overwegende:
dat op 1 januari 2015 de Jeugdwet in werking is getreden, waarin elke gemeente opdracht heeft zorg te dragen voor het bieden van jeugdhulp;
dat de colleges taken ten aanzien van jeugdhulp hebben opgedragen en bevoegdheden overgedragen aan het bestuur van het openbaar lichaam Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland, zoals benoemd in artikel 6a, eerste lid, van de gemeenschappelijke regeling Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland;
dat het algemeen bestuur van het openbaar lichaam Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland deze taken heeft opgedragen en bevoegdheden overgedragen aan de bestuurscommissie Inkoop Jeugdhulp Zeeland, zoals benoemd in artikel 3, eerste lid, van de Verordening bestuurscommissie Inkoop Jeugdhulp Zeeland;
dat in het rapport ‘Evaluatie van het proces van heroverweging van de inkooprelatie met Intervence’ wordt aanbevolen om in het geval zich substantiële problemen voordoen bij cruciale jeugdhulp, tijdelijk en op maat een organisatie in te richten met voldoende bestuurlijk vermogen, ambtelijke capaciteit en expertise en actoren uit het bestuurlijk stelsel;
dat het landelijke draaiboek ‘Continuïteit jeugdhulp’ zes treden kent voor de groeiende dreiging van discontinuïteit van cruciale jeugdhulp en andere functies, en daarmee de opklimmende urgentie om passende maatregelen te treffen;
dat de aan de bestuurscommissie Inkoop Jeugdhulp Zeeland overgedragen taken en bevoegdheden in artikel 6a, eerste lid, van de gemeenschappelijke regeling Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland vanaf trede 4 in het landelijke draaiboek ‘Continuïteit jeugdhulp’ niet voldoen, omdat de bestuurscommissie dan een andere rol krijgt dan de in de gemeenschappelijke regeling opgedragen taken als inkoper;
dat het verlenen van een mandaat aan de bestuurscommissie Inkoop Jeugdhulp Zeeland noodzakelijk is om in een crisissituatie conform het landelijke draaiboek ‘Continuïteit jeugdhulp’ te kunnen handelen en een ordentelijk besluitvormingsproces te kunnen doorlopen;
gelet op het bepaalde in de artikelen 2.3 tot en met 2.8, 2.11 en 2.13 van de Jeugdwet en Afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;
besluiten:
- 1.
aan de bestuurscommissie Inkoop Jeugdhulp Zeeland mandaat te verlenen om in geval van dreigende discontinuïteit van cruciale jeugdhulp conform het landelijke draaiboek ‘Continuïteit jeugdhulp’ namens de colleges leden aan te wijzen die deelnemen aan een crisisteam;
- 2.
aan de in punt 1 bedoelde leden mandaat te verlenen om namens de colleges besluiten te nemen met betrekking tot de continuïteit van cruciale jeugdhulp.
De bestuurscommissie Inkoop Jeugdhulp Zeeland stemt in met het mandaat.