Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Artikel 8. Inhoud beschikking [Wmo/Jeugdwet]
Als de cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger een formele aanvraag (artikel 5 van de verordening) of een verzoek om een beschikking (artikel 4 lid 2 van de verordening) bij het college indient, moet het college een schriftelijke beschikking opstellen, waartegen de cliënt bezwaar en beroep op grond van de Awb kan indienen.
|
Artikel 8. Inhoud beschikking [Wmo/Jeugdwet]
Als de cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger een formele aanvraag (artikel 5 van de verordening) of een verzoek om een beschikking (artikel 4 lid 2 van de verordening) bij het college indient, moet het college een schriftelijke beschikking opstellen, waartegen de cliënt bezwaar en beroep op grond van de Awb kan indienen.
|
Eerste lid: Uitgangspunt van de Wmo 2015 en de Jeugdwet is dat de cliënt een maatwerkvoorziening in ‘natura’ krijgt. Indien gewenst door de cliënt bestaat echter de mogelijkheid van het toekennen van een pgb.
|
Eerste lid: Uitgangspunt van de Wmo 2015 en de Jeugdwet is dat de cliënt een maatwerkvoorziening in ‘natura’ krijgt. Indien gewenst door de cliënt bestaat echter de mogelijkheid van het toekennen van een pgb.
|
Daarnaast bestaat de mogelijkheid om, waar de verordening dat expliciet toestaat (bijvoorbeeld artikel 7 lid 7 van deze verordening), een maatwerkvoorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming te verstrekken. Deze toevoeging is opgenomen naar aanleiding van de constatering van de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) dat het (ook) onder de Wmo 2015 mogelijk is om een financiële maatwerkvoorziening te verstrekken.2 Het betreft hier nadrukkelijk niet de (financiële) tegemoetkoming in de meerkosten voor personen met een beperking of chronische problemen. Deze is geregeld in artikel 19 van deze verordening. Het betreft ook geen pgb, waarvoor een specifiek regime geldt en waarop de cliënt aanspraak maakt als zijn voorkeur hiernaar uitgaat en de aanvraag aan de vereisten van artikel 2.3.6 van de Wmo 2015 voldoet. De Wmo 2015 verplicht weliswaar niet om specifiek iets te regelen ten aanzien van financiële maatwerkvoorzieningen. Toch is er voor gekozen, om de inzet van financiële maatwerkvoorzieningen te beperken tot die gevallen waar ze een duidelijke meerwaarde hebben of waar geen alternatief in natura voorhanden is.
|
Daarnaast bestaat de mogelijkheid om, waar de verordening dat expliciet toestaat (bijvoorbeeld artikel 7 lid 7 van deze verordening), een maatwerkvoorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming te verstrekken. Deze toevoeging is opgenomen naar aanleiding van de constatering van de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) dat het (ook) onder de Wmo 2015 mogelijk is om een financiële maatwerkvoorziening te verstrekken.2 Het betreft hier nadrukkelijk niet de (financiële) tegemoetkoming in de meerkosten voor personen met een beperking of chronische problemen. Deze is geregeld in artikel 19a van deze verordening. Het betreft ook geen pgb, waarvoor een specifiek regime geldt en waarop de cliënt aanspraak maakt als zijn voorkeur hiernaar uitgaat en de aanvraag aan de vereisten van artikel 2.3.6 van de Wmo 2015 voldoet. De Wmo 2015 verplicht weliswaar niet om specifiek iets te regelen ten aanzien van financiële maatwerkvoorzieningen. Toch is er voor gekozen, om de inzet van financiële maatwerkvoorzieningen te beperken tot die gevallen waar ze een duidelijke meerwaarde hebben of waar geen alternatief in natura voorhanden is.
|
Met ‘financiële maatwerkvoorziening’ wordt op zichzelf overigens geen inhoudelijke kwalificatie gegeven, het betreft een verstrekkingswijze (in zekere zin de 3e variant, naast in natura en als pgb). Wel geldt – net als bij alle maatwerkvoorzieningen – dat de (financiële) maatwerkvoorziening ‘een passende bijdrage moet leveren aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven’. Het gaat in dit geval om een forfaitaire, niet noodzakelijk kostendekkende tegemoetkoming. Deze mag echter niet zo ver afstaan van de werkelijke kosten van de compenserende maatregel dat deze geen passende bijdrage meer levert aan het verminderen of wegnemen van de beperkingen. Dan kan deze namelijk niet gelden als maatwerkvoorziening.
|
Met ‘financiële maatwerkvoorziening’ wordt op zichzelf overigens geen inhoudelijke kwalificatie gegeven, het betreft een verstrekkingswijze (in zekere zin de 3e variant, naast in natura en als pgb). Wel geldt – net als bij alle maatwerkvoorzieningen – dat de (financiële) maatwerkvoorziening ‘een passende bijdrage moet leveren aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven’. Het gaat in dit geval om een forfaitaire, niet noodzakelijk kostendekkende tegemoetkoming. Deze mag echter niet zo ver afstaan van de werkelijke kosten van de compenserende maatregel dat deze geen passende bijdrage meer levert aan het verminderen of wegnemen van de beperkingen. Dan kan deze namelijk niet gelden als maatwerkvoorziening.
|
Tweede en derde lid: Tweede lid, onder a, en derde lid, onder a: het beoogde resultaat is bijvoorbeeld ‘mobiliteit’ en niet ‘een scootmobiel’.
|
Tweede en derde lid: Tweede lid, onder a, en derde lid, onder a: het beoogde resultaat is bijvoorbeeld ‘mobiliteit’ en niet ‘een scootmobiel’.
|
Tweede lid, onder b, en derde lid, onder d: onder ‘duur’ valt ook de termijn waarop een voorziening technisch is afgeschreven.
|
Tweede lid, onder b, en derde lid, onder d: onder ‘duur’ valt ook de termijn waarop een voorziening technisch is afgeschreven.
|