Afdeling 1. Voorkomen of bestrijden van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.
- 2.
Degene die op een openbare plaats:
- a.
aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;
- b.
aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan; of
- c.
zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing
is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie of ambtenaren die door het college belast zijn met toezicht, zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
- 3.
Het is verboden zich te begeven of zich te bevinden op openbare plaatsen die door het bevoegde bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.
- 4.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het derde lid.
- 5.
Dit artikel is niet van toepassing op betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen en samenkomsten tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging op openbare plaatsen
- 1.
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 7 X 24 uren voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
- 2.
De kennisgeving bevat:
- a.
naam en adres van degene die de betoging houdt;
- b.
het doel van de betoging;
- c.
de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;
- d.
de plaats en, voor zover van toepassing, de route;
- e.
voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling; en
- f.
maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.
- 3.
Degene die de kennisgeving doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.
- 4.
Als het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk op de werkdag die aan de dag van dat tijdstip voorafgaat vóór 12.00 uur.
- 5.
De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden op verzoek een kennisgeving in behandeling nemen buiten deze termijn.
Artikel 2:6 Verspreiden van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
- 1.
Het is verboden gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen onder publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden op door het college aangewezen openbare plaatsen.
- 2.
Het college kan het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.
- 3.
Het verbod is niet van toepassing op het huis-aan-huis verspreiden of het aan huis bezorgen van gedrukte of geschreven stukken en afbeeldingen.
- 4.
Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
- 5.
Op de aanvraag om de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 2:8 Vertoningen op openbare plaatsen
- 1.
Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op door de burgemeester in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu aangewezen openbare plaatsen.
- 2.
De burgemeester kan het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.
- 3.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.
- 4.
Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 2:9 Vloekverbod
- 1.
Het is verboden in het openbaar de naam van God vloekende te gebruiken.
- 2.
Het is verboden in het openbaar ruwe of onzedelijke taal te gebruiken.
- 3.
Het verbod geldt niet voor zover het betreft het openbaren van gevoelens of gedachten, zoals bedoeld in artikel 7 van de Grondwet of als het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Afdeling 2. Bruikbaarheid, uiterlijk aanzien en veilig gebruik van openbare plaatsen
Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg of een openbare plaats
- 1.
Het is verboden zonder vergunning van het bevoegde bestuursorgaan de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.
- 2.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan een vergunning worden geweigerd:
- a.
als het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
- b.
als het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;
- c.
in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van een in de nabijheid gelegen onroerende zaak.
- 4.
Het verbod is niet van toepassing op:
- a.
evenementen als bedoeld in artikel 2:24;
- b.
terrassen als bedoeld in artikel 2:27, vierde lid;
- c.
standplaatsen als bedoeld in artikel 5:17;
- d.
voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard;
- e.
door het college aan te wijzen categorieën van voorwerpen;
- f.
beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening.
- 5.
De weigeringsgrond, bedoeld in het derde lid, onder a, is niet van toepassing als in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
- 6.
De weigeringsgrond, bedoeld in het derde lid, onder b, is niet van toepassing op bouwwerken.
- 7.
De weigeringsgrond, bedoeld in het derde lid, onder c, is niet van toepassing als in de voorkoming van overlast wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
- 8.
Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
- 1.
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing voor zover in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam werkzaamheden worden verricht.
- 3.
Het verbod is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Wegenwet, het Wetboek van Strafrecht of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.
Artikel 2:12 Maken of veranderen van een uitweg
- 1.
Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.
- 2.
In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 wordt de vergunning slechts geweigerd:
- a.
ter voorkoming van gevaar voor het verkeer op de weg;
- b.
als de uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;
- c.
als door de uitweg het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast; of
- d.
als er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.
- 3.
Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening.
Artikel 2:14 Winkelwagentjes
- 1.
Een winkelier die winkelwagentjes ter beschikking stelt, is verplicht deze:
- a.
te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken; en
- b.
terstond te verwijderen of te doen verwijderen uit de omgeving van dat bedrijf.
- 2.
Het is verboden een winkelwagentje na gebruik onbeheerd op een openbare plaats achter te laten.
- 3.
Het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet.
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
Artikel 2:16 Openen straatkolken en dergelijke
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2:17
gereserveerd
Artikel 2:18
gereserveerd
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer, verlichting en andere openbare doeleinden
- 1.
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het verkeer, de openbare verlichting of andere openbare doeleinden worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door hoofdstuk 10 van de Omgevingswet.
Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs
- 1.
Het is verboden:
- a.
voor het publiek toegankelijke ijsvlakten te beschadigen, te verontreinigen, te versperren of het verkeer daarop op enige andere wijze te belemmeren of in gevaar te brengen;
- b.
bakens of andere voorwerpen ten behoeve van de veiligheid geplaatst op de onder a bedoelde ijsvlakten te verplaatsen, weg te nemen, te beschadigen of op enige andere wijze het gebruik daarvan te verijdelen of te belemmeren.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht of de provinciale omgevingsverordening.
Afdeling 3. Evenementen
Artikel 2:24 Definities
- 1.
In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
- a.
bioscoop- en theatervoorstellingen;
- b.
markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet en artikel 5:22;
- c.
kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
- d.
het in een inrichting in de zin van de Alcoholwet gelegenheid geven tot dansen;
- e.
betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
- f.
activiteiten als bedoeld in artikel 2:9 en 2:39;
- g.
sportwedstijden, niet zijnde vechtsportevenementen als bedoeld in het tweede lid, onder f.
- 2.
Onder evenement wordt mede verstaan:
- a.
een herdenkingsplechtigheid;
- b.
- c.
een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3;
- d.
een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;
- e.
een straatfeest of buurtbarbecue;
- f.
een door de burgemeester aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of –gala’s.
- 3.
In deze afdeling wordt onder een klein evenement verstaan een eendaags evenement, waarbij:
- a.
de activiteiten plaatsvinden op maandag tot en met zaterdag tussen 9.00 uur en 24.00 uur;
- b.
de activiteiten niet plaatsvinden op recreatiepark ’t Kleine Zeetje of het Spuiplein;
- c.
geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 07.00 uur of na 23.00 uur;
- d.
de activiteiten niet plaatsvinden op de rijbaan, (brom)fietspad of parkeerplaats of anderszins een belemmering vormen voor het verkeer en de hulpdiensten;
- e.
slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 20 vierkante meter.
Artikel 2:25 Evenementenvergunning
- 1.
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
- 2.
Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.
- 3.
Geen vergunning is vereist voor een klein evenement, als de organisator ten minste vier weken voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan bij de burgemeester middels het meldingsformulier kleinschalige evenementen.
- 4.
De burgemeester kan binnen 5 werkdagen na ontvangst van de melding besluiten een klein evenement te verbieden, als er aanleiding is te vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
- 5.
Het verbod is niet van toepassing op een wedstrijd op of aan de weg, in situaties waarin voorzien wordt door artikel 10 juncto 148 van de Wegenverkeerswet 1994.
- 6.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning voor een vechtsportevenement als bedoeld in artikel 2:24, tweede lid, onder f, weigeren als de organisator of de aanvrager van de vergunning in enig opzicht van slecht levensgedrag is.
- 7.
Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:25a Evenementen op zondag vóór 13 uur
- 1.
De burgemeester weigert de ontheffing, zoals bedoeld in artikel 4, lid 3 van de Zondagswet voor de tijd vóór 13 uur als het evenement plaatsvindt binnen een straal van 200 meter gemeten vanaf een kerk of een gebouw waar openbare erediensten gehouden worden.
- 2.
De weigeringsgronden in artikel 1:8 zijn niet van toepassing.
Artikel 2:25b Evenementen op zondag na 13 uur
- 1.
Het is verboden op zondag na 13.00 uur een evenement te organiseren, daartoe gelegenheid te geven of daaraan deel te nemen.
- 2.
De burgemeester kan van het verbod in het eerste lid ontheffing verlenen.
- 3.
De burgemeester weigert de ontheffing als het evenement plaatsvindt binnen een straal van 200 meter gemeten vanaf een kerk of een gebouw waar openbare erediensten gehouden worden.
- 4.
De weigeringsgronden in artikel 1:8 zijn niet van toepassing.
Artikel 2:25c Glas op de weg
- 1.
Het is de exploitant van een horecabedrijf dan wel de houder van een ontheffing als bedoeld in artikel 35 van de Alcoholwet verboden in een door de burgemeester aangewezen gebied en periode in een horecabedrijf respectievelijk op de plaats waarvoor de genoemde ontheffing geldt, drank te verstrekken in glas of in flessen van glas.
- 2.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid genoemde verbod.
Artikel 2:26 Ordeverstoring
Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.
Afdeling 4. Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2:27 Definities
- 1.
In deze afdeling wordt onder een openbare inrichting verstaan een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, clubhuis, afhaal- en/of bezorgbedrijf of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt.
Categorieën:
- a.
Horeca I: horecabedrijven, zoals restaurants, bistro’s, crêperies, tapasbars, pizzeria’s, kookstudio’s, cafetaria, snackbars, grill-rooms, fastfoodrestaurants, automatiek, snelbuffetten, lunchrooms, koffie- of theehuizen, ijssalons en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven, waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van etenswaren, dan wel het verstrekken van alcoholvrije dranken; alsmede brasserieën, eetcafés en grand cafés en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven, waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van etenswaren en het verstrekken van (alcoholhoudende) dranken voor de consumptie ter plaatse.
- b.
Horeca II: horecabedrijven zoals (dans)cafés, discotheken, bardancings, partycentra en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven, waarbij het gebruik van etenswaren ondergeschikt is aan het gebruik van alcoholhoudende dranken;
- c.
Horeca III: horecabedrijven zoals sportkantines, buurthuizen en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven, waarbij het verstrekken van dranken en/of etenswaren een ondergeschikte nevenactiviteit is;
- d.
Horeca IV: horecabedrijven zoals hotels, pensions en andere daarmee gelijk te stellen bedrijven, waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van logies, al dan niet met de daarbij behorende voorzieningen als een restaurant en congres- en vergaderfaciliteiten;
- 2.
Dagen:
Dag
|
Toelichting
|
Maandag
|
de nacht van maandag op dinsdag
|
Dinsdag
|
de nacht van dinsdag op woensdag
|
Woensdag
|
de nacht van woensdag op donderdag
|
Donderdag
|
de nacht van donderdag op vrijdag
|
Vrijdag
|
de nacht van vrijdag op zaterdag
|
Zaterdag
|
de nacht van zaterdag op zondag
|
Zondag
|
de nacht van zondag op maandag
|
- 3.
Paracommerciële rechtspersoon: Hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Alcoholwet.
- 4.
Terras: Een buiten de in het eerste lid bedoelde besloten ruimte liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, maakt voor de toepassing van deze afdeling deel uit van die besloten ruimte.
- 5.
Convenant Veilig Uitgaan: Schriftelijk vastgelegde afspraken van de gemeente Bunschoten met horecabedrijven gericht op het realiseren van bepaalde (beleids-) doelstellingen.
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting
- 1.
Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
- 2.
De burgemeester weigert de vergunning als de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend omgevingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.
- 3.
In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren, als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat:
- a.
de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed, of
- b.
de exploitant of de leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is.
- 4.
Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in een:
- a.
winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten ervan de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;
- b.
- c.
- d.
bedrijfskantine of –restaurant.
- 5.
Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:29 Sluitingstijd
- 1.
Openbare inrichtingen zijn in ieder geval gesloten op alle dagen tussen 01.00 uur en 06.00 uur.
- 2.
Voor de in het eerste lid genoemde horecabedrijven kunnen afwijkende sluitingstijden worden vastgesteld als een openbare inrichting deelneemt aan het Convenant Veilig Uitgaan. Hiervoor worden per horecacategorie de volgende afwijkende sluitingstijden opgenomen:
- a.
voor openbare inrichting vallend onder de categorie Horeca I gelden de volgende maximale sluitingstijden:
Maandag t/m donderdag
|
01.00 uur
|
Vrijdag en zaterdag
|
03.00 uur
|
Zondag
|
01.00 uur
|
Voor deze openbare inrichtingen geldt een uiterste toelatingstijd van 01.00 uur.
- b.
voor openbare inrichtingen vallend onder de categorie Horeca II gelden de volgende maximale sluitingstijden:
Maandag en dinsdag
|
02.00 uur
|
Woensdag en donderdag
|
03.00 uur
|
Vrijdag en Zaterdag
|
06.00 uur
|
Zondag
|
02.00 uur
|
Voor deze openbare inrichtingen geldt een uiterste toelatingstijd van 01.00 uur.
- 3.
Voor openbare inrichtingen vallend onder de categorie Horeca III gelden de volgende maximale sluitingstijden:
Maandag t/m zondag
|
20.00 uur
|
- a.
Openbare inrichtingen vallend onder de categorie Horeca III kunnen maximaal 6 keer per jaar een ontheffing van de sluitingstijd aanvragen, waarbij de sluitingstijd kan worden verlengd tot 24:00 uur.
- b.
Voor paracommerciële rechtspersonen met verenigingsactiviteiten na 20.00 uur geldt een uiterste sluitingstijd van 24.00 uur.
- 4.
Voor de horecagedeelte in de openbare inrichtingen vallend onder de categorie Horeca IV gelden de volgende maximale sluitingstijden:
Maandag t/m zondag
|
01.00 uur
|
Voor het logiesgedeelte van een openbare inrichting vallend onder de categorie Horeca IV gelden geen sluitingstijden.
- 5.
De burgemeester kan door middel van een vergunningvoorschrift of in nadere regels andere sluitingstijden vaststellen voor een afzonderlijk openbare inrichting of een daartoe behorend terras.
- 6.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijd.
- 7.
De aanvraag om een ontheffing als bedoeld in het zevende lid, dient minimaal 3 weken van tevoren worden ingediend.
- 8.
Het is verboden een openbare inrichting voor bezoekers geopend te hebben of bezoekers in de inrichting of op het terras te laten verblijven na sluitingstijd.
- 9.
Voor een openbare inrichting als bedoel in artikel 2:28, vierde lid, aanhef en onder a, gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.
- 10.
De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing voor zover op de Omgevingswet gebaseerde voorschriften in het onderwerp van dit artikel is voorzien.
- 11.
Op de aanvraag op een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
- 1.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer openbare inrichtingen tijdelijk andere sluitingstijden bevelen.
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel 13b van de Opiumwet voorziet.
Artikel 2:31 Verboden gedragingen
Het is verboden in een openbare inrichting:
- a.
- b.
zich te bevinden na sluitingstijd, tenzij het personeel betreft, of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten moet zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2:30, eerste lid;
- c.
op het terras spijzen of dranken te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van het terras.
Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen
De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar, aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.
Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Als een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college bij de toepassing van de artikelen 2:28 tot en met 2:30 op als bevoegd bestuursorgaan.
Afdeling 5. Regulering paracommerciële rechtspersonen en overige aangelegenheden uit de Alcoholwet
Artikel 2:34a Definities
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- -
- -
- -
- -
- -
paracommerciële rechtspersoon;
- -
- -
- -
zwak-alcoholhoudende drank;
dat wat daaronder wordt verstaan in de Alcoholwet.
Artikel 2:34b Regulering paracommerciële rechtspersonen
- 1.
Een paracommercieel rechtspersoon kan alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken tot 20.00 uur.
- 2.
Een paracommercieel rechtspersoon met verenigingsactiviteiten na 20.00 uur, kan alcoholhoudende drank verstrekken tot uiterlijk 00.00 uur.
Artikel 2:34c Bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen
- 1.
Een paracommercieel rechtspersoon verstrekt geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard.
- 2.
Dit verbod geldt niet voor verjaardagen voor zover:
- a.
de persoon minimaal vijf jaar lid is van de paracommerciële rechtspersoon; of
- b.
sponsor de paracommerciële rechtspersoon minimaal vijf jaar heeft gesponsord; of
- c.
de persoon de minimumleeftijd van 60 jaar heeft bereikt.
Artikel 2:34d Verbod ‘happy hours’
Het is verboden in een horecalokaliteit of op een terras bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die daar gewoonlijk wordt gevraagd.
Artikel 2:34e Proeverijen in slijtlokaliteit
- 1.
Slijtersbedrijven zijn vrijgesteld van het in artikel 3, eerste lid, en het in artikel 14, eerste lid, van de Alcoholwet vervatte verbod, ten behoeve van het tegen betaling organiseren van een proeverij in hun slijtlokaliteit.
- 2.
De vrijstelling geldt buiten de dagen en tijden dat de slijtlokaliteit bij of krachtens de Winkeltijdenwet regulier is opengesteld.
Afdeling 6. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2:35 Definitie
In deze afdeling wordt onder inrichting verstaan elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht daarvan binnen drie dagen daarna schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.
Afdeling 8. Maatregelen ter voorkoming van overlast, gevaar of schade
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal
- 1.
Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.
- 2.
Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.
- 3.
Deze verboden zijn niet van toepassing op personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal of een daarbij behorend erg wegens dringende reden noodzakelijk is.
Artikel 2:42 Plakken en kladden
- 1.
Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.
- 2.
Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:
- a.
een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;
- b.
met kalk, krijt, teer of een kleur- of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.
- 3.
Het verbod, bedoeld in het tweede lid, is niet van toepassing voor zover gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.
- 4.
De houder van de schriftelijke toestemming is verplicht deze aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.
- 5.
Het college wijst aanplakborden aan voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.
- 6.
Het is verboden de aanplakborden te gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame.
- 7.
Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, die geen betrekking mogen hebben op de inhoud daarvan.
Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap en dergelijke
- 1.
Het is verboden op de weg of openbaar water enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur- of verfstof of verfgereedschap te vervoeren of bij zich te hebben.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing als de genoemde materialen of gereedschappen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 2:42.
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing als de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:44A Vervoer geprepareerde voorwerpen
- 1.
Het is verboden op de weg of in de nabijheid van winkels te vervoeren of bij zich te hebben een voorwerp dat er kennelijk toe is uitgerust om het plegen van (winkel)diefstal te vergemakkelijken.
- 2.
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de in dat lid bedoelde voorwerp niet bestemd is voor de in dat lid bedoelde handelingen.
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen en dergelijke
- 1.
Het is verboden zonder ontheffing van het college zich te bevinden in of op bij de gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken of grasperken of buiten de daarin gelegen wegen of paden.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing voor zover in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam werkzaamheden worden verricht.
Artikel 2:46 Rijden over bermen en dergelijke
- 1.
Het is verboden met voertuigen die niet voorzien zijn van rubberbanden te rijden over de berm, de glooiing of de zijkant van een weg, tenzij dit door de omstandigheden redelijkerwijs wordt vereist.
- 2.
Dit verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening.
Artikel 2:46a Gevaar opleverende bomen of heesters
- 1.
De eigenaren van bomen of heesters, welke in zodanige staat verkeren dat zij op enigerlei wijze gevaar opleveren voor de omgeving, zijn verplicht binnen de door het college bepaalde tijd, zodanige maatregelen te treffen als zij noodzakelijk acht om de oorzaak van het gevaar weg te nemen.
- 2.
De gebruikers van tuinen en erven, waarin of waarop de in het eerste lid bedoelde bomen of heesters groeien, zijn verplicht te gedogen dat de eigenaar van deze tuinen de in het vorige lid bedoelde maatregelen treffen.
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats:
- a.
te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hek, omheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair of daarvoor niet bestemd straatmeubilair;
- b.
zich op te houden op een wijze die voor andere gebruikers of omwonenden onnodig overlast of hinder veroorzaakt
- 2.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
- 1.
Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op de weg of een andere openbare plaats alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing op:
- a.
een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet;
- b.
een andere plaats dan een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Alcoholwet.
Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen
- 1.
Het is verboden zonder redelijk doel:
- a.
zich in een portiek of poort op te houden;
- b.
in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen.
- 2.
Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van een flatgebouw, appartementsgebouw of een soortgelijke meergezinswoning of van een gebouw dat voor publiek toegankelijk is, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van dat gebouw.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte bestemd is. Onder deze ruimten worden in elk geval verstaan portalen, telefooncellen, wachtlokalen voor openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 2:50A Slapen op of aan de weg
- 1.
Het is verboden de weg als slaapplaats te gebruiken of op een openbare plaats of het openbaar water een voertuig, vaartuig, woonwagen, tent of ander onderkomen als slaapplaats te gebruiken, daarin te overnachten of daartoe gelegenheid te bieden.
- 2.
Het college kan van dit verbod ontheffing verlenen.
- 3.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op vaartuigen die een ligplaats innemen, woonwagens met woonbestemming, kampeerterreinen en kampeerplaatsen.
- 4.
Op een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen of bromfietsen
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw of in de ingang van een portiek als dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat portiek of als daardoor die ingang versperd wordt.
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein en dergelijke
Het is verboden zich op door het college aangewezen uren en plaatsen met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:53 Bespieden van personen
- 1.
Het is verboden zich in de nabijheid van een persoon of een gebouw, woonwagen of woonschip op te houden met de kennelijke bedoeling deze persoon of een persoon die zich in dit gebouw, deze woonwagen of dit woonschip bevindt, te bespieden.
- 2.
Het is verboden door middel van een verrekijker of enig ander optisch instrument een persoon die zich in een gebouw, woonwagen of woonschip bevindt te bespieden.
Artikel 2:57 Loslopende honden
- 1.
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen
- a.
op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;
- b.
binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zonder dat die hond aangelijnd is;
- c.
buiten de bebouwde kom op een door het college aangewezen plaats, als de hond niet is aangelijnd;
- d.
op de weg, als die hond niet voorzien is van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.
- 2.
Het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.
- 3.
Het eerste lid, aanhef en onder a, tot en met c, is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden of die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.
Artikel 2:57a Verboden plaatsen voor honden
- 1.
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of lopen
- a.
op en in voor het publiek toegankelijke kinderspeelplaatsen, speelweiden of zandbakken
- b.
op wegen, andere openbare plaatsen of delen daarvan, die door het college als verboden gebied voor honden zijn aangewezen, al dan niet naar tijd beperkt.
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
- 1.
Degene die zich met een hond op een openbare plaats begeeft, is verplicht ervoor te zorgen dat de uitwerpselen van die hond onmiddellijk worden verwijderd.
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden.
- 3.
Het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
- 1.
Als de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.
- 2.
De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijngebod is opgelegd, is verplicht de hond kort aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.
- 3.
De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijn- of muilkorfgebod is opgelegd, is naast de verplichting bedoeld in het tweede lid verplicht de hond voorzien te houden van een muilkort die:
- a.
vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen
- b.
door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en
- c.
zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.
- 4.
Onverminderd artikel 2:57, eerste lid aanhef en onder d, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de minister, die het aangaat, op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.
Artikel 2:59a Gevaarlijke honden op eigen terrein
- 1.
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen als de burgemeester een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd, als bedoeld in artikel 2:29, eerste lid OF heeft meegedeeld dat hij de hond gevaarlijk acht, dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings-, en verdedigingswerk.
- 2.
Het in het eerste lid genoemde verbod geldt niet als:
- a.
Op een vanaf de weg zichtbare plaats een naar het oordeel van de burgemeester duidelijk leesbaar waarschuwingsbord is aangebracht;
- b.
Het mogelijk is een brievenbus te bereiken en aan te bellen zonder het terrein te betreden; en
- c.
Het terrein voorzien is van een zodanig hoge en deugdelijke afrastering dat de hond niet zelfstandig buiten het terrein kan komen.
Artikel 2:60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren
- 1.
Het is verboden op door het college ter voorkoming of beëindiging van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:
- a.
- b.
aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels;
- c.
aanwezig te hebben in een groter aantal dan in het aanwijzingsbesluit is aangegeven, of
- d.
- 2.
Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een krachtens het eerste lid aangewezen plaats ontheffing verlenen van een of meer verboden als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 2:62 Loslopend vee
De rechthebbende op herkauwende of eenhoevige dieren of varkens die zich bevinden in een weiland of op een terrein dat niet van de weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Artikel 2:64 Bijen
- 1.
Het is verboden bijen te houden:
- a.
Binnen een afstand van 30 meter van woningen of andere gebouwen waarin overdag mensen verblijven:
- b.
Binnen een afstand van 30 meter van de weg.
- 2.
Het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a, is niet van toepassing voor de bijenhouder die rechthebbende is op de woningen of gebouwen bedoeld in dat lid.
- 3.
Het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening.
- 4.
Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
- 5.
Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen).
Artikel 2:65 Bedelarij
Het is verboden op een openbare plaats te bedelen om geld of andere zaken in door het college ter voorkoming of beëindiging van overlast aangewezen gebieden.
Afdeling 9. Bestrijding van heling van goederen
Artikel 2:66 Definitie
In deze afdeling wordt onder handelaar verstaan de handelaar aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
- 1.
De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door de burgemeester gewaarmerkt register of in het Digitaal Opkopersregister en daarin onverwijld op te nemen:
- a.
het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
- b.
de datum van verkoop of overdracht van het goed;
- c.
een omschrijving van het goed, voor zover van toepassing daaronder begrepen soort, merk en nummer van het goed;
- d.
de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; en
- e.
de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.
- 2.
De burgemeester kan vrijstelling verlenen van deze verplichtingen.
- 3.
Op aanvraag om een vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
- a.
de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:
- 1º
dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;
- 2º
van een verandering van de onder 1º , bedoelde adressen;
- 3º
als hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;
- 4º
dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan.
- b.
de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;
- c.
aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;
- d.
een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste zeven dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.
Afdeling 10. Consumentenvuurwerk en carbid
Artikel 2:70 Definitie
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- a.
Consumentenvuurwerk
In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.
- b.
Carbidschieten
Het in een (melk)bus, container of opslagvat op explosieve wijze verbranden van acetyleengas, afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water of gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen.
Artikel 2:71 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
- 1.
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder vergunning van het college.
- 2.
Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve ficties beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing
Artikel 2:72 Gebruik consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
- 1.
Het is verboden consumentenvuurwerk te gebruiken op een door het college in het belang van het voorkomen van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats.
- 2.
Het is verboden consumentenvuurwerk op een openbare plaats te gebruiken als dat gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.
- 3.
De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1◦ het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:73 Carbidschieten
- 1.
Carbidschieten is verboden.
- 2.
Het verbod geldt niet voor carbidschieten dat plaatsvindt op 31 december tussen 10.00 uur en 1 januari 02.00 uur van het daaropvolgende jaar, mits daarbij wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a.
er worden geen handelingen verricht of nagelaten waarvan degene die het carbidschieten verricht weet of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat daardoor gevaren kunnen optreden voor mens en milieu.
- b.
de afstand vanaf de plek waar het carbidschieten plaatsvindt tot gebouwen bedraagt tenminste 100 meter.
- c.
het vrij schootsveld bedraagt tenminste 75 meter.
- d.
de maximale inhoud van het vat of de bus waarmee geschoten wordt, mag niet groter zijn dan 30 liter (melkbus).
- 3.
De burgemeester kan ter voorkoming van gevaar, schade of overlast, of in het belang van de natuurbescherming, plaatsen in de gemeente aanwijzen waar het gestelde in het tweede lid niet van toepassing is.
- 4.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van het gestelde in het eerste lid.
Dit artikel is niet van toepassing voor zover de Omgevingswet, de Wet wapens en munitie, de Wet milieugevaarlijke stoffen, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Afdeling 11. Drugsoverlast
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op of aan de weg of op een openbare plaats op te houden met het kennelijk doel om, al dan niet tegen betaling, middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74a Verzamelingen van personen in verband met drugs
- 1.
Het is verboden op of aan de weg of op een openbare plaats die door de burgemeester zijn aangewezen, als de openbare orde dat in verband met het openlijk gebruik van en/of de handel in middelen als voornoemd in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet naar zijn oordeel noodzakelijk maakt, aan een verzameling van meer dan vier personen deel te nemen.
- 2.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet als de verzameling personen geen verband houdt met het openlijk gebruik en/of de handel in middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet.
- 3.
Eenieder die zich bevindt in een verzameling van personen als bedoeld in het eerste lid, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een opsporingsambtenaar zijn weg te vervolgen of zich in de door deze aangewezen richting te verwijderen.
Artikel 2:74b Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats, of in een voor publiek toegankelijk gebouw, middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen voorhanden te hebben.
Artikel 2:74c Achterlaten van spuiten en dergelijke
Het is verboden injectiespuiten of onderdelen daarvan zoals naalden, reservoirs, zuigers en dergelijke of daarop gelijkende voorwerpen op een openbare plaats dan wel in afvalbakken achter te laten, als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zulks geschiedt om daarvan afstand te doen.
Afdeling 12. Bijzondere bevoegdheden van de burgemeester
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats als deze personen het bepaalde in de artikelen 2:26 of 2:31, aanhef en onder a van deze verordening niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
- 1.
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.
- 2.
De burgemeester heeft die bevoegdheid eveneens ten aanzien van andere, door de gemeenteraad aan te wijzen, openbare plaatsen.
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
- 1.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een bevel geven zich gedurende ten hoogste 24 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
- 2.
Bij overtredingen met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw één of meer van de bovengenoemde overtredingen begaat een bevel geven zich gedurende ten hoogste acht weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
- 3.
Een bevel als bedoeld in het tweede lid kan slechts worden gegeven als het strafbare feit of de openbare orde verstorende handeling binnen zes maanden na het geven van een eerder bevel, gegeven op grond van het eerste of tweede lid, plaatsvindt.
- 4.
De burgemeester beperkt de krachtens het eerste of tweede lid gegeven bevelen, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een bevel.
Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
- 1.
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
- 2.
De burgemeester kan een last onder dwangsom of onder bestuursdwang wegens overtreding van het eerste lid in ieder geval opleggen bij ernstige en herhaaldelijke:
- a.
- b.
- c.
hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;
- d.
overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;
- e.
intimidatie van derden vanuit een woning of een erf.
2:80 Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat
- 1.
In dit artikel wordt verstaan onder:
- a.
exploitant: natuurlijke persoon of personen of de bestuurder(s) van een rechtspersoon of, indien van toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke persoon, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;
- b.
beheerder: de exploitant en iedere andere natuurlijke persoon die algemene of onmiddellijke leiding geeft aan de bedrijfsmatige activiteiten;
- c.
bedrijf: de bedrijfsmatige activiteit die plaatsvindt in een voor het publiek toegankelijk gebouw of een daarbij behorend perceel, niet zijnde:
- (1)
een seksinrichting of escortbedrijf waarvoor een vergunningplicht op grond van deze verordening geldt;
- (2)
een horecabedrijf waarvoor een vergunningplicht op grond van de Alcoholwet of de geldende Alcoholverordening geldt;
- (3)
- (4)
een woning die als zodanig in gebruik is.
- 2.
De burgemeester kan gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waarop het verbod uit het derde lid van toepassing is.
Een gebouw of gebied wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw, dan wel in dat gebied de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat of ernstige vrees hiertoe bestaat. Een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zich tot één of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken.
Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend voor de gehele gemeente aangewezen als de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat. Bij een aanwijzingsbesluit (en bij een verlenging hiervan) wordt een maximale termijn van 3 jaar gehanteerd waarbij verlenging van deze termijn alleen aan de orde is als uit een zorgvuldige evaluatie blijkt dat de aanwijzing nog nodig is. De gemeenteraad wordt hierbij – voordat het besluit wordt genomen om de aanwijzing te verlengen – geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld om haar zienswijze over de resultaten van de evaluatie te delen.
- 3.
Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen of te wijzigen:
- a.
in een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen gebouw of gebied voor door de burgemeester benoemde bedrijfsmatige activiteiten, of
- b.
indien de uitoefening van het bedrijf een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen bedrijfsmatige activiteit betreft.
- 4.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:
- a.
in het belang van het voorkomen van strafbare feiten;
- b.
indien de leefbaarheid in het gebied nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;
- c.
indien de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is, of
- d.
indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn.
- 5.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend omgevingsplan of een bekendgemaakte ontwerpwijziging daarvan, een voorbereidingsbesluit, een exploitatieplan of daarmee gelijk te stellen regelingen.
- 6.
De vergunning wordt aangevraagd door de exploitant. Een aanvraag om vergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door de burgemeester vastgesteld formulier. Bij de aanvraag om een vergunning wordt vermeld voor welke bedrijfsmatige activiteit(en) de vergunning wordt gevraagd en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:
- a.
de persoonsgegevens en het burger servicenummer van iedere exploitant en beheerder;
- b.
het adres waar de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend of zullen worden uitgeoefend;
- c.
het nummer waaronder het bedrijf is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.
- 7.
Bij aanvragen voor vergunningen maakt de burgemeester concreet en ondubbelzinnig openbaar welke gedragingen en feiten bij de beoordeling van het levensgedrag in relatie tot de bedrijfsmatige activiteiten kunnen worden betrokken.
- 8.
Indien de burgemeester dat nodig acht voor de beoordeling van een aanvraag kan hij verlangen dat aanvullende gegevens worden overgelegd.
- 9.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid intrekken of wijzigen indien:
- a.
door het bedrijf de openbare orde wordt aangetast of dreigt te worden aangetast;
- b.
door het bedrijf de leefbaarheid in het gebied nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;
- c.
gehandeld wordt in strijd met het bij of krachtens dit artikel bepaalde;
- d.
de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;
- e.
de exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het bedrijf dan wel toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed;
- f.
er strafbare feiten in het bedrijf hebben plaatsgevonden of plaatsvinden, of
- g.
redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is.
- 10.
Indien het bedrijf in strijd met het verbod uit het derde lid wordt geëxploiteerd of indien één van de situaties als bedoeld in het achtste lid van toepassing is, kan de burgemeester het bedrijf geheel of gedeeltelijk sluiten.
- 11.
Het is eenieder zonder schriftelijke toestemming van de burgemeester verboden een overeenkomstig het negende lid gesloten bedrijf te betreden of daarin te verblijven.
- 12.
De vergunning vervalt wanneer:
- a.
de exploitatie van het bedrijf feitelijk is beëindigd of overgedragen;
- b.
zes maanden zijn verlopen na het onherroepelijk worden van de vergunning, zonder dat van deze vergunning gebruik is gemaakt;
- c.
gedurende een jaar anders dan wegens overmacht geen gebruik is gemaakt van de vergunning.
- 13.
Het is verboden een bedrijf voor bezoekers geopend te hebben zonder dat een op de vergunning vermelde beheerder aanwezig is.
- 14.
De exploitant en de beheerder zien erop toe dat in het bedrijf geen strafbare feiten plaatsvinden.
- 15.
In afwijking van het derde lid geldt dit verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit reeds onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteiten verricht, voor die bestaande activiteiten op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit indien hij binnen die periode geen ontvankelijke aanvraag om vergunning heeft ingediend, of met ingang van de inwerkingtreding van het besluit tot weigering of intrekking van een door hem aangevraagde vergunning, voor zover dat eerder is.
- 16.
Op de vergunning als bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.