Gemeenteblad van Echt-Susteren
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Echt-Susteren | Gemeenteblad 2024, 19378 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Echt-Susteren | Gemeenteblad 2024, 19378 | beleidsregel |
In dit statuut wordt verstaan onder:
III Uitgangspunten risicobeheer
Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:
Met de vaststelling van de begroting, dan wel de bijstellingen daarvan in de loop van het begrotingsjaar bepaalt de raad wat tot de publieke taak wordt gerekend, hierbij wordt vooraf advies ingewonnen bij de adviseurs van het cluster Concern over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij.
De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de financieringsfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit financieringsstatuut;
Indien de gelden worden uitgezet of de verbintenissen met betrekking tot financiële derivaten worden aangegaan voor een periode van minder dan drie maanden, tonen deze financiële ondernemingen aan dat ze, in afwijkingen van het eerste lid, onderdeel b, voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren tenminste over een A-rating, afgegeven door tenminste twee ratingbureau beschikken.
XIV Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle
De verantwoordelijkheden met betrekking tot de financieringsfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.
In dit financieringsstatuut wordt het financieringsbeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de financieringsfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het college in het statuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen moeten te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet Fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de financieringsactiviteiten moeten worden uitgevoerd.
De financieringsparagraaf in de begroting geeft de beleidsplannen voor de financieringsfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het statuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet Fido, de wet Ruddo en het financieringsstatuut blijven. De financieringsparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.
In artikel 2 worden de doelstellingen van de financieringsfunctie van de gemeente weergegeven, hieronder worden deze doelstellingen afzonderlijk toegelicht.
In de eerste plaats dient de financieringsfunctie ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De financieringsfunctie dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daar bij worden bedongen moeten, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.
Door haar activiteiten loopt de gemeente de volgende financiële risico’s: renterisico’s, kredietrisico’s, koersrisico’s, valutarisico’s en interne liquiditeitsrisico’s. Het is de taak van de financieringsfunctie dergelijke risico’s zo veel mogelijk te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.
De derde doelstelling van de financieringsfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de financieringsfunctie het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren
De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Door de inwerkingtreding van het schatkistbankieren is de gemeente verplicht overtollige middelen te “parkeren” bij de rijksschatkist. De prioriteiten van de financieringsfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s, de financieringsfunctie is immers niet op winst gericht (“profit center”). Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet Fido en dit financieringsstatuut kan desondanks worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.
De Wet Fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot de financieringsfunctie. Dit betreft de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds en het prudente karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uit hoofde van de financieringsfunctie ”.
De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet Fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”. In dit licht zijn het dus niet de adviseurs van het cluster Concern die het politieke besluit voor dergelijke garanties en leningen voorbereiden. Wel wordt geadviseerd dat het gemeentebestuur advies van de adviseurs van het cluster Concern (in het licht van haar expertise) inwint alvorens een beslissing te nemen t.a.v. het verstrekken van leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak. De adviseurs van het cluster Concern adviseren over bijv. financieringsvoorwaarden en de implicaties van de betreffende aanvraag voor de totale financiële positie van de gemeente. Daarnaast is het van belang dat de adviseurs van het cluster Concern de betreffende aanvraag opnemen in de liquiditeitenplanning.
Conform de Wet Fido, moeten uitzettingen “uit hoofde van financiering” (zie toelichting artikel 3 lid 1) een prudent karakter te hebben.
In de Wet Fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet Fido en de memorie van toelichting op de Wet Fido). Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit financieringsstatuut vallen binnen de kaders van de Wet Fido.
De limieten en richtlijnen van dit financieringsstatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van financiering te garanderen en hebben derhalve géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” van de gemeente.
Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet Fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s. Gezien de (mogelijke) complexiteit van derivaten en de beperkte kennis binnen de organisatie omtrent dergelijke instrumenten, zal vooraf advies worden ingewonnen van een onafhankelijke adviseur.
Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente;
Een belangrijk uitgangspunt van de Wet Fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet Fido de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (8,5%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar. Het percentage wordt vastgesteld bij ministeriële regeling.
Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm houdt in, dat de jaarlijks verplichte aflossingen en de renteherzieningen voor gemeenten niet meer mogen bedragen dan 20% van het begrotingstotaal.
Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van financiering, geldt in de Wet Fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de “nominale waarde”) uitgekeerd.
Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, kasgeld of deposito’s worden géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s en soms bij een spaarrekening). Obligaties en medium term notes zijn vastrentende waarden die (tussentijds) verhandelbaar zijn.
Bij tussentijdse verkoop kunnen koersrisico’s worden gelopen. Wanneer deze waarden tot het einde van hun looptijd worden aangehouden zal minimaal de nominale waarde worden uitgekeerd.
Garantieproducten zijn beleggingsproducten waarbij de uitgevende (financiële) instelling garandeert dat op de afloopdatum (een bepaald percentage van) de hoofdsom wordt uitgekeerd. Garantieproducten keren vaak minder of geen rente uit en bieden in plaats daarvan bijvoorbeeld een rendement dat gebaseerd is op een aandelenindex (zoals de AEX-index). Garantieproducten waarbij minder dan 100% van de hoofdsom wordt gegarandeerd zijn expliciet niet toegestaan onder de Wet Fido.
Bij garantieproducten is vaak enkel de hoofdsom gegarandeerd. Aangezien de reële waarde (de koopkracht) van de hoofdsom door inflatie kan verminderen, verdient het de aanbeveling om bij een langere looptijd naast een hoofdsomgarantie een minimaal rendement (bijv. ter hoogte van het inflatieniveau) te eisen.
Voor uitzettingen uit hoofde van de publieke taak van de gemeente worden in dit financieringsstatuut geen richtlijnen met betrekking tot producten opgenomen. Van belang is dat de gemeenteraad bepaalt dat de betreffende uitzetting tot de “publieke taak” van de gemeente behoort. In dit kader is het bijvoorbeeld mogelijk dat uitzettingen in de vorm van aandelen tot de publieke taak behoren.
Koersrisico’s kunnen nooit volledig worden uitgesloten. Als de organisatie in een vastrentend product heeft belegd maar – wegens wijziging in de liquiditeitenplanning – voor de afloopdatum deze uitzetting moet verkopen, dan wordt niet 100% van de hoofdsom terugbetaald, maar de huidige waarde van de uitzetting afhankelijk van de rente en resterende looptijd. Om deze koersrisico’s zoveel mogelijk te beperken stemt de gemeente de looptijd van de uitzetting af met de liquiditeitenplanning.
Ter beperking van kredietrisico’s zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente middelen uitzet / belegt.
Een (credit-) rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt verschaft door gerenommeerde rating “agencies” zoals Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch IBCA. De hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard & Poor’s en Fitch IBCA weergegeven met AAA, gevolgd door AA en A. Moody’s kwalificeert van hoog naar laag Aaa, Aa en A. Daarnaast kent men kwalificaties met letters B, C en D. Een A-rating staat voor “zeer kredietwaardig”.
De uitvoeringsregeling RUDDO kende al een landenbeperking. Decentrale overheden mochten alleen uitzettingen doen bij financiële instellingen die gevestigd zijn in landen die behoren tot de Europese Economische Ruimte (EER), bestaande uit de EU plus Noorwegen, IJsland en Liechtenstein. De RUDDO maakte geen onderscheid naar kredietwaardigheid van landen waar de financiële instellingen gevestigd zijn. Conform het beleid van de Nederlandse staat, introduceert de RUDDO nu een minimale credit rating voor het land van vestiging van de financiële onderneming. De huidige geografische landenbeperking wordt derhalve aangevuld met een minimale credit-landenrating van AA, toegekend door minimaal twee van de drie gerenommeerde ratingbureaus (Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch).
Differentiatie looptijd: De nieuwe ratingvereisten maken onderscheid tussen korte uitzettingen en uitzettingen voor langere tijd. Omdat risico’s toenemen naarmate uitzettingen langer uitstaan, is voor langer uitzetten een hogere rating vereist.
Zie artikel 6 lid 1, tweede gedachtestreepje en lid 2.
Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een “solvabiliteitsvrije status”) is een status die door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat (bijv. De Nederlandsche Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling binnen het EMU-gebied. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend schuldpapier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan schuldpapier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in schuldpapier waaraan een overheidsgarantie is verbonden (zoals door het WSW geborgde leningen van woningcorporaties).
De Wet Fido stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij het verstrekken van leningen of garanties aan derden in het kader van de publieke taak. Omdat de gemeenteraad de publieke taak bepaalt, worden leningen of garanties uitsluitend verstrekt aan door de gemeenteraad goedgekeurde partijen. Teneinde de kredietrisico’s te verkleinen worden zoveel mogelijk zekerheden of garanties verlangd van de debiteuren.
Verkapt bankieren (‘near banking’) inperken: Het is niet toegestaan om te lenen met het enkele doel de middelen tegen een hoger rendement uit te zetten.
Als alternatief voor het aanhouden van overtollige middelen in de schatkist kunnen decentrale overheden ervoor kiezen deze middelen in te zetten om schulden af te lossen of om aan elkaar leningen te verstrekken (los van de hiervoor besproken publieke taak). Voor dergelijke onderlinge kredietverlening geldt wel de voorwaarde dat er geen (verticale) toezichtrelatie mag bestaan tussen de betrokken decentrale overheden. Dat betekent bijvoorbeeld dat een provincie niet mag uitlenen aan gemeenten en waterschappen in de eigen provincie (en omgekeerd), maar dat een gemeente wel middelen mag verstrekken aan een andere gemeente
Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.
Er is gekozen voor opstelling van een globale liquiditeitenplanning. In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning beperkt mogelijk. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden mogelijke financiële gevolgen.
De voorspellende waarde van een liquiditeitenplanning is hierdoor beperkt. De reguliere exploitatiestromen kunnen weliswaar goed in beeld worden gebracht. Hierbij kan men stellen dat lopende uitgaven gedekt worden uit lopende inkomsten. Hierop een liquiditeitenplanning maken is dan ook weinig zinvol. De moeilijkheid van een liquiditeitenplanning doet zich meer voor bij de investeringen. Investeringen zijn veelal afhankelijk van nog te nemen besluitvorming en in veel gevallen ook nog afhankelijk van derden. Dit bemoeilijkt de inschatting van feitelijke uitgaven voor investeringen.
Ten aanzien van de te verwachten inkomsten uit bijvoorbeeld grondverkopen blijkt het maken van een inschatting door nog meer onzekerheden te zijn omgeven.
Dit betreft een ongewijzigde voortzetting van het beleid.
Het aantrekken van gelden met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet Fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet Fido) nadrukkelijk niet toegestaan.
Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd. Daarnaast worden projectfinancieringen aangetrokken, indien het van belang is dat de rente wordt doorberekend aan het project. Dit kan ook noodzakelijk zijn uit fiscaal oogpunt, als in het kader van de vennootschapsbelasting moet worden aangetoond met welk rentepercentage is gerekend.
Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld. Een Medium Term Note (MTN) is een verhandelbare schuldbekentenis aan toonder, met een minimumlooptijd van twee jaar en een minimum- omvang van nominaal € 500.000. Deze maakt onderdeel uit van een medium term note programma.
Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een beter beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt. De offertes moeten in het kader van de rechtmatigheid, schriftelijk te worden vastgelegd.
Uitzetting betreft het uitzetten van middelen (uit hoofde van financiering) voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 3 tot en met 8) is gedefinieerd op welke wijze de gemeente het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt. In dit artikel worden aanvullende richtlijnen met betrekking tot uitzettingen geformuleerd.
Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van uitzettingen te waarborgen, voor bijv. het ontvangen rentepercentage, de hoogte van transactiekosten etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een beter beeld heeft van de alsdan gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt. De offertes moeten in het kader van de rechtmatigheid, schriftelijk te worden vastgelegd.
Op het gebied van relatiebeheer beoogt de financieringsfunctie het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten. Teneinde structuur aan te brengen in de momenten waarop de beoordeling van bankrelaties plaats heeft, is opgenomen dat deze beoordeling minimaal eens in de 4 jaar plaats moet hebben.
Tussenpersonen hebben een intermediairsfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente voor tussenpersonen als eis dat zij onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.
Geldstromenbeheer omvat met name het zorg dragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op bepaalde verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (c.q. middelen aan haar uitzettingen-portefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.
Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat er geen kosten hoeven te worden gemaakt om gelden tussen verschillende banken over te boeken.
Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente. Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt opgenomen in een rente-compensatie-circuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.
In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vast rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant.
Bij de financieringsfunctie zijn veel personen en organen betrokken. Het statuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een transparante functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.
Ten aanzien van de financieringsfunctie kan grofweg gesteld worden dat de gemeente zich richt op de beleidsmatige taken en het SC MER op de beheersmatige taken.
De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente en het SC MER betrokken zijn bij de financieringsactiviteiten zijn in artikel 15 respectievelijk artikel 16 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden moeten worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.
De eindverantwoordelijkheid voor het financieringsbeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse financieringsbeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, wat als voordeel heeft dat er slagvaardiger kan worden geopereerd. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.
De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: operationele informatie (punt 1 en 2), beleidsmatige informatie (punt 3) en verantwoordingsinformatie (punt 4, 5 en 6). Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste voorwaarden voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente.
Budgethouders moeten “incidenteel” informatie verschaffen op de momenten waarop zich significante wijzigingen voordoen in hun verwachtingen omtrent tijdstip of omvang van toekomstige betalingen of ontvangsten (bijv. bij uitstel van een grote investering).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-19378.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.