Wijzigingen van de Verordening Jeugdhulp Maassluis 2023

De gemeenteraad van Maassluis,

 

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 5 maart 2024;

 

Gelet op de artikelen 2.9, 2.10 en 8.1.1, derde lid van de Jeugdwet en artikel 149 van de Gemeentewet;

 

Gezien het advies van de Adviesraad Samenlevingszaken Maassluis van 23 oktober 2023;

 

overwegende dat het wenselijk is om enkele bepalingen in de verordening te wijzigen;

 

Besluit vast te stellen de volgende wijzigingen van de Verordening Jeugdhulp Maassluis 2023:

Artikel I  

Artikel 1, eerste lid onder a ‘aanvrager’ vervalt:

 

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

  • a.

    aanvrager: de jeugdige of zijn ouders die de individuele voorziening met een pgb willen inkopen bij een jeugdhulpaanbieder of iemand uit het sociaal netwerk;

Vervalt

Toelichting

Het begrip ‘aanvrager’ vervalt omdat dit begrip in de gewijzigde verordening niet meer voorkomt. In artikel 1:3, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht is een definitie gegeven van het begrip ‘aanvraag’. Alle begrippen die in de verordening niet nader zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Besluit Jeugdwet, de Regeling Jeugdwet of de Algemene wet bestuursrecht (artikel 1, tweede lid van de verordening).

Artikel II  

Na artikel 1, eerste lid onder d (na vernummering onder c) wordt ingevoegd:

 

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

Geen definitiebepaling

  • d.

    budgethouder: de persoon die een individuele voorziening in de vorm van een pgb ontvangt waarmee hij zelf de hulp inkoopt bij een jeugdhulpaanbieder;

Toelichting

De definitie ‘budgethouder’ is toegevoegd omdat in artikel 11, vijfde lid, het begrip ‘aanvrager’ wordt gewijzigd in ‘budgethouder’. Het gebruik van het woord ‘budgethouder’ sluit beter aan bij de inhoud van deze bepaling.

Artikel III  

Na artikel 1, eerste lid onder e wordt ingevoegd:

 

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

Geen definitiebepaling

  • f.

    college: het college heeft haar bevoegdheden met betrekking tot de toegang tot jeugdhulp gedelegeerd aan de gemeenschappelijke regeling Rogplus. De uitvoering van de jeugdhulp, waaronder wordt verstaan het onderzoeken van de hulpvraag en het bieden van hulp en ondersteuning, wordt in opdracht uitgevoerd door Mevis. Rogplus is bevoegd om beschikkingen af te geven voor individuele voorzieningen. Onder het begrip “college” in de verordening wordt Rogplus of respectievelijk Mevis bedoeld, afhankelijk van de aard van de taak of bevoegdheid;

Toelichting

Deze bepaling is opgenomen ter verduidelijking dat onder college in de verordening, afhankelijk van de betreffende taken of bevoegdheden, Rogplus of Mevis moet worden verstaan.

Artikel IV  

Artikel 1, eerste lid onder f (na vernummering g) wordt gewijzigd als volgt:

 

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

  • f.

    hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid van de wet;

  • g.

    hulpvraag: vraag van een jeugdige of zijn ouders om hulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid van de wet;

Toelichting

Het college heeft een jeugdhulpplicht indien naar het oordeel van het college – dat wil zeggen na zorgvuldig onderzoek door een deskundige - een jeugdige of zijn ouders jeugdhulp nodig hebben. Uit jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep volgt dat het vaststellen van de hulpvraag de eerste stap is in een zorgvuldig onderzoek naar de benodigde jeugdhulp. “Vraag om hulp” is in dit stadium dan ook passender dan “behoefte aan jeugdhulp”.

Artikel V  

Na artikel 1, eerste lid onder l (na vernummering onder m) wordt ingevoegd:

 

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

Geen definitiebepaling

  • n.

    Mevis: consortium van verschillende jeugdhulpaanbieders die binnen het wijkteam de hulpvraag van jeugdigen en/of hun ouders onderzoekt en/of hen ondersteuning en hulp biedt.

Toelichting

Deze begripsbepaling is toegevoegd om duidelijkheid te geven over wat de taken van Mevis zijn.

Artikel VI  

Na artikel 1, eerste lid onder p (na vernummering onder s) wordt ingevoegd:

 

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

Geen definitiebepaling

Toelichting

Deze begripsbepaling is toegevoegd om duidelijkheid te geven over wat de bevoegdheden van Rogplus zijn.

Artikel VII  

Artikel 1, eerste lid onder s (na vernummering onder v) wordt gewijzigd als volgt:

 

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

  • s.

    wijkteam: team bestaande uit professionals die zorg en ondersteuning bieden aan alle inwoners van Maassluis en die, in opdracht van het college, de toeleiding verzorgen naar algemene en individuele voorzieningen.

  • v.

    wijkteam: team bestaande uit onder andere jeugdhulpprofessionals van Mevis tot wie een jeugdige of zijn ouders zich kunnen wenden met een hulpvraag.

Toelichting

In de begripsomschrijving is Mevis opgenomen. Het wijkteam biedt zorg en ondersteuning aan alle inwoners. De jeugdprofessionals van Mevis maken onderdeel uit van het wijkteam.

Artikel VIII  

Artikel 2 onder d wordt gewijzigd als volgt:

 

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

  • d.

    ondersteuning en basishulp, die wordt geboden door het Wijkteam.

  • d.

    ondersteuning en hulp, die wordt geboden door Mevis.

Toelichting

Jeugdprofessionals van Mevis bieden ondersteuning en hulp aan jeugdigen of hun ouders. De voorgestelde tekst is duidelijker.

Artikel IX  

Artikel 4, tweede lid wordt gewijzigd als volgt:

 

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

  • 2.

    Als de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college dit vast in een beschikking.

  • 2.

    De te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, legt het college vast in een beschikking

Toelichting

Bij een verwijzing door een huisarts, medisch specialist of jeugdarts staat in veel gevallen nog niet vast welke hulp naar aard en omvang exact zal worden verleend. Gelet hierop zal het college, na de intake door de jeugdhulpaanbieder, de exacte aard en omvang nog moeten vastleggen in een beschikking.

 

De derde alinea van de (artikelsgewijze) toelichting bij artikel 4 vervalt.

Artikel X  

Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:

 

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

Artikel 5. Melding hulpvraag

Artikel 5. Hulpvraag

  • 1.

    Jeugdigen of hun ouders die hun woonplaats hebben in de gemeente kunnen een hulpvraag melden bij het college.

  • 1.

    Jeugdigen of hun ouders, waarvoor de gemeente conform het woonplaatsbeginsel zoals omschreven in de wet, verantwoordelijk is, kunnen zich tot het Wijkteam wenden met een hulpvraag.

  • 2.

    De huisarts, jeugdarts, medisch specialist of gezinsspecialist kunnen in samenspraak met de jeugdige en hun ouders tevens een hulpvraag melden bij het college.

Vervalt.

  • 3.

    Het college bevestigt de ontvangst van de melding schriftelijk binnen twee weken, tenzij de melding direct kan worden afgehandeld.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van de hulpvraag schriftelijk binnen twee weken, tenzij deze direct kan worden afgehandeld. In de ontvangstbevestiging worden de jeugdige en zijn ouders geïnformeerd over:

    • -

      de procedure, inclusief de termijnen;

    • -

      de verwerking van persoonsgegevens en rechten van betrokkenen;

    • -

      de mogelijkheid om een familiegroepsplan op te stellen;

    • -

      de mogelijkheid om zich door iemand uit het sociaal netwerk (buddy) te laten ondersteunen bij het gehele hulpverleningstraject;

    • -

      de mogelijkheid om gebruik te maken van kosteloze onafhankelijk cliëntondersteuning;

    • -

      de klachtenprocedure;

    • -

      de mogelijkheid om advies en ondersteuning te krijgen bij vragen en klachten van Jeugdstem- vertrouwenspersoon akj (adviesklachtenbureau Jeugdzorg).

Toelichting

Op 1 januari 2022 is het woonplaatsbeginsel in de Jeugdwet veranderd. In de nieuwe definitie ligt de verantwoordelijkheid bij de gemeente waar de jeugdige zijn woonadres heeft volgens de BRP. Bij jeugdhulp met verblijf is de woonplaats: de gemeente waar de jeugdige onmiddellijk voorafgaand aan zijn verblijf zijn woonadres had in de zin van de Wet basisregistratie personen.

 

Het verwijsrecht van de huisarts, medisch specialist en jeugdarts is al geregeld in artikel 4 en is daarom vervallen.

 

Met deze wijziging wordt meer duidelijkheid gegeven over de procedure inzake de toegang tot de jeugdhulp. Tevens worden de jeugdige en zijn ouders geïnformeerd over hun rechten.

 

De vijfde alinea van de (artikelsgewijze) toelichting bij artikel 5 vervalt.

Artikel XI  

Artikel 7, eerste en derde lid worden gewijzigd als volgt:

 

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

  • 1.

    Het college onderzoekt in een gesprek met de jeugdige of zijn ouders, zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen zes weken en voor zover nodig:

    • a.

      de behoefte , persoonskernmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een algemene voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verlenen;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijk ondersteuning of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging in de culturele achtergrond van de jeugdige of zijn ouders;

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 1.

    Het college onderzoekt in een gesprek met de jeugdige en/of zijn ouders, zo spoedig mogelijk, aan de hand van het beoordelingskader, zoals opgenomen in bijlage 2, of en welke jeugdhulp noodzakelijk is om de jeugdige in staat te stellen om:

    • a.

      gezond en veilig op te groeien;

    • b.

      te groeien naar zelfstandigheid; en/of

    • c.

      voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren.

  • 3.

    Van het gesprek wordt een verslag op hoofdlijnen gemaakt en overhandigd aan de jeugdige of zijn ouders.

Vervalt.

Toelichting

Zorgvuldig onderzoek naar de noodzakelijke jeugdhulp is belangrijk. De Centrale Raad van Beroep (CRvB:2017:1477)) heeft in een uitspraak van 1 mei 2017 voor het eerst een beoordelingskader gegeven voor het jeugdhulponderzoek. Het beoordelingskader is opgenomen in bijlage 2 van de wijzigingsverordening. Het onderzoek naar de noodzakelijke jeugdhulp dient door een deskundige uitgevoerd te worden aan de hand van de stappen in het beoordelingskader.

 

Het derde lid vervalt omdat de uitkomsten van het onderzoek worden vastgelegd in het ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 8.

De vijfde, zesde, zevende en negende alinea van de (artikelsgewijze) toelichting bij artikel 7 vervallen.

Artikel XII  

Artikel 8, vierde tot en met het zesde lid worden gewijzigd als volgt:

 

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

  • 4.

    Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de mogelijkheid om een beschikking jeugdhulp te ontvangen waartegen bezwaar en beroep mogelijk is. Wanneer de jeugdige of zijn ouders geen beschikking wensen wordt dit in het ondersteuningsplan vastgelegd.

  • 4.

    Wanneer uit het onderzoek volgt dat een individuele voorziening nodig is of indien de gevraagde individuele voorziening wordt geweigerd, verstrekt het college binnen twee weken na ondertekening van het ondersteuningsplan een beschikking.

  • 5.

    Het college verstrekt altijd een beschikking jeugdhulp wanneer de jeugdige of zijn ouders met een persoonsgebonden budget de hulp of ondersteuning zelf willen inkopen bij een jeugdhulpaanbieder of iemand uit het sociaal netwerk.

  • 5.

    Het college kan ambtshalve een beschikking voor een individuele voorzienig afgeven indien de jeugdige of zijn wettelijke vertegenwoordiger geen aanvraag hebben ingediend maar, naar het oordeel van het college, de jeugdhulp wel noodzakelijk is.

  • 6.

    Een beschikking als bedoeld in het vierde en vijfde lid wordt binnen twee weken na de ondertekening van het ondersteuningsplan verstrekt.

Vervalt

Toelichting

In de Jeugdwet en de verordening wordt onderscheid gemaakt tussen algemene en individuele voorzieningen. Een algemene voorziening is toegankelijk zonder voorafgaand onderzoek door het college. De jeugdige of zijn ouders die tot de doelgroep behoren, kunnen er meestal meteen heen of na een verwijzing. Een individuele voorziening is een op de jeugdige of zijn ouders toegesneden jeugdhulpvoorziening. Een individuele voorziening is niet vrij toegankelijk, er is een individuele beoordeling door het college nodig. Het gaat hierbij veelal om specialistische jeugdhulp. Voor een individuele voorziening wordt een beschikking verstrekt.

De zesde, zevende en achtste alinea van de (artikelsgewijze) toelichting bij artikel 8 vervallen.

Artikel XIII  

Artikel 10, eerste lid wordt gewijzigd als volgt:

 

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

  • 1.

    De jeugdige of zijn ouders komen voor een individuele voorziening in aanmerking voor zover:

    • a.

      de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige of zijn ouders, ook met steun vanuit het sociaal netwerk, ontoereikend zijn om de opgroei- en opvoedingsprobleem, psychische problemen en stoornissen waarvoor de voorziening wordt gevraagd het hoofd te bieden;

  • 1.

    De jeugdige of zijn ouders komen voor een individuele voorziening in aanmerking voor zover:

    • a.

      de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige of zijn ouders, ook met steun vanuit het sociaal netwerk, ontoereikend zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen waarvoor de voorziening wordt gevraagd het hoofd te bieden; en 

Toelichting

Taalkundige aanpassingen.

Artikel XIV  

Artikel 11, vierde tot en met het achtste lid wordt gewijzigd als volgt:

 

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

  • 4.

    Het pgb-formulier moet volledig worden ingevuld en een budgetplan bevatten waarin is aangegeven hoe het pgb wordt besteed en welke resultaten met de in te kopen zorg worden beoogd. Het pgb-formulier is onderdeel van het ondersteuningsplan.

4. Het pgb-formulier moet volledig worden ingevuld en een budgetplan bevatten waarin is aangegeven hoe het pgb wordt besteed en welke resultaten met de in te kopen zorg worden beoogd. Het pgb-formulier is onderdeel van het ondersteuningsplan. Een beschikking als bedoeld in artikel 8, vierde lid wordt pas afgegeven indien het pgb-formulier volledig is ingevuld en ondertekend. Indien nodig wordt de beslistermijn opgeschort.

  • 5.

    De aanvrager moet in staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen terzake en in staat zijn de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Hiervoor gelden de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager heeft aantoonbaar inzicht in de problemen waarvoor het pgb wordt ingezet en met welke ondersteuning de problemen kunnen worden weggenomen of verminderd;

    • b.

      de aanvrager is in staat te kiezen voor een zorgaanbieder die een passend en op de zorg afgestemd zorgaanbod kan doen;

    • c.

      de aanvrager is in staat een overeenkomst aan te gaan met een zorgaanbieder;

    • d.

      de aanvrager is in staat de zorgverlener daar waar nodig aanwijzingen te geven en aan te sturen; en

    • e.

      de aanvrager is in staat een deugdelijke administratie bij te houden.

  • 5.

    De budgethouder moet in staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen terzake en in staat zijn de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Hiervoor gelden de volgende criteria:

    • a.

      de budgethouder heeft aantoonbaar inzicht in de problemen waarvoor het pgb wordt ingezet en met welke ondersteuning de problemen kunnen worden weggenomen of verminderd;

    • b.

      de budgethouder is in staat te kiezen voor een zorgaanbieder die een passend en op de zorg afgestemd zorgaanbod kan doen;

    • c.

      de budgethouder is in staat een overeenkomst aan te gaan met een zorgaanbieder;

    • d.

      de budgethouder is in staat de zorgverlener daar waar nodig aanwijzingen te geven en aan te sturen; en

    • e.

      de budgethouder is in staat een deugdelijke administratie bij te houden.

  • 6.

    De jeugdige of zijn ouders kunnen bij het doen van de aanvraag en het budgethouderschap worden ondersteund door iemand uit het sociaal netwerk, een curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde, gecertificeerde instelling of aanbieder van gesloten jeugdhulp.

  • 6.

    De jeugdige of zijn ouders kunnen bij het invullen van het pgb-formulier en het budgethouderschap worden ondersteund door iemand uit het sociaal netwerk, een curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde, gecertificeerde instelling of aanbieder van gesloten jeugdhulp.

  • 7.

    Om vast te stellen of de aanvrager voldoende gemotiveerd heeft dat de door de gemeente ingekochte voorzieningen in natura niet passend zijn, zoals bedoeld in artikel 8.1.1, tweede lid onder b van de wet, moet de aanvrager aantonen dat hij zich voldoende georiënteerd heeft op de voorzieningen in natura. De reden van het niet passend zijn, kunnen onder meer gelegen zijn in het feit dat:

    • a.

      de benodigde ondersteuning niet goed vooraf is in te plannen;

    • b.

      de benodigde ondersteuning op ongebruikelijke tijden geleverd moet worden;

    • c.

      de benodigde ondersteuning op veel korte momenten per dag moet worden geboden;

    • d.

      de benodigde ondersteuning op verschillende locaties geleverd moet worden;

    • e.

      het noodzakelijk is om 24-uurs ondersteuning op afroep te organiseren;

    • f.

      het door de aard van de beperking noodzakelijk is dat de hulp door een vaste hulpverlener wordt geboden, of

    • g.

      de voorzieningen in natura niet passen bij de eigen levens- of geloofsovertuiging.

  • 7.

    Om vast te stellen of de jeugdige of zijn ouders voldoende gemotiveerd hebben dat de door de gemeente ingekochte voorzieningen in natura niet passend zijn, zoals bedoeld in artikel 8.1.1, tweede lid onder b van de wet, moeten zij aantonen dat zij zich voldoende georiënteerd hebben op de voorzieningen in natura. De reden van het niet passend zijn, kunnen onder meer gelegen zijn in het feit dat:

    • a.

      de benodigde ondersteuning niet goed vooraf is in te plannen;

    • b.

      de benodigde ondersteuning op ongebruikelijke tijden geleverd moet worden;

    • c.

      de benodigde ondersteuning op veel korte momenten per dag moet worden geboden;

    • d.

      de benodigde ondersteuning op verschillende locaties geleverd moet worden;

    • e.

      het noodzakelijk is om 24-uurs ondersteuning op afroep te organiseren;

    • f.

      het door de aard van de beperking noodzakelijk is dat de hulp door een vaste hulpverlener wordt geboden, of

    • g.

      de voorzieningen in natura niet passen bij de eigen levens- of geloofsovertuiging.

  • 8.

    De aanvrager dient, conform artikel 8.1.1, tweede lid onder c van de wet, aan te tonen dat de in te kopen zorg van goede kwaliteit is, zodat de gestelde doelen en te bereiken resultaten in het ondersteuningsplan kunnen worden gerealiseerd.

  • 8.

    De jeugdige of zijn ouders dienen, conform artikel 8.1.1, tweede lid onder c van de wet, aan te tonen dat de in te kopen zorg van goede kwaliteit is, zodat de gestelde doelen en te bereiken resultaten in het ondersteuningsplan kunnen worden gerealiseerd.

Toelichting

In het vierde lid is toegevoegd dat een beschikking pas kan worden afgegeven als het pgb-formulier volledig is ingevuld. Aan de hand van het pgb-formulier beoordeelt het college of voldaan wordt aan de voorwaarden die zijn opgenomen in artikel 11 en 12.

Het begrip “aanvrager” is vervangen door “budgethouder” (lid 5) en respectievelijk “de jeugdige of zijn ouders” (leden 7 en 8).

Artikel XV  

Artikel 12, derde lid onder b wordt gewijzigd als volgt:

 

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

De inzet van jeugdhulp door een persoon die tot het sociaal netwerk behoort is slechts mogelijk indien: (b) dit aantoonbaar doelmatiger is dan de ondersteuning geboden door een jeugdhulpaanbieder, niet zijn een persoon uit het sociaal netwerk; en

De inzet van jeugdhulp door een persoon die tot het sociaal netwerk behoort is slechts mogelijk indien: (b) dit aantoonbaar doelmatiger is dan de ondersteuning geboden door een jeugdhulpaanbieder, niet zijnde een persoon uit het sociaal netwerk; en

Toelichting

Taalkundige aanpassing.

Artikel XVI  

Artikel 13, negende lid wordt gewijzigd als volgt:

 

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

  • 9.

    Jaarlijks worden op 1 januari de tarieven die zijn opgenomen in Bijlage 1 geïndexeerd conform het indexeringspercentage van de NZa.

  • 9.

    Jaarlijks worden op 1 januari de instellings- en ZZP-tarieven die zijn opgenomen in Bijlage 1 geïndexeerd conform het indexeringspercentage van de NZa. Voor het informele tarief wordt telkens aangesloten bij het betreffende CAO (VVT)-uurloon inclusief vakantietoeslag en tegenwaarde verlofuren.

Toelichting

De Centrale Raad van Beroep heeft op 16 augustus 2023 (CRVB:2023:1394 en CRVB:2023:1580) geoordeeld dat gemeenten de hoogte van het pgb voor een persoon die tot het sociaal netwerk behoort niet langer mogen vaststellen op het wettelijk minimumloon. Het pgb voor het sociale netwerk is pas toereikend als het is gebaseerd op de uurlonen uit de toepasselijke CAO inclusief vakantietoeslag en tegenwaarde verlofuren. De uitspraken zijn gedaan in het kader van de Wmo 2015 maar kunnen ook gaan gelden voor de Jeugdwet.

De tekst is daarop aangepast.

De achtste alinea van de (artikelsgewijze) toelichting bij artikel 13 vervalt.

Artikel XVII  

Artikel 14, na het zesde lid wordt toegevoegd:

 

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

Geen bepaling

  • 7.

    Als aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening kan het college na overleg met de jeugdige en zijn ouders een bekostiging verstrekken voor een passende voorziening tot maximaal de kosten van het vervoer waarop op grond van artikel 14 aanspraak bestaat.

Lid 7

Lid 8

Toelichting

Lid 7 is toegevoegd om meer maatwerk te kunnen bieden en beter aan te kunnen sluiten bij de mogelijkheden van de jeugdige of zijn ouders.

Artikel XVIII  

Bijlage 1 Tabel met PGB- tarieven wordt geheel vervangen door:

 

Zorgcategorie

Eenheid

Instellingstarief

ZZP tarief

Informeel tarief

Vanaf 1 april

2024 tot en met

31 december

2024

Individuele begeleiding basis

(licht/midden)

uur

57,93

48,08

24,42

Individuele begeleiding Specialistisch

(zwaar/spec.)

uur

67,37

55,92

-

Groepsbegeleiding / dagbesteding Licht (8 of meer cliënten)

dagdeel

64,43

53,48

-

Groepsbegeleiding / dagbesteding Midden (4-6 cliënten)

dagdeel

73,46

60,97

-

Groepsbegeleiding /

dagbesteding Zwaar

(4 cliënten of minder)

dagdeel

77,66

64,45

-

Kortdurend verblijf / logeren / respijtzorg

Licht

etmaal

201,61

167,34

61,05 (max. 2,5 uur)

Kortdurend verblijf /

logeren / respijtzorg Midden

etmaal

283,24

235,09

61,05 (max. 2,5 uur)

Individuele behandeling vaktherapie

uur

70,52

58,53

-

Basis Jeugd GGZ

uur

94,45

78,39

-

Gespecialiseerde

Jeugd GGZ

uur

118,16

98,07

-

Dagbehandeling groep Licht (8 of meer cliënten)

dagdeel

78,71

65,33

-

Dagbehandeling groep Midden (4-6 cliënten)

dagdeel

89,20

74,04

-

Dagbehandeling Groep Zwaar (4 cliënten of minder)

dagdeel

114,38

94,94

-

Persoonlijke

verzorging

uur

57, 93

48,08

24,42

Artikel XIX  

De tweede alinea onder bijlage 1 wijzigt als volgt:

 

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

 

Het informele tarief is gebaseerd op het tarief bij de Wet langdurige zorg voor niet-professionals. Het tarief voor kortdurend verblijf in het sociale netwerk is gebaseerd op het historisch uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Het wettelijk minimumloon is de ondergrens.

Voor een informele zorgverlener (bijv. een familielid) wordt een lager tarief gehanteerd. De tarieven voor een informele zorgverlener zijn gebaseerd op het CAO-uurloon begeleiding inclusief vakantietoeslag en tegenwaarde verlofuren. In de informele tarieven die in Bijlage 1 staan zijn de loonsverhogingen van 1 oktober 2023 (5%), 1 maart 2024 (2,5%) en 1 oktober 2024 (2,5%) verwerkt. Deze tarieven gelden dus tot 31 december 2024.

Toelichting

Zie toelichting bij artikel XVI.

Artikel XX  

Bijlage 2 wordt toegevoegd.

 

Bijlage 2 BEOORDELINGSKADER JEUGDHULPONDERZOEK

 

Inleiding

De Centrale Raad van Beroep heeft in een uitspraak van 1 mei 2017 (CRVB:2017:1477) voor het eerst (en later herhaald) een beoordelingskader gegeven voor een zorgvuldig jeugdhulponderzoek.

 

4.3.1. Uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met artikel 2.3 van de Jeugdwet volgt dat het bestuursorgaan voldoende kennis dient te vergaren over de voor het nemen van een besluit over jeugdhulp van belang zijnde feiten en af te wegen belangen. Dit brengt met zich mee dat wanneer een jeugdige of een ouder zich meldt met een vraag voor jeugdhulp het college allereerst moet vaststellen wat de hulpvraag van de jeugdige of zijn ouder is. Vervolgens zal het college moeten vaststellen of er sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en zo ja, welke problemen en stoornissen dat zijn. Eerst wanneer de problemen en stoornissen zijn vastgesteld, kan worden bepaald welke hulp naar aard en omvang nodig is voor de jeugdige, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren. Nadat de noodzakelijke hulp in kaart is gebracht, moet worden onderzocht of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) en van het sociale netwerk toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden. Slechts voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn dient het college een voorziening van jeugdhulp te verlenen.

 

10 stappenplan

Het beoordelingskader van de CRvB kent een aantal stappen die gevolgd moeten worden om te kunnen spreken van een zorgvuldig onderzoek. Het beoordelingskader is hieronder uitgewerkt (en uitgebreid) in een 10 stappenplan. De 10 stappen zijn de volgende:

 

  • 1.

    Stel de hulpvraag van de jeugdige en/of de ouders vast

  • 2.

    Onderzoek of de gemeente verantwoordelijk is (woonplaatsbeginsel, artikel 1.1. Jeugdwet)

  • 3.

    Onderzoek of de Jeugdwet van toepassing is

  • 4.

    Breng in kaart wat de beperkingen/problematiek van de jeugdige is. Is er sprake van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen? En als daar sprake van is, maak concreet om welke problemen en/of stoornissen het gaat.

  • 5.

    Bepaal vervolgens welke hulp nodig is in vorm, duur en frequentie, gelet op de problematiek. De hulp moet de jeugdige in staat stellen om:

    • 1.

      gezond en veilig op te groeien

    • 2.

      te groeien naar zelfstandigheid

    • 3.

      voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren

  • 6.

    Onderzoek de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) en het sociale netwerk

  • 7.

    Onderzoek of er een voorliggende voorziening is

  • 8.

    Onderzoek of er een algemene voorziening is

Voor zover de eigen kracht ontoereikend is en er geen voorliggende of algemene voorziening is waar de jeugdige gebruik van kunnen maken, komt de jeugdige in aanmerking voor een individuele voorziening. Is dat het geval dan volgen de stappen 9 en 10.

  • 9.

    Informeer de jeugdige/ouders over de mogelijkheid van een persoonsgebonden budget (pgb)

  • 10.

    Beoordeel of aan de voorwaarden voor een pgb wordt voldaan (artikel 8.1.1 lid 2 Jeugdwet)

Artikel XXI  

  • 1.

    De artikelen I tot en met VIII, X tot en met XVII en XX treden in werking de dag na bekendmaking.

  • 2.

    De artikelen IX, XVIII en XIX treden in werking op 1 juni 2024.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad op 9 april 2024,

De griffier,

J. Vinke

De voorzitter,

Drs. G.J.J. Rensen

Naar boven