Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam tot het buiten werking stellen van het verbod van artikel 13.3 van de Havenverordening Rotterdam 2020

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

 

gelezen het voorstel van de Concerndirecteur Stadsontwikkeling van 23 april 2024, kenmerk M2402-9060;

 

gelet op het bepaalde in artikel 13.4 van de Havenverordening Rotterdam 2020;

 

overwegende dat:

 

  • -

    artikel 13.3 van de Havenverordening Rotterdam 2020 vanaf 1 januari 2025 de toegang verbiedt tot de Rotterdamse haven voor binnenvaartschepen met een voortstuwingsmotor die niet voldoet aan de emissiewaarden van fase II van het Reglement Onderzoek Schepen op de Rijn van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart of niet voldoet aan het bepaalde in Richtlijn 97/68/EG of opvolgende richtlijnen;

  • -

    ten tijde van het vaststellen van de Havenverordening Rotterdam 2020 in het kader van de Rotterdamse Aanpak Luchtkwaliteit 2.0 nog nader in beeld werd gebracht of voortzetting van deze maatregel wenselijk is;

  • -

    daarom artikel 13.4 van de Havenverordening Rotterdam 2020 het college de bevoegdheid is gegeven paragraaf 13, met daarin het verbod in artikel 13.3, buiten werking te stellen als uit de evaluatie verschoning binnenvaartschepen blijkt dat de noodzaak voor het verbod is komen te vervallen;

  • -

    uit de ‘Evaluatie CCR II Maatregel Havenverordening Rotterdam’ van Expertise- en Innovatie Centrum Binnenvaart en het Havenbedrijf Rotterdam blijkt dat de maatregel niet effectief is voor het verminderen van emissies van de binnenvaart naar de lucht;

  • -

    er daarom geen basis is voor het verbod van artikel 13.3 van de Havenverordening Rotterdam 2020;

besluit:

Paragraaf 13 van de Havenverordening Rotterdam 2020 buiten werking te stellen.

 

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na publicatie van dit besluit in het Gemeenteblad.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 23 april 2024

De secretaris,

J.H. Meijer l.s.

De burgemeester,

A. Aboutaleb

Algemene toelichting  

Uit de milieueffectrapportage ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan van Maasvlakte 2 in 2007 bleek dat op een aantal plekken de wettelijke normen voor luchtkwaliteit zouden worden overschreden als gevolg van aanleg en gebruik van Maasvlakte 2. Om deze overschrijdingen te voorkomen werden maatregelen getroffen om bij te dragen aan het reduceren van de emissies door de binnenvaart en het wegverkeer.

Eén van de maatregelen betreft de CCR-II bepaling die in 2010 is opgenomen in paragraaf 13 van de Havenverordening.

 

Ten tijde van het vaststellen van de Havenverordening Rotterdam 2020 in het kader van de Rotterdamse Aanpak Luchtkwaliteit 2.0 werd nog nader in beeld gebracht of voortzetting van deze maatregel wenselijk is. Daarom werd in artikel 13.4 van de Havenverordening Rotterdam 2020 het college de bevoegdheid gegeven paragraaf 13 buiten werking te stellen, indien uit de evaluatie verschoning binnenvaartschepen zou blijken dat de noodzaak voor het verbod is komen te vervallen.

 

Uit de ‘Evaluatie CCR II Maatregel Havenverordening Rotterdam’ van Expertise- en Innovatie Centrum Binnenvaart en het Havenbedrijf Rotterdam blijkt dat de maatregel niet effectief is voor het verminderen van emissies van de binnenvaart naar de lucht. Er is daarom geen basis is voor het verbod van artikel 13.3 van de Havenverordening Rotterdam 2020. Met dit besluit wordt het verbod buiten werking gesteld.

 

Dit gemeenteblad ligt ook ter inzage bij het Concern Informatiecentrum Rotterdam (CIC): 010-267 2514 of bir@rotterdam.nl

Naar boven