige en terugkerende) inspanningen. In de IVOR is ook een processchema opgenomen, zie bijlage 1, dat als leidraad dient voor het realiseren van projecten binnen de gemeente. Dit geldt ook voor gebiedsontwikkelingen die derden initiëren.
Onderhoudsinspanningen: geven de mate aan waarin we mensen en middelen inzetten voor het beheer en onderhoud van de openbare ruimte.
Onderhoudsinspanningen zijn daarom input. Een hoge input is geen garantie voor een hoge output (kwaliteit van de openbare ruimte) en omgekeerd geldt dat lage input niet automatisch leidt tot lage output. Zo kunnen we een schone buurt soms al met lage onderhoudsinspanningen op het overeengekomen ambitieniveau handhaven.
De termen beheer en onderhoud gebruiken we vaak door elkaar. Hieronder leggen we uit wat we onder deze termen verstaan.
Beheer: alle maatregelen gericht op de blijvende instandhouding van de bestaande inrichting van de openbare ruimte op een vastgesteld kwaliteitsniveau, waarbij de openbare ruimte blijvend voldoet aan de daaraan te stellen functionaliteitseisen. Beheer is dus conserverend, maar speelt in op veranderende omstandigheden.
Onderhoud: de concrete uitvoering van beheermaatregelen. Er zijn in grote lijnen drie soorten onderhoud: verzorgend onderhoud, technisch onderhoud en vervanging of rehabilitatie.
Verzorgend onderhoud: onderhoudsmaatregelen die met name de netheid, de esthetische kwaliteit van de voorzieningen vergroten. Voorbeelden: vegen, onkruidbestrijding, graskanten snijden, graffitibestrijding.
Technisch onderhoud: onderhoudsmaatregelen bedoeld om de levensduur van de voorzieningen te verlengen. Voorbeelden: herstelwerkzaamheden, plaatselijk herstraten, overlagen van asfalt, snoeien van bomen en heesters, dunnen van bosplantsoen. Hierbij maken we verder onderscheid in:
Vervanging/rehabilitatie: vervanging of rehabilitatie van de constructie vindt plaats aan het einde van de levenscyclus van het inrichtingselement en houdt in het terugbrengen in de oorspronkelijke staat. Het moment van vervanging is vaak aanleiding voor herinrichting van een gebied.
2.3 Belangrijke kwaliteitskenmerken
Het behouden van de technische kwaliteit en de functionaliteit van het openbare gebied moeten we als vanzelfsprekend zien. Uit de inventarisatie van beleid en standaarden voor de openbare ruimte blijkt dat de volgende kwaliteitskenmerken belangrijk zijn:
Functionaliteit: voor alle disciplines geldt dat de openbare ruimte zodanig moet zijn ingericht dat ze kan functioneren waarvoor deze is bedoeld. Speelvoorzieningen moeten ingericht zijn voor de doelgroep in de wijk; een wegtype moet zijn gedimensioneerd voor de verkeersbelasting.
Onderhoudbaarheid: bij nieuwe aanleg en herinrichting moeten we maximale aandacht besteden aan de toekomstige onderhoudbaarheid van de openbare ruimte. Dit voorkomt technische problemen in de toekomst en beperkt de (extra) financiële lasten voor het beheer.
Gebruiksveiligheid sociale veiligheid: de openbare ruimte moet zodanig zijn ingericht dat men hier veilig gebruik van kan maken. Dat betekent dat de wegen duurzaam en technisch veilig zijn ingericht en dat er geen sociaal onveilige plekken zijn. Kwaliteitsonderscheid in openbaar gebied wordt vooral gemaakt door differentiatie in de belevingswaarde van een gebied.
3 Ruimtelijke initiatieven en realisatie projecten
In dit hoofdstuk noemen we de randvoorwaarden die we stellen aan het proces van ontwerp tot en met overdracht. Deze zijn van toepassing bij ruimtelijke initiatieven van derden maar deels ook voor projecten die in opdracht van de gemeente worden uitgevoerd. Documenten waar naar verwezen wordt zijn te vinden op de gemeentelijke website.
Bij het uitvoeren van werkzaamheden is het op dat moment geldende beleid van gemeentelijke, regionale, provinciale, Rijks- en Europese overheden van toepassing. Bij wijzigingen in wet- en regelgeving en beleid kunnen de werkzaamheden hierop worden aangepast, een en ander vast te stellen in overleg tussen opdrachtnemer en opdrachtgever.
De gemeente heeft een vastgesteld Integraal Beheerplan Openbare Ruimte. Hierin zijn vanuit de algemene beleidskaders van de gemeente Neder-Betuwe acht richtinggevende thema’s opgenomen. Deze thema’s vormen het uitgangspunt voor de ambities voor het beheer en inrichting van de openbare ruimte.
De thema’s dragen bij aan het realiseren van de bestuurlijke en maatschappelijke doelen en verwoorden de uitgangspunten voor de inrichting van de openbare ruimte. Bij de totstandkoming van een stedenbouwkundig plan of rehabilitatie van bestaande wijken fungeert het IBOR als leidraad.
Naast het IBOR heeft de gemeenteraad in december 2022 ook het Beleidskader Klimaatadaptatie vastgesteld. De klimaatdoelen die hierin zijn gesteld, bereiden al voor op de Landelijke Maatlat Klimaatadaptatie. De (regionale) stuurgroep Water en Klimaat Rivierenland heeft aangegeven op voorhand te willen streven naar de richtlijnen die hierin opgenomen zijn.
3.4 Voorwaarden inrichtingsplan
Bij het doorontwikkelen naar een inrichtingsplan is een heldere scheiding tussen openbaar en uitgeefbaar gebied het uitgangspunt voor het ontwerp van de inrichting van de buitenruimte. Aanpassingen aan de openbare ruimte buiten het plangebied zijn onderdeel van de planontwikkeling.
Het ontwerp van de buitenruimte wordt opgesteld door een civieltechnisch adviesbureau en bestaat uit tenminste een overzichtstekening schaal 1:500 van de volgende inrichtingselementen, aangevuld met principetekeningen en doorsnedes:
Onder openbaar groen verstaan we: plantsoen, bomen, hagen, gazons, bermen, wadi’s, natuurvriendelijke oevers en schouwpaden met mogelijkheden voor het versterken van biodiversiteit, bewegen/spelen en klimaatadaptatie. Het groen bevindt zich in het (toekomstig) openbare gebied (in beheer en eigendom van gemeente of waterschap). Ruimte voor groen mag niet volledig aan de randen van het plangebied worden gezocht maar moet grotendeels worden ingepast tussen de bouwvlakken.
Om efficiënt beheer en onderhoud te kunnen garanderen, moet de initiatiefnemer bij het ontwerp rekening houden met de vereiste maatvoering, vormgeving en indeling van de openbare ruimte. De bereikbaarheid en toegankelijkheid van het openbaar gebied door vuilophaal- en hulpdiensten en onderhoudsmaterieel, zoals veeg-, strooi- en maaimachines, moet zijn geborgd.
De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor de maatvoering. Eventuele tekorten in maatvoering worden in het uitgeefbaar gebied opgelost. De initiatiefnemer draagt zorg voor maatvoering in het inrichtingsplan. Hiermee toont hij aan dat het ontwerp voldoet aan de gewenste maatvoering, incl. hoogten en normen (parkeren/groen/water), en binnen het te ontwikkelen gebied past.
Voor de peilen zijn onderstaande richtlijnen van toepassing:
Ophoging van het plangebied mag geen negatieve gevolgen hebben voor aangrenzende percelen door afstromend hemelwater; dat geldt ook voor afstomend hemelwater vanaf het aangrenzende perceel richting het plangebied. Toon dit aan middels details en dwarsdoorsnedes (incl. beheersmaatregelen).
Water vormt een belangrijk onderdeel en is een belangrijk meesturend element voor de ruimtelijke ordening in het te ontwikkelen gebied. Hiervoor voert de initiatiefnemer een digitale watertoets uit waaruit meestal de conclusie volgt dat afstemming moet worden gezocht met Waterschap Rivierenland. Op initiatief van initiatiefnemer dient vroeg in de planvorming afstemming plaats te vinden met gemeente en waterschap over de invulling van de watercompensatie (zie 8.2.2) voor verhard oppervlak als ook overige waterbelangen. Hiervoor is een Waterhuishoudingsplan noodzakelijk, zie bijlage 6. Tijdens deze afstemming wordt tevens bepaald welke onderdelen van het waterhuishoudkundig plan noodzakelijk zijn bij de omgevingsplanprocedure. Een omgevingsplan wordt pas gepubliceerd als het waterschap een (schriftelijk) positief advies heeft afgegeven op de waterparagraaf.
Bij bijzondere geohydrologische situaties en plannen > 3500 m2 kan het waterschap tevens om een modellering van het bestaande watersysteem vragen. Daarnaast kunnen waterschap of gemeente bij gebiedsontwikkelingen maatregelen inbrengen om knelpunten in het watersysteem op te lossen die het algemeen belang dienen.
Voor gebiedsontwikkelingen, en voor bedrijven/instanties in gebieden met een waterbergingsopgave, zijn de door het waterschap gehanteerde vrijstellingen niet van toepassing.
Technische infiltratievoorzieningen
Het is niet toegestaan om waterberging in een technische, ondergrondse infiltratievoorziening te realiseren. Tenzij kan worden aangetoond dat infiltratie ter plaatse haalbaar is. Toegestaan is tijdelijk bergen en vertraagd afvoeren van water in een bovengrondse, droogvallende (groene) retentie of wadi. Zie hiervoor hoofdstuk 8. Ondergrondse, tijdelijke berging van water wordt bij hoge uitzondering en onder voorwaarden in de openbare ruimte geaccepteerd wanneer dit niet onder wegen ligt en/of als doel heeft water te conserveren ten behoeve van de groenvoorziening.
Op eigen terrein van bedrijven en/of instanties is ondergronds bergen en vertraagd afvoeren alleen onder voorwaarden (een beperkt percentage van de opgave en boven de GHG) en in aanvulling op bovengrondse waterberging mogelijk. Hierbij worden ‘open’ voorzieningen als kratten boven steenmengsels e.d. gesteld in verband met de onderhoudbaarheid en de berouwbaarheid van de bergingscapaciteit op langere termijn. Tevens is instemming van het Waterschap noodzakelijk.
Het waterschap telt, ten tijde van de opstelling van dit handboek, grasbetonelementen op zand (dus zonder puinfundering, alleen toegestaan in het uitgeefbaar gebied) en groene daken voor resp. 50% en 70% van het oppervlak mee bij de berekening van de toename van verharding.
In de ontwerpfase werkt de initiatiefnemer, bovenop de verplichtingen in het kader van het omgevingsplan, de volgende vooronderzoeken of plannen uit:
Verder gegevens opnemen van de omgeving rondom het plangebied, noodzakelijk voor het ontwerp en de uitvoering, zoals bebouwing, bomen en beplanting, kabels en leidingen, verkeerssituatie, riolering/huisaansluitingen en kadastrale gegevens, opgevraagd dan wel ingemeten.
Te leveren en her te gebruiken grond- en zandsoorten dienen geschikt te zijn voor het beoogde gebruik volgens het Besluit Bodemkwaliteit. Dit moet de initiatiefnemer aantonen met een schriftelijke verklaring en onderzoeksresultaten (certificaat van herkomst) of met de bodemkwaliteitskaart Neder-Betuwe.
Voer de werkzaamheden voor de inrichting van de openbare ruimte uit zonder schade aan overige infrastructuur of gebouwen te veroorzaken. In overleg met de gemeente voert de initiatiefnemer voorafgaand aan de werkzaamheden een voor- en eindopname van infrastructuur en/of gebouwen uit. De gemeente ontvangt hiervan een rapportage volgens de richtlijnen van de CROW.
Uitgangspunt is dat alleen een compleet bestek wordt opgeleverd en overgedragen. Alleen bij projecten en/of bestekken met een uitvoeringstermijn langer dan één jaar kan de gemeente overgaan tot deeloplevering. De gebieden moeten van voldoende omvang zijn en worden in overleg bepaald. Voorwaarde is dat alle werkzaamheden in deze fase afgerond zijn (woningbouw, infra, groen, OV, enzovoorts) en de betreffende straat geen onderdeel uitmaakt van de transportroute voor het resterende bouwplan. De gemeente heeft de mogelijkheid om hiervan af te zien.
De initiatiefnemer draagt zorg voor het inmeten van de openbare ruimte, de rioolrevisie alsook de inspectie van de riolering. Voor de voorwaarden waaraan de revisies moeten voldoen, zie de betreffende hoofdstukken. Zonder goedgekeurde revisies en/of inspecties wordt geen oplevering ingepland.
Het doel van de oplevering is om vast te stellen of het werk volgens het bestek is uitgevoerd en vast te stellen of er eventuele gebreken aan het werk zijn die de initiatiefnemer moet herstellen. Bij de oplevering zijn de projectleider en toezichthouder van zowel de initiatiefnemer als de gemeente aanwezig.
Voor de speelruimte organiseert de initiatiefnemer een aparte oplevering met de gemeente en de leverancier en/of aannemer die de speeltuin heeft gerealiseerd.
De initiatiefnemer stelt minimaal vijftien werkdagen vóór de oplevering schriftelijk ede opleveringsdatum voor aan de gemeente.
De initiatiefnemer levert op aan de vertegenwoordiger van de gemeente en schrijft het Procesverbaal van Oplevering. De gemeente en de initiatiefnemer ondertekenen het Procesverbaal van Oplevering. Kleine gebreken die op korte termijn kunnen worden verholpen en die ingebruikname van de openbare ruimte niet in de weg staan, kunnen geen reden zijn tot onthouding van goedkeuring. De initiatiefnemer dient deze gebreken zo spoedig mogelijk, maar binnen één maand na de oplevering, te verhelpen. Na de eerste oplevering gaat de onderhoudstermijn van zes maanden in (voor groenvoorziening geldt dat opgeleverd wordt per 31 december na een volledig groeiseizoen). De initiatiefnemer is in deze periode verantwoordelijk voor al het regulier onderhoud op beeldkwaliteit A en de afhandeling van meldingen. Hiervoor dienen posten te worden opgenomen in het bestek.
De watervergunning wordt door de initiatienemer aan het waterschap opgeleverd.
Na de onderhoudstermijn vindt de tweede oplevering, eindoplevering, plaats waarbij de initiatiefnemer het openbaar gebied daadwerkelijk (in beheer, onderhoud en eigendom) overdraagt aan de gemeente. Voorwaarde voor de overdracht is dat de openbare ruimte compleet is ingericht en naar behoren is onderhouden op beeldkwaliteit A. Ook mag het bouwverkeer geen gebruik meer maken van de definitief ingerichte openbare ruimte. Bij de eindopname zijn de projectleider en de toezichthouder van zowel de initiatiefnemer als de gemeente aanwezig. De initiatiefnemer levert vóór de eindopname de bewijsstukken voor het overdrachtsdossier aan de gemeente.
Het eigendom van primaire watergangen inclusief kunstwerken wordt door de initiatiefnemer overgedragen aan Waterschap Rivierenland.
De onderstaande documenten zijn, indien van toepassing, onderdeel van het overdrachtsdossier:
Overzicht tekening van de areaaluitbreiding (DXF en PDF) van de openbare ruimte voor de gemeentelijke beheersystemen: wegen, groen- en speelvoorzieningen, (water)overloopgebieden, straatmeubilair, verkeers- en straatnaamborden, riolering, watergangen, wadi’s en openbare verlichting met de hoeveelheden per type.
De initiatiefnemer stelt het Procesverbaal van Overdracht op en verzorgt het herstel van eventuele gebreken komende uit de eindopname. Pas nadat alle gebreken zijn verholpen en alle documenten correct zijn aangeleverd, ondertekenen de gemeente en de initiatiefnemer het Proces Verbaal (de onderhoudstermijn en bijbehorende verplichtingen geldt tot het moment van overdracht ook als dit de formele termijn overschrijdt). Vaak wordt voor het overdragen van het groenbeheer een extra overdach ingepland.
Door ondertekening van het Procesverbaal van de eindopname door zowel de initiatiefnemer als de gemeente is de overdracht van het beheer van de openbare ruimte een feit. Aansluitend kan ook de kadastrale aanwijs plaatsvinden en het eigendom worden overgedragen.
Wanneer er sprake is van een hoofdroute voor voetgangers is het belangrijkste kenmerk hierbij dat de oversteek regelmatig gebruikt wordt en veilig is. Het overige verkeer weet dan op basis van ervaring dat hier regelmatig mensen oversteken. Een oversteek in een hoofdroute is een oversteek waar:
Eisen die we aan een oversteek in een hoofdroute stellen zijn:
De snelheid van het verkeer ter plaatse van de oversteek is zo laag, dat de remweg van een auto zodanig is dat hij te allen tijde tot stilstand kan komen als hij een voetganger signaleert. Daarnaast moet de snelheid zo laag zijn dat een mogelijke aanrijding tussen een auto en een voetganger geen (ernstig) letsel tot gevolg heeft. Concreet betekent dit dat dat de V85 van het autoverkeer lager dient te zijn dan 50 km per uur. De V85 is de snelheid die 85% van de weggebruikers niet overschrijdt.
Een veilige oversteek is belangrijker dan wel of geen VOP. Het plan dient in elk geval aan bovenstaande voorwaarden te voldoen voordat de initiatiefnemer een keuze maakt uit het regime wat geldt op de oversteek (al dan niet een VOP). De sleutel ligt dan ook in eerste instantie in het veiliger maken van de oversteek, door:
Maak vervolgens de keuze voor al dan niet een VOP. Deze keuze is afhankelijk van:
Aanwezigheid fietsoversteek. Als de oversteek samengaat met een fietsoversteek is bepalend welk regime de fietsoversteek heeft. Voorkom dat de fiets- en voetgangersoversteek een verschillend regime hebben. Voor overige weggebruikers is een verschil in regime moeilijk te begrijpen en dat levert onduidelijkheid en daarmee onveiligheid op. In sommige gevallen kan de initiatiefnemer beter kiezen om de fietser met het overige verkeer mee te laten oversteken over de kruising, in plaats van samen met de voetganger. In een dergelijke situatie hoeft de voetganger niet mee in hetzelfde regime en is een VOP dus mogelijk (advies van de SWOV).
De intensiteit van het autoverkeer. Wanneer de hoeveelheid autoverkeer onder de drempelwaarde (zie onderstaande tabel) ligt, zijn er zo veel hiaten in de verkeersstroom dat veilig oversteken zonder VOP goed mogelijk is. Bij intensiteiten boven de bovengrens (zie onderstaande tabel) is oversteken nauwelijks mogelijk. Bij intensiteiten boven deze grens moet gezocht worden naar mogelijkheden om de intensiteiten te verlagen (bijvoorbeeld door het verdelen van de oversteek of door netwerkmaatregelen). Is dat niet meer mogelijk, zoek dan naar een geregelde vorm van oversteek (bijvoorbeeld met verkeersbrigadiers of een VRI).
De intensiteiten zijn ontleend aan CROW-publicatie 226.
In onderstaand schema staat bij welke intensiteiten op de gebiedsontsluitingsweg het wenselijk is om de voorrang voor de solitaire fietsoversteek te regelen. Het regelen van de voorrang overwegen we alleen als er sprake is van een hoofdfietsroute (weergegeven in het mobiliteitsplan). Bij secundaire fietsroutes geven de fietsers voorrang aan het gemotoriseerde verkeer.
Voor de maatvoering van wegen zijn de meest recente CROW-richtlijnen van toepassing. Ga daarbij uit van de geadviseerde maatvoering.
4.3.2 Gebiedsontsluitingswegen
4.3.4 Kruisingen en overgangen
De poortconstructie vormt de overgang tussen een gebiedsontsluitingsweg en een erftoegangsweg op een wegvak, op bedrijventerreinen of nabij een rotonde. |
|
Zoneborden volgens bijlage 1 van het RVV1990, geplaatst volgens voorschriften BABW 1 . Dubbele dwarsstrepen op de rijbaan. Herkenbaarheid met verticale elementen en openbare verlichting waarborgen. Overgang tussen asfalt- en klinkerverharding. |
|
Bij de poortconstructie worden weggebruikers er op gewezen dat ander gedrag wordt verlangd. Pas daarom de wegverharding aan het type weg aan: klinkerverharding voor erftoegangswegen en asfaltverharding voor gebiedsontsluitingswegen. |
4.3.5 Snelheidsremmende maatregelen
4.4.2 Gebiedsontsluitingswegen
Eventuele paaltjes zijn verend of flexibel en voorzien van retroreflecterend materiaal met afwisselend rood-witte banden, de ruimte tussen de paaltjes moet 1,50 meter zijn zodat twee fietsers er met zijn tweeën tussen door kunnen fietsen. Leidt de paaltjes in door ‘markering met reliëf’ op het wegdek.
Afvalinzamelplekken (bovengrondse en/ of ondergrondse containers) mogen niet ten koste gaan van de parkeerruimte. Er moeten minimaal twee auto's voor een lossende auto kunnen opstellen voor het laten passeren van tegenliggers en er moeten vóór een kruising ook minimaal twee auto's kunnen opstellen om voorrang te kunnen verlenen.
Functionaliteit, aandacht voor vormgeving, samenhang en uitstraling spelen een belangrijke rol bij het ontwerpen en inrichten van de openbare ruimte. De manier waarop de inrichting samenhangt met het gebruik van de ruimte is een belangrijk criterium. Hiervoor geldt dat de beheerbaarheid een belangrijke randvoorwaarde vormt voor uiteindelijke keuzes. Bepaal het type, de kleur en de structuur van de toe te passen verhardingen, inclusief kantopsluitingen, altijd in overleg met de gemeente.
De opbouw van gesloten verhardingsconstructies baseren op een verhardingsadvies, waarin op basis van berekeningen een voorstel gedaan wordt voor de opbouw. Dit voorstel moet voldoen aan de CE-markering voor asfalt en uit functionele eisen bestaan. Het verhardingsadvies bevat een voorstel voor samenstelling en gradering van de mengsels en laagdiktes.
Voegen langs verharding en rondom straatmeubilair (bijv. lichtmasten, verkeersbordpalen, tuinmuurtjes enzovoorts) tot 2 cm onder het oppervlak opvullen met porfiersteenslag 4/8. Voegen en steenskelet injecteren met een tweecomponentige, zelfnivellerende, hoog chemisch resistente, oplossingsvrije, elastisch blijvende afdichtingskit op basis van polysulfide (circa 60%), Saba Sealer MB (deel A kleur grijs, deel B kleur (donkergrijs). De voeg afstrooien met een overmaat aan porfierzand 1/3.
5.3.2.1 Asfaltverharding hoofdwegen
5.3.2.2 Elementverharding woonstraten
Voer verharding van betonstraatstenen als volgt uit:
5.3.2.4 Trottoirs en voetpaden
6 Markering, bebording en bewegwijzering
Een bord staat tenminste buiten het profiel van vrije ruimte van de rijbaan. De afstand tussen de rand van het bord en de kant van de rijbaan dan wel de kant van de verharding bedraagt bij voorkeur ten minste 0,60 meter en ten hoogste 3,60 meter. Op wegen buiten de kom, zonder parkeer- of vluchtstrook, bedraagt de minimumafstand 1,80 meter.
7.1.1.1 Algemeen: riolering binnen het ontwerpproces
De rioleringszorg (gemeentelijke watertaken) omvat de inzameling en het transport van afval- (DWA) en hemelwater (HWA) en het in het openbare gebied treffen van maatregelen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Ontwerp en beheer van de riolering zijn van cruciaal belang voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in Neder-Betuwe en de regio. Voor een goede rioleringszorg is het van belang dat we bij de inrichting van het te ontwikkelen stedelijk gebied (uitleggebieden, inbreidingen en herstructurering bestaand stedelijk gebied) de belangen vanuit de gemeentelijke watertaken waarborgen.
Klimaatadaptatie is het aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering en inspelen op de gevolgen hiervan op de (toekomstige) openbare ruimte. We streven ernaar om in 2050 de gehele openbare ruimte klimaatbestendig en water robuust te hebben ingericht. De uitgangspunten en randvoorwaarden van het klimaatadaptatiebeleid zijn geïntegreerd in het Gemeentelijk RioleringsPlan en vanaf 2024 in het Programma Water en Riolering. Er is een logisch verband tussen het riolerings- en klimaatbeleid. Daar waar het rioleringsbeleid is gefundeerd op het landelijk algemeen toegepaste uitgangspunten, bijvoorbeeld het rekenen met gestandaardiseerde normbuien (Rioned), is het klimaatbeleid gestoeld op extreme omstandigheden die zijn gebaseerd op de recent geformuleerde uitgangspunten in het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie. We hebben vanuit deze uitgangspunten kaders en normen gesteld aan het ontwerp en de inrichting van de nieuwe openbare ruimte met als doel de veiligheid voor onze inwoners ook in de toekomst te kunnen borgen.
7.1.1.2 Beleidsplannen, wet en regelgeving riolering
De rioleringszorg krijgt gestalte vanuit verschillende wetten, regels en beleidsvisies rond milieu-, water- en ruimtelijke ordening vraagstukken. Belangrijk is in het ontwerpproces rekening te houden met vastgestelde beleidsplannen en -nota’s op deze gebieden.
Het beleid is te onderscheiden op Europees, landelijk, provinciaal (inclusief waterschappen) en gemeentelijk niveau. Zie voor de geldende wet- en regelgeving onder andere de Leidraad Riolering van de Stichting Rioned.
7.1.1.3 Gemeentelijke beleidsuitgangspunten riolering Neder-Betuwe
Uitgangspunt en leidend voor implementatie van het vigerend gemeentelijk beleid tijdens planvorming en ontwerp is het Programma Riolering en Water (PRW) en de algemene (beleids)uitgangspunten riolering. Onderstaand een overzicht van de (beleids)documenten die we hanteren:
Leidraad Riolering Stichting RIONED, actueel Externe link: www.rioned.nl.
7.1.1.4 Randvoorwaarden riolering gemeente Neder-Betuwe
We hanteren in aanvulling op de gemeentelijke beleidsplannen een aantal algemene en specifieke randvoorwaarden en uitgangspunten die in de geest of direct een vertaling dienen te krijgen in de planvorming. De randvoorwaarden en uitgangspunten zijn hieronder weergegeven. Daarbij merken we op dat de eerder genoemde beleidsplannen bij eventuele tegenstrijdigheden geldend zijn.
Onderhoudbaarheid (rekening houdend met de kostenbeheersing op termijn):
Toegankelijk voor onderhoudsmaterieel moet gegarandeerd zijn, door het voorkomen van hoeken, obstakels, hoogteverschillen waar het materieel voor onderhoud niet zonder meer bij kan, voldoende draagkracht in de grond. Onderhoudsmaterieel heeft te allen tijde vrije toegang nodig vanaf openbaar terrein, tot het water (baggeren/krozen), reinigen van riolering, kolk, randvoorziening of gemalen enzovoorts.
Bij de robuustheid van de inrichting, rekenen we met een levensduur van minimaal:
Klimaatadaptatie in het ontwerp:
Houd bij het ontwerp van een nieuwe ontwikkeling rekening met de gevolgen van de klimaatverandering. Geef de inrichting dusdanig vorm om het risico op wateroverlast en schade te beperken en de veiligheid voor onze inwoners en bedrijven redelijkerwijze wordt gegarandeerd. Richt de nieuwe ruimtelijke plannen water- en klimaat robuust in2.
De doelen en beleidsuitgangspunten van Neder-Betuwe staan in het vigerend beleid. In hoofdlijnen zijn deze:
Invulling geven aan de drie wettelijke zorgplichten (gemeentelijke watertaken):
Doelmatige inzameling en doelmatige3 verwerking van hemelwater (daar waar de perceeleigenaar redelijkerwijs niet in staat is dit zelf te doen).
Verontreiniging van hemelwater moet worden voorkomen door diffuse bronnen die van invloed zijn op kwaliteit van afstromend hemelwater - waardoor het niet voldoet aan de door de waterkwaliteitsbeheerder gestelde emissiegrenswaarden voor de kwaliteit van het oppervlaktewater – te beperken. Als het beperken van diffuse bronnen (bijvoorbeeld door intensief verkeersgebruik als gebiedsontsluitingswegen of opslag- en bedrijventerreinen) niet mogelijk is, dan moeten maatregelen aan de bron of end-of-pipe worden genomen om te voldoen aan de emissiegrenswaarden voor de kwaliteit van het oppervlaktewater. Als maatregel zijn lamellenfilters of andere filtersystemen niet toegestaan.
Bij inbreidingen en herstructurering in bestaand stedelijk gebied moet rekening worden gehouden met al bestaande rioolsystemen, de hierin beschikbare afvoercapaciteit, voorgenomen verbeterings-, renovatie- en vervangingsplannen en met het betrokken waterschap vastgelegde afspraken in planvormingen (vuilemissie reductieplan, waterkwaliteitsspoor). Bij de in-uitbreidingsplannen moet rekening worden gehouden met de kosten benodigd voor eventuele maatregelen, onderzoek en aanpassing van de bestaande rioolsystemen buiten het plangebied.
Pas in principe geen gemalen toe bij in/uitbreidingen en nieuwe ontwikkelingen. Afvoer onder vrijverval is het leidend uitgangspunt. Slechts in díe gevallen waar dit aantoonbaar technisch niet mogelijk blijkt of vanwege maatschappelijk kosten onverantwoord is, kan de gemeente na beoordeling van een door initiatiefnemer gedegen onderbouwing afwijken van het aansluiten onder vrijverval.
7.1.1.6 Milieuwet- en regelgeving (incl. lozingsregels voor afval-, hemel- en grondwater):
De initiatiefnemer dient op de hoogte te zijn van de wet- en regelgeving, in onder andere in:
7.1.1.7 Waterwet- en regelgeving
7.1.1.8 Wet ruimtelijke ordening
7.1.1.9 Overige wet- en regelgeving en planvormen
In hoofdstuk 3 ‘Planvormingseisen’ van dit handboek staat welke algemene eisen en terugkoppeling in het proces van planvorming en ontwerp van toepassing zijn. Voor de discipline riolering is een aantal specifieke zaken ten aanzien van het proces en de planvorming van belang. Het is van belang de beleidsvelden en randvoorwaarden, de fysieke omgeving en een passend inzamel- en transportsysteem goed op elkaar af te stemmen. Het ontwerpproces bestaat uit de drie stappen: schetsontwerp (inrichting systeem), functioneel ontwerp (dimensioneren systeem) en detailontwerp (dimensioneren onderdelen).
Details van systeemonderdelen kunnen de haalbaarheid van het schetsontwerp aanzienlijk beïnvloeden, bijvoorbeeld in de keuze van afvoer via het maaiveld of via wadi’s. Bij het schetsontwerp moet dus al terdege rekening worden gehouden met de invulling van dergelijke details.
Stel bij planvorming moet voor het totaal te ontwikkelen gebied (inclusief te verwachten toekomstige en/of te voorziene uitbreidingen) een Waterhuishoudingsplan op als genoemd in hoofdstuk 3 en volgens bijlage 6. Hierbij spelen de eisen van het waterschap, de uitgangspunten van gemeente Neder-Betuwe, het gemeentelijk rioleringsplan van de gemeente Neder-Betuwe een belangrijke rol. Indien de realisatie van deelgebieden meer dan drie jaar wordt vertraagd, moet per deelgebied opnieuw worden getoetst of nog wordt voldaan aan de drie planvormen en moet, in samenwerking met de gemeente en het betrokken waterschap, voor elk deelgebied een geactualiseerd (basis)rioolplan worden uitgewerkt.
Het (basis)rioleringsplan moet leiden tot een zodanig duurzaam ontwerp dat afval- en hemelwater doelmatig wordt ingezameld en getransporteerd, zodanig dat ongewenste emissie naar oppervlaktewater, bodem en grondwater wordt voorkomen en de omgeving geen (water)overlast ondervindt.
Het resultaat van de planvorming is een (basis)rioleringsplan (functioneel ontwerp) wat past in het inrichtingsplan en wat de basis vormt voor de realisatiefase. Bij de planvorming moet rekening worden gehouden met de bij het ontwerpproces benodigde stappen. Deze zijn uitgebreid omschreven in de Leidraad riolering van de Stichting Rioned.
Bij de uitwerking voor het ontwerp van afval-, hemel- en grondwaterbeheerstelsels en de vertaling hiervan in een (basis)riolerings- en het grondwaterbeheersingsplan, zijn met name van belang:
Aspecten ten aanzien van hoogte inrichting:
De wijze van afvoer van afval, hemel- en grondwater heeft een indirecte relatie met de hoogte van het bestaande en het nieuwe maaiveld en de peilhoogten. Maak in het ontwerp afweging, keuzen en de effecten hiervan duidelijk inzichtelijk. Bijvoorbeeld: voor het oppervlakkig afvoeren van hemelwater over het maaiveld is een bepaald minimaal verval voor de afvoer van water door goten noodzakelijk. Realiseer dit dan wel binnen het plangebied.
De peilmaten van de fundering (vloerpeilhoogte) hebben een relatie tot de risico’s op overlast of schade van de bebouwing in gevallen van extreme neerslag (klimaatadaptatie). Houd in het ontwerp bij de inrichting rekening met dit risico door bijvoorbeeld het creëren van bovengrondse waterberging op straatniveau daar waar de overlast minimaal wordt geacht. Stel hiervan een hoogteplan op.
Leg in woonwijken een vuilwaterriool aan waarbij hemelwater bij voorkeur bovengronds wordt afgevoerd naar open water of een wadi welke bij voorkeur centraal in het plangebied ligt. Ondergrondse afvoer middels een hemelwaterriool is uitsluitend, in overleg, toegestaan wanneer de afstand tot het lozingspunt te groot is of onvoldoende afschot te realiseren is.
In een verbeterd gescheiden stelsel wordt bij nieuwe stelsels geen directe koppeling gemaakt tussen de HWA-riolering en de DWA-riolering. Beide stelsels krijgen een eigen pomp in één gemaal. Als dit niet mogelijk is, wordt de verbinding gerealiseerd nabij de hemelwateroverstort. Bij deze koppeling wordt een terugslagklep met spindelschuifafsluiter aangebracht.
7.2.1.4 Ontwerp drainagestelsel
Wanneer de ontwateringsdiepte bijv. bij hoge rivierwaterstanden (kwel) tijdelijk niet gehaald wordt, moet een ontwateringssysteem worden toegepast. De initiatiefnemer dient een drainageplan ter goedkeuring aan te bieden aan de gemeente. Dit plan dient minimaal de volgende elementen te bevatten:
7.3 Maatvoering en materiaalkeuze riolering
Alle leidingwerk (hoofdleiding en kolk- en huisaansluitingen)
Het nieuwe riool moet worden aangesloten op het bestaande stelsel via een nieuwe of bestaande put. Aansluiting te maken door middel van pendelstukken (spie-spie of mof-spie met rubberringverbindingen) van maximaal 1 meter lengte. Indien leidingen moeten aansluiten op een bestaande put dan moet een ruime sparing worden aangebracht (minimaal 30 cm rondom), welke wordt dichtgestort of gemetseld en afgesmeerd aan beide zijden met cement.
7.3.2 Dimensionering leidingen
De dimensionering dient te voldoen aan de volgende eisen:
4eisen worden gesteld aan gemengde stelsels
De dimensionering van regenwaterriolering dient te voldoen aan de volgende eisen:
Beperk het risico op wateroverlast bij extreme neerslag door de onderstaande normen te hanteren:
In nieuwbouwprojecten wordt de norm gesteld dat er bij een bui van 100 mm in één uur geen water in de woningen mag komen. De initiatiefnemer dient aan te tonen dat dit niet gebeurd door middel van een volumedoorrekening van het plangebied. Voor de helft van het totale oppervlak dat niet is aangesloten op de riolering wordt hiervoor gerekend met een oppervlakteberging van 10 mm (de eerste 10 mm neerslag wordt geacht niet tot afstroming te komen richting de riolering). De gemeente toetst aan de hand van het hoogteplan of aan de gestelde norm voldaan wordt 5
Indien in de openbare ruimte de afwatering door middel van oppervlakkige afvoer wordt bewerkstelligd, de volgende uitgangspunten toepassen:
Alle toe te passen putafdekkingen zijn van het merk TBS type 313 VEPRO (hoogte 24 cm) voor putten met aansluitende riolen kleiner dan ø500 mm, of type 435 VR VEPRO (hoogte 24 cm) voor alle overige putten, afdekkingen toepassen geschikt voor zwaar verkeer. Gelijkwaardige alternatieven zijn toegestaan mits gelijkwaardigheid kan worden aangetoond en is overlegd met de gemeente Neder-Betuwe.
7.3.2.7 Uitstroomvoorzieningen
Regenwaterafvoeren kleiner dan 200 mm en lozend op een watergang of wadi worden waar mogelijk gecombineerd met één of meerdere afvoeren tot een grotere verzamelleiding voor de regenwaterafvoer. Indien dit niet mogelijk is moeten de regenwateruitlaten die kleiner zijn dan 200 mm worden beschermd tegen maaien, door plaatsing van een uniforme uitstroomput met rondom 50 cm straatwerk. Bij waterpartijen met een constant waterpeil de afvoer zichtbaar realiseren, dus vlak boven het waterpeil. In het ontwerp dient een detail te worden opgenomen van de voorzieningen.
Regenwaterafvoer vanaf ø200 mm (waaronder overstorten) lozend op een watergang of wadi, moet zijn voorzien van een uitstroomvoorziening, die zichtbaar is boven het normale waterpeil. Deze constructie moet voldoen aan de eisen van de beheerder van de watergang, waarbij de gemeente om een prefab betonnen uitstroombak eist met afdoende bescherming van het omliggende talud en de waterbodem. In het ontwerp dient een detail te worden opgenomen van de voorzieningen.
Als overgang tussen persleiding en vrijvervalleiding wordt gebruik gemaakt van een PP of PE ontvangstput/ woelput tenge H2S vorming volgens onderstaand figuur met een diameter van minimaal 0,80 meter, waarbij het vrijkomende water rustig en onderwater kan stromen ter voorkoming van vrijkomen van H2S.
Bron: Leidraad riolering; Beheer van mechanische riolering module C3100, fig. 3.9
Trottoir en/of straatkolken toepassen bestaande uit beton/gietijzercombinatie: Betonnen onderbak voor opvang voor zand en vuil met een inhoud van minimaal 20 liter, voorzien van stankscherm. Ééndelige kolk met U-vormige omranding verankerd aan het beton d.m.v. beugels, uitvoering volledig waterdicht en stankafsluitend. Verkeersklasse B125.
Combinatie- trottoirkolk met vergrote inlaatopeningen bestaande uit een beton/gietijzercombinatie: Betonnen onderbak met vergrote zandvang >30 liter of standaard onderbak voorzien van extra zandvang. Ééndelige kolk met U-vormige omranding verankerd aan het beton d.m.v. beugels, uitvoering volledig waterdicht en stankafsluitend. Verkeersklasse B125.
7.3.3 Kolk- en huisaansluitingen algemeen
7.3.3.3 Algemeen Gemalen en pompputten
Een gemaal dient in het algemeen om ingezameld (afval)water van huishoudens en bedrijven te verpompen naar het lozingspunt zijnde een woelput en vervolgens in een ontvangstput van het gemeentelijk vrijvervalriool. De gemeente stelt eisen aan het ontwerp en de uitvoering van gemalen en inrichting voor het toekomstig onderhoud, de uniformiteit en de minimale kwaliteit. Onder de term gemalen vallen zowel de grotere (hoofd)rioolgemalen alsook de kleinere drukriool/minigemalen.
7.3.3.4 Eisen aan inrichting en functioneren
De gemeente heeft de wens om de inrichting van gemalen zoveel als mogelijk te uniformeren. Hiervoor is samen met regiogemeenten een aantal documenten (uniforme eisen standaard gemaal) opgesteld met daarin nadere eisen aan inrichting en functioneren van een gemaal. De gemeente hanteert daarnaast nog een aantal specifieke eisen welke onderdeel uitmaken van deze documenten. De meeste eisen in het handboek en de aanvullende documenten zijn gericht op de (hoofd)gemalen, de eisen aan de drukrioolgemalen komen met name terug in de bijlagen. Deze documenten maken onderdeel uit van dit handboek, maar zijn niet standaard aan het Handboek openbare ruimte toegevoegd. Voor de meest recente versie dient u contact op te nemen met de gemeente.
Het gaat om de volgende documenten:
7.3.3.5 Hydraulische berekeningen
Het ontwerp van een gemaal of pompput moet voorzien zijn van een berekening van het te verpompen debiet op basis van de berekening van de af te voeren hoeveelheden afvalwater. Middels een berekening dient aangetoond te worden wat het debiet is dat het gemaal gaat verpompen en een berekening van de beoogde leverancier waaruit blijkt welk de pomptype het beste bij deze opstelling zou passen. Hierbij rekening houdend met de lengte, diameter en opvoerhoogte van de persleiding.
7.3.3.6 Uitgangspunten en randvoorwaarden
Toegangsluiken met een dagmaat groter dan 61 cm zijn gemaakt van aluminium. Indien de luiken overrijdbaar moeten zijn, mag hiervan worden afgeweken. De opdrachtnemer draagt dan een mogelijke oplossing aan die voldoet aan alle eisen op het gebied van Arbo (gewicht) en veiligheid. Toegangsluiken moeten afsluitbaar zijn met een veiligheidsslot met onderliggende valbeveiliging.
Voer alle materialen, bevestigingsmiddelen en contra/spangewichten in het gemaal uitvoeren volgens uniforme eisen standaard gemaal, waar niet omschreven dient RVS 316 te worden gebruikt.
7.3.3.8 Elektrische installaties
Op de werking van de elektrotechnische installatie moet een garantie van vijf jaar gegeven worden. De elektrotechnische installatie dient minimaal te bevatten:
Drukopnemers in het rioolstelsel worden opgehangen in een RVS beschermbuis, met een strip op het uiteinde waar de drukopnemer op kan rusten. De sensor en de beschermbuis dienen ingemeten te worden ten opzichte van NAP. Hang opnemers in open water op in een vandalismebestendige behuizing.
7.3.3.10 Telemetrie en hoofdpostaansluiting
Het systeem dient aangesloten te worden op de gemeentelijke telemetrie-hoofdpost. De volgende zaken moeten visueel worden weergegeven en uitleesbaar zijn op de hoofdpost:
Trending grafieken met daarin niveau van rioolgemaal, overige metingen, eventuele overstortmeting en hoogtes van interne of externe overstort muren ten opzichte van NAP (ingemeten).
De kast wordt op een vaste (betonnen) fundering geplaatst en voorzien van bestrating met een breedte van 1 meter aan de voorzijde van de kast. De besturingskast wordt op een goed bereikbare en overzichtelijke (i.v.m. vandalisme) locatie geplaatst. De locatie van de kast maakt onderdeel uit van het ontwerp van de openbare ruimte. Kabeldoorvoeren naar buiten de kast worden uitgevoerd met een kunststof mantelbuis en worden afgedicht met siliconenkit. PU-schuim of andere materialen zijn niet toegestaan voor deze toepassing.
Bovenkant pompput 20 cm boven maaiveld om overrijden te voorkomen. Indien niet mogelijk zwaar-verkeer-deksels toepassen. De opgegeven specificatie is een minimum eis. De installatie moet uiteraard zo ontworpen zijn dat de voorziening ook goed kan functioneren.
7.3.3.14 Aansluiting elektra en telefoon
De aansluitingen voor elektriciteit en telefoon worden door de opdrachtnemer aangevraagd en komen voor rekening van de opdrachtnemer.
De specificatie van de elektrotechnische installatie wordt ruim vooraf besproken met de gemeente. Per onderdeel dient fabrikant en type aangegeven te worden. De gemeente behoud zich het recht voor alsnog te kiezen voor een andere leverancier, installatie of specificatie met als doel het garanderen van de bedrijfszekerheid en onderhoudbaarheid van het systeem. De in de documenten uniforme eisen aangegeven typen, leveranciers en merken zijn daarbij slechts richtinggevend.
De gemeente moet voor mensen die het onderhoud gaan uitvoeren aan de gemalen en installaties voldoende veiligheid kunnen garanderen. Hiervoor moet de installatie voldoen aan vigerende wet en regelgeving. De gehele bouwkundige- mechanische en elektrische installatie moet voldoen aan de actuele wet en regelgeving van bijvoorbeeld het Arbobesluit en richtlijnen van de NEN standaard.
Bij de uitwerking voor het civieltechnisch ontwerp voor de uitvoering en realisatie wordt ervan uitgegaan dat de lay-out en dimensionering van de afval-, hemel- en grondwaterbeheerstelsels bekend en goedgekeurd en afgestemd zijn. Bij de uitwerking moet rekening worden gehouden met geldende normen, praktijkrichtlijnen en aanlegvoorwaarden van leveranciers. De (standaard)oplossingen moeten worden afgestemd met de toekomstige beheerder.
Particuliere voorzieningen (bijvoorbeeld: vetvangers, buffersilo’s, bergingskelders, pompgemalen, en dergelijke) mogen niet in gemeentelijke grondeigendom zijn gelegen.
De initiatiefnemer geeft een contactpersoon door aan de gemeente voor:
Alle werkzaamheden moeten worden uitgevoerd in overeenstemming met de eisen die we van een vakman mogen verwachten. De handelingswijze van de aannemer sluit aan bij de huidige stand van de techniek en voldoet uiteraard aan de nieuwste regelgeving.
De aannemer moet aan de volgende verplichtingen voldoen, een en ander volgens de Europese Wetgeving:
De bedrijfsvoorschriften moeten worden aangevuld met verplichte gegevens volgens de Machinerichtlijn. Bij de betreffende machines dienen de verklaringen te worden geleverd volgens de Machinerichtlijn. De bedieningsvoorschriften, voorzien van complete installatietekeningen met stuklijst van de mechanische en elektrische installatie dienen in eenvoud schriftelijk en in eenvoud digitaal binnen twee weken voor oplevering bij de gemeente aanwezig te zijn.
Revisie en inspectie tijdens en na aanleg hoofdriool (DWA, HWA en grondwaterbeheersystemen) persleidingen en rioolgemalen.
Voor ontwikkelingslocaties, uit-/inbreidingslocaties gaan we er gemakshalve van uit dat de aannemer oplevert aan de initiatiefnemer. Er is in dit geval in deze fase (bouwrijp maken) nog geen sprake van volledige overdracht naar de toekomstige rioolbeheerder. De initiatiefnemer is en blijft (eind)verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van de aangelegde rioolsystemen (onderhoud tot overdracht). Bij het voortijdig in gebruik nemen van (delen van) de riolering kan de toekomstige beheerder (gemeente) de initiatiefnemer verzoeken (deel)revisies te verstrekken. Deze revisie dient uitgewerkt te zijn volgens eisen gesteld aan de revisie riolering bijlage 2.
7.4.3.1 Nazorg en onderhoud tot moment van overdracht
Overeenkomstig het gestelde in paragraaf 22 van de UAVTI wordt bepaald, dat alle onderdelen vallend onder het werk moeten worden gegarandeerd en wel voor een termijn van twaalf maanden, te rekenen vanaf de data van oplevering. Onder de garantieverplichtingen van de aannemer wordt onder meer verstaan:
Werkzaamheden welke niet onder de garantieverplichtingen vallen zijn onder andere:
7.4.3.3 Voorwaarden aan beheeroverdracht van de riolering, gemalen en persleidingen
7.4.3.4 Uit te voeren controles en aan te leveren revisie bij oplevering en overdracht
Inspectie (groot preventief onderhoud) van mechanische - en elektrotechnische installaties, inclusief werking besturingssysteem van rioolgemalen en drukrioleringssystemen, om eventuele bovenmatige slijtage vast te stellen, als gevolg van de laatste ontwikkelingsfase. Kosten van vervanging van onderdelen zijn voor rekening initiatiefnemer.
Overdrachtsinspectie door middel van een video-inspectie en (hoogte)inmetingen van de over te dragen rioolsystemen (DWA, HWA en DRA) met behulp van een rijdende camera. De visuele (video)-inspectie in combinatie met hellinghoekmeting, binnen onderkant buis en stroomprofiel ten opzichte van N.A.P. en bovenkant putrand eveneens ten opzichte van N.A.P. De rapportage wordt digitaal (SUF-bestanden, digitale videobestanden) overlegd aan de gemeente.
7.4.3.5 Databeheer eisen aan revisie(s)
Het vigerende beleid van de gemeente:
Neem het thema water in een vroeg stadium van de ruimtelijke planvorming mee. Zo krijgen we vroegtijdig inzicht in de gevolgen voor het watersysteem en op de restricties voor de voorgenomen ontwikkeling. Voor waterhuishoudkundige werken en objecten die hierop betrekking hebben is de Keur van Waterschap Rivierenland van toepassing. Stem inrichting en beheer van watergangen af op een of meer van de volgende functies van water:
Bij nieuwe ontwikkelingen speelt water een belangrijke rol. Het realiseren van ruimte voor water is een volwaardig onderdeel van de grondexploitatie. De gekozen (hemel)waterstructuur wordt in de bestemmingsplannen planologisch veilig gesteld. Nieuwe ontwikkelingen moeten hydrologische neutraal worden aangelegd. Dat houdt in dat een plan geen negatieve effecten mag hebben op het functioneren van het watersysteem, zowel in kwantitatief als in kwalitatief opzicht, zowel binnen als rondom het plangebied. Doorloop hiervoor de volgende procedures:
Normale procedure: Indien de watertoets de normale procedure aangeeft dient door of namens de opdrachtgever van de watertoets in overleg te worden getreden met het Waterschap en overeenstemming over het waterhuishoudingsplan te zijn voordat een omgevingsplanprocedure wordt gestart. De gemeente maakt onderdeel uit van deze afstemming en beoordeelt tevens het waterhuishoudingsplan.
De geohydrologische situatie in de gemeente Neder-Betuwe is zeer complex als gevolg van de grillige bodemopbouw en de invloed van de grote rivieren op het grondwater. De gemeente Neder-Betuwe beschikt sinds 2013 over een grondwatermeetnet.
Bij alle nieuwe ontwikkelingen zoals woningbouwlocaties is het opstellen van een waterhuishoudingsplan noodzakelijk, voor de eisen die daaraan gesteld worden zie bijlage 6. Het is aan te bevelen hiervoor een gespecialiseerd adviesbureau in de arm te nemen. Toon de gevolgen aan bij een verandering van de bestaande situatie die invloed kan hebben op de grondwaterstanden en het kwelgedrag, zowel binnen als rondom het plangebied. Een hoogtemeting van het plangebied inclusief omliggende percelen en bebouwing is hiervoor noodzakelijk. Ophoging van het plangebied mag geen negatieve gevolgen hebben voor aangrenzende percelen door afstromend hemelwater; dat geldt ook voor afstomend hemelwater vanaf het aangrenzende perceel richting het plangebied. Stel voor eventuele knelpunten in het waterhuishoudingsplan passende maatregelen voor. Het heeft de voorkeur om bestaand water te behouden of oppervlaktewater te realiseren op of in de buurt van bestaande waterstructuren. Op deze wijze worden veranderingen in het grondwatersysteem zoveel mogelijk voorkomen. We adviseren nadrukkelijk om, indien niet aanwezig, waterberging of openbare ruimte te ontwerpen tussen de nieuwbouw en aangrenzende bebouwde percelen. Dit is nodig om hoogteverschillen en afstromend hemelwater van aangrenzende percelen op te vangen.
Het is de gewoonte de ruimtelijke functies binnen de gemeente af te stemmen op het natuurlijk functioneren van het watersysteem, zodat variaties in waterkwantiteit en waterkwaliteit eenvoudig kunnen worden opgevangen (veerkracht en robuust). De watergangen bergen vooral grond- en kwelwater. Sommige (kwelsloten of ondiepe bergingen) zijn periodiek droogvallend. We vragen aandacht voor waterkwaliteit en biodiversiteit. Hierbij is in stedelijk gebied de belevingswaarde en biodiversiteit richtinggevend.
8.2.2 Ontwerpeisen wateropgave
Het Waterschap eist compensatie in de vorm van waterberging voor de toename van verhard oppervlak (zowel openbaar als particulier) bij ontwikkelingen. Stedelijk water dient te worden gedimensioneerd op een inundatiekans van één keer in de 100 jaar. Dit om de negatieve gevolgen van uitbreidingen te compenseren en voldoende capaciteit in het watersysteem te borgen. Hiervoor wordt de volgende vuistregel gehanteerd:
Normen uit het Beleidskader Klimaatadaptatie die bijdragen aan de waterberging of de totale verharding binnen het plangebied beperken, zoals groene daken en berging op eigen terrein, zijn onderdeel van deze opgave.
Dusdanig ontwerpen dat oeverbescherming of maatregelen tegen afslag niet nodig zijn.
Het (grond)waterpeil bij bestaande bebouwing mag niet hoger worden dan de huidige situatie.
Realiseer per onderhoudsvak voor varend onderhoud minimaal één boothelling volgens de volgende eisen:
Wadi’s cq. droogvallende groene bergingen (zie voor detail bijlage 7) dragen, mits natuurlijk en biodivers ingericht, bij aan de groennorm en tellen mee als berging voor compensatie van het verhard oppervlak als:
Tussen bodem en drainkoffer moet bodemverbetering worden aangebracht. Samenstelling onderdelen wadi:
Bij dubbelgebruik met een speelvoorziening is het noodzakelijk de diepte te beperken cq. de afstand tot de GHG te vergroten door bijv. de bodem van de retentie (plaatselijk) hoger of getrapt aan te leggen. Uiteraard gaat dit ten koste van de bergingscapaciteit.
Wadi’s zijn onderdeel van het groenontwerp als bedoeld in hoofdstuk 9.
Duikers met een moeilijk bereikbare uitstroomopening of duikers met een lengte van meer dan 40 meter moeten met inspectieputten uitgevoerd worden. Deze putten moeten 20 cm dieper zijn dan de B.O.B. van de duiker, deze verdieping dient als zandvang en hoeft niet van een stroomprofiel voorzien te worden.
Onderzoek/inventariseer/organiseer bij de voorbereiding van projecten bij aanvang van de ontwerpfase het volgende:
Stel een Bomen Effect Analyse volgens Handboek Bomen op om inzichtelijk te krijgen welke invloed een beoogd (bouw)plan heeft op de bestaande bomen6.
Het openbaar groen is het visitekaartje van de gemeente Neder-Betuwe en brengt dit door diversiteit en kwaliteit tot uiting. Daarnaast vormt het groen een centrale plek waar de inwoners elkaar ontmoeten om te sporten, spelen, recreëren, van de natuur te genieten en te verblijven.
Het openbaar groen is klimaatbestendig, krijgt een passende plek en geeft invulling aan de gewenste functies. Het openbaar groen draagt bij aan een aantrekkelijk en gezond leefklimaat. Hitte wordt teruggedrongen door de openbare ruimte te vergroenen, schaduwplekken te creëren en door samen op te trekken met stakeholders.
Bij de inrichting van het openbaar groen is er aandacht voor de specifieke wensen van alle doelgroepen. Het openbaar groen is functioneel, overzichtelijk en (sociaal) veilig. Er is voldoende variatie qua inrichting en gebruiksmogelijkheden. Groen nodigt uit tot sporten, bewegen en recreëren. Het helpt mensen om hun bewegingspatroon te veranderen en gezonder te gaan leven. De plannen sluiten aan op de sport- en beweegvisie 2019-2030.
Het openbaar groen bepaalt voor een deel de uitstraling van de verschillende wijken. In de openbare ruimte zijn veel fleurige en kleurige plekken die goed zijn voor mens en dier. Dit verdient de voorkeur boven een strakke en zakelijke uitstraling. Het aanbod van groen is kleurrijk en gevarieerd. Verschillende (inheemse) bomen, planten en grassen wisselen elkaar af. Bomen en beplantingen krijgen de ruimte om uit te groeien tot volwassen exemplaren.
Het eindbeeld moet bij de groenbeheerder bekend zijn. Bepaal in het ontwerpstadium het eindbeeld aan de hand waarvan beheermaatregelen kunnen worden opgesteld. Het ontwerp van het groen moet afgestemd zijn op het afgesproken beheerniveau (CROW). Niet alle groen elementen zijn geschikt voor alle beheerniveaus.
Situeer groen zodanig dat het ontstaan van loop- en/of fietspaden door plantsoenen wordt voorkomen. Voorzie de plantvakken van verhoogde randen om onder andere doorrijden onmogelijk te maken. Pas tijdelijke bescherming toe op intensief gebruikte plekken, in de vorm van paal en draad, om inloop te voorkomen of kies een ander assortiment. Kies aan de randen van speelplekken voor beplanting die snel sluit en sterk is.
9.2.2.1 Bomen, aanvullende eisen:
In alle gevallen zal de gemeente Neder-Betuwe de inrichtingseisen van het Handboek Bomen volgen. Hier vindt u een totaal overzicht van (aanvullende) technische kwaliteitseisen voor een verantwoord bomenontwerp. Borg deze randvoorwaarden in uw uitvraag of gebruik ze als uitgangspunten binnen uw ontwerp. Onder het “Handboek Bomen” valt tevens het rekenprogramma Bomenmonitor online. Het rekenprogramma berekent de benodigde maatvoering van de groeiplaats en is specifiek afgestemd op de bodemsamenstelling, grondwaterhuishouding, boomgrootte en beoogde omlooptijd. Het is verplicht om dit programma bij het ontwerpen met bomen te gebruiken en de uitkomsten in het ontwerp te verwerken. Hieraan wordt getoetst. Boommonitor is te vinden op Externe link: www.norminstituutbomen.nl
De onder- en bovengrondse benodigde ruimte voor een boom, dient te worden ontworpen voor een minimale levensduur van de boom van 60 jaar. Bij een uitzonderlijk krappe inpassing van de boom mag er ontworpen worden voor een periode van 40 jaar. Bij veel ruimte is een levensduur van 80 jaar gewenst. De berekening hiervan dient te worden gemaakt met behulp van Boommonitor online, en als bijlage toegevoegd bij het ontwerp. Afwijkingen altijd in overleg met de beheerder.
9.3 Maatvoering en materiaalkeuze
Gebruik verschillende soorten bomen en beplantingen. Houd rekening met de beleving van de seizoenen. Kies voor inheemse, bloeiende en vruchtdragende beplantingen en bloemenmengsels toegepast. Bij de soortkeuze wordt rekening gehouden met de bloeikalender. Het toepassen van uitheemse met inheemse soorten versterkt de biodiversiteit.
Gebruik soorten die resistent zijn tegen ziekten en bacteriën (voor soortenlijst in het kader van bacterievuur zie https://wetten.overheid.nl/BWBR0003663/2018-04-24).
De fruit- en laanbomensector is herkenbaar in het straatbeeld. In nieuwbouwwijken kan diversiteit in het bomenbestand voor een eigen identiteit zorgen. Dit kunnen ook exoten zijn die goed gedijen onder de lokale groeiplaatsomstandigheden. Bij oudere dorpskernen en centrumgebieden is het juist wenselijk om terug te grijpen naar boomsoorten en -vormen die typerend zijn vanuit historisch oogpunt. Door (toekomstige) beeldbepalende bomen aan te planten, worden bijzondere (ontmoetings-)plekken extra benadrukt.
Ziektes, plagen en overlast, aanvullende eisen:
Bomen in volle grond, aanvullende eisen:
Bomen in verharding, aanvullende eisen:
Boomspiegels, aanvullende eisen:
Aan de overdracht/het beheer van bomen worden de volgende eisen gesteld:
Aan de overdracht/het beheer van bomen worden de volgende eisen gesteld:
10.4.1.1 Kosten stroomverbruik:
De kosten van stroomverbruik van openbare verlichting en de instandhouding van de installatie (onder andere vervanging lampen) betaalt de initiatiefnemer tot het moment van overdracht.
10.4.1.2 Gebreken en schade binnen onderhoudsperiode tot overdracht:
Alle gebreken en schade, die zich binnen de onderhoudsperiode tot overdracht mochten voordoen en voor zover door of vanwege de initiatiefnemer veroorzaakt, dient de initiatiefnemer zelf en op eigen kosten op eerste aanzegging te herstellen.
Lever de revisietekeningen bij overdracht van de openbare verlichting aan bij de gemeente, met goedkeuring van de gemeente, zowel analoog als digitaal (DWG- en DXF-formaat) met daarop tenminste vermeld:
Op verzoek controleert een gecertificeerd bedrijf bij de oplevering, op kosten van de initiatiefnemer, de aansluiting van de masten. Verlichting langs achterpaden neemt de gemeente niet in beheer en onderhoud. Verlichting voor een achterpad wordt aan de opstallen langs het achterpad bevestigd.
11.1 Beleid en randvoorwaarden
De Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren Neder-Betuwe is van toepassing (per 11 mei 2017).
Alle gebreken en schaden, die zich binnen de onderhoudsperiode tot overdracht voordoen en voor zover door of vanwege de initiatiefnemer veroorzaakt, dienen door en op kosten van de initiatiefnemer op eerste aanzegging te worden hersteld.
Lever revisie aan volgens het vigerende Meetprotocol Waterstaatwerken van Waterschap Rivierenland (Externe link: https://www.waterschaprivierenland.nl/producten/meetprotocol-wateren-en-kunstwerken-revisiegegevens-aanleveren.html).
Lever de gegevens in een CSV-bestand aan. Lever revisiegegevens eveneens verwerkt op kaartmateriaal (cartografisch) aan als DWG- en pdf-bestand. Geef maatvoering hierop leesbaar weer.
Eisen gesteld aan inspectie en rapportage
In deze bijlage zijn de eisen van gemeente Neder-Betuwe beschreven ten aanzien van de aanlevering en inhoud van inspectiegegevens en opleverings-/beoordelingsrapportage ’s.
Eisen gesteld aan een video inspectie van riolen
De visuele inspectie met behulp van de videocamera dient plaats te vinden conform NEN EN 13508-2 NEN 3399 (2003) met eventuele aanvullingen en/of uitbreidingen hierop zoals omschreven in deze bijlage.
Alle toestandsaspecten dienen worden vastgelegd overeenkomstig de NEN EN 13508-2 NEN 3399 (2003) buitenriolering (classificatiesysteem bij visuele inspectie van riolen), een uitgave van het NNI. Van alle toestandsaspecten met een klasse 4 en 5 (hoogste klasse) dient een digitale kleurenfoto gemaakt te worden. Voor beoordeling en rapportage is de BRL K10014 en K10015 van toepassing.
Met betrekking tot de wijze van inspecteren gelden de volgende uitgangspunten:
Bij het inspecteren dient ook, indien redelijkerwijs mogelijk, de eerste voeg (put-buisaansluiting) in beeld te worden gebracht. Nadat de camera in het riool is gebracht, dient zover achteruit gereden te worden opdat de cameralens bij de put-buisaansluiting staat. Bij speciale constructies zoals overstorten, terugslagkleppen uitstroompunten van persleidingen e.d. moeten ook deze constructies zo goed mogelijk in beeld gebracht worden.
De videobeelden, het hellingshoekmeting bestand, het SUF of RIB-bestand en de (digitale) inspectierapportage in (pdf-formaat) dienen op een externe harddisk met USB aansluiting aangeleverd te worden. De videobeelden en foto’s dienen dusdanig geïndexeerd te zijn dat, eventueel met behulp van een gangbaar computerprogramma, de waargenomen gebreken direct bekeken kunnen worden. De gemeente Neder-Betuwe maakt hiervoor gebruik van het programma Kikker van Riodesk.
De data en map structuur dienen als volgt te zijn ingedeeld
SUF-RIB bestand en HEL bestand hebben dezelfde naam als de MAP waarin de MPEG2 en JPG bestanden staan, zoals hieronder als voorbeeld is aangegeven:
Indien het aangeleverde rapport afwijkt van de op video en foto vastgelegde schadebeelden dan dient een nieuwe rapportage te worden gemaakt aan de hand van de opnames waarvan de kosten voor de initiatiefnemer voor rekening van de initiatiefnemer komen.
De opdrachtgever is bevoegd dezelfde strengen door een ander bedrijf te laten inspecteren. Indien deze rioolinspectie dient als controle-inspectie moet deze binnen uiterlijk drie weken na ontvangst van de eindrapportage, dan wel na ontvangst van de aanvullende rapportage, worden uitgevoerd. Opdrachtgever zal opdrachtnemer van de controle-inspectie in kennis stellen en opdrachtnemer de gelegenheid bieden hierbij aanwezig te zijn.
De te inspecteren riolering moet droog en schoon zijn ten tijde van de inspectie. Bij voorkeur wordt een riool direct na de reiniging geïnspecteerd. Het opnieuw reinigen van een riool doordat de tijd tussen de eerste reiniging en de inspectie te groot is wordt niet verrekend.
Na afloop van de werkweek, doch uiterlijk vijf werkdagen na het verstrijken van de werkweek, moet de opdrachtnemer een door hem opgestelde en ondertekende overzichtslijst in tweevoud verstrekken aan de opdrachtgever. Na goedkeuring door de opdrachtgever ontvangt de opdrachtnemer een, mede door de opdrachtgever ondertekende, lijst retour. Op de lijst staan per dag van de week tenminste vermeld:
Eisen gesteld aan revisiegegevens
In deze bijlage zijn de eisen van gemeente Neder-Betuwe beschreven ten aanzien van de revisie gegevens.
ALGEMEEN - INDIENEN REVISIEGEGEVENS
De initiatiefnemer maakt revisie van de onderstaande onderdelen op de hieronder beschreven wijze:
De initiatiefnemer verstrekt voor (deel)oplevering revisie van de ondergrondse infrastructuur en daar waar relevant ook van de bovengrondse infrastructuur. De revisie betreft verharding, kolken, putranden, goten, etc. De revisie digitaal inmeten en verwerken in een digitaal bestand (zie lid 08 van deze paragraaf).
Voor de lagenindeling wordt gebruik gemaakt van de NLCS (Externe link: http://www.nlcs-gww.nl/).
De initiatiefnemer verstrekt digitale tekeningen:
De initiatiefnemer dient de gevraagde gegevens (Excel-bestand, rioolgegevens) voor de specifieke onderdelen (gemaal, put, leiding, inlaat en overstort) in het door de opdrachtgever ter beschikking gestelde format in te voeren en gelijktijdig met de ingemeten revisie (zie deze paragraaf) te verstrekken aan de opdrachtgever. Het ingevulde Excelbestand wordt gebruikt voor het geautomatiseerd verwerken van de revisiegegevens.
Maatvoering ter vastlegging van de locatie van putten, buizen of speciale voorzieningen, uitgezonderd daar waar deze vastgelegd dienen te worden in het coördinatenstelsel t.o.v. de Rijk Driehoek dienen te worden aangegeven in meters, met in elk geval een minimale nauwkeurigheid van +/- 0,5 meter. De vastlegging dient te geschieden aan de gevellijn gebouwen.
Digitaal verstrekken van tekeningen in DXF- en DWG-formaat.
Tevens één analoge tekening op A1-formaat per gemaal verstrekken aan de gemeente.
Dwarsdoorsnede gemaal (en eventuele afzonderlijke onderdelen), met daarin aangegeven:
(Zie onderdelen bij dwarsdoorsnedes)
Indien nodig uitwerking in details.
In bewerkbaar digitaal-bestand (Word of Excel) onderstaande gegevens aanleveren:
Technische gegevens rioolgemaal:
Digitaal verstrekken van tekeningen in DXF- en DWG-formaat (Autocad).
Tevens één analoge tekening op A1-formaat per gemaal verstrekken aan de gemeente.
In Excel-bestand (de gemeente levert het format aan) onderstaande gegevens aanleveren:
Digitaal verstrekken van tekeningen in DXF- en DWG-formaat (Autocad).
Tevens één analoge tekening op A1-formaat per gemaal verstrekken aan de gemeente. Onder riool wordt tevens drainage verstaan.
Teken lagen (LET OP teken alles in lagenindeling conform NLCS):
In Excel-bestand (de gemeente levert het format aan) onderstaande gegevens aanleveren:
Revisie huisaansluitingen/ kolkaansluitingen:
Digitaal verstrekken van tekeningen in DXF- en DWG-formaat (Autocad).
Tevens per huisaansluiting/ kolkaansluiting één digitale (pdf) en analoge tekening op A4-formaat verstrekken aan de Directie. Maten ten opzichte van hart laagst gelegen controleput.
In Excel-bestand (Directie levert het format aan) onderstaande gegevens aanleveren:
Bijlage 3 – Voorwaarden ondergrondse restafvalcontainers
1. De aan te wijzen inzamellocaties dienen zoveel mogelijk overlast te voorkomen voor aangrenzende percelen. Het risico op schade tijdens het laden en lossen aan overige eigendommen (zoals openbare verlichting, dakgevels e.d.) moet zoveel mogelijk beperkt worden. De inzamellocatie dient voor de gebruikers veilig bereikbaar te zijn.
2. De afstand van de inzamellocatie tot de gevel van de woning bedraagt minimaal 3 meter. Bij een blinde muur kan hiervan worden afgeweken, in dit geval is de afstand bij voorkeur 2 meter . De afstand tot de erfgrens bedraagt minimaal 2 meter.
3. De inzamellocatie bevindt zich bij voorkeur niet voor een deur en ook niet onder een raam of balkon van een woonhuis Bij voorkeur niet te situeren aan de zuid-westzijde van tuinen i.v.m. overheersende windrichting.
4. De horizontale afstand van de ondergrondse container tot een balkon of galerij bedraagt bij voorkeur 3 meter.
5. De inzamellocaties moeten vanuit de aangewezen woningen goed bereikbaar zijn. Dat betekent dat er op de toeleidende paden geen obstakels mogen staan die de veiligheid in gevaar brengen De inzamellocatie (bruto oppervlak) zelf mag een looppad niet smaller maken dan 1,20 meter. Er dient voor de bereikbaarheid rekening te worden gehouden met rolstoel- en rollatorgebruikers. Bij het aanbrengen van een oprit bij het trottoir dient de minimale breedte 1,5 meter te bedragen.(Bron: BAT Bouw Advies Toegankelijkheid)
6. Indien noodzakelijk, zullen bij locaties voorzieningen worden aangebracht, in de vorm van paaltjes, kattenruggen of andere voorzieningen, ter voorkoming van oneigenlijk gebruik (bijv. parkeren) op of direct nabij de inzamellocatie.
7. De inzamellocatie dient bij voorkeur op gemeentegrond te worden geplaatst. De opstelplaats voor het inzamelvoertuig, met een maximaal gewicht van 36 ton, dient veilig- en verkeerstechnisch verantwoord te zijn.
8. Om de inzamelvoorziening leeg te kunnen maken mag de afstand vanaf de zijkant van het inzamelvoertuig tot het hart van de container niet meer dan 5 meter bedragen.
9. Er mag zich tussen de inzamellocatie en het inzamelvoertuig geen rijwielpad bevinden.
10. De inzamellocaties bevinden zich bij voorkeur niet in beeldbepalend openbaar groen (waaronder begrepen bomen).Bij het bepalen van de inzamellocaties bij bomen wordt rekening gehouden met de uiteindelijke grootte van de bomen en de te verwachten kroonprojectie. Als leidraad wordt o.a. Norminstituut Bomen gebruikt.
11. De inzamellocaties moeten bij voorkeur aan een openbare weg grenzen omdat de locatie bij voorkeur vanaf de openbare weg wordt opgepakt en geleegd.
12. Achteruit rijden door het inzamelvoertuig moet zoveel mogelijk worden vermeden. Dit in het kader van de bereikbaarheid en veiligheid voor het voertuig en de omgeving.
13. In verband met het leegmaken van de container(s) mag ter plaatse niet worden geparkeerd. Dat betekent dat op locatie waar dat noodzakelijk is een verkeersbesluit wordt genomen / parkeerverbod wordt ingesteld. Het inzamelvoertuig is ca. 10 meter lang en 2,5 meter breed.
14. Er wordt gestreefd naar een maximale loopafstand van 250 meter, gemeten vanaf de erfgrens. In bijzondere gevallen kan hier van worden afgeweken. In ieder geval kan dit gebeuren vanwege:
15. De inzamellocaties moet kabel- , leiding- en rioleringvrij zijn en vrij zijn van overige objecten. Het verleggen van kabels en leidingen dient zoveel mogelijk te worden voorkomen. Indien er geen alternatieve locatie voorhanden is dan wordt overgaan tot aanpassen van de ondergrondse infra.
16. De locatie moet zodanig zijn gesitueerd dat het inzamelvoertuig de afvalcontainer niet over geparkeerde auto’s takelt.
17. Het straatwerk rondom de inzamellocatie dient egaal en afwaterend te zijn zodat er geen plassen blijven staan. In sommige gevallen kan het noodzakelijk zijn om wat meer straatwerk op te halen/herstraten om dit te realiseren.
18. Rondom de tranenplaat moet minimaal een hele stoeptegel geplaatst kunnen worden. Er dient zoveel mogelijk voorkomen te worden dat inwateren van de container plaatsvindt. De container moet minimaal 3 cm boven het maaiveld uitsteken om inwateren te voorkomen.
19. In historische kernen wordt rekening gehouden met gezichtsbepalende objecten (monumenten, beschermde dorpsgezicht, archeologische objecten, gebouwen).
Vastgesteld in de vergadering van het Algemeen Bestuur van Avri op 19 april 2018
N.B. wanneer een locatie wordt bepaald in een bewoonde situatie of een plan waar al woningen verkocht zijn, moet door de gemeente een aanwijzingsbesluit worden genomen. Hiertegen staat bezwaar en beroep open (geen zienswijze/inspraak).
Bijlage 4 – Grasbetonelementen
In het kader van klimaatadaptatie (hittestress) worden in parkeervoorzieningen voor woonwijken grasbetonelementen, mits op fundering, toegepast. Voorbeelden van grasbetonelementen die voldoen aan de voorwaarden:
Externe link: https://www.struykverwoinfra.nl/oplossingen-actuele-themas-or-groen.html
Externe link: https://www.swaansbeton.com/upload/7921f8_LeafletSoliDrainS1mail.pdf
Externe link: https://www.swaansbeton.com/nl/infra-producten/product/60/SoliDrain-S2
Externe link: https://www.swaansbeton.com/nl/infra-producten/product/61/SoliDrain-S3
Externe link: https://www.vdboschbeton.nl/product/kap-graselement/
Externe link: https://www.giverbo.nl/producten-group/4894/grasbetontegels-esthetisch
Externe link: https://www.mbi.nl/inrichting-van-de-buitenleefomgeving/
Bijlage 5 – Klimaatadaptieve menukaart met bijbehorende beelden
Klimaatadaptatie is een relatief nieuw, maar belangrijk onderwerp in de ontwikkeling van de openbare ruimte. Klimaatverandering stelt de openbare ruimte meer en meer op de proef. Hevige en langdurige neerslag, tijden van (langdurige) droogte, hitte en (kans op) overstromingen, het zijn allemaal effecten die we nu al meemaken in onze gemeente.
Klimaatadaptatie is het aanpassen van de huidige openbare ruimte met als doel deze zo weerbaar als mogelijk te maken tegen deze ongewenste effecten van klimaatverandering. Klimaatadaptatie is ook het ontwerpen van een nieuwe en robuuste openbare ruimte om in de toekomst deze effecten te beperken. In Neder-Betuwe nemen we in de hele organisatie het proces van klimaatadaptatie serieus. We handelen er in alle vakgebieden naar. Het is geen project, maar een enorme kanteling in gedachten en handelen voor iedereen. Onze gemeentelijke organisatie past zich dus aan. Dat verwachten we ook van de partijen waarmee we samenwerken.
De gemeente Neder-Betuwe gebruikt een ‘handboek openbare ruimte’. Het handboek stelt vooral (technische) eisen aan een definitief ontwerp. Maar om aan de voorkant het thema klimaatadaptatie volledig in dit ontwerp te integreren maken we gebruik van een voorbeeldenregister. Dit voorbeeldenregister combineert in vooraf geselecteerde beelden de gemeentelijke visie op het gebied van uitstraling, duurzame inrichting, biodiversiteit en klimaatadaptatie. De beelden geven u richting voor de initiatieffase en ruimte voor het gesprek over deze onderwerpen.
Het is uiteraard belangrijk om bij het ontwerpen van de openbare ruimte de gemeentelijke beheerders vroegtijdig te betrekken. De voorbeelden in dit register zijn breed afgestemd met alle gemeentelijke beheerders, waardoor in de planvormfase eerder toegewerkt kan worden naar een concreet en afgestemd ontwerp.
Voor het overzicht zijn verschillende bouwstenen of categorieën voor een mooie, klimaatrobuuste, duurzame en biodiverse inrichting opgesteld. De categorieën geven allereerst een aantal richtingen aan. De precieze keuze en detaillering vindt tijdens de ontwerpfase plaats in het overleg met de gemeentelijke beheerders. Bij een reconstructie of revitalisering wordt het voorbeeldenregister gebruikt in het participatie traject.
Het voorbeeldenregister maakt gebruik van op hoofdlijnen afgestemde en beproefde principes. Daarmee worden hoge beheerkosten voorkomen. Tegelijk maken we gebruik van onze kennis en ervaring met bepaalde oplossingen. Het wiel hoeft niet steeds opnieuw te worden uitgevonden en de kans op faalkosten wordt kleiner.
Hoewel de mogelijke keuzes door de opgedane ervaringen de neiging kunnen hebben zich gaandeweg te beperken worden vorm en uitvoering steeds flexibel ingezet. Uniformiteit is uitdrukkelijk geen streven.
We stimuleren als gemeente innovatie en nieuwe ontwikkelingen. De voorbeelden in dit register worden dan ook regelmatig getoetst en aangevuld op basis van innovaties en landelijke praktijkervaring. Het blijft daarom altijd mogelijk dat er ook vanuit de markt nieuwe oplossingen worden voorgesteld. De gemeente zal dan beoordelen of deze bruikbaar en passend zijn.
Groene, waterbergende voorziening:
Bij (extreme) neerslag geven we water zichtbaar een plek in de openbare ruimte in plaats van het eerst naar de riolering te sturen. Dit alles om water in panden en schade te voorkomen. Om bij langdurige droge perioden het water zo lang mogelijk beschikbaar te hebben houden we dat regenwater het liefst zolang mogelijk bovengronds vast vanwege onze zeer slecht doorlatende kleigrond. Dat betekent dat we infiltratiekratten, steenwol en andere ondergrondse infiltratie-voorzieningen niet toepassen. In uiterste gevallen kan een bergingskelder soelaas bieden mits er geen uitwisseling plaatsvindt met het grondwater. Onze waterbergende voorzieningen zijn bij voorkeur zo groen en natuurlijk mogelijk.
Er is een breed scala aan groene, waterbergende voorzieningen mogelijk.
Een wadi (Water Afvoer Drainage Infiltratie) kent vele verschijningsvormen, maar het doel is altijd hetzelfde. Hemelwater wordt oppervlakkig of via een (hemelwaterriool)stelsel aangeleverd. Bij normale regenval is de wadi even kort of nauwelijks vochtig. Bij hevige regenval kan er maximaal 48u water in staan. De wadi stroomt bij extreem weer over in de slokop. Onder de wadi ligt een doorlatend pakket en/of drainage waarin het water langzaam wordt opgenomen. Dan wel naar de bodem, dan wel vertraagd naar het stelsel.
Waar de eerste wadi’s vooral bestonden uit gras, daar bestaan de nieuwe generatie wadi’s vaak uit een combinatie van kruidenrijke (heem)begroeiing, geflankeerd door borders met (vaste) planten. Ook bomen in de randen of op lichte verhogingen komen steeds meer voor. Hiermee heeft de nieuwe generatie wadi’s veel meer positieve gevolgen voor de biodiversiteit, hittestress en het algehele plaatje van de wijk dan de standaard graswadi.
Een wadi kan een centrale plek hebben in een wijk maar kan ook bestaan uit meerdere ‘bakken’ bestaan die allemaal gekoppeld zijn om zo als één systeem te fungeren. De nieuwe generatie wadi’s heeft onze sterke voorkeur.
Een zaksloot heeft een (langzaam) infiltrerende werking. Hierin is geen drain meegelegd. Een zaksloot staat verder altijd droog. Een zaksloot kan als verbindingsstuk tussen twee gebieden/wadi’s of langs wegen, kleine parkeerplaatsen worden gemaakt, met als doel om af te stromen naar een voorziening. We richten onze zaksloten bij voorkeur groen en biodivers in.
Omwille van de fysieke inhoud, maar ook vanwege een geselecteerde uitstraling kan gekozen worden voor een combinatie van harde en groene materialen. Muurtjes, stapstenen, stammen, korven, speeltuinen kunnen een berging een fris, landelijk, modern multifunctioneel en/of stedelijk karakter meegeven. Deze toevoegingen zijn altijd secundair aan het hoofddoel, namelijk water vasthouden en bergen.
Combinaties met andere categorieën:
(Natuurlijk) spelen en bewegen:
Het spelen in een traditionele speeltuin verplaatst zich langzaam naar de achtergrond. Door de Steeds meer speeltuinen worden robuuste, groene en natuurlijk plekken waarin de fantasie en de zintuigen van kinderen maximaal worden geprikkeld. Deze ontwikkeling vindt plaats op schoolpleinen, in achtertuinen, maar in toenemende mate ook in de openbare ruimte. Wij gaan graag mee met deze ontwikkeling.
Natuurlijk spelen en bewegen laat zich uitstekend combineren met categorie 1, de groene waterbergende voorziening. Door te variëren met hoogteverschillen, natuurlijke speelaanleidingen, een waterpomp, veldkeien, kabelbaantje, bruggetjes, stapstammetjes enz. kan de gebruiker zowel in droge als in natte situaties gebruik maken van de speelplek. Het geeft in alle jaargetijden een bepaalde dimensie.
Ook kan worden gekeken naar (hogere) beplanting en bomen rondom de speelplaats. De natuurontwikkeling kan educatief werken. Bomen en/of wilgenconstructies geven in hete perioden beschutting aan ouders en kinderen. Oudere en bestaande bomen kunnen prima in deze plannen worden geïntegreerd.
Combinaties met andere categorieën:
Klimaatadaptieve weginrichting:
De traditionele weginrichting en met name de toenemende hevige neerslag gaan niet goed samen. Met traditioneel bedoelen we een wegprofiel in tonrondte, geflankeerd door trottoirbanden voorzien van kolken. Het water wordt afgevoerd naar de goten en kolken aan de zijkant om vervolgens zijn weg te vervolgen in het (regenwater)riool. Bij extreme neerslag vult het riool zich snel en is de maximale berging snel bereikt. Hierdoor ontstaat water op straat. Het tonrondte profiel zorgt voor minder berging op de plek waar water juist de minste schade aan kan richten…de weg zelf.
We richten ons daarom op een klimaatadaptieve manier van weginrichting. Onze wegen worden daarom waar mogelijk en in goed overleg niet bol maar hol ingericht. Daar zijn vele vormen en combinaties in mogelijk, afhankelijk van de locatie, de hoogteligging en structuur van de wijk waarin ze liggen. We kiezen heel bewust niét voor doorlatende en passerende verharding waarbij het water onder de weg wordt geborgen.
Het heeft de voorkeur om water te houden waar het valt. Bij genoeg ruimte kan de weg op één oor komen te liggen en het water oppervlakkig afvoeren naar verlaagde groenstroken aan de zijkant van de weg. Als die ruimte er niet is kan het water oppervlakkig naar een centrale voorziening als een vijver of wadi worden geleid door goten, een V-profiel of door een geheel lichte hollend profiel.
Er kan gekozen worden voor de aanwezigheid van kolken en een hemelwaterriool dat uitkomt in een bergende voorziening nabij wanneer de hoogteligging voor uitdagende situaties kan zorgen. Hierbij houden we wel rekening dat de weg altijd een laagste punt heeft waar het water in extremen alsnog kan overlopen naar plekken waar het geen schade kan aanrichten.
Waar een tonrondte profiel de aslast door de bolling naar de zijkant werkt is dat bij hol straten anders. Het hol inrichten (al dan niet met goten) vraagt extra aandacht bij de aanleg van de weg of straat. Ook zullen hogere voertuigen elkaar in het midden sneller raken. Voor doorgaande routes is dit minder geschikt, maar voor (nieuwe) woonwijken des te meer.
De ervaring leert dat bij normale regen de bestrating veel water opneemt en het water snel verdwijnt. Bij veel neerslag doet de zwaartekracht snel zijn werk.
Combinaties met andere categorieën:
Bij het herinrichten of aanleggen van parkeerplaatsen bekijken we de mogelijkheid om verharding te kunnen verminderen. Hierbij denken we aan de combinatie van groen en grijs. Het groene karakter zorgt voor een verminderde opwarming van het gebied en het neemt ook een deel van de neerslag op.
De bekende grasbetonsteen kennen we als overgang van weg naar berm in met name het buitengebied. De grasbetonsteen maakt een grote doorontwikkeling mee waarbij niet alleen de steen maar ook de groeivoorziening van het gras en de werkende onderlaag worden meegenomen. De groeiplaatscondities voor gras onder de steen zijn van groot belang voor een robuuste en blijvend groene uitstraling. We kiezen daarom niet voor de traditionele, klassieke grasbetonsteen maar richten ons op de moderne varianten met uitstraling.
De toepassing van groen/grijze verharding is afhankelijk van locatie. Op drukke parkeerplaatsen of intensief gebruikte langsparkeerplaatsen zal het gras niet de kans krijgen te groeien. Op sportparken of bepaalde evenemententerrein kan dit juist weer prima omdat de piekbelasting slechts op enkele momenten in een week plaatsvindt. Datzelfde geldt voor langsparkeren in woonwijken waar overwegend op de eigen oprit wordt geparkeerd.
Bij voetgangersgebieden willen we de harde overgang van groen naar grijs meer geleidelijk laten zijn. Door patronen te maken weeft het harde langzaam over in het groen. Dit zorgt voor een prettige en zachte uitstraling, waar ontwerptechnisch mee gespeeld kan worden.
Combinaties met andere categorieën:
Waterleverantie van privaat naar publiek:
Nederland gaat meer en meer gebukt onder toenemende hitte en dus ook droogte. Ook de drinkwatervoorziening staat onder druk. We stimuleren onze inwoners dan ook om hemelwater dat op het eigen terrein valt zoveel en zo lang mogelijk vast te houden. In sommige gevallen is dit niet mogelijk en in tijden van veel neerslag raakt de particuliere bodem en/of voorziening vol.
Op deze momenten kan overtollig hemelwater worden aangeboden aan het gemeentelijk systeem.
Omdat we waar mogelijk afstappen van het zoveel mogelijk ondergronds aanleveren van hemelwater hoort dan ook een andere manier van het aanbieden van hemelwater. In sommige gevallen gaat dat geheel bovengronds, waarin particulieren natuurlijk vrije hand hebben in de manier hoe dat tussen regenpijp en perceelsgrens verloopt. Daar waar dat niet wenselijk is wordt hemelwater aangeboden door middel van een robuuste en stevige overloopvoorziening zoals een omgekeerde kolk of een bijvoorbeeld een spuwer.
Daar waar particulier water ondergronds wordt aangeleverd bij een groene, waterbergende voorziening (zoals een wadi) wordt gebruikt gemaakt van een duurzaam en robuuste prefab voorziening. Dit om de levensduur en onderhoudbaarheid (bij bijvoorbeeld maaien of klepelen) te kunnen garanderen.
Combinaties met andere categorieën:
In-en uitstroom bergende voorziening:
Water dat oppervlakkig wordt weggeleid zal zijn weg moet vinden naar een berm- of zaksloot, vijver, of groene waterbergende voorziening. Daarbij is met name het overgangspunt van grijs naar groen een belangrijk gebied om zorg aan te besteden.
Er zijn veel makkelijke manieren denkbaar zoals een eenvoudige bandverlaging, maar er zijn ook steeds meer prefab elementen beschikbaar om als (stijl)elementen mee te nemen in het ontwerp.
Instroomvoorzieningen hebben een duurzaam en robuust karakter en zijn makkelijk te onderhouden. Grasvelden komen langzaam hoger te liggen en kunnen de instroom belemmeren.
In het geval van wegen op één oor kan gekozen worden voor grasbetonstenen als streklaag. In meer bebouwde gebieden kunnen (al dan niet) prefab bandonderbrekingen dienstdoen als doorvoer. Belangrijk is dat de in- en doorstroom mogelijkheid wordt gegarandeerd, ook wanneer het onderhoudsniveau wat lager is. De breedte van het instroomelement is afhankelijk van de grootte van af te wateren gebied en de hoeveelheid instroommogelijkheden rondom de bergingsvoorziening.
Wanneer een bergende voorziening vol zit moet deze overlopen in een slokop, naar een andere wadi of een oppervlaktewatersysteem. Hierbij houden we rekening met de hoeveelheid water die de voorziening mag vasthouden De uitstroom moet groot genoeg zijn om ervoor te zorgen dat de voorziening niet overstroomt. Vaak zijn dit roosterputten, V-stuwen of verlagingen on het landschap.
Combinaties met andere categorieën:
Een waterbergende voorziening hoeft allesbehalve een saaie bak met gras te zijn. Er zijn talloze mogelijkheden om waterberging te combineren met ruimte voor beleving en ontmoeten.
Deze voorzieningen kunnen heel landelijk, maar ook heel stedelijk worden aangekleed. Dit is natuurlijk afhankelijk van de locatie.
Door de waterberging aan te kleden met bijvoorbeeld meubilair en stijlelementen die uit het thema van een buurt of wijk komen, wordt het een aantrekkelijke plek voor bewoners en/of bezoekers om samen te komen. Aankleding met bomen, paden, bloeiende planten en (water)speelaanleidingen maken het af. Ontmoetingsplekken in de openbare ruimte van dit kaliber kunnen -aangepast naar de schaal van de locatie- zorgen voor een aansprekend en optimaal beleefbaar centrum. Een centrumgebied dat mensen graag bezoeken, waar ze boodschappen doen, iets eten en drinken, elkaar ontmoeten of gezellig verpozen tijdens een wandeling of fietstocht.
We zorgen vanwege het multifunctionele gebruik voor robuuste en duurzame in- en uitstroomvoorzieningen. Daarnaast is de voorziening goed bereikbaar en inrijdbaar door en voor onderhoudsmachines.
Combinaties met andere categorieën:
De term biodiversiteit hangen we vaak aan het voorkomen van een grote verscheidenheid planten in de openbare ruimte. Echter is het ook belangrijk dat de plantkeuze is afgestemd op de omgeving en de plaatselijke fauna.
We maken gebruik van (vaste) planten, bomen en/of bloemrijke mengsel met zaden, zoveel mogelijk van hier. Daardoor worden insecten van hier gestimuleerd en worden versterkt in aantallen. De klassieke border met eentonige heesters is daarom op hun retour uit de gemeente.
Er zijn eindeloze variaties te maken die uiteindelijk bijdragen aan een prachtig een groen, kleurrijke openbare ruimte. Het kan dus betekenen dat in het ene dorp vanwege grondslag en locatie net wat andere planten worden gebruikt.
Ook in groene waterbergende voorziening kan een mix worden gemaakt van waterminnende soorten met op de bodem bijvoorbeeld heembegroeiing, geflankeerd door vaste planten of bomen.
Als laanboomcentrum van Europa zijn we zuinig op onze lanen. Echter worden soorten ook bedreigd door het nieuwe klimaat en nieuwe uitheemse ziekten. Door lanen uit te rusten met een afgestemde mix van meerdere soorten bomen blijft de laan grotendeels intact als één van de soorten kopje onder dreigt te gaan.
Combinaties met andere categorieën:
Bij extreme neerslag omstandigheden hebben de klassieke verkeersdrempels zeer ongewenste neveneffecten. Water wordt door de drempel gestuurd naar plekken waar het niet moet zijn. Op sommige plaatsen kan hier ook juist handig gebruik van gemaakt worden door ze zo te leggen dat het water naar de juiste plek gestuurd wordt.
Bij het oppervlakkig afvoeren van water hoort ook een klimaatbestendige verkeersremmer. Er zijn talloze voorbeelden te bedenken die én het verkeer remmen, én het water kunnen sturen of laten passeren.
Combinaties met andere categorieën:
Klimaatadaptatie beperkt zich niet alleen tot de openbare ruimte. Sommige oplossingen lenen zich prima om te worden toegepast naast, op of aan gebouwen.
We kennen allemaal inmiddels de groendaken. Deze wereld maakt nog steeds een flinke ontwikkeling door in zowel de dak- als de plantkeuze. Hetzelfde geldt voor gevelgroen. Hierbij kan door slim gebruik voorkomen worden dat gevels, daken en daarmee gebouwen (te) snel opwarmen. Daarnaast hebben ze een mooi groen en daarmee rustgevend karakter.
Klimmend groen kan aan de gevel of via spannetten, boogconstructies of draden verkoeling geven aan het oppervlak eronder.
We minimaliseren het gebruik van schuttingen en zetten in op groene erfafscheidingen.
Afstromende hemelwater kan in de ontwerpfase van een gebouw en reeks gebouwen al op een zichtbare, esthetische en desnoods educatieve wijze worden meegenomen.
Combinaties met andere categorieën:
Deze klimaatadaptieve menukaart kwam tot stand door een integrale en intensieve samenwerking van beheerders van de gemeente Neder-Betuwe en Scherp Gesteld Advies.
Door samen met alle beheerder hun vakgebied/disciplines uit te lichten wordt duidelijk waar de gezamenlijke en individuele knelpunten en kansen liggen voor klimaatadaptatie. Door deze kansen en knelpunten te voeden met beeld ontstaat na een aantal sessies een werkbaar product waar de gemeente, inwoners en andere initiatiefnemers inspiratie uit kunnen halen voor een klimaatadaptieve buitenruimte.
Nieuwe technieken doen hun intrede en oude systemen of manieren blijken niet te werken. De bedoeling is om deze ‘menukaart’ met regelmaat up-to-date te brengen met nieuwe beelden en inzichten vanuit de praktijk en de ervaring.
De succesfactoren in deze samenwerking zijn geweest:
Opgesteld in samenwerking met:
Bijlage 6 – Inhoud Waterhuishoudingsplan
Inhoud Waterhuishoudingsplan op te stellen ten behoeve van de waterparagraaf in het omgevingsplan. Het gaat hier om het bepalen van het oppervlaktebeslag en het functioneren van het watersysteem. Wanneer de kennis van de bodemopbouw (heterogeen) te gering is en/of de afstand tot bestaande peilbuizen te groot is (bijvoorbeeld rand van de kern of bij grotere ontwikkelingen), is aanvullend bodem en grondwater/kwelonderzoek (peilbuizen) binnen het plangebied nodig. Het plan bevat de volgende onderdelen:
Bodemopbouw, GHG/GLG, grondwaterstand peilbuizen https://www.nederbetuwe.nl/leefomgeving/water-en-riolering/grondwaterstand, kweldruk, peilen oppervlaktewater, status en peilgebiedsgrenzen. Evt. keringen en riooltransportleidingen incl. beschermingszones. Ingemeten maaiveldhoogten binnen het plangebied incl aangrenzende percelen en panden. Wanneer onvoldoende gebiedseigen informatie beschikbaar is moet veldwerk worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld geohydrologische boringen, grondwatermonitoring en/of infiltratiemetingen.
Bepalen van (half)verhard oppervlak ((incl (groene)daken en tuinen conform richtlijnen waterschap)) binnen het plangebied en toename verhard oppervlak, berekening berging in open water (vanaf zomerpeil) en wadi’s. Te verbreden of te dempen watergangen op basis van ingemeten profielen; compensatie demping in open water. Per berging wordt het afvoerend oppervlak inzichtelijk gemaakt.
Indicatie toekomstige inrichting incl. weg- en vloerpeilen, hoogteverschil percelen/panden langs de plangrenzen (bepalen afstroming hemelwater) en de waterstructuur incl status en onderhoudssituatie. Voorzien van profielen van de watergangen, droogvallende bergingen/wadi’s en ter plaatse van de plangrens nieuw/bestaand. Bepalen noodzaak grondwaterbeheersing. Het functioneren cq de afvoercapaciteit van het (grond)watersysteem mag niet verslechteren ten opzichte van de huidige situatie.
Aangeven hoeveel afvalwater binnen de ontwikkeling wordt geproduceerd, bepalen diepteligging/dekking riolering, wel/geen vuilwatergemaal noodzakelijk en onderbouwing daarvan. Aangeven hoe/waar aansluiting op bestaande gemeentelijke riolering plaatsvindt. Rekening houden met aansluitmogelijkheden voor toekomstige uitbreidingen rondom het plangebied.
Grondwaterneutraal bouwen is de norm. Beschrijving invloed op de omgeving, drooglegging, ontwatering, grondwater/kwel en evt waterkeringen en riooltransportleidingen. Toon aan dat het hydraulisch functioneren (doorstroming) van het watersysteem niet verslechterd is (maximaal verandering van 5 cm van de GHG/GLG). Maak inzichtelijk welke invloed de nieuwe ontwikkeling heeft op de huidige grondwaterstanden (bijv. vernatting/verdroging) en wat het effect van deze invloed is op de omgeving. Bij negatieve effecten op grondwaterstanden aangeven welke (beheers)maatregelen genomen worden om dat tegen te gaan. Denk ook aan eventuele verdiepte voorzieningen (bijv. parkeerkelders). Daarnaast moet ook worden geadviseerd in eventueel monitoring om de omgevingseffecten en risico’s te monitoren.
Bij doorontwikkeling naar een inrichtingsplan volgt een gedetailleerde uitwerking van:
Bijlage 8 – Richtlijn snoei bij aanplant bomen
Bij het verplanten (van kwekerij naar gemeente) verliezen bomen een aanzienlijk deel van hun wortels. Van belang is dat de boom zich na aanplant snel hersteld. Om dit te realiseren moet ervoor worden gezorgd dat het evenwicht tussen “bovengronds” (de kroon) en “ondergronds” (de wortels) wordt hersteld. Dus wanneer er door het verplanten ondergronds wortels verdwijnen, moet er ook aan de kroon worden gesnoeid om de boom weer in evenwicht te brengen. Wanneer dit niet gebeurd, dan zal een boom slecht groeien. Door een te beperkte aanvoer van water en voedingsstoffen, zullen vooral snelgroeiende soorten al snel hun blad afwerpen. De groei van deze soorten stagneert.
Bij aanplant moet je dus snoeien. En die snoei is anders dan begeleidingssnoei of onderhoudssnoei.
De snoei na aanplant is gericht op het beperken van verdampend oppervlak door de boomkroon aan de buitenzijde in te nemen. Je kunt flink terugsnoeien, de bladmassa, of knoppen in winterrust, mag je verminderen tot wel zo'n 30% tot 40%, dit is afhankelijk van de soort die je gaat planten.
Om een correcte uitvoering van snoei bij aanplant te realiseren stelt de gemeente Neder-Betuwe de volgende eisen bij aanplant van bomen:
Bij het eerste project van een aannemer in gemeente Neder-Betuwe of bij wisseling van personeel wordt een instructie gevolgd welke wordt gegeven door een deskundige van TCO (Tree Centre Opheusden). Deze instructie is ter plaatse bij de aan te planten bomen en heeft een tijdsduur van circa 1 á 2 uur.
Bijlage 9 – Afvalbakken in de openbare ruimte
Gemeente Neder-Betuwe streeft naar het schoonhouden en mooi maken van de openbare ruimte voor inwoners en toeristen. Een schone leefomgeving heeft allerlei positieve effecten. Mensen hebben een veiliger gevoel, zijn vriendelijker naar hun medemens en ouders durven hun kinderen meer buiten te laten spelen. Ook blijkt dat de omgeving van invloed is op hoe mensen zich gedragen: want schoon houdt schoon!
De ‘Richtlijnen voor afvalbakken in de openbare ruimte’ worden zowel door de gemeente, als door projectontwikkelaars gebruikt om de juiste afvalbak op de juiste plek te zetten. Met de richtlijnen wil de gemeente de volgende effecten bereiken: Uniformiteit in type en wijze van plaatsing door te voeren, hierdoor tegelijkertijd efficiënter werken mogelijk maken en de spreiding van afvalbakken optimaliseren.
Algemene IBOR-beleidsuitgangspunten:
Algemene uitgangspunten voor afvalbakken:
Algemene inrichtingsuitgangspunten voor plaatsing van afvalbakken:
Inrichtingsuitgangspunten per locatietype:
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-213713.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.