Besluit tot wijziging van de Modulaire Gemeenschappelijke Regeling sociaal domein centraal Gelderland

De colleges van burgemeesters en wethouders van de gemeenten Arnhem, Doesburg, Duiven, Lingewaard, Overbetuwe, Renkum, Rheden, Rozendaal, Westervoort, Wageningen en Zevenaar hierna te noemen de deelnemers;

Overwegen het volgende:

 

  • in het sociaal domein is op uitvoerend niveau samenwerking tussen de gemeenten in de regio geboden;

  • met een modulair in te vullen gemeenschappelijke regeling wordt meer samenhang en doelmatigheid in de samenwerking tussen de gemeenten in de regio gerealiseerd;

  • aan de gemeenschappelijke regeling kunnen samenwerkingsmodules worden toegevoegd;

  • gemeenten bepalen zelf of zij aan een samenwerkingsmodule deelnemen;

 

Gelet op de noodzaak te voldoen aan de gewijzigde Wet gemeenschappelijke regelingen die per 1 juli 2022 in werking is getreden;

 

Gelet op de wens om het steunpunt SROI toe te voegen als submodule aan de samenwerkingsmodule WSP;

 

Gelet op het wetsvoorstel de Wet verbetering beschikbaarheid zorg voor jeugdigen;

 

Gelet op de wens om het faciliteren van het regionale overleg, de regionale beleidsondersteuning en het faciliteren van de uitvoering van regionale projecten onder te brengen bij de MGR.

Artikel I:

 

De Modulaire Gemeenschappelijke Regeling sociaal domein centraal Gelderland wordt als volgt gewijzigd.

 

A Definities

 

Art. 1 lid l wordt gewijzigd en luidt:

 

  • I.

    Programmaplan, een jaarlijks plan waarin de activiteiten van het samenwerkingsverband worden aangegeven, met daarbij een overzicht van de benodigde financiële en personele middelen;

 

Art. 1 lid m vervalt

 

B Algemeen Bestuur

 

Art. 9 lid 2 en lid 3a worden gewijzigd en luiden:

 

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan besluiten tot het wijzigen van de submodules en tot het vaststellen van het programmaplan

  • 3.

     

  • a.

    het vaststellen van het programmaplan;

  •  

Art. 11 lid 4 a wordt gewijzigd en luidt:

 

  • a.

    Het programmaplan;

 

C Informatieplicht

 

Artikel 20 kop en lid 2 worden gewijzigd en komen als volgt te luiden

 

Artikel 20 informatieplicht van het dagelijks bestuur, algemeen bestuur, bestuurscommissies en de voorzitter ten opzichte van raden

 

  • 2.

    Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, bestuurscommissies en de voorzitter geven tenminste tweemaal per kalenderjaar informatie aan de raden over de uitgevoerde activiteiten van het samenwerkingsverband door middel van fysieke of digitale bijeenkomsten en/of nieuwsbrieven.

 

D Evaluatie van de regeling

 

Hoofdstuk 7a Evaluatie wordt toegevoegd

 

Artikel 21a wordt toegevoegd en luidt:

 

Artikel 21a Evaluatie van de regeling

 

In het jaar voorafgaande aan de landelijke gemeenteraadsverkiezingen evalueert het algemeen bestuur de regeling op nader door het algemeen bestuur vast te stellen onderwerpen.

 

E Het programmaplan

 

Artikel 24 vervalt

 

Artikel 25 wordt gewijzigd en luidt als volgt.

 

Artikel 25 Programmaplan

 

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt voor ieder jaar een programmaplan vast, waarin de activiteiten van het samenwerkingsverband worden aangegeven. Het programmaplan bevat voorts in ieder geval een overzicht van de voor de verwezenlijking van de activiteiten benodigde financiële en personele middelen.

  • 2.

    De totstandkoming van het programmaplan geschiedt op een overeenkomstige wijze als in artikel 27, eerste tot en met vijfde lid, van deze regeling, voor de begroting is aangegeven.

  • 3.

    Het programmaplan komt tot stand met inachtneming van inhoudelijke voorbereiding van de bestuurscommissies en adviescommissies.

 

F Burgerparticipatie

Hoofdstuk 9a Burgerparticipatie wordt toegevoegd.

 

Art. 26 wordt gewijzigd en luidt:

 

Het algemeen bestuur stelt een participatieprotocol vast waarin is geregeld de wijze waarop ingezetenen van de deelnemende gemeenten en belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid op grond van deze regeling betrokken worden .Daarbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij bestaande vormen van burgerparticipatie van deelnemende gemeenten en/of klantenonderzoek die het openbare lichaam houdt.

 

G Financiële bepalingen

 

Artikel 27 lid 5 worden de lden 1, 4, 5 en 7 gewjzigd, lid 5 toegevoegd en lid 5 wordt doorgenummerd naar lid 6 en de nieuwe en gewijzigde artikelen luiden als volgt:

 

  • 1.

    Indien het algemeen bestuur voor de samenwerkingsmodule een bestuurscommissie of adviescommissie heeft ingesteld, dan zendt de bestuurscommissie of adviescommissies van de samenwerkingsmodule voor 1 maart een ontwerpbegroting van de samenwerkingsmodule voor het komende kalenderjaar, vergezeld van een toelichting, toe aan het dagelijks bestuur van de MGR.

  • 4.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen binnen twaalf weken bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur stuurt haar reactienota op de zienswijzen naar de raden, voordat het algemeen bestuur de begroting vaststelt.

  • 6.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting vast vóór 15 september in het jaar, voorafgaande aan dat jaar, waarvoor de begroting dient.

  • 8.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, maar in ieder geval vóór 15 september aan Gedeputeerde Staten.

 

Artikel 29 lid 6 wordt gewijzigd en luidt:

 

  • 6. De kosten worden verdeeld over de deelnemende gemeenten volgens de kostenverdeelsleutel, zoals bedoeld in bijlage 1, artikel 6, bijlage 2, artikel 6 en bijlage 3 artikel 6, bijlage 4 artikel 7 en bijlage 5 artikel 6 en bijlage 6 artikel 5 van deze regeling.

 

H Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

 

Aan art. 31 wordt lid 2 toegevoegd en luidt als volgt:

 

  • 2.

    Het algemeen bestuur zendt het ontwerp van de wijziging van de regeling door toetreding van een nieuwe deelnemer toe aan de colleges van de deelnemende gemeenten voor het geven van een zienswijze door de raden.

 

Art. 31 lid 2 en 3 nummeren door naar respectievelijk lid 3 en 4

 

Art. 32 wordt lid 3 en lid 6 en 7 toegevoegd, lid 4 wordt doorgenummerd naar lid 5 en gewijzigd en luiden als volgt:

  • 3.

    Het algemeen bestuur zendt het ontwerp van de gewijzigde regeling door uittreding van een deelnemer toe aan de colleges van de deelnemende gemeenten voor het geven van een zienswijze door de raden.

  • 5.

    Een deelnemer kan uit de regeling treden onder betaling van een uittreedsom die gelijk is aan maximaal drie maal de bijdrage die een deelnemer op grond van de kostenverdeelsleutel als bedoeld in artikel 28 tweede en derde lid, van deze regeling verschuldigd was aan het samenwerkingsverband. Daarbij wordt uitgegaan van de meest recent vastgestelde begroting op het moment dat de deelnemer het besluit tot uittreding kenbaar heeft gemaakt. De uittreedsom kan contant gemaakt worden en betaald worden bij uittreding. De MGR draagt er zorg voor om de meerkosten gedurende deze periode van maximaal drie jaar zoveel mogelijk te beperken. Indien de werkelijke kosten na deze periode, of zoveel eerder als mogelijk, lager uitvallen dan de maximale uittreedsom, wordt het verschil verrekend met de uittredende deelnemer.

  • 6.

    Het aandeel van de uittredende deelnemer in de bestemmingsreserve wordt in mindering gebracht op de uittreedsom. Dit aandeel wordt berekend conform de kostenverdeelsleutel als bedoeld in artikel 28, tweede en derde lid van de regeling.

  • 7.

    Bij uittreding blijft de uittredende deelnemer maximaal vijf jaar na uittreding aansprakelijk voor het intreden van risico’s voortvloeiende uit de periode dat de betreffende deelnemer deelnam aan de regeling indien en voor zover deze intredende risico’s leiden tot een kostenverhoging voor de basistaken en betrekking hebben op de periode dat de betreffende deelnemer nog deelnemer was.

 

Aan art. 35 wordt lid 3 en 4 toegevoegd, lid 3, 4 en 5 zijn doorgenummerd naar respectievelijk 5, 6 en 7 , Doorgenummerd lid 6 wordt gewijzigd. De toevoeging en wijzigingen luiden:

 

  • 3.

    De vaststellingsovereenkomst voorziet in een vereffening van het vermogen en reeds aangegane verplichtingen van de samenwerkingsmodule door het vaststellen van een beëindigingssom. De beëindigingssom is gelijk aan maximaal drie maal de bijdrage die een deelnemer op grond van de kostenverdeelsleutel als bedoeld in artikel 28 tweede en derde lid, van deze regeling verschuldigd was aan het samenwerkingsverband. Daarbij wordt uitgegaan van de meest recent vastgestelde begroting op het moment dat de deelnemer het besluit tot beëindiging kenbaar heeft gemaakt. De beëindigingssom kan contant gemaakt worden en betaald worden bij beëindiging. De MGR draagt er zorg voor de werkelijke meerkosten gedurende deze periode van maximaal drie jaar zoveel mogelijk te beperken. Indien de werkelijke kosten na deze periode, of zoveel eerder als mogelijk, lager uitvallen dan de maximale beëindigingssom, wordt het verschil verrekend met de deelnemer die deelname aan de samenwerkingsmodule of submodule beëindigd.

  • 4.

    De beëindigingssom wordt verminderd met het aandeel van de betreffende deelnemer van het vermogen op grond van de kostenverdeelsleutel als bedoeld in artikel 28, tweede en derde lid van de regeling.

 

  • 6.

    In de bepalingen als bedoeld in het derde, vierde en vijfde lid wordt indien noodzakelijk opgenomen dat ten behoeve van de vaststelling van de beëindigingskosten een onafhankelijke registeraccountant wordt ingeschakeld. De opdracht daartoe wordt verstrekt door het algemeen bestuur in overleg met de deelnemer die de deelname aan een samenwerkingsmodule dan wel submodule beëindigt.

 

Aan art. 36 wordt een vierde lid toegevoegd die luidt:

 

  • 4.

    Het algemeen bestuur zendt het ontwerp van de regeling toe aan de colleges van de deelnemende gemeenten voor het geven van een zienswijze door de raden.

  •  

Art. 37 lid 3 wordt gewijzigd en lid 5 wordt toegevoegd en luidt:

 

  • 3.

    Het liquidatieplan wordt, nadat de raden hun zienswijze hebben gegeven, door het algemeen bestuur vastgesteld.

  •  

  • 5.

    Het liquidatieplan voorziet ook in een vereffening van het vermogen van het samenwerkingsverband. Daarbij wordt uitgegaan van de kostenverdeelsleutel als bedoeld in artikel 28, tweede en derde lid, van de regeling.

 

Art. 37 lid 5, 6,7 en 8 worden doorgenummerd naar respectievelijk lid 6, 7, 8 en 9

 

I Slotbepalingen

 

Art. 40 vervalt.

 

J Bijlagen

 

Bijlage 1 Samenwerkingsmodule Inkoop Zorg

 

Art. 5 lid 1 wordt gewijzigd en luidt:

 

  • 1.

    Op advies van de bestuurscommissie stelt het algemeen bestuur conform art. 25 en 27 van de regeling jaarlijks in het programmaplan en begroting vast welke taken voor welke submodules worden uitgevoerd.

 

Bijlage 2 Samenwerkingsmodule Regionaal Bureau Leerlingzaken

 

Artikel 6 lid 1 a ii wordt gewijzigd en luidt:

 

  • ii De gemeentelijke bijdragen worden, evenredig verdeeld op basis van leerlingenaantallen (1 fte voor 2.700 leerplichtige leerlingen) en gecorrigeerd naar VSV problematiek;

 

Bijlage 3: Samenwerkingsmodule Werkgeversservicepunt

 

Artikel 3 wordt gewijzigd en luidt:

 

  • a.

    Submodule: de basisdienstverlening van het WSP bestaat uit:

  •  

  •  

  • b.

    Submodule: De dienstverlening van het Steunpunt Social Return On Investment (SROI) bestaat uit :

    • 1.

      het ondersteunen van aan de submodule deelnemende gemeenten bij het vergroten van het draagvlak voor maatschappelijk ondernemen door ondernemers/werkgevers in de arbeidsmarktregio.

    • 2.

      het begeleiden van bedrijven en instellingen die een overeenkomst hebben met een SROI-verplichting met één of meer deelnemers bij de invulling van de SROI-afspraken.

 

In artikel 5 en 6 worden gewijzigd en luiden:

 

Artikel 5 Beëindiging deelname aan een samenwerkingsmodule en submodule

 

Beëindiging van deelname aan de samenwerkingsmodule dan wel submodule kan plaatsvinden door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de voorzitter van samenwerkingsverband met inachtneming van een opzegtermijn van één jaar.

 

Artikel 6 Financiële bijdragen

 

Ten behoeve van de uitvoering van de taken genoemd in artikel 3, worden de kosten die samenhangen met het WSP gezamenlijk gedragen door de aan deze module en/of submodule deelnemende gemeenten. De kosten worden verdeeld op basis van het inwoneraantal per gemeente naar rato van het op 1 januari bepaalde inwonertal van de deelnemende gemeenten op basis van de meest recente CBS-cijfers.

 

Bijlage 4: Samenwerkingsmodule Werkgeverschap SW

 

Art. 6 lid 2 wordt aangevuld met:

De loonlasten van SW medewerkers van deze uittredende deelnemer maken geen onderdeel uit van de uittreedsom, wanneer de SW medewerkers niet langer in dienst zijn van de MGR.

 

Bijlage 5: Samenwerkingsmodule Contractmanagement Inburgeringstrajecten

 

De kop van artikel 3 wordt gewijzigd en luidt:

 

Artikel 3 Doel en taken samenwerkingsmodule contractmanagement inburgeringstrajecten

 

Bij taken wordt toegevoegd:

 

  • inkoop van inburgeringstrajecten;

 

Bijlage 6 wordt toegevoegd en luidt:

 

BIJLAGE 6 Samenwerkingsmodule facilitering overige regionale taken sociaal domein

 

Artikel 1 Begripsbepaling

 

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Facilitering: het organiseren van taken zoals bedoeld in art. 3 van deze bijlage, waaronder het werkgeverschap van de betreffende medewerkers;

  • b.

    Programma: Zorg, Onderwijs of Participatie

  • c.

    Regiosecretariaat: de rol van regiosecretaris en secretariële ondersteuning ten behoeve van het regionaal portefeuilleoverleg en ambtelijk overleg.

  • d.

    Regionale beleidsondersteuning: beleidsondersteuning voor ontwikkeling regionaal beleid op het terrein van het sociaal domein.

  • e.

    Regionale projecten: op sociaal domein gerichte projecten op basis van vraag en behoefte vanuit de gemeente(n) die (nog) niet zijn ondergebracht bij een van de andere samenwerkingsmodules;

  • f.

    Regionaal Portefeuillehouders Overleg: een regionaal overleg van de betreffende portefeuillehouders over een bepaald programma, hierna RPO.

 

 

Artikel 2 Belangen

De samenwerkingsmodule behartigt de belangen van de aan Samenwerkingsmodule facilitering overige regionale taken sociaal domein deelnemende gemeenten op het gebied van facilitering van overige regionale taken zoals benoemd in artikel 3.

 

Artikel 3 Taken samenwerkingsmodule en submodules

  • 1.

    De taken van deze samenwerkingsmodule kunnen bestaan uit:

    • a.

      Faciliteren van het regiosecretariaat ten behoeve van het RPO, de bestuurscommissie en de ambtelijke voorbereiding van deze overleggen in het sociaal domein

    • b.

      Faciliteren van de regionale beleidsondersteuning binnen het sociaal domein

    • c.

      Faciliteren van de uitvoering van op sociaal domein gerichte regionale projecten

    • d.

      Faciliteren van overige taken op basis van verzoeken RPO’s Zorg, Onderwijs of Participatie

1. De taken per programma onder lid1 worden aangemerkt als submodule.

3. Indien de deelnemers binnen het samenwerkingsverband bij ministeriele regeling als jeugdregio wordt ingedeeld als bedoeld in het wetsvoorstel de 'Wet verbetering beschikbaarheid zorg voor jeugdigen' bevat deze submodule de taken zoals in de wet beschreven.

Artikel 4 Keuze en taken

  • 1.

    Het algemeen bestuur bepaalt de kaders waaronder de taken als bedoeld in artikel 3 worden ingebracht of beëindigd.

 

Artikel 5 Financiële bijdragen

De kosten van de uitvoering van deze taken voor een programma worden in de verrekening uitsluitend ten laste gebracht van de aan de deelnemende gemeenten van de betreffende submodule naar rato van het jaarlijks op 1 januari bepaalde inwonertal van de deelnemende gemeenten op basis van de meest recente CBS cijfers.

 

Artikel 6 Beëindiging deelname aan een samenwerkingsmodule dan wel submodule

Beëindiging van deelname aan de samenwerkingsmodule dan wel submodule kan plaatsvinden door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de voorzitter van samenwerkingsverband met inachtneming van een opzegtermijn van twaalf maanden. Voor projecten, waar geen langlopende verplichtingen gelden kan een kortere opzegtermijn worden afgesproken.

 

Artikel 7 Verkoop van diensten

  • a.

    Als de deelnemers instemmen met het onderbrengen van taken als bedoeld in artikel 3, voert het openbaar lichaam met instemming van de deelnemers op verzoek van gemeenten buiten het samenwerkingsgebied deze taken uit. De taken worden uitgevoerd tegen een overeen te komen prijs.

  • b.

    Het samenwerkingsverband kan op niet-commerciële basis diensten verkopen aan derden binnen de kaders van de op grond van deze genoemde taken in artikel 3.

  • c.

    Indien een adviescommissie is ingesteld, dient zij akkoord te gaan met het aangaan van de dienstverlening zoals bedoeld in eerste lid.

 

 

K Toelichting Regeling MGR

 

De toelichting is gewijzigd en heeft de volgende aanvullingen.

 

Algemeen is aangevuld met:

 

Op 1 juli 2022 is de Wet gemeenschappelijke regelingen gewijzigd met als doel de democratische legitimatie en rol van de gemeenteraden te versterken. Daarnaast heeft op 30 maart 2023 het algemeen bestuur van de MGR een voorgenomen besluit genomen om de nieuwe submodule Steunpunt SROI toe te voegen aan de samenwerkingsmodule WSP. Deze ontwikkelingen vragen om een aanpassing van de regeling. Het algemeen bestuur heeft daarom besloten aan de deelnemende gemeenten een gewijzigde regeling voor te leggen waarin de toevoeging van de submodule en de wettelijke wijzigingen zijn aangebracht.

 

Er is een wetsvoorstel Wet verbetering beschikbaarheid zorg voor jeugdigen in voorbereiding. Dit wetsvoorstel vraagt jeugdregio’s met andere jeugdregio’s in een op overeenstemming gericht overleg te zorgen voor bovenregionale afstemming en de organisatie en financiering van de regionale expertteams.

 

Daarnaast hebben deelnemende verzocht de mogelijkheid voor het faciliteren van regionaal bestuurlijk overleg op de programma’s Zorg, Onderwijs en participatie. Dit betreft met name de werkgeversrol naar de medewerkers die werkzaam zijn voor het regionale overleg, en het faciliteren van de afstemming en besluitvorming over regionaal beleid. De MGR zelf blijft beleidsarm. Het beleid op deze programma’s wordt lokaal en/of gezamenlijk regionaal vastgesteld op basis van duidelijke mandaten van colleges.

 

De toelichting bij artikel 11 is het aantal inwoners per 1-1-2022 aangepast en luidt:

 

Artikel 11 Werkwijze en vergaderorde

 

Bij de totstandkoming van het aantal stemmen is rekening gehouden met de volgende inwonersaantallen per 1-1-2022:

Arnhem 163.888

Doesburg 11.036

Duiven 24.946

Lingewaard 46.963

Overbetuwe 48.266

Renkum 31.358

Rheden 43.435

Rozendaal 1.756

Wageningen 39.939

Westervoort 14.944

Zevenaar 44.645

 

De uitkomst van de staffel is dat de leden van het algemeen bestuur per 1 januari 2023 het volgende aantal stemmen hebben

 

De toelichting bij artikel 16 luidt:

 

Artikel 16 Adviescommissies

 

Dit artikel is gebaseerd op artikel 24 en 24a van de wet. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden en samenstelling van deze commissies van advies. Er kunnen eventueel raadsleden in een adviescommissie worden benoemd.

Op basis van samenwerkingsmodule 6 zal het ook mogelijk zijn dat het algemeen bestuur een vaste adviescommissie instelt ten behoeve van het dagelijks bestuur.

Dit is relevant voor de wens van deelnemers om de facilitering van overige regionale taken te kunnen uitvoeren, zoals het faciliteren van het regionale beleidsoverleg en uitvoeren van regionale projecten. (zie bijlage 6). Er kan dan een adviescommissie worden gevormd van bijv. de voorzitter van het RPO, de voorzitter van het ambtelijk overleg en de regiosecretaris om een goede afstemming en aansturing te hebben van de betreffende medewerkers die zich bezig houden met regionaal beleid en/of de uitvoering van regionale projecten. De adviescommissie adviseert het dagelijks bestuur over het programmaplan en begroting voor deze taken.

 

De toelichting bij artikel 20 is aangevuld met:

 

In het kader van de informatievoorziening blijft de MGR jaarlijks in de periode mei raadsinformatiebijeenkomsten houden waarin de documenten die voorliggen voor zienswijze worden besproken en waarbij ontwikkelingen worden gedeeld die relevant zijn voor de uitvoering. Daarnaast worden er twee keer per jaar nieuwsbrieven verzonden om de raden op de hoogte te brengen van relevante ontwikkelingen.

 

De toelichting van art. 21 a evaluatie van de regeling luidt:

 

Hoofdstuk 7a Evaluatie

 

Artikel 21a Evaluatie van de regeling

 

Op grond van artikel 11a, van de wet is een bepaling toegevoegd over de evaluatie van de MGR. Het algemeen bestuur zal iedere periode van vier jaar een evaluatie uitvoeren van de regeling. Dit kan leiden tot aanpassingen. Deze kunnen opgenomen worden in het programmaplan voor het komende jaar en/of leiden tot een wijziging van de regeling die voorgelegd wordt aan raden voor zienswijze.

 

De toelichting van art. 24 is vervallen en van art. 25 luidt:

 

Artikel 24 vervalt

 

Artikel 25 Programmaplan

 

Het algemeen bestuur stelt voor ieder jaar een programmaplan vast, waarin de activiteiten van het samenwerkingsverband worden aangegeven, met daarbij een overzicht van de benodigde financiële en personele middelen.

Het programmaplan komt op een zelfde wijze tot stand als de begroting, zoals vermeld in artikel 27, eerste tot en met het vijfde lid van deze regeling.

Bij het programmaplan van de modules speelt de inhoudelijke voorbereiding van de bestuurscommissies en adviescommissies een belangrijke rol.

 

Hoofdstuk 9a – burgerparticipatie en toelichting van art. 26 luidt:

 

Hoofdstuk 9a Burgerparticipatie

 

Artikel 26 burgerparticipatie

 

De MGR is beleidsarm en kent uitvoeringstaken. In het participatieprotocol bepaalt het algemeen bestuur per module welke vorm van bestaande of nieuwe burgerparticipatie bij de MGR en/of de door de deelnemende gemeenten passend is om te benutten bij het opstellen van het programmaplan. Dit kan jaarlijks wisselen.

 

Toelichting art. 27 is aangevuld met:

 

Het dagelijks bestuur stuurt haar programmaplan en begroting begin april naar de raden voor behandeling. De termijn voor het geven van een zienswijze is verlengd tot 12 weken.

 

Het dagelijks bestuur zal haar reactie op de zienswijze naar de raden sturen, voordat het algemeen bestuur het programmaplan en de begroting vaststelt. Deze moet voor 15 september naar de provincie verzonden worden. Gezien het zomerreces blijven deze termijnen kort en is het voor alle partijen belangrijk zo mogelijk voor de zomer de zienswijze te ontvangen.

 

toelichting art. 31 is aangevuld met:

 

Het toetreden van een deelnemer tot de regeling is een wijziging van de regeling, waaraan in de gewijzigde WGR eisen worden gesteld.

De toelichting van art. 32 is aangevuld met:

 

De gewijzigde WGR stelt strengere eisen aan de afspraken bij uittreding uit de regeling. Deze eisen zijn verwerkt in artikel 32 en 35, en zijn van overeenkomstige toepassing op de kosten van de basistaken. Daarmee creëren we een eenduidige bepaling voor de gevolgen van uittreding.

Voor het bepalen van de uittreedsom zijn een aantal uitgangspunten gehanteerd.

  • Je moet als deelnemende gemeente relatief eenvoudig toe- en uit kunnen treden tot een submodule of samenwerkingsmodule op basis lokale keuzes zonder ‘hop-gedrag’. Je bouwt immers gezamenlijk aan een effectieve regionale uitvoering van taken. Bovendien betreft het deels wettelijke taken.

  • Bij toetreding wordt gekeken of er aanloopkosten zijn, waaraan je moet bijdragen. Omdat bijv. overheadkosten niet direct toenemen, leidt toetreding meestal tot iets lagere kosten voor de reeds deelnemende gemeenten.

  • Bij uittreding zie je het omgekeerde. Dan worden de bijdragen van de deelnemende gemeenten hoger omdat vaste kosten gelijk blijven en het tijd en geld kost om variabele kosten te verminderen. Denk aan kosten van personeel, huisvesting/werkplek, ict systemen etc. Daarom wordt gezocht naar een passende periode waarop de uittredende gemeente de werkelijke meerkosten betaald als uittreedsom. Deze periode is in de regeling vastgesteld op maximaal 3 jaar. Daarbij moet er genoeg financiële prikkel zijn bij de MGR en de deelnemende gemeenten om de totale kosten zo spoedig mogelijk te verminderen, waardoor de uittreedkosten voor de uittredende gemeente beperkt blijft.

  • Een uittreding kan na die maximale periode van drie jaar wel leiden tot hogere kosten van deelnemende gemeenten.

  • De wetswijziging vraagt om de vaststelling van deze uittreedkosten concreet te maken.

  • Idem voor wat er gebeurt met het vermogen van de GR. De MGR kent geen ander vermogen dan beperkte bestemmingsreserves.

 

De toelichting van artikel 35 is aangevuld en aangepast en luidt.

 

Als gevolg van de gewijzigde WGR is een bepaling opgenomen over de vereffening van het vermogen behorende bij de samenwerkingsmodule. Daarom is een termijn van maximaal 3 jaar opgenomen van de meest recent vastgestelde begroting en wordt verwezen naar de kostenverdeelsleutel.

Uittreding bij de module WgSW betekent dat de loonkosten van SW-medewerkers voor de uittredende gemeenten niet langer door de MGR worden doorbelast wanneer de SW-medewerkers niet langer in dienst zijn van de MGR. Overige kosten van deze module worden wel meegenomen in de uittreedsom.

 

Een overeenkomst is wederkerig dus er moet eerst overeenstemming zijn over de voorwaarden van beëindiging van een module voordat beëindiging plaats kan vinden. Het dagelijks bestuur en het betreffende college zullen het dus eens moeten worden. Daarbij is dit artikel en zijn de regels van het algemeen bestuur (derde en vierde lid) weliswaar van toepassing, maar het gaat om de concrete invulling van de voorwaarden (bijv. wat is toerekenbaar, wat is het definitieve bedrag; wat wordt in natura overgenomen e.d.) en overeenstemming van de gevolgen daarvan.

 

Ten behoeve van de samenwerkingsmodules worden door het openbaar lichaam de MGR meerjarige contracten aangegaan (bijvoorbeeld een huurcontract of arbeidscontracten). De verplichtingen uit deze contracten lopen soms door tot na beëindiging van deelname van een gemeente aan een samenwerkings- of submodule . Het is daarom onwenselijk dat gemeenten, ondanks de opzegtermijn als bedoeld in artikelen 5 in de BIJLAGE 1 t/m 6 bij het beëindigen van een samenwerkingsmodule (waarin een gemeente nog betaalt voor deelname en aansprakelijk blijft), zonder verdergaande consequenties uit die module kunnen stappen. Daarom is er in lid vijf een bepaling opgenomen op grond waarvan gemeenten ook na beëindiging van deelname aansprakelijk zijn voor de rechtshandelingen die zijn aangegaan door het openbaar lichaam de MGR voor de uitvoering van een samenwerkingsmodule. Die aansprakelijkheid ziet alleen op de rechtshandelingen uit de periode dat een deelnemende gemeente nog afnemer was van de samenwerkingsmodule. De aansprakelijkheidstermijn waarop deze bepaling van toepassing is, is vijf jaar en komt in de vaststellingsovereenkomst te staan. Daarbij is aangesloten bij de algemene verjaringstermijn van vorderingen tot schadevergoeding in het Burgerlijk Wetboek van vijf jaar Hiermee is zo veel mogelijk rekening houden met het belang van de deelnemende gemeente die uit een samenwerkingsmodule stapt als met het belang van de deelnemende gemeenten die achterblijven in een samenwerkingsmodule.

 

De toelichting van art. 36 is aangevuld met:

Voorafgaand aan het toestemming verlenen door de raden moet, conform de gewijzigde WGR, het ontwerp van de wijziging voor zienswijze worden aangeboden aan de raden.

 

De toelichting van art. 27 is aangevuld met:

Het opheffen van de regeling is een wijziging conform artikel 36, en als zodanig benoemd

 

De toelichting bij bijlage 3 is aangevuld met:

In 2024 is het Steunpunt SROI als submodule toegevoegd aan de samenwerkingsmodule.

 

De toelichting bij bijlage 6 luidt als volgt:

 

BIJLAGE 6: Samenwerkingsovereenkomst faciliteren overige regionale taken sociaal domein

 

Gemeenten willen de facilitering van de regionale beleidsondersteuning en regionale projecten binnen het sociaal domein gezamenlijk onder kunnen brengen bij de MGR. Dit zal per programma bepaald worden. Voor deze mogelijkheid is een aparte bijlage opgesteld, waarin deze opties en werkwijze zijn weergegeven.

 

De MGR is een uitvoeringsorganisatie en beleidsarm en blijft dat ook.

 

Regionaal wordt er door de deelnemende gemeenten beleid gemaakt onder verantwoordelijkheid van het Regionaal Portefeuille Overleg. Besluiten hierover nemen de colleges en/of de door de colleges gemandateerde wethouders.

 

Op verzoek van het Regionaal Portefeuille Overleg Zorg, Onderwijs en/of Participatie kan aan de MGR verzocht worden faciliterende taken uit te voeren. Deze betreffen het faciliteren van het regionale bestuurlijk overleg, het faciliteren van regionale beleidsondersteuning en uitvoering van regionale projecten. Het faciliteren van de uitvoering van regionale projecten omvat ook het namens de deelnemende gemeenten daadwerkelijk inkopen van diensten bij derden ter uitvoering van de regionale projecten en het contractbeheer en management van de daaruit voortvloeiende overeenkomsten.

 

Het uitvoeren van regionale projecten gebeurt op basis van een jaarlijks door de colleges vast te stellen uitvoeringsplan. Dit uitvoeringsplan wordt opgenomen en verwerkt in de begroting van de MGR. Zowel bij het bieden van het regiosecretariaat en regionaal advies als het uitvoeren van regionale projecten zijn er bedrijfsvoeringsaspecten die in acht moeten worden genomen. Hiermee wijkt deze module niet af van de andere samenwerkingsmodules.

 

Voor het uitvoeren van deze taken worden dienstverleningsovereenkomsten gesloten tussen de MGR en de deelnemende gemeenten aan dat RPO en/of die betreffende beleidsonderdelen en/of regionale projecten.

 

Er kan in verband met bovenregionale taken belang zijn om het faciliteren van dit regionale overleg te verbreden naar boven regionale partijen, bijv. met betrekking tot jeugdzorg. Die mogelijkheid wordt hiervoor in deze regeling geboden.

 

Deze module biedt ook mogelijkheden om gezamenlijk de wettelijke taken uit te voeren in het kader van het wetsvoorstel de “wet verbetering beschikbaarheid zorg voor jeugdigen’. Daarbij wordt gesproken over het met andere jeugdregio's in een op overeenstemming gericht overleg te zorgen voor bovenregionale afstemming en de organisatie en financiering van de regionale expertteams.

 

Artikel II Slotbepaling:

 

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na die, waarop het op het voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.

  • 2.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Tweede besluit tot wijziging van de Modulaire gemeenschappelijke regeling sociaal domein centraal Gelderland

 

Bijlage 1: was – wordt lijst

 

Bijlage 2: integraal gewijzigde regeling, waarbij de wijzigingen geel zijn gearceerd.

Naar boven