Beleidsregels toepassing Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) gemeente Westerkwartier 2023

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerkwartier en de burgemeester van gemeente Westerkwartier, ieder voor zover het hun bevoegdheid betreft;

 

gelet op de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

 

B E S L U I T E N:

 

vast te stellen de Beleidsregels toepassing Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) gemeente Westerkwartier 2023.

 

Paragraaf 1 Algemeen

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    De definities in artikel 1.1. van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregels, tenzij daarover in lid 2 anders is bepaald.

  • 2.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      advies: het advies als bedoeld in artikel 9 van de Wet Bibob;

    • b.

      rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Westerkwartier;

    • c.

      bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerkwartier;

    • d.

      overheidsopdracht: een overheidsopdracht als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012;

    • e.

      vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

      • 1°.

        het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemd en/of wijzigen van een zakelijk recht;

      • 2°.

        huur of verhuur;

      • 3°.

        het verlenen van een gebruiksrecht;

      • 4°.

        de deelname, met inbegrip van de vergroting, vermindering of beëindiging daarvan aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak huurt, zal huren, verhuurt of zal verhuren; of

      • 5°.

        toestemming voor vervreemding van erfpacht als bedoeld in artikel 91, eerste lid, Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek of opstal als bedoeld in artikel 104, tweede lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek;

      • 6°.

        toestemming voor het vervreemden van een recht op eigendom, of voor het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht, ten aanzien van een registergoed dat de rechtspersoon met een overheidstaak heeft vervreemd onder de voorwaarde dat de verkrijger en zijn rechtsopvolgers verplicht zijn voor handelingen als hiervoor vermeld toestemming te vragen aan voornoemde rechtspersoon;

    • f.

      betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de vergunninghouder, de subsidieontvanger, de gegadigde, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer, de natuurlijke of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is of zal worden aangegaan of met wie wordt onderhandeld over een dergelijke transactie, en de beoogd verkrijger van de erfpacht of de opstal waarvoor toestemming is gevraagd als bedoeld in de begripsbepaling vastgoedtransactie (als bedoeld onder d) dan wel overheidsopdracht is of zal worden gegund;

    • g.

      beschikking: een beschikking ter zake van een subsidie, alsmede een beschikking ter zake van een vergunning, toekenning, goedkeuring, erkenning, registratie, aanwijzing of ontheffing voor zover:

      • 1°.

        bij de wet is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de wet, kan worden geweigerd, dan wel ingetrokken, of

      • 2°.

        bij de wet is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de wet, kan worden geweigerd, dan wel ingetrokken;

    • h.

      eigen onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij Landelijk Bureau Bibob aan te vragen;

    • i.

      gegadigde: als bedoeld in artikel 1.1. van de Aanbestedingenwet 2012;

    • j.

      leidinggevende van betrokkene: degene die direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene;

    • k.

      onderaannemer: een derde aan wie een deel van de overheidsopdracht in onderaanneming is of zal worden gegeven door degene aan wie de overheidsopdracht is of zal worden gegund;

    • l.

      Bureau Bibob: het landelijk Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, als bedoeld in artikel 8 van de wet;

    • m.

      RIEC: Regionaal Informatie en Expertise Centrum;

    • n.

      vermogensverschaffer van betrokkene: degene die direct of indirect vermogen verschaft of heeft verschaft aan betrokkene;

    • o.

      wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob);

    • p.

      zeggenschaphebbende over betrokkene: degene die direct of indirect zeggenschap heeft of heeft gehad over betrokkene.

Paragraaf 2 Publiekrechtelijke beschikkingen

 

Artikel 2 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen

  • 1.

    Het bestuursorgaan voert een Bibob-toets bij beschikkingen zoals bedoeld in:

    • a.

      artikel 3 van de Alcoholwet (uitgezonderd een horecabedrijf als bedoeld in artikel 4 van de Alcoholwet);

    • b.

      artikel 30b van de Wet op de kansspelen (vergunning aanwezigheid kansspelautomaten);

    • c.

      artikel 3.6/3.7/3.8 van de Algemene Plaatselijke Verordening (vergunning seksinrichting of escortbedrijf);

    • d.

      artikel 2:24 sub 2f en 2:25 sub 6 van de Algemene Plaatselijke Verordening (evenementenvergunning), indien sprake is van een aanvraag om een evenementenvergunning voor een vechtsportgala;

    • e.

      artikel 2 algemene subsidieverordening gemeente Westerkwartier.

Artikel 3 Omgevingsvergunningen

  • 1.

    Uitvoering van de Bibob-toets vindt plaats bij een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 5.1 van de Omgevingswet zijnde een bouwactiviteit, indien een of meer van de volgende criteria op de aanvraag van toepassing is:

    • a.

      de aanvraag heeft betrekking op een bouwsom hoger dan € 500.000,- (excl. btw). De bouwsom wordt door de gemeente berekend;

    • b.

      de aanvraag heeft betrekking op een bouwwerk ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, de bouwsom bedraagt meer dan € 250.000 (excl. btw);

    • c.

      aanvraag heeft betrekking op branches/gebieden, waarbij ernstig gevaar van ongewilde facilitering van ondermijnende criminaliteit kan bestaan zoals:

      • 1°.

        transport/personenvervoer;

      • 2°.

        opslag /vervoer meststoffen;

      • 3°.

        verhuur/reparatie van motorvoertuigen;

      • 4°.

        groothandel en detailhandel;

      • 5°.

        vastgoedtransacties overheid;

      • 6°.

        juridische en professionele activiteiten;

      • 7°.

        bancaire en financiële activiteiten;

      • 8°.

        cosmetische activiteiten (kappers, schoonheidssalons, massagesalons, nagelstudio’s)

      • 9°.

        zorgsector (zorgaanbieders);

      • 10°.

        IT en andere diensten;

      • 11°.

        reparatie en handel in voertuigen;

      • 12°.

        energiesector (zoals zonneparken, windparken);

      • 13°.

        afvalopslag, verwerking en recycling;

      • 14°.

        ontheffingen Opiumwet (zoals wietexperiment);

      • 15°.

        speelautomatenhallen en gamecenters;

      • 16°.

        woonwagenterreinen, woonschepenhavens, recreatieterreinen.

  • 2.

    In geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 5.1 Omgevingswet, zijnde een milieubelastende activiteit, zal een Bibob-toets worden uitgevoerd op grond van:

    • a.

      eigen ambtelijke informatie en/ of informatie afkomstig van één van de partners van het samenwerkingsverband RIEC;

    • b.

      een tip van het Landelijk Bureau Bibob als bedoeld in artikel 11 van de Wet;

    • c.

      een tip van de officier van justitie, een tip van een ander bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet, als bedoeld in artikel 26 van de Wet.

Algemeen

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan, naast hetgeen in de voorgaande leden met betrekking tot aangevraagde beschikkingen is bepaald, bij iedere aangevraagde beschikking en die onder de reikwijdte van de Bibob vallen een Bibob-toets uitvoeren, indien op grond van:

    • a.

      eigen ambtelijke informatie en/ of informatie afkomstig van één van de partners van het samenwerkingsverband RIEC;

    • b.

      een tip van het Landelijk Bureau Bibob als bedoeld in artikel 11 van de Wet;

    • c.

      een tip van de officier van justitie, een tip van een ander bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet, als bedoeld in artikel 26 van de Wet.

  • 2.

    De Bibob-toets zal niet worden uitgevoerd, in geval de aanvraag afkomstig is van:

    • a.

      overheidsinstanties;

    • b.

      semi-overheidsinstanties;

    • c.

      toegelaten woning(bouw)corporaties (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning).

Artikel 4 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de wet in beginsel toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:

    • a.

      de verstrekte beschikking onderdeel uitmaakt van een branche of onderdeel in deze branche, die op basis van een door het bestuursorgaan genomen besluit na de verstrekking van de beschikking is aangewezen voor een generieke Bibob-toets;

    • b.

      sprake is van een melding als bedoeld in artikel 5.37 van de Omgevingswet (wijziging aanvrager of vergunninghouder) en de activiteit(en) waar deze beschikking op ziet in artikel 3 is aangewezen als een risicocategorie en/ of valt binnen een in aangewezen risicogebied;

    • c.

      wanneer er vermoedens zijn dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Wet Bibob naar aanleiding van:

      • i.

        Eigen ambtelijke informatie en/ of informatie afkomstig van één van de partners van het samenwerkingsverband RIEC;

      • ii.

        een tip van het Landelijk Bureau Bibob als bedoeld in artikel 11 van de Wet;

      • iii.

        een tip van de officier van justitie, een tip van een ander bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet, als bedoeld in artikel 26 van de Wet.

Paragraaf 3 Privaatrechtelijke transacties

 

Artikel 5 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

  • 1.

    De rechtspersoon met een overheidstaak kan de wet in beginsel toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties zoals bedoeld in artikel 1 onder e, waarbij de gemeente partij is. Bij de start van onderhandelingen daartoe, zal de rechtspersoon met een overheidstaak de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-onderzoek deel kan uitmaken van de procedure. In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst.

  • 2.

    De Bibob-toets wordt in beginsel beperkt tot de gevallen, die een of meerdere van onderstaande kenmerken hebben:

    • a.

      hoge mate van financiële complexiteit;

    • b.

      behorend tot een als zodanig door het college van burgemeester en wethouders benoemde risicobranche;

    • c.

      behorend tot een als zodanig door het college van burgemeester en wethouders benoemd risicogebied;

    • d.

      hoge mate van complexiteit met betrekking tot de bedrijfsstructuur;

    • e.

      exceptioneel financieel en of bestuurlijk risico voor de gemeente.

  • 3.

    Het besluit tot uitvoering van het Bibob-onderzoek kan daarnaast ook gebaseerd zijn op:

    • a.

      eigen ambtelijke informatie en/ of informatie afkomstig van één van de partners van het samenwerkingsverband RIEC;

    • b.

      een tip van het Landelijk Bureau Bibob als bedoeld in artikel 11 van de Wet;

    • c.

      een tip van de officier van justitie, een tip van een ander bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet, als bedoeld in artikel 26 van de Wet;

  • 4.

    Indien de Bibob-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen.

Artikel 6 Toepassingsbereik bij aanbestedingen

  • 1.

    De rechtspersoon met een overheidstaak zal het Bibob-onderzoek ten aanzien van een gegadigde of onderaannemer in de zin van de wet, in beginsel alleen uitvoeren bij overheidsopdrachten, zoals bedoeld in de Aanbestedingswet 2012, dan wel een overeenkomst zorg vanuit de Jeugdwet en/ of de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 conform de geldende richtlijnen van de gemeente Westerkwartier, voor aanbesteden van werken respectievelijk van diensten en leveringen, gedateerd 14 januari 2020, openbaar moeten worden aanbesteed.

  • 2.

    een besluit tot uitvoering van een Bibob-onderzoek zal daarnaast ook plaatsvinden indien:

    • a.

      eigen ambtelijke informatie en/ of informatie afkomstig van één van de partners van het samenwerkingsverband RIEC;

    • d.

      een tip van het Landelijk Bureau Bibob als bedoeld in artikel 11 van de Wet;

    • e.

      een tip van de officier van justitie, een tip van een ander bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet, als bedoeld in artikel 26 van de Wet.

Paragraaf 4 Uitvoering

 

Artikel 7 De Bibob-toets

  • 1.

    In de in deze beleidsregels bepaalde gevallen, zal betrokkene, naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, de Bibob-vragenformulieren dienen in te vullen en inleveren bij het bestuursorgaan. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd, die in deze vragenformulieren zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd. De Bibob-vragen-formulieren bevatten in elk geval de in artikel 7a, 5e lid van de Wet Bibob genoemde vragen en daarnaast aanvullende vragen, die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen om het eigen onderzoek te kunnen verrichten.

  • 2.

    In geval de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe beschikking, maken de Bibob-vragenformulierenonderdeel uit van de aanvraag hiervoor.

  • 3.

    Alvorens het eigen onderzoek naar het zich voordoen van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet wordt gestart, zal een aanvraag eerst beoordeeld worden conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de reguliere weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving van de desbetreffende vergunning.

  • 4.

    Het daarop aansluitende eigen onderzoek naar het zich voordoen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet bestaat uit de in lid 5 en lid 10 genoemde twee stappen.

  • 5.

    Stap 1 van het eigen onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:

    • a.

      de door de aanvrager/houder van de vergunning aangereikte informatie/documenten bij de Bibob-vragenformulier(en) (inclusief bijlagen) en de door hem/haar daarbij aangeleverde documenten;

    • b.

      eventuele extra, op verzoek van het bevoegd gezag, door aanvrager/houder overlegde documenten of informatie;

    • c.

      open bronnen onderzoek (zoals Kamer van Koophandel, Kadaster etc).

  • 6.

    De Bibob-gronden vormen een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. Het bevoegd gezag zal echter altijd eerst de bestaande weigerings- en intrekkingsgronden onderzoeken en, zo mogelijk, toepassen.

  • 7.

    Wanneer het Bibob-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld. Een weigering om gevraagde extra informatie aan te leveren dan wel onvolledig aan te leveren kan tevens leidentot het buiten behandeling stellen van de nieuwe aanvraag dan wel de mogelijkheid tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning door dit laatste aan te merken als een ernstig gevaar

  • 8.

    Bij de uitvoering van het eigen onderzoek kan de informatiepositie van bestuursorganen versterkt worden vanuit het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC). Ook kan de gemeente desgewenst gebruik maken van de expertise van het RIEC.

  • 9.

    Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een 'ernstig gevaar' als bedoeld in de Wet Bibob, kan het de vergunning weigeren of intrekken. Het bestuursorgaan doet hiervan, onder vermelding van gegevens bedoeld in artikel 11a, tweede lid van de wet, onverwijld melding van het Landelijk Bureau Bibob. Dit geldt tevens indien het bestuursorgaan vermoedt dat betrokkene zich wegens toepassen van de wet zich terugtrekt uit de procedure nadat een eigen onderzoek is gestart.

  • 10.

    Stap 2 van het eigen onderzoek vormt het vragen van advies aan het Landelijk Bureau Bibob. Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bij het Bureau Bibob worden gevraagd indien:

    • a.

      na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van de betreffende activiteiten en/of onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd;

    • b.

      na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking te verbinden onderneming(en);

    • c.

      na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffendebeschikking te verbinden activiteiten;

    • d.

      de officier van justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een Bibob-advies aan te vragen.

  • 11.

    Een toetsing aan de Wet Bibob met behulp van een advies van het Bureau Bibob geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen.

  • 12.

    Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst, zoals hierboven is uitgewerkt, gebruik moet maken van de eigen instrumenten. Voorts moet het vragen van een advies evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.

  • 13.

    De adviesaanvraag bij het Bureau Bibob is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken.

  • 14.

    Bij een 'mindere mate van gevaar' dat de (aangevraagde) vergunning wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten en witwaspraktijken kan het bevoegd gezag extra voorschriften aan de vergunning verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van een dergelijk gevaar (art.3 lid 7 van de wet).

Artikel 8 Informatieplicht

  • 1.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau Bibob. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 31 van de wet. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau Bibob.

  • 2.

    In geval een van het Bureau Bibob ontvangen advies leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken of tot het verbinden van voorschriften aan de beschikking, wordt aan de betrokkene een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet.

Artikel 9 Adviestermijn

  • 1.

    Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt bij het Bureau Bibob, wordt op grond van artikel 31 van de wet, de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau Bibob in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel15 lid 1 van de wet.

  • 2.

    Indien het Bureau Bibob het advies niet binnen de in lid 1 gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid van de wet, de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de termijn, genoemd in artikel 15 lid 3 van de wet.

  • 3.

    Het Bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het vorige lid.

  • 4.

    De verlenging van de adviestermijn van het Bureau Bibob, alsmede eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau Bibob in gevallen als bedoeld in artikel 15 lid 2 van de wet, leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

Artikel 10 Beschikking

  • 1.

    Het bestuursorgaan/ de rechtspersoon met een overheidstaak gaat over tot een negatief besluit op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie, indien uit het eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau Bibob blijkt, dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet. Daarbij zal in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2012.

  • 2.

    Indien het bestuursorgaan/de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is negatief te beschikken of voorschriften verbindt op de aanvraag van de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht op grond van de wet, of het aangaan van een vastgoedtransactie wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijze in te brengen.

  • 3.

    Naar aanleiding van de ingediende zienswijze kan het bestuursorgaan een aanvullend advies inwinnen van het bureau Bibob.

  • 4.

    Een door het bestuursorgaan op grond van de wet genomen negatief besluit op de aanvraag voor een beschikking, is vatbaar voor beroep en bezwaar.

  • 5.

    Het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak, die een advies van het Bureau Bibob als bedoeld in de wet ontvangt, kan dit advies gedurende vijf jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

 

Paragraaf 5 Slotbepaling

 

Artikel 11 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt in werking op de dag nadat deze bekend is gemaakt.

  • 2.

    Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze beleidsregels wordt de volgende beleidsregel vervallen verklaard:

    • a.

      Beleidsregels Wet Bibob gemeente Westerkwartier 2020.

  • 3.

    Deze beleidsregel kan worden aangehaald worden als Beleidsregel Wet Bibob gemeente Westerkwartier 2023

Aldus vastgesteld in de vergadering van 19 december 2023.

De burgemeester van de gemeente Westerkwartier,

Ard van der Tuuk

Burgemeester en wethouders van de gemeente Westerkwartier,

de burgemeester,

Ard van der Tuuk

de secretaris,

Ruud Kleijnen

Naar boven