Wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Maasgouw 2020

De raad van de gemeente Maasgouw,

 

gelet op artikel 2.1.7. van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

 

Gelezen het voorstel van ​burgemeester en wethouders van gemeente Maasgouw van 9 januari 2024

 

B E S L U I T :

 

De Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Maasgouw 2020 als volgt te wijzigen:

 

I. De Verordening wordt als volgt gewijzigd:

 

A. Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 20. Betrekken van ingezetenen bij het beleid [Wmo/Jeugdwet]

  • 1.

    Het college stelt ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, kunnen deelnemen aan periodiek overleg. Zij kunnen daarbij onderwerpen voor de agenda aanmelden en het college zorgt ervoor dat zij de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie krijgen.

  • 3.

    Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van lid 1 en 2 van dit artikel.

Artikel 20. Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen

  • 1.

    Het college kan op aanvraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.

  • 2.

    Het college stelt nadere regels op ter uitvoering van het bepaalde in lid 1 van dit artikel.

 

B. Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 21. Evaluatie [Wmo/Jeugdwet]

Het gemeentebestuur evalueert zodra nodig het gevoerde beleid. Als de evaluatie daartoe aanleiding geeft leidt dit tot aanpassing van het beleid. Het college stuurt hiervoor aan de gemeenteraad periodiek een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleidskader en de verordening in de praktijk.

Artikel 21. Betrekken van ingezetenen bij het beleid [Wmo/Jeugdwet]

  • 1.

    Het college stelt ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, kunnen deelnemen aan periodiek overleg. Zij kunnen daarbij onderwerpen voor de agenda aanmelden en het college zorgt ervoor dat zij de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie krijgen.

  • 3.

    Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van lid 1 en 2 van dit artikel.

 

C. Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 22. Hardheidsclausule [Wmo/Jeugdwet]

  • 1.

    Het college kan in bijzondere gevallen in het voordeel van de cliënt afwijken van de bepalingen in deze verordening als door toepassing ervan de cliënt duidelijk onevenredig benadeeld wordt.

  • 2.

    In gevallen waarover in deze verordening voor de uitvoering niets is geregeld, beslist het college.

Artikel 22. Evaluatie [Wmo/Jeugdwet]

Het gemeentebestuur evalueert zodra nodig het gevoerde beleid. Als de evaluatie daartoe aanleiding geeft leidt dit tot aanpassing van het beleid. Het college stuurt hiervoor aan de gemeenteraad periodiek een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleidskader en de verordening in de praktijk.

 

D. Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 23. Overgangsrecht [Wmo/Jeugdwet]

  • 1.

    De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasgouw 2015 en de Verordening jeugdhulp gemeente Maasgouw 2018 worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2020.

  • 2.

    Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasgouw 2015 of de Verordening jeugdhulp gemeente Maasgouw 2018, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken, dan wel de periode waarvoor deze voorziening is verstrekt is geëindigd.

  • 3.

    Een cliënt die volgens lid 2 van dit artikel recht houdt op een voorziening in de vorm van pgb, behoudt ook het recht op de hoogte van het daarbij behorende pgb. Voor zover het daarbij gaat om een pgb op grond van artikel 9 lid 4 sub a, onderdelen 4 of 5 van deze verordening, wordt de hoogte van het pgb pas aangepast wanneer het wettelijk minimumloon gelijk is aan de hoogte van het betreffende pgb.

  • 4.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasgouw 2015 of de Verordening jeugdhulp gemeente Maasgouw 2018 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Maasgouw 2020.

  • 5.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasgouw 2015 of de Verordening jeugdhulp gemeente Maasgouw 2018, wordt beslist op grond van die verordening.

  • 6.

    Voorzieningen verstrekt op grond van voorgaande verordeningen kunnen op grond van deze verordening worden beëindigd, herzien, ingetrokken en/of teruggevorderd.

Artikel 23. Hardheidsclausule [Wmo/Jeugdwet]

  • 1.

    Het college kan in bijzondere gevallen in het voordeel van de cliënt afwijken van de bepalingen in deze verordening als door toepassing ervan de cliënt duidelijk onevenredig benadeeld wordt.

  • 2.

    In gevallen waarover in deze verordening voor de uitvoering niets is geregeld, beslist het college.

 

E. Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 24. Inwerkingtreding en citeertitel [Wmo/Jeugdwet]

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2020.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Maasgouw 2020.

Artikel 24. Overgangsrecht [Wmo/Jeugdwet]

  • 1.

    De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasgouw 2015 en de Verordening jeugdhulp gemeente Maasgouw 2018 worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2020.

  • 2.

    Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasgouw 2015 of de Verordening jeugdhulp gemeente Maasgouw 2018, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken, dan wel de periode waarvoor deze voorziening is verstrekt is geëindigd.

  • 3.

    Een cliënt die volgens lid 2 van dit artikel recht houdt op een voorziening in de vorm van pgb, behoudt ook het recht op de hoogte van het daarbij behorende pgb. Voor zover het daarbij gaat om een pgb op grond van artikel 9 lid 4 sub a, onderdelen 4 of 5 van deze verordening, wordt de hoogte van het pgb pas aangepast wanneer het wettelijk minimumloon gelijk is aan de hoogte van het betreffende pgb.

  • 4.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasgouw 2015 of de Verordening jeugdhulp gemeente Maasgouw 2018 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Maasgouw 2020.

  • 5.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasgouw 2015 of de Verordening jeugdhulp gemeente Maasgouw 2018, wordt beslist op grond van die verordening.

  • 6.

    Voorzieningen verstrekt op grond van voorgaande verordeningen kunnen op grond van deze verordening worden beëindigd, herzien, ingetrokken en/of teruggevorderd.

 

F. Artikel 25 wordt toegevoegd

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 25. Inwerkingtreding en citeertitel [Wmo/Jeugdwet]

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2024.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Maasgouw 2020, eerste wijziging.

 

G. Toelichting artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 8. Inhoud beschikking[Wmo/Jeugdwet]

Als de cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger een formele aanvraag (artikel 5 van de verordening) of een verzoek om een beschikking (artikel 4 lid 2 van de verordening) bij het college indient, moet het college een schriftelijke beschikking opstellen, waartegen de cliënt bezwaar en beroep op grond van de Awb kan indienen.

 

Eerste lid: Uitgangspunt van de Wmo 2015 en de Jeugdwet is dat de cliënt een maatwerkvoorziening in ‘natura’ krijgt. Indien gewenst door de cliënt bestaat echter de mogelijkheid van het toekennen van een pgb.

 

Daarnaast bestaat de mogelijkheid om, waar de verordening dat expliciet toestaat (bijvoorbeeld artikel 7 lid 7 van deze verordening), een maatwerkvoorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming te verstrekken. Deze toevoeging is opgenomen naar aanleiding van de constatering van de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) dat het (ook) onder de Wmo 2015 mogelijk is om een financiële maatwerkvoorziening te verstrekken. 2 Het betreft hier nadrukkelijk niet de (financiële) tegemoetkoming in de meerkosten voor personen met een beperking of chronische problemen. Deze is geregeld in artikel 19 van deze verordening. Het betreft ook geen pgb, waarvoor een specifiek regime geldt en waarop de cliënt aanspraak maakt als zijn voorkeur hiernaar uitgaat en de aanvraag aan de vereisten van artikel 2.3.6 van de Wmo 2015 voldoet. De Wmo 2015 verplicht weliswaar niet om specifiek iets te regelen ten aanzien van financiële maatwerkvoorzieningen. Toch is er voor gekozen, om de inzet van financiële maatwerkvoorzieningen te beperken tot die gevallen waar ze een duidelijke meerwaarde hebben of waar geen alternatief in natura voorhanden is.

 

Met ‘financiële maatwerkvoorziening’ wordt op zichzelf overigens geen inhoudelijke kwalificatie gegeven, het betreft een verstrekkingswijze (in zekere zin de 3e variant, naast in natura en als pgb). Wel geldt – net als bij alle maatwerkvoorzieningen – dat de (financiële) maatwerkvoorziening ‘een passende bijdrage moet leveren aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven’. Het gaat in dit geval om een forfaitaire, niet noodzakelijk kostendekkende tegemoetkoming. Deze mag echter niet zo ver afstaan van de werkelijke kosten van de compenserende maatregel dat deze geen passende bijdrage meer levert aan het verminderen of wegnemen van de beperkingen. Dan kan deze namelijk niet gelden als maatwerkvoorziening.

 

Tweede en derde lid: Tweede lid, onder a, en derde lid, onder a: het beoogde resultaat is bijvoorbeeld ‘mobiliteit’ en niet ‘een scootmobiel’.

 

Tweede lid, onder b, en derde lid, onder d: onder ‘duur’ valt ook de termijn waarop een voorziening technisch is afgeschreven.

Artikel 8. Inhoud beschikking[Wmo/Jeugdwet]

Als de cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger een formele aanvraag (artikel 5 van de verordening) of een verzoek om een beschikking (artikel 4 lid 2 van de verordening) bij het college indient, moet het college een schriftelijke beschikking opstellen, waartegen de cliënt bezwaar en beroep op grond van de Awb kan indienen.

 

Eerste lid: Uitgangspunt van de Wmo 2015 en de Jeugdwet is dat de cliënt een maatwerkvoorziening in ‘natura’ krijgt. Indien gewenst door de cliënt bestaat echter de mogelijkheid van het toekennen van een pgb.

 

Daarnaast bestaat de mogelijkheid om, waar de verordening dat expliciet toestaat (bijvoorbeeld artikel 7 lid 7 van deze verordening), een maatwerkvoorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming te verstrekken. Deze toevoeging is opgenomen naar aanleiding van de constatering van de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) dat het (ook) onder de Wmo 2015 mogelijk is om een financiële maatwerkvoorziening te verstrekken. 2 Het betreft hier nadrukkelijk niet de (financiële) tegemoetkoming in de meerkosten voor personen met een beperking of chronische problemen. Deze is geregeld in artikel 20 van deze verordening. Het betreft ook geen pgb, waarvoor een specifiek regime geldt en waarop de cliënt aanspraak maakt als zijn voorkeur hiernaar uitgaat en de aanvraag aan de vereisten van artikel 2.3.6 van de Wmo 2015 voldoet. De Wmo 2015 verplicht weliswaar niet om specifiek iets te regelen ten aanzien van financiële maatwerkvoorzieningen. Toch is er voor gekozen, om de inzet van financiële maatwerkvoorzieningen te beperken tot die gevallen waar ze een duidelijke meerwaarde hebben of waar geen alternatief in natura voorhanden is.

 

Met ‘financiële maatwerkvoorziening’ wordt op zichzelf overigens geen inhoudelijke kwalificatie gegeven, het betreft een verstrekkingswijze (in zekere zin de 3e variant, naast in natura en als pgb). Wel geldt – net als bij alle maatwerkvoorzieningen – dat de (financiële) maatwerkvoorziening ‘een passende bijdrage moet leveren aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven’. Het gaat in dit geval om een forfaitaire, niet noodzakelijk kostendekkende tegemoetkoming. Deze mag echter niet zo ver afstaan van de werkelijke kosten van de compenserende maatregel dat deze geen passende bijdrage meer levert aan het verminderen of wegnemen van de beperkingen. Dan kan deze namelijk niet gelden als maatwerkvoorziening.

 

Tweede en derde lid: Tweede lid, onder a, en derde lid, onder a: het beoogde resultaat is bijvoorbeeld ‘mobiliteit’ en niet ‘een scootmobiel’.

 

Tweede lid, onder b, en derde lid, onder d: onder ‘duur’ valt ook de termijn waarop een voorziening technisch is afgeschreven.

 

H. Toelichting artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 20. Betrekken van ingezetenen bij het beleid [Wmo/Jeugdwet]

Deze bepaling geeft uitvoering aan de verplichting in artikel 2.1.3, derde lid, van de Wmo 2015 en 2.10 van de Jeugdwet om in de verordening te bepalen op welke manier ingezetenen worden betrokken bij de uitvoering van beide wetten. Met het derde lid wordt het aan het college overgelaten om de exacte invulling van de medezeggenschap vorm te geven.

 

Artikel 20. Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen

Deze bepaling betreft een uitwerking van artikel 2.1.7 van de Wmo 2015. Daarin is opgenomen dat bij verordening kan worden bepaald dat door het college aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming wordt verstrekt ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.

 

De tegemoetkoming kan op aanvraag worden verstrekt. Deze beslissing op een dergelijke aanvraag is een beschikking. De bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn hierop van toepassing.

 

Het is aan het college om nadere invulling te geven aan de regeling voor de tegemoetkoming in de meerkosten.

 

I. Toelichting artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 21. Evaluatie[Wmo/Jeugdwet]

Spreekt voor zich, behoeft geen toelichting.

Artikel 21. Betrekken van ingezetenen bij het beleid [Wmo/Jeugdwet]

Deze bepaling geeft uitvoering aan de verplichting in artikel 2.1.3, derde lid, van de Wmo 2015 en 2.10 van de Jeugdwet om in de verordening te bepalen op welke manier ingezetenen worden betrokken bij de uitvoering van beide wetten.

 

Met het derde lid wordt het aan het college overgelaten om de exacte invulling van de medezeggenschap vorm te geven.

 

J. Toelichting artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 22. Hardheidsclausule[Wmo/Jeugdwet]

Eerste lid

Het gebruik van de hardheidsclausule is een uitzondering en geen regel. Het college moet in voorkomend geval dan ook duidelijk aangeven (motiveren) waarom zij in een bepaalde situatie van deze verordening afwijkt.

 

Tweede lid

Het college heeft op grond van deze bepaling de bevoegdheid om in onvoorziene omstandigheden besluiten te kunnen nemen.

Artikel 22. Evaluatie[Wmo/Jeugdwet]

Spreekt voor zich, behoeft geen toelichting.

 

K. Toelichting artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 23. Overgangsrecht[Wmo/Jeugdwet]

In dit artikel is het overgangsrecht geregeld.

 

Tweede lid

In het tweede lid is vastgelegd dat bestaande rechten en plichten doorlopen, totdat een nieuwe beoordeling heeft plaatsgevonden en het college een nieuw besluit heeft genomen.

 

Derde lid

Het derde lid regelt dat wanneer het recht op de lopende voorziening op grond van het tweede lid doorloopt, ook het recht op de hoogte van het pgb gedurende die periode doorloopt. Hiermee wordt voorkomen dat een cliënt door de inwerkingtreding van deze verordening een lager pgb gaat ontvangen voor een lopende voorziening. Pas bij een nieuw toekenningsbesluit wordt het pgb dan naar beneden bijgesteld.

 

Uitzondering hierop vormt een lopende voorziening in de vorm van een pgb voor een niet-professional in loondienst of naaste familie. De hoogte van het pgb wordt in dat geval gehandhaafd tot het moment waarop het wettelijk minimumloon op gelijk niveau is, ongeacht of het college in de tussentijd een nieuw toekenningsbesluit neemt. Uiteraard gaat het daarbij wel om toekenning van dezelfde maatwerkvoorziening.

 

Vierde lid

Dit lid regelt dat aanvragen waarop het college nog niet heeft beslist op het moment dat deze verordening in werking treedt, beoordeeld worden op grond van deze verordening.

 

Zesde lid

Deze bepaling biedt de grondslag om voorzieningen, die toegekend zijn op basis van voorgaande verordeningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp, op grond van deze verordening te beëindigen, herzien, in te trekken of terug te vorderen. Een dergelijke bepaling is noodzakelijk omdat de voorgaande verordeningen zijn/worden ingetrokken en daarmee niet meer gelden.

Artikel 23. Hardheidsclausule[Wmo/Jeugdwet]

Eerste lid

Het gebruik van de hardheidsclausule is een uitzondering en geen regel. Het college moet in voorkomend geval dan ook duidelijk aangeven (motiveren) waarom zij in een bepaalde situatie van deze verordening afwijkt.

 

Tweede lid

Het college heeft op grond van deze bepaling de bevoegdheid om in onvoorziene omstandigheden besluiten te kunnen nemen.

 

L. Toelichting artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 24. Inwerkingtreding en citeertitel[Wmo/Jeugdwet]

Spreekt voor zich, behoeft geen toelichting.

Artikel 24. Overgangsrecht[Wmo/Jeugdwet]

In dit artikel is het overgangsrecht geregeld.

 

Tweede lid

In het tweede lid is vastgelegd dat bestaande rechten en plichten doorlopen, totdat een nieuwe beoordeling heeft plaatsgevonden en het college een nieuw besluit heeft genomen.

 

Derde l i d

Het derde lid regelt dat wanneer het recht op de lopende voorziening op grond van het tweede lid doorloopt, ook het recht op de hoogte van het pgb gedurende die periode doorloopt. Hiermee wordt voorkomen dat een cliënt door de inwerkingtreding van deze verordening een lager pgb gaat ontvangen voor een lopende voorziening. Pas bij een nieuw toekenningsbesluit wordt het pgb dan naar beneden bijgesteld.

 

Uitzondering hierop vormt een lopende voorziening in de vorm van een pgb voor een niet-professional in loondienst of naaste familie. De hoogte van het pgb wordt in dat geval gehandhaafd tot het moment waarop het wettelijk minimumloon op gelijk niveau is, ongeacht of het college in de tussentijd een nieuw toekenningsbesluit neemt. Uiteraard gaat het daarbij wel om toekenning van dezelfde maatwerkvoorziening.

 

Vierde lid

Dit lid regelt dat aanvragen waarop het college nog niet heeft beslist op het moment dat deze verordening in werking treedt, beoordeeld worden op grond van deze verordening.

 

Zesde lid

Deze bepaling biedt de grondslag om voorzieningen, die toegekend zijn op basis van voorgaande verordeningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp, op grond van deze verordening te beëindigen, herzien, in te trekken of terug te vorderen. Een dergelijke bepaling is noodzakelijk omdat de voorgaande verordeningen zijn/worden ingetrokken en daarmee niet meer gelden.

 

L. Toelichting artikel 25 wordt toegevoegd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 24. Inwerkingtreding en citeertitel[Wmo/Jeugdwet]

Spreekt voor zich, behoeft geen toelichting.

 

  • I.

    Deze wijzigingsverordening treedt in werking op de dag na bekendmaking en heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2024.

  • II.

    Deze wijzigingsverordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Maasgouw 2020, eerste wijziging

     

    [Onderdeel 3 bevat een kennelijke verschrijving, hier wordt bedoeld: Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Maasgouw 2020, vierde wijziging].

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Maasgouw,

d.d. 05 maart 2024​.

De raad voornoemd;

De griffier,

G.H. Bakkes

De voorzitter,

D.W.J. Schneider

Naar boven