Gemeenteblad van Lelystad
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Lelystad | Gemeenteblad 2024, 200978 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Lelystad | Gemeenteblad 2024, 200978 | beleidsregel |
Coffeeshopbeleid gemeente Lelystad 2024
Vanaf 2002 geldt er in gemeente Lelystad een coffeeshopbeleid. Het coffeeshopbeleid van Lelystad bevat de lokale uitwerking van het landelijke cannabisbeleid. Dit beleid heeft primair tot doel het reguleren in het gebruik van en de handel in softdrugs, om daarmee de effecten voor de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de gemeente beheersbaar te houden.
Het coffeeshopbeleid wordt vastgesteld door de burgemeester in afstemming met de lokale driehoek. Ook is het beleid afgestemd in het fractievoorzittersoverleg van de fracties in de gemeenteraad en is de raad hierover geïnformeerd.
Het coffeeshopbeleid van de gemeente Lelystad is voor het laatst herzien in 2013.
In verband met de herontwikkeling van het stationsgebied is verplaatsing van de huidige coffeeshop noodzakelijk. Dit is de aanleiding geweest om het huidige coffeeshopbeleid te actualiseren. Tegelijkertijd is ook gekeken naar andere ontwikkelingen die van invloed zijn op het beleid. Dit heeft geleid tot de volgende belangrijkste wijzigingen van het beleid.
2. Doelstellingen coffeeshopbeleid
Zowel landelijk als lokaal wordt met het gedoogbeleid van coffeeshops het volgende beoogd.
Coffeeshops leveren een belangrijke bijdrage aan de scheiding van de markten. Met het gedogen van een coffeeshop onder voorwaarden moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat softdrugsgebruikers gemakkelijk met onaanvaardbaar gevaarlijke drugs in aanraking komen. Een scheiding van markten draagt bij aan de beperking van de schade van de gezondheid en zo aan het belang van de volksgezondheid.
Ongecontroleerde handel in (soft)drugs via straathandel en illegale dealpanden veroorzaken een ernstige verstoring van de openbare orde en veiligheid en onaanvaardbare overlast voor het woon-, leef- en ondernemersklimaat. Dit kan, naast handhaving, zoveel mogelijk worden tegengegaan door een gecontroleerde verkoop van cannabis in een coffeeshop. Naast de strafrechtelijke aanpak hiervan die verwoord staat in de Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie (OM), vindt ook bestuursrechtelijke aanpak plaats. In de Algemene plaatselijke verordening zijn hiertoe bepalingen opgenomen. Zo is drugsgebruik in de openbare ruimte en in voor publiek toegankelijke gebouwen verboden en wordt er een last onder dwangsom opgelegd aan drugsdealers. Verder is er een damoclesbeleid 1 vastgesteld. In dit beleid is opgenomen op welke wijze de burgemeester optreedt tegen de handel in drugs en/of de aanwezigheid van voorwerpen of stoffen die bestemd zijn voor het telen of bereiden van drugs vanuit woningen en lokalen.
Vanuit het oogpunt van volksgezondheid, openbare orde en veiligheid en woon- en leefklimaat wordt de verkoop van softdrugs vanuit een coffeeshop toegestaan. Het feit dat dit wordt toegestaan betekent uiteraard niet dat er geen risico’s zijn verbonden aan het gebruik van cannabis. Er zijn risico's voor de lichamelijke gezondheid, de geestelijke gezondheid, risico's op misbruik en verslaving en het sociaal en maatschappelijk functioneren. Mede daarom is de doelstelling van het coffeeshopbeleid gericht op het ontmoedigen van het gebruik van softdrugs. Door echter de verkoop in de coffeeshop te gedogen wordt de recreatieve gebruiker een verantwoorde en beheerste omgeving geboden waar de softdrugs kunnen worden gekocht. Een omgeving waar de gebruiker ook informatie kan krijgen over verantwoord gebruik en waar eventueel problematisch gebruik kan worden gesignaleerd.
Verder moet de exploitant van de coffeeshop actief meewerken aan het signaleren en zo nodig doorverwijzen van probleemgebruikers. Goede samenwerking met relevante organisaties is hiervoor noodzakelijk. De gemeente Lelystad maakt jaarlijks afspraken met Tactus verslavingszorg betreffende de uitvoering van preventie-activiteiten op scholen voor basis- en voortgezet onderwijs. Deze activiteiten richten zich nadrukkelijk op het ontmoedigen van gebruik van (soft)drugs en alcohol.
Artikel 174 van de Gemeentewet bepaalt dat de burgemeester is belast met het toezicht op de voor het publiek openbare gebouwen. Artikel 125 van de Gemeentewet geeft de burgemeester de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang, indien de last dient tot handhaving van regels welke hij uitvoert.
Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob)
Het toepassingsbereik van de Wet Bibob is vastgelegd in de beleidsregels toepassing Wet Bibob Lelystad 20232 . De coffeeshop valt in de hoedanigheid van het alcoholvrije horecabedrijf en de verplichting van een exploitatievergunning onder deze beleidsregels.
Richtlijnen Openbaar ministerie (Aanwijzing Opiumwet)
De Aanwijzing Opiumwet heeft betrekking op de opsporing en de vervolging van personen die delicten uit de Opiumwet begaan. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de bestuurlijke en strafrechtelijke aspecten van het gedoogbeleid ten aanzien van coffeeshops. In de aanwijzing zijn criteria geformuleerd waaraan een coffeeshop moet voldoen, de zogeheten
gedoogcriteria. Deze zijn van toepassing op het coffeeshopbeleid van alle gemeenten in Nederland.
Algemene plaatselijke verordening (APV)
De coffeeshop valt onder het begrip openbare inrichting als bedoeld in de APV. Voor het exploiteren van een coffeeshop is dan ook een exploitatievergunning nodig op grond van artikel 2:28 van de APV. De APV regelt in afdeling 4 van hoofdstuk 2 verschillende zaken rondom de exploitatie van openbare inrichtingen. In de exploitatievergunning zijn voorschriften opgenomen die ook voor iedere andere openbare inrichting van toepassing zijn. Gelet daarop zal daarover in dit beleid niet verder worden ingegaan. Het onderhavige beleid gaat over de gedoogverklaring en de voorwaarden die daaraan gesteld worden.
Artikel 13b van de Opiumwet (wet Damocles) biedt de burgemeester de mogelijkheid om
bestuursrechtelijk op te treden wanneer er een overtreding van de Opiumwet is
geconstateerd. Dit gebeurt dan op grond van het geldende damoclesbeleid dat in Lelystad van toepassing is. Als de coffeeshop zich niet houdt aan de voorwaarden van de gedoogverklaring en het coffeeshopbeleid kan, naast het handhavingsarrangement van het coffeeshopbeleid, ook handhavend worden opgetreden op grond van artikel 13b Opiumwet en het geldende horecasanctiebeleid daar waar het gaat om overtredingen van de exploitatievergunning.
Gelet op artikel 174 van de Gemeentewet, artikel 13b van de Opiumwet, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene plaatselijke verordening Lelystad 2021 (APV),
Tot het vaststellen van het coffeeshopbeleid gemeente Lelystad 2024.
In Lelystad is maximaal één coffeeshop toegestaan en derhalve wordt er maximaal één gedoogverklaring verleend.
Aan de gedoogverklaring worden voorwaarden gesteld met betrekking tot de AHOJGI-criteria:
I: geen verkoop aan niet ingezetenen; Het is verboden om toegang te verlenen en softdrugs te verkopen aan anderen dan ingezetenen van Nederland3 .
Naast de toetsingsgronden van de APV ter verkrijging van een exploitatievergunning, gelden de volgende extra criteria ter verkrijging van een gedoogverklaring:
Artikel 7. Eisen aan exploitant en beheerder (leidinggevenden)
Aan de exploitant en de beheerder (leidinggevenden) van de coffeeshop worden, naast de voorwaarden die van toepassing zijn op de verkrijging van een exploitatievergunning, de volgende voorwaarden gesteld aan de gedoogverklaring:
Dit beleid zal worden bekendgemaakt door plaatsing in het digitale Gemeenteblad en op www.overheid.nl.
Deze bepaling sluit aan bij de Aanwijzing Opiumwet. Daarin wordt gesteld dat een coffeeshop een alcoholvrij horeca bedrijf is waar de handel van softdrugs plaatsvindt.
In verband daarmee is een exploitatievergunning openbare inrichting verplicht en moet er een gedoogverklaring zijn verleend. De aanvraag voor een exploitatievergunning wordt aan de Wet Bibob getoetst.
In 2002 is vastgesteld dat er uit oogpunt van verslavingsbeleid, én uit optiek van overlast, in de Lelystadse situatie geen zwaarwegende argumenten vóór of tegen een coffeeshop zijn. Het gebruik van softdrugs is min of meer een maatschappelijk gegeven. In veel steden leeft de opvatting dat een coffeeshop, net als een café, moet worden beschouwd als een voorziening, die thuishoort in het centrum van een stad. De coffeeshop zal er daarnaast in zekere mate toe bijdragen dat gebruikers minder gemakkelijk overstappen van soft- naar harddrugs. In de gemeente Lelystad is indertijd gekozen voor het toelaten van de vestiging van maximaal één coffeeshop.
In het raadsakkoord 2022-2026 is wederom vastgelegd dat er geen tweede coffeeshop komt in Lelystad en dat de nieuwe locatie van de bestaande coffeeshop wordt betrokken bij de herontwikkeling van het stationsgebied.
Bij raadsbesluit van 26 september 2023 is het bestemmingsplan Stationsgebied Oost vastgesteld. Daarin is nieuwe locatie van de coffeeshop, te weten een locatie met een horecacategorie twee bestemming, opgenomen op de plek die 35 meter van de huidige locatie ligt (zie verder onder artikel 6, onder b).
Artikel 3. Exploitatievergunning openbare inrichting
In de Algemene plaatselijke verordening Lelystad 2021 (APV) zijn de bepalingen opgenomen van de exploitatievergunning openbare inrichting (voorheen: alcoholvrij horecabedrijf). Op een aantal uitzonderingen na moet ieder horecabedrijf een exploitatievergunning hebben. Dit geldt ook voor een coffeeshop. De exploitatievergunning van de coffeeshop is dezelfde vergunning die ook aan andere horecabedrijven wordt verleend. Aan de vergunning kunnen voorwaarden worden gesteld in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en het milieu. De exploitatievergunning is niet overdraagbaar en is persoons- en locatiegebonden.
Looptijd exploitatievergunning
Ten opzichte van het vorige coffeeshopbeleid is de looptijd van de exploitatievergunning en de gedoogverklaring uitgebreid van twee naar vijf jaar. Daarmee wordt aangesloten bij de gedachte van het vorige coffeeshopbeleid. In dit beleid is de looptijd van de vergunning namelijk gekoppeld aan de termijn waarop adviezen van de Wet Bibob gebruikt kunnen worden.
Volgens artikel 29 van de huidige Wet Bibob kan het bestuursorgaan dat of de rechtspersoon met een overheidstaak die een advies ontvangt, dat advies gedurende vijf jaren nadat het is uitgebracht gebruiken in verband met een andere beslissing. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op bevindingen van eigen onderzoek en de gegevens die daaraan ten grondslag liggen. Bij de aanvraag van een exploitatievergunning na vijf jaar kan weer een nieuw Bibob onderzoek worden gestart. Dat wil echter niet zeggen dat niet eerder een bibob procedure gestart kan worden. Als er informatie voorhanden is, die gevolgen kan hebben voor de exploitatie van de coffeeshop, kan altijd een Bibob onderzoek worden gestart.
Experiment gesloten coffeeshopketen
Gelet op het voorgaande wordt opgemerkt dat het landelijke experiment gesloten coffeeshopketen van invloed kan zijn op coffeeshops en de looptijd van vergunningen. Op het moment dat na de experimentfase van vier jaar wordt besloten om de verkoop van softdrugs te legaliseren, vervalt de gedoogverklaring en zal er een apart exploitatiestelsel moeten komen voor coffeeshops (vergelijkbaar met die van de speelautomatenhallen). Dan zal deze vergunning volgens de huidige situatie aangemerkt worden als schaarse vergunning. Gelet hierop is een looptijd van vijf jaar voor de gedoogverklaring en exploitatievergunning opportuun. Gelet op een rechterlijke uitspraak over de schaarse vergunning van de gedoogverklaring4 , wordt er in dit beleid vanuit gegaan dat de gedoogverklaring niet aangemerkt wordt als schaarse vergunning. Ook is de huidige exploitatievergunning van een openbare inrichting niet als schaars aan te merken omdat deze geldt voor ieder ander horecabedrijf.
Verlenen exploitatievergunning voor bepaalde tijd
Verder kan volgens recente jurisprudentie5 een exploitatievergunning voor bepaalde periode worden verleend in het belang van de openbare orde en het woon- en leefklimaat. Gelet op de verplaatsing van de huidige coffeeshop is het legitiem om de vergunning voor bepaalde tijd te verlenen en in die periode te monitoren of de maatregelen om overlast te voorkomen voor de omgeving werken.
Naast de exploitatievergunning is een aparte gedoogverklaring vereist. In deze verklaring zijn de gedoogcriteria opgenomen. Op deze manier is er een duidelijk onderscheid welke activiteiten worden vergund en welke activiteiten worden gedoogd. De gedoogverklaring is een schriftelijke verklaring van de burgemeester aan de exploitant waarin staat omschreven dat onder bepaalde voorwaarden wordt afgezien van het nemen van handhavingsmaatregelen tegen een coffeeshop conform het geldende coffeeshopbeleid. De termijn waarop een exploitant over een gedoogverklaring kan beschikken is gelijk aan de looptijd van de exploitatievergunning waarover dezelfde exploitant beschikt.
De landelijke AHOJGI-gedoogcriteria zijn van toepassing.
In de gedoogverklaring zijn de zgn. AHOJGI-criteria opgenomen. Deze criteria zijn vastgelegd in de Aanwijzing Opiumwet, het landelijk justitiële beleidskader waarin het Nederlandse gedoogbeleid vormt de basis van het coffeeshopbeleid is opgenomen.
De AHOJGI-criteria moeten worden nageleefd. Echter, de vaststelling van het coffeeshopbeleid is een bevoegdheid van de burgemeester in afstemming met de lokale driehoek. Dit geldt ook voor de wijze waarop gehandhaafd wordt. In het kader van ‘lokaal maatwerk’ kunnen gemeenten in de lokale driehoek afstemmen of er actief op het I-criterium wordt gehandhaafd.
slechts een beperkte hoeveelheid verkopen per transactie (d.w.z. geen hoeveelheden groter dan geschikt voor eigen gebruik = 5 gram) èn slechts een beperkte handelsvoorraad (= niet meer dan 500 gram) (Geringe hoeveelheid), Onder "transactie" wordt begrepen alle koop en verkoop in één coffeeshop op eenzelfde dag met betrekking tot eenzelfde koper;
*Handhaving van het Ingezetenencriterium
Het ingezetenencriterium is één van de landelijke gedoogcriteria voor coffeeshops. Vanaf 1 januari 2013 mogen alleen ingezetenen van Nederland toegang tot de coffeeshop hebben en uitsluitend aan hen softdrugs worden verkocht. De coffeeshophouder dient vast te stellen dat degene die hij toegang verleent tot de coffeeshop en degene aan wie hij verkoopt ingezetene van Nederland is. Gemeenten worden geacht het I-criterium in hun coffeeshopbeleid op te nemen. In het kader van ‘lokaal maatwerk’ kunnen gemeenten in de lokale driehoek afstemmen of er actief op het I-criterium wordt gehandhaafd. De Nederlandse coffeeshopgemeenten gaan op meerdere manieren met het I-criterium om, hetgeen tot verschillende resultaten leidt.
Lelystad heeft het I-criterium in het huidige beleid opgenomen maar de praktijk leert dat er niet actief op wordt gehandhaafd, zoals dat het geval is bij het grootste deel van de coffeeshopgemeenten6 . Er zijn 3 redenen waarom gemeenten niet actief handhaven:
Gelet op het feit dat Lelystad geen drugstoerisme kent, zal dit criterium niet actief gehandhaafd worden, tenzij de overlast toeneemt door drugstoerisme.
Een extra argument om het I-criterium niet actief te handhaven, is dat dit averechts kan werken op de situatie in Lelystad. Dit heeft te maken met het feit dat de stad veel tijdelijke arbeidsmigranten kent die niet ingeschreven hoeven te zijn in de Basisregistratie Personen (BRP). Deze arbeidsmigranten krijgen i.v.m. het I-criterium daarom geen toegang tot de coffeeshop. Het risico is dat deze mensen gebruik maken van de illegale markt. Daarbij is het risico dat ze geconfronteerd worden met harddrugs en met een mindere kwaliteit of niet gecontroleerde drugs. Met het coffeeshopbeleid en het toestaan van de coffeeshop willen we dat juist voorkomen.
Gelet op het vorenstaande wordt in Lelystad het volgende uitgangspunt gehanteerd ten aanzien van het I-criterium.
Gemeente Lelystad onderschrijft het landelijk gedoogbeleid. Met betrekking tot het I-criterium heeft de lokale driehoek besloten om overtreding van dit criterium niet te prioriteren voor wat betreft handhaving omdat:
Als blijkt dat door het niet actief handhaven van het ingezetenecriterium de overlast toeneemt, zal meer prioriteit worden gegeven aan de handhaving.
De openingstijden van de coffeeshop zijn met 4 uur verruimd ten opzichte van het vorige beleid. De coffeeshop mag geopend zijn van 12.00 uur tot 22.00 uur.
Reden voor deze verruiming is dat op deze manier het bezoek van de coffeeshop beter gespreid kan plaatsvinden. Sinds het rookverbod in de horeca, dat ook van toepassing is op coffeeshops, dient de coffeeshop hoofdzakelijk als afhaalloket en verblijven er nog nauwelijks bezoekers in de openbare inrichting. De ervaring heeft geleerd dat de openingstijd van 16.00 uur aan de late kant is en dat daardoor lange rijen ontstaan. Om de overlast op de nieuwe locatie van de coffeeshop, die dichter bij de bebouwing is gelegen, te voorkomen zijn de openingstijden verruimd. Omdat hoofdzakelijk sprake is van een afhaalfunctie van de coffeeshop, is aangesloten bij de maximale sluitingstijd van 22.00 uur van winkels. Met een verdere verruiming wordt ook voorkomen dat softdrugsgebruikers meer in de gelegenheid worden gesteld om de softdrugs in de coffeeshop te kunnen kopen in plaats van gebruik te maken van de straathandel.
Op grond van artikel 2:29, lid 4, van de APV, kan de burgemeester in het belang van de openbare orde of het woon- en leefklimaat andere sluitingstijden vaststellen voor één of meer openbare inrichtingen of categorieën van openbare inrichtingen.
De reguliere openingstijden dat een openbare inrichting geopend mag zijn, zijn van maandag tot en met vrijdag van 06.00 uur tot 02.00 uur en op zaterdag en zondag van 06.00 uur tot 03.00 uur.
De coffeeshop mag niet gelegen zijn binnen een afstand van 350 meter van een school voor voortgezet onderwijs of een school voor middelbaar beroepsonderwijs. Het is niet wenselijk jeugd met coffeeshops te confronteren en hen de verkoop de van softdrugs als iets normaals te laten beschouwen. Het afstandscriterium van 350 meter geldt over de kortste loopafstand over de openbare weg tussen de hoofdingang van de coffeeshop en de hoofdingang van de school. Is er een schoolplein dan wordt het begin van (het toegangshek van) het schoolplein aangehouden.
Vestiging van een coffeeshop mag uitsluitend plaatsvinden in een pand op een perceel waarop volgens het bestemmingsplan en de Staat van horeca-activiteiten een horecabestemming categorie twee (2) of hoger rust.
De vermelding van een coffeeshop in de lijst van horecacategorieën is niet toegestaan. Uit de rechtspraak volgt namelijk dat het toelaten van een coffeeshop in een bestemmingsplan in strijd is met de Opiumwet.7 Vandaar dat een coffeeshop in het bestemmingsplan wordt aangemerkt als horeca activiteit. De coffeeshop moet immers ook beschikken over een exploitatievergunning. Gelet op de exploitatie van de coffeeshop waarbij hoofdzakelijk sprake is van een afhaalfunctie, mag de vestiging van een coffeeshop uitsluitend plaatsvinden in een pand met een horecabestemming twee (2b) of hoger.
Staat van horeca- activiteiten
Een horecabedrijf dat in beginsel alleen overdag en ’s avonds geopend behoeft te zijn (vooral voorverstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaakt. Binnen deze categorie kunnen de volgende subcategorieën worden onderscheiden:
Vestiging van een coffeeshop is alleen mogelijk in de centrumgebieden van Lelystad (Gordiaan of Lelycentre) of in de directe omgeving daarvan (het gebied is aangegeven op de kaart in de bijlage).
Door de herontwikkeling van het Stationsgebied wordt de coffeeshop verplaatst. Ten opzichte van de huidige locatie in het Stationsgebied, wordt de coffeeshop met 30 meter verplaatst. De coffeeshop blijft dus gevestigd in het Stationsgebied.
Vanaf mei 2024 wordt de coffeeshop, in verband met voornoemde herontwikkeling, tijdelijk verplaatst naar Station Balkon Noord, gelegen aan de andere zijde van het Stationsgebied van de huidige locatie van de coffeeshop. Niet bekend is op welke termijn de coffeeshop naar de nieuwe locatie gaat verhuizen. Dat is afhankelijk van de voortgang van de herontwikkeling van het Stationsgebied. Op de nieuwe locatie komt de coffeeshop iets dichter bij de bebouwing te liggen. In verband daarmee worden extra parkeerplaatsen aangelegd voor kort verblijf parkeren t.b.v. bezoekers van de coffeeshop en zijn de openingstijden verruimd zodat bezoekers meer gespreid kunnen worden.
Het beleid is ook van toepassing op de tijdelijke locatie.
Om te voorkomen dat personen op een eenvoudige manier en ongewild met softdrugs in aanraking komen, zijn terrassen niet toegestaan bij de exploitatie van een coffeeshop. Het ondersteunt daarmee het verbod op affichering uit de AHOJGI-criteria. Daarnaast kan met het verbod op terrassen worden voorkomen dat de handel zich eenvoudig en oncontroleerbaar verplaatst naar de straat.
Artikel 7. Eisen aan exploitant en beheerder
De persoon die de coffeeshop uitbaat, is zeer bepalend voor de wijze van exploiteren, het naleven van de gedoogcriteria, het imago van de coffeeshop en daarmee ook de mate van acceptatie in de samenleving. Daarom worden specifieke eisen gesteld aan de exploitant en
beheerder van een coffeeshop. De eisen die in dit beleid zijn gesteld, gelden bovenop de eisen die gesteld worden in de APV ten aanzien van de exploitatievergunning.
In het kader van preventie en voorlichting is het personeel van de coffeeshop verplicht een training te volgen als het gaat om informeren van bezoekers over middelenmisbruik, gezondheidsrisico’s en het herkennen van problematisch gebruik.
Artikel 8. Overige voorwaarden gedoogverklaring
De exploitant van een coffeeshop is verantwoordelijk voor het voorkomen van overlast in de directe omgeving veroorzaakt door bezoekers van de coffeeshop. De exploitant stelt hiertoe huis- en gedragsregels op en plaatst deze zodanig dat deze voor bezoekers zichtbaar zijn.
De verplichte legitimatie houdt verband met het J criterium waarbij het niet is toegestaan om aan jongeren onder de 18 jaar softdrugs te verkopen maar ook om jongeren de toegang tot de coffeeshop te verbieden. Om hierop toe te zien geldt een verplichte legitimatie. Om dit te controleren moet worden voldaan aan de Wet particuliere beveiligingsorganisatie en recherchebureaus.
Een coffeeshop moet naar buiten een ‘open karakter’ hebben. Dat wil zeggen: geen afgeschermde of geblindeerde ramen of afgesloten toegangsdeuren. Evenals de vrije toegankelijkheid vergroot dit voorschrift de handhaafbaarheid en voorkomt het dat controlerende en toezichthoudende taken worden belemmerd. Daarnaast voorkomt het dat bij omwonenden argwaan wordt gewekt omtrent de exploitatie.
Preventieve interventies voor het verminderen van cannabisgebruik, het informeren over de risico’s van cannabisgebruik en het in een vroeg stadium signaleren van problemen of doorverwijzen naar hulpverlening is van groot belang. Coffeeshophouders hebben daar een grote mate van verantwoordelijkheid in. Daarom wordt de verplichting tot cannabisvoorlichting als voorwaarde gesteld aan het verkrijgen van een gedoogverklaring.
Gezien het bijzondere karakter van de exploitatie van een coffeeshop is er voor gekozen om specifieke sancties op te leggen voor het overtreden van de gedoogcriteria (zie bijlage 1).
Een belangrijk uitgangspunt van het coffeeshopbeleid is de scheiding van de markten van soft- en harddrugs. Wanneer harddrugs worden aangetroffen in een coffeeshop is de openbare orde per definitie in het geding. Dit is ook het geval wanneer aannemelijk is dat in deze drugs worden verhandeld in of vanuit de inrichting, ook indien dit gebeurt buiten medeweten van de exploitant of zijn personeel om. Daarom wordt bij deze overtredingen gekozen voor het direct toepassen van bestuursdwang en niet voor het opleggen van een last onder dwangsom. Bestuursdwang is directer en zal (op termijn) succesvoller tot een feitelijke beëindiging van de overtreding leiden.
Bij het toepassen van bestuursdwang wordt gekozen voor sluiting van de coffeeshop, omdat dit als het meest effectieve middel wordt beschouwd om de met de Opiumwet strijdige situatie te doen beëindigen en herhaling te voorkomen. Ook het verbod op verkoop aan minderjarigen en het aanhouden van niet al te grote handelshoeveelheden zijn dusdanig belangrijke voorwaarden van het gedoogbeleid dat bij overtredingen direct met bestuursdwang wordt opgetreden. Bij het aanhouden van een handelshoeveelheid wordt wel rekening gehouden met de zogenaamde ‘achterdeurproblematiek’ waarbij een coffeeshophouder zijn coffeeshop moet kunnen bevoorraden en de jurisprudentie hierover.
Voor de overige overtredingen kan met een voor de exploitant als lichter ervaren middel volstaan worden en wordt eerst een waarschuwing of een last onder dwangsom opgelegd.
Bij wijze van uitzondering kan de burgemeester in concrete gevallen afwijken van het genoemde handhavingsarrangement. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn bij een constatering van verschillende overtredingen tegelijkertijd. Ook de aard en de ernst van de feiten en omstandigheden kunnen voor de burgemeester aanleiding zijn om te besluiten tot het overslaan van bepaalde stappen in het handhavingsarrangement en/of direct over te gaan tot het opleggen van een zwaardere sanctie. Dit zal door de burgemeester in zijn besluit dan nader worden gemotiveerd. Verder zal ook te allen tijde de ontwikkeling in de jurisprudentie worden betrokken en daar waar nodig zal er maatwerk worden toegepast.
Deze bepaling spreekt voor zich.
Handhavingsarrangement coffeeshopbeleid gemeente Lelystad 2024
Voor het overige wordt aangesloten bij het geldende horecasanctiebeleid8 voor wat betreft de uitvoering van het handhavingsbeleid van de horeca bepalingen van de APV (exploitatievergunning). Ook kan in situaties die in bovengenoemd handhavingsarrangement niet zijn genoemd, het geldende damoclesbeleid worden toegepast.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-200978.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.