Onderwijskansenplan 2024-2027

Burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen (L),

 

Overwegende:

  • -

    dat in 2019 het “Onderwijskansenbeleid Gemeente Bergen 2019-2023” is vastgesteld;

  • -

    dat voornoemd beleid inmiddels achterhaald is;

  • -

    dat in 2024 een nieuw Onderwijskansenplan 2024-2027 is opgesteld;

  • -

    dat dit het nieuwe geldende beleid dient te worden;

  • -

    dat het eerdere beleid dient te worden ingetrokken;

  • -

    dat zowel de vaststelling als de intrekking bij dit besluit geschiedt.

Gelet op:

artikel 160 van de Gemeentewet en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

Besluiten

 

  • I.

    Het vaststellen van het “Onderwijskansenplan 2024-2027”. Het plan treedt in werking op de dag na bekendmaking.

  • II.

    Het gelijktijdig intrekken van het “Onderwijskansenbeleid gemeente Bergen 2019-2023”

1 . Inleiding

 

De belangrijkste aanleiding voor het Onderwijskansenplan 2024-2027 is dat de looptijd van het vorige onderwijskansenplan ten einde is (2019-2023). In dat plan is een mooie basis gelegd rondom onderwijskansen in de gemeente Bergen. Het Onderwijskansenplan 2024-2027 gaat verder in op deze basis en probeert, naast de basis, verdieping aan te brengen op enkele specifieke thema’s.

 

Ook is er een nieuwe Rijksperiode GOAB (Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid) aangebroken. De gemeente is wettelijk verplicht te zorgen voor een dekkend aanbod aan voor- en vroegschoolse voorzieningen en voor een goede doorgeleiding van voorschool naar vroegschool. Dit doet de gemeente samen met de kinderopvang en de basisscholen. De gemeente is hierbij verantwoordelijk voor voorschoolse educatie (2.5 tot 4 jarigen) en het basisonderwijs is verantwoordelijk voor de vroegschool (groepen 1 en 2). Gemeenten krijgen per GOAB beleidscyclus jaarlijks financiële middelen van het Rijk (voor de hoogte zie hoofdstuk 5). Deze beleidscyclus is steeds vier jaar. In 2023 is een nieuwe cyclus ingegaan.

 

In het vorige Onderwijskansenplan is al voorgesorteerd op het rijksbeleid wat per 1 januari 2019 van kracht ging. Dit betrof onder meer de uitbreiding van voorschoolse educatie van 10 naar 16 uur en de nieuwe verdeelsystematiek voor het gemeentelijk OAB budget. Een belangrijke wijziging in rijksbeleid die nu van kracht is, heeft betrekking op de toezichttaken van de gemeente. De inspectie houdt interbestuurlijk toezicht op handhaving op de kinderopvang en de Lokale Educatieve Agenda (LEA). Dit zijn twee wettelijke taken die gemeenten in medebewind hebben. Het toezicht op deze twee taken was onafhankelijk van elkaar ingericht. Vanaf 2023 zijn de toezichtstaken meer in samenhang gebracht en worden ze meer uniform uitgevoerd door de inspectie.

 

1.1 Reikwijdte onderwijskansenplan 2024-2027

Genoemde aanleidingen vormen de grondslag voor dit hernieuwde onderwijskansenplan. Net zoals bij het vorige plan is er bewust gekozen om de term onderwijskansen te gebruiken. Het gaat om onderwijskansen voor kinderen die gebruikmaken van de voor- en vroegschool (2.5 tot 6 jaar) maar ook om onderwijskansen tijdens de gehele basisschoolperiode (4 tot 12 jaar). Ook is er een link met aanpalende thema’s rondom kansengelijkheid, wat vanaf de zwangerschap tot aan einde basisschoolleeftijd belangrijk is. De term onderwijskansen gaat daarmee verder dan de gemeentelijke verplichting rondom de voorschoolse educatie (2.5 tot 4 jaar).

 

1.2 Totstandkoming onderwijskansenplan

Om te komen tot een breed gedragen onderwijskansenplan zijn partners betrokken. Deze partners zijn belangrijk in het realiseren van het doel van het onderwijskansenplan, omdat zij werken met de doelgroep. Het gaat hierbij om partners uit de jeugdgezondheidszorg, het onderwijs en de kinderopvang. Daarnaast is de ambtelijke link tussen onderwijs/kinderopvang en jeugdzorg van belang. Hierbij spelen de preventiemedewerker en beleidsambtenaren een belangrijke rol.

 

De partners zijn in zowel de evaluatie als in het opstellen van dit onderwijskansenplan betrokken. Via een evaluatieformulier (Google forms) konden betrokken partners terugblikken op het onderwijskansenplan 2019-2023. In bijlage 1 is deze evaluatie op hoofdlijnen in te zien. In dat evaluatieformulier is ook gevraagd naar hoe actueel het doel en de doelgroepdefinitie nog zijn, op welke punten het huidige beleid nog kan verbeteren en welke onderwerpen de partners belangrijk vinden. Op basis van het evaluatieformulier en input uit de periodieke overleggen over voor- en vroegschoolse educatie is het Onderwijskansenplan 2024-2027 tot stand gekomen. De conceptversie van het Onderwijskansenplan 2024-2027 is met betrokken partners in het periodieke overleg voor- en vroegschoolse educatie en in het LEWA overleg besproken en waar nodig aangepast. Het college van Burgemeester en Wethouder van de gemeente Bergen (L) heeft het onderwijskansenplan vervolgens vastgesteld, waarna het via overheid.nl gepubliceerd is. Het college heeft tevens het onderwijskansenplan 2019-2023 ingetrokken.

 

1.3 Leeswijzer

De inleiding maakt duidelijk waarom er een nieuw onderwijskansenplan is opgesteld, wat de reikwijdte van het plan is en hoe het plan tot stand is gekomen. De navolgende hoofdstukken geven inhoud aan het onderwijskansenplan. Hoofdstuk 2 beschrijft de context van het onderwijskansenplan, waarbij een terugblik, het wettelijk kader, de lokale context en kengetallen centraal staan. Op basis hiervan wordt in hoofdstuk 3 bepaald wat de visie en doelen zijn. In dat hoofdstuk is onder meer de visie, het hoofddoel en de doelgroepdefinitie beschreven. Een verdere uitwerking in subdoelen is ook in hoofdstuk 3 te lezen. Hoe de inhoud van het onderwijskansenplan zich verhoudt tot andere (beleids)terreinen en het coalitieprogramma is te lezen in hoofdstuk 4. Welke financiële middelen beschikbaar zijn om het hoofddoel en bijbehorende subdoelen te behalen, staat in hoofdstuk 5. Het laatste hoofdstuk maakt inzichtelijk welke onderwerpen en subdoelen wanneer prioriteit hebben en nadere uitwerking krijgen. Dit mondt uit in een kort en bondige uitvoeringsagenda.

2. Context

 

Om te komen tot concrete onderwerpen en doelen waar betrokkenen samen stappen in willen zetten, is een gezamenlijk vetrekpunt van belang. Dit vertrekpunt vormt de context van dit onderwijskansenplan. Met een terugblik op het vorige onderwijskansenplan, het beschrijven van het wettelijke kader en de lokale context en het weergeven van kengetallen, is de context vormgegeven.

 

2.1 Terugblik onderwijskansenplan 2019-2023

In het Onderwijskansenplan 2019-2023 zijn focuspunten, ambities en ambitieafspraken geformuleerd. Zoals in de inleiding vermeld, is via een evaluatieformulier input opgehaald bij betrokkenen rondom het onderwijskansenplan 2019-2023. Het evaluatieformulier is door acht respondenten, met name afkomstig uit het onderwijs en de kinderopvang, ingevuld. Op hoofdlijnen zijn de volgende kernpunten uit de evaluatieformulieren gekomen, aangevuld met ervaringen tijdens de looptijd van het onderwijskansenplan 2019-2023.

 

Doel en doelgroepdefinitie zijn actueel, met focus op taal

Het doel en de doelgroepdefinitie zoals in het onderwijskansenplan 2019-2023 zijn nog steeds actueel. De focus ligt, in combinatie met de activiteiten die worden georganiseerd, met name op het aandachtsgebied taal. Andere aandachtsgebieden zouden meer aandacht mogen krijgen.

 

Tevredenheid over beleid, maar ruimte voor verbetering

Over het algemeen zijn de respondenten tevreden over het onderwijskansenplan, hoe er wordt samengewerkt en de rol van de gemeente daarin. Het is wel lastig aan te geven wat de concrete opbrengsten zijn, omdat het een lijvig stuk is en er veel verschillende elementen worden benoemd zoals focuspunten, aandachtspunten en ambities. Deze zijn niet altijd meetbaar opgesteld. Het concreter en meer leesbaar maken met doelgerichte acties zijn genoemde ontwikkelpunten. Hierbij is tevens continue aandacht nodig voor de samenwerking met partners. Daarnaast geven respondenten aan dat er op verschillende thema’s verdieping aangebracht kan worden. De basis staat en de komende jaren is er ruimte om die basis dieper uit te werken. Hierbij zijn de belangrijkste thema’s in de ogen van de respondenten: ouderbetrokkenheid; signaleren en indiceren; NT2; voorschoolse educatie en monitoring.

 

Blijf elkaar opzoeken en maak een brede werkgroep VVE

De samenwerking tussen betrokkenen en het breed uitnodigen voor het periodiek VVE-overleg is positief. Blijf inzetten op deze samenwerking, dit kan op punten nog beter. Er is de afgelopen jaren breder uitgenodigd voor het VVE-overleg en er is met name in 2023 kritisch gekeken naar de vorm en inhoud van het VVE-overleg. Dit ervaren respondenten als positief en is een ontwikkeling om op verder te borduren. Hierbij is ook aandacht nodig voor de positie van het LEWA (Lokale Educatieve Welzijns Agenda) en hoe het LEWA-overleg zich verhoudt tot het VVE-overleg. De afgelopen jaren zijn het VVE-overleg en het LEWA-overleg te veel overlappend geweest. Positionering en duiding van deze overleggen is noodzakelijk, waarbij het VVE-overleg een inhoudelijk/diepte overleg dient te zijn en het LEWA een bestuurlijk/overkoepelend overleg.

 

Resultaten onderwijskansenplan 2019-2023

Over het algemeen kan geconcludeerd worden dat betrokkenen met elkaar hard werken om de onderwijskansen in de gemeente Bergen te verbeteren. Een aantal ambities en afspraken zijn behaald, maar op enkele punten zijn nog verdere stappen te maken. Dit sluit ook aan bij wat uit de ingevulde vragenlijsten komt. Zorg voor verdieping op reeds genoemde thema’s en probeer waar mogelijk meer concreet/resultaat gericht te worden in een compacter nieuw onderwijskansenplan.

 

2.2 Wettelijk kader

Met betrekking tot de kinderopvang (voorschoolse educatie), het basisonderwijs (o.a. vroegschoolse educatie) en het toezicht hierop zijn diverse wetten van kracht. Een overzicht van de wetgeving is te vinden in bijlage 2.

 

De Wet kinderopvang (2004) vormt de basis voor de kinderopvang. Met wetswijzigingen zoals de Wet ontwikkelkansen door kwaliteit en educatie (2010); Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk (2017) en Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (2017) zijn de organisatie en kwaliteit van de kinderopvang verder ontwikkeld. In de besluiten basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie (2010) en kwaliteit kinderopvang (2017) wordt het wettelijk kader rondom de kwaliteit nog verder uitgewerkt.

 

De Wet ontwikkelkansen door kwaliteit en educatie (Wet OKE) bevat niet alleen een wetswijziging voor de Wet kinderopvang, maar ook een wijziging voor de Wet op het primair onderwijs (1981) en de Wet op het onderwijstoezicht (WOT). Het doel van de wet OKE is om de kwaliteit te verbeteren en de regierol van de gemeente te versterken.

 

De Wet op het primair onderwijs bepaalt hoe het basisonderwijs op hoofdlijnen geregeld moet zijn en richt zich op een ononderbroken ontwikkeling van leerlingen. Deze wet bevat ook specifieke taken voor de gemeente in het kader van haar regierol.

 

De Wet op het onderwijstoezicht (2002) gaat in op de regels rondom het toezicht en borgt dat de inspectie van het onderwijs toezicht houdt op de kwaliteit van het onderwijs en de voorschoolse educatie. Recent (2023) is de Regeling periodieke verstrekking systematische toezichtinformatie vve en LEA in werking getreden. Deze regeling brengt meer samenhang in de twee toezichttaken van de inspectie van het onderwijs (toezicht op handhaving kinderopvang en toezicht op onderwijsachterstandenbeleid) die gemeenten in medebewind hebben.

 

Op basis van de bovengenoemde wetten en regelingen hebben gemeente, kinderopvang, basisonderwijs en de jeugdgezondheidszorg ieder hun taken. Voor de gemeente is dit met name het voorzien in kwalitatief en dekkend voorschools aanbod voor (geïndiceerde) peuters, het voorkomen van segregatie, het bevorderen van integratie en het bestrijden van onderwijsachterstanden. Jaarlijks voert de gemeente hier met betrokkenen overleg over en maken betrokkenen afspraken. De kinderopvang is uitvoerder van het voorschoolse aanbod en dient hierbij te voldoen aan de gestelde regels en eisen uit de wetgeving. Het basisonderwijs is verantwoordelijk voor het vroegschoolse aanbod. Het onderwijs dient zodanig ingericht te zijn dat er op een structurele en herkenbare wijze aandacht is voor het tegengaan van achterstanden, in het bijzonder in de beheersing van de Nederlandse taal. Tot slot heeft de jeugdgezondheidszorg een wettelijke taak in het systematisch volgen en signaleren van jeugdigen, dit op basis van het Besluit Publieke Gezondheid (2008). Omdat de jeugdgezondheidszorg bijna alle kinderen ziet (via consultatiebureau), zijn zij een belangrijke partner op het gebied van signaleren en toeleiden naar voorschoolse voorzieningen.

 

2.3 Lokale context

Het verder invullen van de wettelijke taken gebeurt lokaal en in overleg met betrokkenen, zowel bestuurlijk als operationeel. Samen met de betrokkenen is er een lokale context gebouwd rondom het aanbod; indiceren, toeleiden en bereik; en de overlegvormen.

 

Aanbod

Het voorschoolse aanbod met betrekking tot dit onderwijskansenplan heeft betrekking op de 2.5 tot 4 jarigen. De opvang van 0 tot 2.5 jarigen valt in eerste instantie buiten de reikwijdte van dit onderwijskansenplan maar heeft wel een relatie met het aanpalende thema Kansrijke Start (zie hoofdstuk 4).

 

’t Kienderbènkske verzorgt het voorschoolse aanbod in de gemeente Bergen door middel van Ontwikkelingsgerichte Kinderopvang (OKI) voor de kinderen van 2.5 tot 4 jaar. Dit zijn twee dagdelen kinderopvang om de overgang naar het basisonderwijs via een ontwikkelingsgerichte aanpak soepel en in doorgaande lijn te laten verlopen. OKI vindt plaats in de kernen Afferden, Well, Wellerlooi, Siebengewald en Nieuw Bergen. Naast de OKI verzorgt ’t Kienderbenkske, evenals Spring en een aantal gastouders, dagopvang (van 0 tot 4 jarigen) en buitenschoolse opvang voor de basisschoolkinderen.

 

Spring is naast ’t Kienderbènkske de andere kinderopvangorganisatie in onze gemeente. Met Spring actief krijgen de kinderen (0 tot 12 jaar) op een spelenderwijze aandacht om zich cognitief, sociaal, constructief, creatief en motorisch te ontwikkelen. Deze ontwikkelgebieden noemt Spring de Schijf van 5 en is voor alle kinderen van toepassing.

 

Binnen de gemeente Bergen is ’t Kienderbènkske de contractpartner voor het VE-aanbod (voorschoolse educatie) aan geïndiceerden doelgroepkinderen. Deze kinderen krijgen vier dagdelen voorschools aanbod, waarbij de gemeente het derde en vierde dagdeel volledig bekostigd (geen kosten voor de ouders). De voorschoolse educatie bestaat uit het dubbele aanbod OKI en is evenals de OKI beschikbaar in de vijf genoemde kernen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat in Wellerlooi drie dagdelen VE mogelijk is en dat een combinatie met een andere VE locatie te maken is om aan de vier dagdelen te komen. Met het aanbieden van vier dagdelen van vier uur, voldoet ’t Kienderbènkske aan de 960 uren norm (40 weken x 16 uur x 1.5 jaar).

 

De basisscholen verzorgen het vroegschoolse aanbod voor de doelgroepkleuters (4 en 5 jarigen uit groepen 1 en 2). De doelgroepkleuters worden vanuit de voorschool warm overgedragen naar de basisschool en ontvangen daar het aanbod wat nodig is om goed voorbereid te starten aan groep 3. Om de overgang van voorschool naar vroegschool zo soepel mogelijk te laten verlopen en om een doorgaande leerlijn te hanteren, maken kinderopvang en basisschool gebruik van een locatieplan. Dat is een plan per locatie waarin de voor- en vroegschoolse educatie op elkaar worden afgestemd met betrekking tot de kwaliteit, doorgaande leerlijn en overdracht. Jaarlijks vindt actualisatie van deze locatieplannen plaats.

 

Naast het voor- en vroegschoolse aanbod is er nog meer aanbod in het kader van onderwijskansen. Enerzijds is dat het aanbod vanuit de bibliotheek. Met de boekstart, bibliotheek op school, de voorleesexpress en de huismuis 1 is er een ruim aanbod aan voornamelijk taalgerichte activiteiten voor kinderen en hun ouders. Anderzijds zijn er nog specifieke taalinterventies vanuit de logopedische invalshoek. Zo kan de GGD op indicatie van het consultatiebureau een logopedische screening uitvoeren. Daarnaast is er de mogelijkheid om voorschotbenadering2 in te zetten voor kinderen uit de groepen 1 en 2. Vanaf 2023 is er de beschikbaarheid van een taalconsulent. Deze observeert in de groepen kinderopvang (2.5 tot 4 jarigen) en de kleuterschool (groepen 1 en 2) en screent waar nodig de kinderen die opvallend spraak-/taalgedrag laten zien. Daarnaast biedt de taalconsulent handvatten voor pedagogisch medewerkers, leerkrachten en ouders rondom spraak/taal ontwikkeling van kinderen. Ook is coaching on the job van pedagogisch medewerkers en leerkrachten een taak van de taalconsulent.

 

Indiceren, Toeleiden en (non)-bereik

De jeugdgezondheidszorg is de eerste schakel in het proces van indiceren. Zij geven de VVE-indicatie af en streven naar een zo vroeg mogelijke indicering. Rond de leeftijd van 18 maanden wordt hiervoor een extra contactmoment op het consultatiebureau gepland. Bij dat contactmoment wordt de VVE-indicatie afgegeven. De volgende stap is het invullen van het indicatieformulier, waarbij ouders toestemming moeten geven voor overdracht en overleg tussen ketenpartners rondom het geïndiceerde kind en voor het delen van informatie met betrekking tot monitoring.

 

’t Kienderbènkske ontvangt het indicatieformulier en zorgt voor de verdere stap in de toeleiding, door het geïndiceerde kind in te plannen op een VE-plek. Het geïndiceerde kind kan vanaf de leeftijd van twee en half jaar het VE-aanbod volgen (vier dagdelen OKI). Indien eerder een VE-plek beschikbaar is, en ouders hiertoe bereid zijn, kan een doelgroepkind eerder dan de leeftijd van twee en half jaar starten. De jeugdgezondheidszorg blijft tijdens de VE-periode het doelgroepkind volgen en voert extra acties uit zoals cliëntcodering en het uitzetten van een extra zorgpad (extra contactmomenten). Ook ziet de logopediste van de jeugdgezondheidszorg het geïndiceerde kind voor een logopedische screening als het kind circa twee jaar en tien maanden is. Daarnaast ziet de jeugdgezondheidszorg het geïndiceerde kind een keer extra op driejarige leeftijd. De jeugdverpleegkundige bezoekt de VE-locatie als er een concrete hulpvraag over het betreffende doelgroepkind is. Hieruit kan een extra contactmoment met de jeugdarts volgen. Tot slot is er twee keer per jaar overleg op het consultatiebureau tussen de jeugdverpleegkundigen en de managers van de VE-locaties.

 

Wanneer een VVE-geïndiceerd kind naar een opvang gaat zonder VE-aanbod, dan volgt het kind alleen het extra zorgpad vanuit de jeugdgezondheidszorg (tenzij ouders dit niet willen). De jeugdgezondheidszorg bekijkt of het kind op een andere locatie het VE-aanbod kan volgen. Het kind behoudt de VVE-indicatie zodat het op de basisschool (groep 1 en 2) passend aanbod kan volgen. De jeugdgezondheidszorg verzorgt geen actieve overdrachten naar de basisschool in verband met de privacy. De doorgaande lijn van VVE-geïndiceerde kinderen die naar een opvang gaan zonder VE-aanbod, is een aandachtspunt. De jeugdgezondheidszorg kan tijdens het laatste contactmoment (als het kind tussen 3 jaar en 6 maanden en 4 jaar oud is) wel aan ouders aangeven dat ze zelf aan school meedelen dat hun kind een VVE-indicatie heeft.

 

Het kan ook voorkomen dat een kind op de OKI of op de basisschool (groep 1 of 2) opvallendheden in de ontwikkeling vertoont, zonder dat het kind een VVE-indicatie heeft. De voor- of vroegschool kan dan contact opnemen met de jeugdgezondheidszorg over het kind en dan kan er alsnog een VVE-indicatie afgegeven worden door de jeugdgezondheidszorg op basis van het consult.

 

Mochten ouders geen gebruik maken van het VE-aanbod (wat zelden voorkomt) dan is de jeugdgezondheidszorg daarvan op de hoogte. Op deze manier is er zicht op het bereik (hoeveel kinderen die een VVE-indicatie hebben, maken gebruik van het aanbod) en het non-bereik (hoeveel kinderen met een VVE-indicatie, maken geen gebruik van het aanbod). Als een kind tussentijds stopt met het VE-aanbod, vindt terugkoppeling van ’t Kienderbènkske aan de jeugdgezondheidszorg plaats.

 

Met bovenstaande manier van indiceren, toeleiden en zicht houden op, is er een gesloten keten tot aan groep drie van de basisschool voor kinderen met een VVE-indicatie. Kinderen met een VVE-indicatie zijn en blijven in beeld. Kinderen komen/zijn niet in beeld wanneer ouders besluiten om niet naar het consultatiebureau te gaan, een kind niet naar de voorschool gaat of het kind alleen gebruikmaakt van gastouderopvang. Daarnaast blijft het de keuze van ouders om gebruik te maken van het VE-aanbod bij een VVE-indicatie. Wanneer ouders kiezen om geen gebruik te maken van het aanbod voor het VVE-geïndiceerde kind, is die keuze in beeld bij het consultatiebureau maar eindigt het VVE-traject, tenzij ouders aangeven wel van het VVE-zorgpad bij de jeugdgezondheidszorg gebruik te willen maken.

 

Overlegvormen

Betrokken partners overleggen via twee overlegvormen over het thema onderwijskansen. Enerzijds is dat een bestuurlijk overleg waarbij de onderwijsbesturen primair onderwijs (met locatiedirecteur als afvaardiging), afvaardiging voortgezet onderwijs, directies kinderopvang, de GGD en indien relevant het samenwerkingsverband primair/voortgezet onderwijs aansluit. Dit overleg is wettelijk verplicht (zie ook laatste alinea paragraaf 2.2) en dient jaarlijks plaats te vinden. Binnen de gemeente Bergen is dit zogenaamde LEWA-overleg (Lokale Educatieve Welzijns Agenda) driemaal per jaar, onder voorzitterschap van de wethouder onderwijs.

 

Anderzijds is er een meer operationeel overleg gericht op de voor- en vroegschoolse educatie en de uitvoering van het onderwijskansenplan: VVE-coördinatiegroep. De coördinatiegroep bestaat uit de consultatiebureau arts, vertegenwoordigers van de kinderopvangorganisaties, een afvaardiging van de basisscholen (directeuren/interne begeleiders), een adviseur vanuit BCO (onderwijsbegeleidingsdienst) en de beleidsambtenaar onderwijs van de gemeente. Indien de agenda dit vraagt worden ook andere betrokkenen uitgenodigd zoals medewerker(s) van de bibliotheek of de bovenschoolse ondersteuningscoördinator. Dit overleg is driemaal per jaar onder regie en voorzitterschap van de gemeente Bergen. Vanaf 2021 krijgen alle schooldirecteuren en interne begeleiders een uitnodiging voor dit overleg. Dit geldt ook voor de bovenschoolse ondersteuningscoördinator en enkele medewerkers van de bibliotheek. Hierdoor is het geen coördinatiegroep meer, maar een breed VVE/onderwijskansen overleg in de vorm van een werkgroep.

 

2.4 Kengetallen

Om de lokale context meer inzichtelijk te maken en de situatie in de gemeente Bergen te typeren, is het aanbod uit de vorige paragraaf in beschikbare kengetallen weergegeven.

 

Onderstaande tabel bevat het aantal 0-6 jarigen kinderen in de gemeente Bergen over de periode 2019 t/m 2023. De peildatum is 1 januari en de gegevens zijn afkomstig van de jaarlijkse leeftijdsopbouwstatistiek.

 

 

Het aantal afgegeven VVE-indicaties is de afgelopen jaren redelijk stabiel. In onderstaande tabel is het aantal afgegeven VVE-indicaties per jaar weergegeven met daarbij het bereik (hoeveel kinderen met een VVE-indicatie maken gebruik van het aanbod) en het non-bereik (hoeveel maken er geen gebruik van het aanbod).

 

 

Op basis van de prognose van het CBS (CBS dashboard onderwijsachterstanden) over de te verwachten onderwijsachterstand in de gemeente Bergen, blijkt dat 11% van de kinderen in de leeftijd van 2.5 tot 4 jaar een hoog risico heeft om een achterstand op te lopen. Dit komt neer op 15 peuters. Voor basisschool kinderen is dit 15% (125 kinderen). Hierbij gaat het om de meest recente cijfers, welke betrekking hebben op 2021. In onderstaande tabel is het aantal kinderen weergegeven dat per jaar gebruikmaakt van het VE-aanbod (2.5 tot 4 jarigen). Hierbij is uitgegaan van het gemiddelde over het gehele jaar. Deze cijfers zijn afkomstig uit de jaarlijkse verantwoording van ’t Kienderbènkske. Ook geeft de tabel aan hoeveel kinderen er gebruikmaken van de OKI met daarachter het percentage van het totaal aantal peuters dat gebruikmaakt van de OKI3 .

 

 

Om het voorlezen en de taalstimulering in de thuissituatie te stimuleren, kunnen gezinnen gebruikmaken van de Voorleesexpres. Een vrijwilliger vanuit Biblioplus helpt het gezin om op een speelse manier met taal en lezen aan de slag te gaan. De gemeente Bergen heeft per jaar tien plekken voor de Voorleesexpress. Er wordt wisselend gebruik gemaakt van de Voorleesexpres, zo blijkt uit onderstaande tabel.

 

 

In het kader van taal-/spraakstimulering kunnen kleuters aangemeld worden voor de voorschotbenadering. Deze kleuters krijgen dan extra ondersteuning van de logopedist zodat ze beter aan kunnen sluiten bij het leesonderwijs in groep 3.

 

3. Visie en doelen

 

Het vorige hoofdstuk maakt duidelijk wat er is gedaan, welk aanbod er op dit moment is, wat het wettelijk kader is en welke kengetallen voor de gemeente Bergen van toepassing zijn. Dit hoofdstuk beschrijft op basis van die informatie wat de gemeente Bergen met haar partners voor ogen heeft (visie) en welke doelen daaraan gekoppeld zijn.

 

3.1 Visie

De visie in het kader van dit onderwijskansenplan is: “Het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor de kinderen in de gemeente Bergen, zodat hun start in het onderwijs en hun verdere basisschoolloopbaan zo optimaal mogelijk is”. Het bieden van deze ontwikkelingsmogelijkheden doet de gemeente in samenwerking met betrokken partners zoals de jeugdgezondheidszorg, kinderopvang en het onderwijs.

 

Specifiek gaat het in bovenstaande visie om kinderen van 0 tot 12 jaar (einde basisschool). Dit gaat hiermee verder dan de gemeentelijk verplichting rondom voorschoolse educatie (2.5 tot 4 jaar). Er is bewust gekozen voor 0 tot 12 jaar, omdat de gemeente en betrokken partners een doorgaande ontwikkelingslijn belangrijk vinden. Daarnaast vindt de grootste ontwikkeling bij kinderen plaats in de eerste 6 a 7 jaar van hun leven. Juist in die periode is het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden essentieel. Tot slot heeft de leeftijdsafbakening te maken met de financiering vanuit het Rijk. Inzet van de Rijksmiddelen mag tot en met de basisschoolleeftijd, waarbij de verplichting en nadruk ligt op de voorschoolse educatie (2.5 tot 4 jarigen).

 

3.2 Doel en doelgroepdefinitie

Gezien de gemeentelijke verplichting rondom de voorschoolse educatie heeft het hoofddoel betrekking op die verplichting. “Doelgroeppeuters, worden op een effectieve wijze bereikt en ondersteund en hiermee voorbereid op de basisschool”. De onderwijsachterstand kan hierbij betrekking hebben op de ontwikkelingsgebieden taal, rekenen, motorische vaardigheden en sociale competenties.

 

Het gaat in het hoofddoel om doelgroeppeuters. Op te bepalen of een peuter een doelgroeppeuter is, hanteren we een doelgroepdefinitie. “Een kind van 2.5 tot 4 jaar in de gemeente Bergen krijgt de indicatie doelgroeppeuter op basis van één of meerdere van de volgende criteria:

 

  • -

    Kinderen met (een risico op) een achterstand in de Nederlandse spraak-/taalontwikkeling;

  • -

    Kinderen met (een risico op) een achterstand in de cognitieve, motorische of sociaal emotionele ontwikkeling, waarbij de inschatting is dat het VE-programma deze achterstand kan voorkomen of verkleinen;

  • -

    Een onvoldoende taalaanbod/taalstimulering in de thuisomgeving;

  • -

    Een onvoldoende ontwikkelingsstimulering in de thuissituatie vanwege sociaal-emotionele omstandigheden”.

Het CBS dashboard onderwijsachterstanden geeft een inschatting van het percentage peuters en basisschoolleerlingen dat een verhoogd risico loopt op onderwijsachterstanden per gemeente. Voor de gemeente Bergen zag dit dashboard er de afgelopen jaren als volgt uit.

 

 

De twee kernen met de hoogste percentages zijn Nieuw Bergen en Siebengewald. Hierbij dient opgemerkt te worden dat dit geldt voor de basisschoolleerlingen en het totale bestand (peuters en basisschoolleerlingen). Het percentage peuters is niet per kern uitgesplitst in het CBS dashboard, dit vanwege de kleine aantallen.

 

3.3 Subdoelen

Het hoofddoel kent een uitsplitsing in verschillende subdoelen. Subdoelen die specifiek betrekking hebben op de doelgroeppeuters, maar ook subdoelen die op de bredere doelgroep (0 – 12 jarigen) ingaan. Het gaat om de volgende subdoelen:

 

  • -

    In beeld hebben en houden van (doelgroep)peuters;

  • -

    Voor- en vroegschoolse educatie met kwaliteit en gericht op een doorgaande ontwikkellijn;

  • -

    Regievoering op en zorgen voor dekkend aanbod voor- en vroegschoolse educatie;

  • -

    Inzetten op ouderbetrokkenheid;

  • -

    Realiseren van een passend NT2 aanbod.

3.3.1 Signaleren, indiceren en toeleiden

De jeugdgezondheidszorg (consultatiebureau) heeft een belangrijke rol in het signaleren, indiceren en toeleiden. Tijdens de reguliere momenten op het consultatiebureau signaleert de jeugdgezondheidszorg en plant indien nodig een extra contactmoment op het consultatiebureau (als het kind circa 18 maanden is). Op deze manier probeert de jeugdgezondheidszorg zo vroeg mogelijk te indiceren. Als er sprake is van een indicatie voor VVE, wordt het indicatieformulier ingevuld. Jeugdgezondheidszorg stuurt dit formulier door naar de VE-aanbieder in verband met de planning van de VE-plaatsen.

 

De kinderopvang volgt kinderen in hun ontwikkeling. Als er een vermoeden op een achterstand is bij een kind zonder VVE-indicatie, neemt de kinderopvang contact op met de jeugdgezondheidszorg en start het indicatieproces (indicatieformulier en toeleiden naar VVE-aanbod). Vanaf 2023 is er ook de beschikbaarheid van een taalconsulent. Deze observeert in voorschool (2.5 tot 4 jarigen) en de kleuterschool (groepen 1 en 2) en screent waar nodig de kinderen die opvallend spraak-/taalgedrag vertonen. Dit versterkt de signaalfunctie in de keten.

 

Door bovenstaande signaalfunctie, zijn de kinderen die bij het consultatiebureau en de voorschool komen in beeld en vormt dit een gesloten keten. Het kan ook voorkomen dat ouders ervoor kiezen om geen gebruik te maken van het VE-aanbod als er een indicatie is afgegeven. Dit weet de jeugdgezondheidszorg. Deze kinderen verdwijnen uit beeld als ze geen gebruikmaken van het VE-aanbod of het extra zorgpad niet volgen. Ook zijn kinderen die niet naar het consultatiebureau gaan (dit is incidenteel), die geen gebruikmaken van de voorschool of alleen gebruikmaken van gastouderopvang later of niet in beeld. Er bestaat kortom een kans dat (doelgroep)peuters niet allemaal in beeld zijn.

 

Subdoel

In beeld hebben en houden van (doelgroep)peuters

Prestatie

Samen met partners alle (doelgroep)peuters in beeld krijgen en houden en dit proces in samenwerkingsafspraken vastleggen

Prestatie

Een actueel toeleidingsproces voor VVE met sluitende keten

 

3.3.2 Kwaliteit en doorgaande ontwikkellijn

Voorzieningen met voorschoolse educatie (VE-aanbod) en kinderopvang moeten minimaal voldoen aan de besluiten basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie en kwaliteit kinderopvang. Die besluiten vormen het wettelijk kader rondom de kwaliteit en hier ziet de inspectie op toe. Het staat de gemeente en de partners vrij om te kiezen voor hogere kwaliteitseisen. Het is daarbij van belang om stil te staan bij de kwaliteitseisen die de gemeente koppelt aan de vergoeding voor de voor- en vroegschoolse educatie. Het een en ander komt tot uiting in het kwaliteitskader voor- en vroegschoolse educatie. Dit kwaliteitskader als zodanig is er op dit moment nog niet in de gemeente Bergen.

 

De keuze om een kwaliteitskader voor- en vroegschoolse educatie te ontwikkelen heeft met name betrekking op de doorgaande ontwikkellijn. Momenteel is het nog te ondoorzichtig op welke manier het onderwijs de vroegschoolse educatie voor de doelgroepkleuters vormgeeft. Met een kwaliteitskader voor- en vroegschoolse educatie wordt duidelijk wat ieders rol en taak is, hoe de kwaliteit te waarborgen en welke (resultaat)afspraken daaraan ten grondslag liggen. Dit komt de doorgaande ontwikkellijn ten goede.

 

Het kwaliteitskader vormt een basis om in de locatieplannen verder uit te werken. De locatieplannen, welke de voor- en vroegschoolse partners per locatie samen opstellen, hebben een optimale samenwerking, een doorgaande ontwikkellijn en het optimaliseren van de kwaliteit van de uitvoering tot doel. Jaarlijks vindt een themabijeenkomst over de locatieplannen plaats om met en van elkaar te leren.

 

Subdoel

Voor- en vroegschoolse educatie met kwaliteit en gericht op een doorgaande ontwikkellijn

Prestatie

Met partners een kwaliteitskader voor- en vroegschoolse educatie inclusief resultaatafspraken opstellen en monitoren

Prestatie

Jaarlijks actualiseren van de locatieplannen en het organiseren van een jaarlijkse themabijeenkomst rondom locatieplannen

 

3.3.3 Regievoering door gemeente

Rondom de voor- en vroegschoolse educatie en op basis van de wet- en regelgeving is de gemeente vooral regievoerder of procesbegeleider. Hierbij maakt de gemeente dankbaar gebruik van de inhoudelijke inbreng van de deskundigen uit het werkveld. De rol van de gemeente rondom voor- en vroegschoolse educatie richt zich vooral op het voorzien in een kwalitatief en dekkend voorschools aanbod voor (geïndiceerde) peuters en het bestrijden van onderwijsachterstanden. Daarnaast is de gemeente verplicht om jaarlijks met schoolbesturen en kinderopvanginstellingen minimaal één keer bestuurlijk overleg te voeren. In de gemeente Bergen krijgt dit vorm via het LEWA-overleg, wat driemaal per jaar plaatsvindt.

 

Naast het bestuurlijke overleg, is de gemeente ook op uitvoeringsniveau betrokken in haar rol als regievoerder/procesbegeleider. De inhoudelijke professionals zijn in de werkgroep VVE vertegenwoordigd. De gemeente is voorzitter van deze werkgroep en organiseert drie maal per jaar een werkgroep VVE. De afgelopen jaren is de scheiding tussen bestuurlijk en uitvoerend overleg meer diffuus geworden. In 2023 is gestart om de overlegstructuur strakker te kaderen.

 

Bij de taak rondom regievoering en procesbegeleider zijn er nog twee specifieke aspecten noemenswaardig. Enerzijds is dit de monitor VVE. Deze jaarlijkse monitor is bedoeld om inzicht te krijgen in de toeleiding en het bereik, de kwaliteitscriteria uit de locatieplannen en de resultaten van het VVE-aanbod. Op basis van de uitkomsten uit de monitor is doorontwikkeling van de voor- en vroegschoolse educatie mogelijk. Anderzijds is er jaarlijks, buiten het LEWA-overleg en de werkgroep VVE, een locatieplannen bijeenkomst. Deze is in 2023 voor het eerst georganiseerd. Centraal in deze bijeenkomst staat het leren van en met elkaar (scholen en kinderopvang) en de doorontwikkeling van de locatieplannen.

 

Subdoel

Regievoering op en zorgen voor dekkend aanbod voor- en vroegschoolse educatie

Prestatie

Behoud van een VVE aanbod in alle kernen (Bergen, Well, Wellerlooi, Afferden en Siebengewald)

Prestatie

De overlegvormen LEWA en werkgroep VVE duidelijk kaderen in overlegvormen op bestuurlijk en uitvoeringsniveau.

Prestatie

Jaarlijks een VVE-monitor opstellen en de uitkomsten bespreken met betrokkenen.

Prestatie

Doorontwikkeling VVE op basis van overlegvormen, locatieplannenbijeenkomst en monitor VVE.

 

3.3.4 Ouderbetrokkenheid

De ontwikkeling van kinderen vindt niet alleen plaats in de kinderopvang of op school. De thuissituatie en mate van ouderbetrokkenheid is ook enorm belangrijk. Ouderbetrokkenheid is wat anders dan ouderparticipatie. Bij dat laatste gaat het om actieve deelname van de ouder aan de activiteiten in de kinderopvang of op school. Bij ouderbetrokkenheid gaat het om de ontwikkeling van het kind. Ouders zijn betrokken in de ontwikkeling van hun kind. Dit is zowel van belang bij de kinderopvang als op school, maar vooral de ouderbetrokkenheid in de thuissituatie is van grote waarde in de ontwikkeling van het kind. Hierbij gaat het dan vooral om de stimulerende ouder-kind interactie bij voorkeur in een taalrijke thuisomgeving.

 

Ouderbetrokkenheid was ook een aandachtspunt in de vorige onderwijskansenplannen. Om verdere stappen op dit gebied te zetten, is het van belang om met betrokkenen te verhelderen hoe ze tegen ouderbetrokkenheid aankijken en wat ieders rol en taak is op dit gebied. Daarnaast is kennisdeling over en stimulering van ouderbetrokkenheid belangrijk om dit onderdeel breed onder de aandacht te houden. Tot slot ligt er een koppelkans met de (gezins)aanpak geletterdheid (zie volgend hoofdstuk).

 

Subdoel

Vergroten van de ouderbetrokkenheid

Prestatie

Verheldering in rollen, taken en verantwoordelijkheden rondom ouderbetrokkenheid voor kinderopvang, school, jeugdgezondheidszorg en gemeente

Prestatie

Stimuleren dat ouders thuis ontwikkelingsgerichte activiteiten ondernemen

Prestatie

Kennisdeling en- uitwisseling over ouderbetrokkenheid

Prestatie

Bevorderen van een taalrijke thuisomgeving met een stimulerende ouder-kind interactie

 

3.3.5 NT2 aanbod

Met het toenemend aantal vluchtelingen en de asielproblematiek van de afgelopen jaren en de druk op het onderwijs en de kinderopvang (onder meer personele invulling), is er meer aandacht nodig voor NT2 (Nederlandse taal als tweede taal). Dit kwam ook uit de ingevulde vragenlijsten naar voren. Omdat dit onderwerp al wat langer speelt, is er eind 2022/begin 2023 een nulmeting uitgevoerd rondom NT2 onderwijs in de gemeente Bergen. Op de meeste scholen zijn weinig tot geen geschoolde leerkrachten op het gebied van NT2 en is er weinig kennis van de invloed van de thuistaal op het leren van de Nederlandse taal. Daarnaast bestaat er een behoefte om de expertise op het gebied van NT2 te verhogen binnen de scholen. Er is tijdens de periode van dit onderwijskansenplan aandacht nodig voor dit onderwerp. De nulmeting geldt hierbij als uitgangspunt om, met betrokken partners uit met name de kinderopvang en het onderwijs, op verder te borduren.

 

Subdoel

Realiseren van een passend NT2 aanbod

Prestatie

Samen met partners (met name kinderopvang en scholen) bepalen hoe het NT2 aanbod in de kinderopvang en het onderwijs vorm te geven.

4. Relatie met andere (beleids)terreinen

 

Het onderwijskansenplan richt zich vooral op het bieden van mogelijkheden voor kinderen, zodat ze zo goed mogelijk kunnen starten in het onderwijs en van deze mogelijkheden kunnen profiteren in hun verdere schoolloopbaan. Het samenwerken met betrokken partijen om op deze manier zo veel mogelijk ontwikkelkansen op het gebied van onderwijs te bieden staat centraal. Ook in andere plannen en bij aanpalende beleidsterreinen is kansengelijkheid het streven en ligt de nadruk op preventie.

 

4.1 Coalitieprogramma en Beleidsprogramma sociaal domein

In het coalitieprogramma 2022-2026 van de gemeente Bergen staat het investeren in de algemene basisvoorzieningen en vitale gemeenschappen centraal, met als doel een samenleving waarin iedereen mee kan doen. Dit krijgt een nadrukkelijke uitwerking binnen het Sociaal Domein, specifiek in het nieuwe beleidsprogramma. Samen met de maatwerkvoorzieningen vormen de algemene basisvoorzieningen en de vitale gemeenschappen de drie pijlers van het beleidsprogramma Van Zorg naar Gezondheid 2023-2026 binnen het sociaal domein. De visie van dit beleidsprogramma is: ‘Door de leefwereld van onze inwoners en hun positieve gezondheid te verbeteren, versterken wij de veerkracht, eigen regie en het aanpassingsvermogen van onze inwoners. We richten ons niet op de beperkingen, maar op de zaken die het leven betekenisvol maken. De uitgangspunten van Positieve Gezondheid vormen hierbij de leidraad’.

 

Bij positieve gezondheid gaat het over een brede kijk op gezondheid, met de volgende dimensies: lichaamsfuncties; mentaal welbevinden; zingeving; kwaliteit van leven; meedoen en dagelijks functioneren. Deze brede benadering draagt bij aan het vermogen van mensen om met de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen in het leven om te gaan en om zoveel mogelijk eigen regie te voeren.

 

Om een samenleving te creëren waarin iedereen mee kan doen en waarbij de leefwereld en de positieve gezondheid van de inwoners verbetert, is het belangrijk om kansen te bieden om dit te realiseren. Kansen op diverse terreinen en kansen voor alle inwoners. Met het onderwijskansenplan staat het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor kinderen in de gemeente Bergen centraal, zodat hun start in het onderwijs en hun verdere schoolloopbaan zo optimaal mogelijk is. Deze ontwikkelingsmogelijkheden zorgen ervoor dat iedereen zo goed mogelijk mee kan doen en al op jonge leeftijd kansen worden geboden in het kader van positieve gezondheid. Hiermee sluit het onderwijskansenplan goed aan bij de opvattingen uit het coalitieprogramma en het beleidsprogramma Van Zorg naar Gezondheid.

 

4.2 Kansen(on)gelijkheid

Naast de genoemde link met het coalitieprogramma (2022-2026) en het beleidsprogramma Van Zorg naar Gezondheid (2023-2026), heeft het onderwijskansenplan ook een directe link met het thema ‘kansen(on)gelijkheid’. Hoofdstuk 3 (Visie en doelen) maakt duidelijk dat het onderwijskansenplan zoveel mogelijk kansen wil bieden aan kinderen (en ouders) die een risico lopen op onderwijsachterstanden.

 

Niet alleen op het gebied van onderwijs, maar ook op andere beleidsterreinen en thema’s is er een link met kansen(on)gelijkheid. Ten eerste is dit op het thema armoede en schulden. Gezinnen, zeker gezinnen met kinderen, die in armoede leven of in de schulden zitten, hebben andere kansen dan gezinnen die niet in armoede of met schulden leven. De gemeente zet zich, via het Beleidsplan Armoede en Schuldhulpverlening 2023-2026, in om armoede te bestrijden en schuldhulpverlening aan te bieden. Belangrijk is dat gezinnen weer mee kunnen doen in de samenleving en dat de gemeente een vangnet biedt aan deze kwetsbare gezinnen.

 

Het tweede thema is geletterdheid. In de gemeente Bergen is circa 15% van de inwoners (circa 1.200 inwoners) laaggeletterd. Dit is hoger dan het landelijk gemiddelde. In gezinnen met laaggeletterde ouders, is het opgroeien van de kinderen in een taalrijke thuisomgeving erg lastig. Hierdoor kunnen kansenongelijkheden toenemen, met name in de taalontwikkeling van en de ouderbetrokkenheid bij het kind. Om laaggeletterdheid tegen te gaan, werkt de gemeente samen in de regio en met lokale partners in het Taalhuis. De aanpak rondom laaggeletterdheid richt zich op het investeren in de basisvaardigheden (lezen, schrijven, rekenen en digitale vaardigheden). Daarnaast heeft de gemeente vanaf 2025 de regierol over de aanpak laaggeletterdheid en over de gezinsaanpak geletterdheid. Bij de gezinsaanpak staat het doorbreken van de cyclus van laaggeletterdheid centraal. In de Lokale Notitie Geletterdheid van de gemeente Bergen is dit verder uitgewerkt.

 

Het derde en laatste thema betreft Kansrijke Start4 . De omgeving waarin een kind wordt geboren, groeit en zicht ontwikkelt in de eerste 1000 dagen, bepaalt in grote mate de kansen voor later. De eerste 1000 dagen betreffen de eerste 9 maanden voor de geboorte tot en met twee jaar. Het is juist in deze periode van belang dat er zo min mogelijk kansenongelijkheid is of ontstaat. Met een samenwerking in de regio en met de inzet voor een lokale coalitie, zet de gemeente Bergen het thema Kansrijke Start op de kaart. Kansrijke Start gaat weliswaar om de eerste 1000 dagen maar sluit hiermee wel aan op de doelgroep van het onderwijskansenplan.

 

Bovenstaande maakt duidelijk dat het onderwijskansenplan niet op zichzelf staat en sterke raakvlakken heeft met aanpalende thema’s. Het is daarom van belang om bij de verdere uitwerking en uitvoering van het onderwijskansenplan, vooral in de regierol van de gemeente, waar mogelijk de link te leggen met de aanpalende thema’s en met alle betrokken partners zoveel mogelijk kansengelijkheid te creëren.

5. Financieel

 

Gemeenten ontvangen jaarlijks middelen van het Rijk om onderwijsachterstanden tegen te gaan. Vanaf 1 januari 2019 verdeelt het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) de middelen die scholen en gemeenten gebruiken om onderwijskansen van kinderen te vergroten op een nieuwe manier. Voor de bepaling van de verdeling over gemeenten gebruikt OCW een indicator die eerder is ontwikkeld door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Deze indicator berekent onderwijsscores per peuter (2,5 tot 4 jaar) en basisschoolleerling en telt deze op tot achterstandsscores per gemeente. Deze scores drukken de verwachte achterstandsproblematiek per gemeente uit, op basis waarvan OCW het onderwijsachterstandenbudget over gemeenten verdeelt.

 

Om te bepalen welke kinderen een verhoogd risico op een onderwijsachterstand hebben, is een model ontwikkeld. Dit model gebruikt omgevingskenmerken die het risico op een onderwijsachterstand bij een kind voorspellen. Deze omgevingskenmerken zijn:

 

  • -

    Opleidingsniveau van de ouders;

  • -

    Herkomst;

  • -

    Verblijfsduur van de moeder in Nederland;

  • -

    Wel of niet in de schuldsanering;

  • -

    Het gemiddelde opleidingsniveau van de moeders op school.

Op basis van bovenstaande is voor de gemeente Bergen te bepalen hoeveel procent van de peuters en basisschoolleerlingen een risico hebben op een onderwijsachterstand. In tabel 6 (paragraaf 3.2) zijn de percentages van de afgelopen jaren weergegeven. De meeste recente cijfers zijn uit 2021 en laten zien dat 11% van de 2.5 tot 4 jarigen en 15% van de basisschool leerlingen een risico op een onderwijsachterstand heeft. Het ministerie hanteert een doelgroep van 15%. Dit betekent dat bij de toekenning van middelen aan scholen en gemeenten gekeken wordt naar de locaties waar de kinderen woonachtig zijn die landelijk tot de 15% behoren met het grootste risico op een onderwijsachterstand. De hoogte van het bedrag voor de gemeente is gebaseerd op de achterstanden van twee en drie jaar terug. Beide jaren tellen voor 50% mee. Het bedrag voor 2024 is gebaseerd op de achterstandscores van 2021 en 2022.

 

De Rijksmiddelen zijn geoormerkt en gemeenten moeten de middelen SiSa verantwoorden. Het restant dat in een jaar niet is uitgegeven, mag meegenomen worden naar het jaar daarna. Dit geldt tot het einde van de vierjarige beleidsperiode van het Rijk (2023 t/m 2026). Van het laatste jaar, in dit geval 2026, mag maximaal 50% meegenomen worden naar de nieuwe beleidsperiode. Het restant wat niet is uitgegeven, vloeit terug naar het Rijk. Onderstaande tabel geeft de ontvangen bedragen van de vorige beleidsperiode (2019 t/m 2022) en de bedragen van 2023 en 2024 (voorlopig bedrag) weer.

 

6. Uitvoeringsagenda

 

Om de visie en de doelen te bereiken, is het belangrijk om samen te werken. Een hulpmiddel hierbij is het opstellen van een uitvoeringsagenda. Dit is een sturend hulpmiddel en is jaarlijks/periodiek aan te passen indien noodzakelijk..

 

Bergen (L), 2 april 2024

H.H.M. Timmermans

Secretaris

M.H.D. Rauner

De voorzitter

Bijlage 1. Evaluatie onderwijskansenplan 2019-2023

 

In het onderwijskansenplan 2019-2023 staan op diverse plekken focuspunten en ambities genoemd. Overkoepelend doel is het verbeteren van onderwijskansen voor kinderen met achterstanden. Hier is aan gewerkt binnen verschillende thema’s zoals NT1 en NT2 onderwijs; ouderbetrokkenheid; locatieplannen; doorgaande leerlijn; kwaliteit van het VVE aanbod; bereik, spreiding en aantal uren vve aanbod. Hieronder volgt een korte terugblik op de thema’s met daarbij het bereikte resultaat.

 

Ouderbetrokkenheid

Ouderbetrokkenheid met als ambitie ‘Ouders hun rol als educatieve partners bij de ontwikkeling van hun kind(eren) te laten nemen door betrokkenheid bij de ontwikkeling van hun kind(eren) en door zelf die ontwikkeling te stimuleren’: Dit zou onder andere tot uitdrukking moeten komen in scholing, taalcursussen en laagdrempelige opvoedondersteuning. Ook zou er per locatie (kinderopvang en basisschool) specifieke aandacht voor dit thema moeten komen (onder andere in opstellen van doelen). Concrete ambitieafspraken rondom ouderbetrokkenheid zijn:

 

  • De huidige afspraken ouderbetrokkenheid uit de monitor 2011-2019 worden voortgezet;

  • Alle ouders van doelgroepkinderen worden gestimuleerd om thuis ontwikkelingsgerichte activiteiten met hun peuters te doen;

  • Alle ouders participeren in VVE activiteiten;

  • Alle ouders van doelgroepkinderen worden minimaal halfjaarlijks geïnformeerd over de ontwikkeling van hun kind.

Dit focuspunt is onvoldoende behaald. Corona is hier mede de oorzaak van, omdat er toen veel minder direct contact mogelijk was met ouders. Dit maakt bijvoorbeeld ook het participeren door ouders een lastig verhaal. Corona heeft wel andere communicatiekanalen/manieren voortgebracht om met ouders in contact te komen/blijven. Een andere reden voor het onvoldoende behalen van de ambitie is dat er nog geen gezamenlijk doel/visie is met concrete afspraken rondom ouderbetrokkenheid. Dit werd duidelijk in een gezamenlijke bijeenkomst met stakeholders rondom het thema ouderbetrokkenheid. Tijdens deze bijeenkomst werd ook duidelijk dat ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie twee aparte termen zijn met ieder hun eigen betekenis. Daar was nog wat verwarring over. Ouders worden wel periodiek geïnformeerd over de ontwikkeling van hun kind en worden in meer of mindere mate gestimuleerd om thuis ontwikkelingsgerichte activiteiten te doen met hun peuter(s).

 

Locatieplannen

In het onderwijskansenplan 2019-2023 is aangeven om voor de locatieplannen verder te gaan op de ingeslagen weg. Dit betekent dat er op elke locatie een locatieplan wordt ingevoerd in verband met de doorgaande leerlijn en kwaliteitsbewaking. De concrete ambitieafspraak hierbij is dat elke locatie voor- en vroegschool met een locatieplan werkt. Deze afspraak is behaald omdat op elke locatie (5 locaties) een locatieplan aanwezig is. Daarnaast is er medio 2023 een aparte bijeenkomst geweest in het kader van de locatieplannen. Dit met als doel om met en van elkaar te leren. De ervaringen rondom deze bijeenkomst waren positief en het streven is om dit jaarlijks terug te laten komen. Dit komt de kwaliteit van de locatieplannen ten goede.

 

Doorgaande leerlijn

Doorgaande leerlijn van voorschool naar vroegschool. Hierbij zijn de volgende ambities opgesteld:

  • Een intensieve samenwerking tussen voorschoolse voorzieningen en basisscholen tot stand brengen en te behouden met als doel de doorgaande lijn te versterken;

  • Een goede overdracht te behouden van kinderen van 4 jaar vanuit iedere voorschoolse voorziening naar de basisschool, ook voor kinderen met zorgvragen.

De samenwerking tussen betrokkenen uit de voorschool en vroegschool is prima en daar waar noodzakelijk wordt warm overgedragen tussen voor- en vroegschool. Zeker daar waar het om kinderen met zorgvragen gaat. Belangrijk is om in te blijven zetten om de intensieve samenwerking binnen de doorgaande leerlijn.

 

Kindvolgsysteem

Met een kindvolgsysteem kan de ontwikkeling van het kind (peuter/kleuter) in beeld gebracht worden. De ambitie bij dit thema is: De resultaten van VVE volgen en delen en daarop verder sturen. Door jaarlijks een VVE monitor uit te laten voeren, worden de resultaten gevolgd en kan er bijgestuurd worden. De resultaten worden uit verschillende kindvolgsystemen gehaald, omdat niet elke partner (kinderopvang en scholen) met hetzelfde systeem werkt. Dit zorgt ervoor dat de ambitieafspraak ‘alle voor- en vroegscholen werken met Kijk!’ niet behaald is. Scholen en kinderopvang zijn vrij in de keuze die ze maken voor een kindvolgsysteem. Enkele scholen hebben de keuze gemaakt om af te tappen van Kijk! en een ander volgsysteem te hanteren. Dit neemt niet weg dat wel elke voor- en vroegschool gebruikmaakt van een kindvolgsysteem.

 

Kwaliteit VVE aanbod

Bij dit thema is de algemene ambitie opgenomen om een aanbod VVE te realiseren van hoge kwaliteit. Om dit wat specifieker te maken is de ambitieafspraak opgesteld dat alle VVE locatie met een erkend VVE programma werken of werken met een gestructureerd aanbod voor taal, rekenen, motorische vaardigheden en sociaal-emotionele ontwikkeling. Binnen de kinderopvanglocaties met VE aanbod wordt gewerkt met een erkend VVE programma. Op de basisscholen wordt met een gestructureerd aanbod voor taal, rekenen, motorische vaardigheden en sociaal-emotionele ontwikkeling gewerkt. Middels de locatieplannen wordt met name ook ingezet op de doorgaande leerlijn van voorschool naar vroegschool, wat de kwaliteit van het VVE aanbod ten goede komt.

 

Bereik, spreiding en aantal uur VVE

Rondom het bereik, de spreiding en het aantal uren VVE zijn in het onderwijskansenplan 2019-2023 verschillende ambities en afspraken geformuleerd. Een belangrijke overstijgende ambitie hierbij is om alle peuters (2-4 jarigen) in beeld te krijgen en om ze kansen te bieden om zich goed te kunnen ontwikkelen en mee te doen. Dit is heel ambitieus omdat heel lastig is om alle peuters in beeld te krijgen en houden. Om dit te bewerkstelligen ligt er wel een intensieve samenwerking met de jeugdgezondheidszorg. Deze samenwerking is met name gericht op een stukje toeleiding naar voorschoolse educatie. Bovendien wordt de VVE indicatie ook afgegeven door de jeugdgezondheidszorg. Hierin zijn met name de contactmomenten bij het consultatiebureau leidend. Elk kind dat naar het consultatiebureau komt, is en blijft in beeld.

 

Specifiek zijn voor het bereik en de spreiding de volgende ambities en resultaten opgesteld:

 

  • Zoveel mogelijk kinderen met een taal- of ontwikkelachterstand (VVE doelgroepkind) te bereiken. Het streven is minimaal 90% (90% van 25 aan te bieden doelgroep plaatsen);

  • Aantal ouders dat voor peuters geen VVE wil inzetten is jaarlijks maximaal 10%;

  • Alle geïndiceerde VVE peuters worden binnen één maand op de voorschool geplaatst;

  • Het voorschoolse aanbod VVE voor peuters toegankelijk houden in elk dorp en waar dat niet kan wordt een kwalitatief goed basisaanbod OKI geboden.

Uit de VVE monitoren van de laatste 3 jaren is het niet eenduidig te concluderen dat 90% van de doelgroep plaatsen bezet is. In 2020 waren 20 plekken bezet (80%). In 2021 hadden gemiddeld 27 kinderen een VVE aanbod, terwijl de VVE monitor in 2021 het aantal van 19 laat zien (76%). Dat was een momentopname en steekt daarmee schril af tegen het gemiddelde. In 2022 is het gemiddeld aantal kinderen dat VVE geniet 25, terwijl in de monitor het aantal van 26 genoemd staat (104%). Het is meer betrouwbaar om in de VVE monitor uit te gaan van het gemiddeld aantal VVE kinderen in een jaar in plaats van één meetmoment. Overigens is er geen wachtlijst bij de aanbieder, alle kinderen worden snel geplaatst nadat ze een VVE indicatie hebben gekregen en de leeftijd hebben om te starten met het aanbod.

 

Over het algemeen maken de peuters met een VVE indicatie gebruik van het aanbod. Zowel in 2020 als in 2022 zijn alle kinderen gestart met het VVE aanbod. In 2021 maakten 13 van de 21 volledig gebruik van het VVE aanbod (62%). Zes kinderen zijn wel gestart, maar ouders hebben de keuze gemaakt om te stoppen (o.a. door verhuizing). Twee kinderen hebben gebruikgemaakt van het aanbod van een gastouder.

 

Wat betreft het aantal uren VVE per week is opgenomen dat uiterlijk per 1 januari 2020 iedere doelgroeppeuter VVE van 2.5 jaar een voorschools aanbod aangeboden krijgt van 16 uur. Dit als gevolg van nieuwe wet- en regelgeving. Per 1 augustus 2020 is dit gerealiseerd (blijkt uit de vragenlijst VVE van de inspectie en de verantwoording kosten VVE 2020). Bovendien is er in elke kern (Afferden, Siebengewald, Well, Wellerlooi en Bergen) een VVE aanbod. In Wellerlooi kan niet de volledige 16 uur (4 dagdelen) afgenomen worden, maar via een combinatie in Well kan wel 16 uur behaald worden.

 

NT1 en NT2 aanbod

Voor de Nederlandse taal als tweede taal (NT2) staat in het onderwijskansenplan 2019-2023 vermeld dat de focus ligt op het mede vormgeven van NT2 waarbij Nederlandse les wordt gegeven aan anderstaligen (kind als ouder). Voor de Nederlandse taal als eerste taal (NT1) gaat het om de taalintensivering waarbij de nadruk ligt op 0-6 jarigen. Zowel voor NT2 als NT1 zijn de eerste stappen gezet. Dit zit met name in de activiteiten die ’t Kienderbenkske doet rondom de anderstaligen en de NT1 kinderen die extra ondersteuning kunnen gebruiken. Dit is vooral op de kinderen gericht. Daarnaast wordt een Arabische tolk ingezet die met name de ouders van VVE geïndiceerden kinderen helpt met vertalingen en ondersteuning. Ook wordt er nog steeds gebruikgemaakt van de voorleesexpres om ouders in de thuissituatie te ondersteunen met voorlezen (NT2 als NT1 ouders). Naast genoemde activiteiten zijn er in 2023 nog twee mooie stappen gezet rondom dit thema. Er is een nu-meting gedaan rondom het NT2 onderwijs binnen de basisscholen. Daarnaast zijn taalconsulenten bezig geweest om in de kinderopvang en de kleutergroepen te screenen op spraak/taal.

 

De nu-meting maakt duidelijk dat er behoeften liggen rondom NT2 onderwijs. Dit is een mooi thema om in het onderwijskansenplan 2023-2027 verder uit te werken. De eerste signalen van de inzet van de taalconsulenten zijn positief. Verdere ontwikkeling en verankering hiervan zal in de periode van het onderwijskansenplan 2023-2027 plaatsvinden.

 

Conclusie

Door het gehele onderwijskansenplan 2019-2023 staan focuspunten, ambities en ambitieafspraken vermeld. Over het algemeen kan geconcludeerd worden dat betrokkenen met elkaar hard aan het werk zijn om de onderwijskansen in de gemeente Bergen te verbeteren. Een aantal ambities en afspraken zijn behaald, maar ook zijn er op enkele punten nog verdere stappen te zetten. Dit sluit ook aan bij wat uit de ingevulde vragenlijsten komt. Zorg voor verdieping op reeds genoemde thema’s en probeer waar mogelijk meer concreet/resultaat gericht te worden in een compacter nieuw onderwijskansenplan.

 

Bijlage 2. Overzicht wetgeving

 

Wetten

 

Wet op het primair onderwijs (1981)

Deze wet richt zich met name op de ononderbroken ontwikkeling van leerlingen. Hierbij zijn de afzonderlijke onderwijsvormen kleuteronderwijs en gewoon lager onderwijs samengevoegd tot een onderwijsvorm die is gericht op een doorlopend ontwikkelingsproces van leerlingen. De wet bepaalt hoe het basisonderwijs in grote lijnen geregeld moet zijn. De wet gaat in op diverse onderdelen rondom het primair onderwijs.

 

Op basis van deze wet heeft de gemeente een aantal specifieke taken, met name op haar regierol. deze taken zijn:

 

  • -

    Zorgdragen dat er in de gemeente voldoende voorzieningen in aantal en spreiding zijn, waar kinderen met een risico op een achterstand in de Nederlandse taal deel kunnen nemen aan voorschoolse educatie;

  • -

    Het minimaal jaarlijks overleg met betrokken uit onderwijs en kinderopvang en zorgdragen voor het maken van afspraken over:

  • -

    Een zo groot mogelijke deelname aan voorschoolse educatie realiseren (doelgroepdefinitie; toeleiding en doorlopende leerlijn voor- en vroegschool);

  • -

    De resultaten van de vroegschoolse educatie

  • -

    Samen met de bevoegde gezagsorganen van de scholen en kinderopvang jaarlijks overleg voeren over het voorkomen van segregatie, het bevorderen van integratie en het bestrijden van onderwijsachterstanden, de afstemming over inschrijvings- en toelatingsprocedures en een evenwichtige verdeling van leerlingen met een onderwijsachterstand over de scholen.

wetten.nl - Regeling - Wet op het primair onderwijs - BWBR0003420 (overheid.nl)

 

Wet op het onderwijstoezicht (2002)

Het is wenselijk dat er regels vastgesteld zijn met betrekking tot het toezicht op het onderwijs. Deze wet gaat daarop in en borgt dat de inspectie van het onderwijs toezicht houdt op de kwaliteit van het onderwijs en de voorschoolse educatie.

 

wetten.nl - Regeling - Wet op het onderwijstoezicht - BWBR0013800 (overheid.nl)

 

Wet kinderopvang (2004)

Deze wet gaat in op de tegemoetkoming in de kosten van de kinderopvang en het waarborgen van de kwaliteit van de kinderopvang. De wet wil de combinatie arbeid en zorg vergemakkelijken en de kwaliteit van de kinderopvang waarborgen.

 

wetten.nl - Regeling - Wet kinderopvang - BWBR0017017 (overheid.nl)

 

Wijzigingswet Wet Kinderopvang, enz. (wijzigingen in het onderwijsachterstandenbeleid) (2010)

Wijziging van de Wet kinderopvang, de Wet op het onderwijstoezicht, de Wet op het primair onderwijs en enkele andere wetten in verband met wijzigingen in het onderwijsachterstandenbeleid. Het is wenselijk dat ontwikkelingskansen voor kinderen worden vergroot door het verhogen van de kwaliteit van kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en dat de regierol van de gemeenten wordt versterkt. Dit onder andere met het oog op de voorschoolse educatie en dat er een goed stelsel van handhaving en toezicht hierop is.

 

wetten.nl - Regeling - Wijzigingswet Wet kinderopvang, enz. (wijzigingen in het onderwijsachterstandenbeleid) - BWBR0027956 (overheid.nl)

 

Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk (2017)

Deze wet wijzigt de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en enkele andere wetten in verband met de harmonisatie van de regelgeving met betrekking tot kindercentra en peuterspeelzalen. Door de harmonisatiewet is het peuterspeelzaalwerk omgevormd tot kinderopvang. Ouders krijgen, als ze voldoen aan de voorwaarden, ook kinderopvangtoeslag voor peuteropvang. Hierdoor hoeven gemeenten de financiering van peuteropvang voor ouders die recht hebben op kinderopvangtoeslag niet meer op zich te nemen.

 

wetten.nl - Regeling - Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk - BWBR0039656 (overheid.nl)

 

Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (IKK) (2017)

Deze wet wijzigt de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de herijking en harmonisatie van enkele kwaliteitseisen voor kindercentra en peuterspeelzalen, de innovatie van die kwaliteitseisen en het aanpassen van enkele eisen aan de kwaliteit van voorschoolse educatie. Dit omdat het wenselijk is de kwaliteit van de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk te verhogen. Het gaat in hoofdlijnen om kwaliteitseisen op de volgende vier thema’s:

 

  • -

    De ontwikkeling van het kind centraal;

  • -

    Veiligheid en gezondheid;

  • -

    Stabiliteit en pedagogisch maatwerk;

  • -

    Opleiding en ondersteuning medewerkers kinderopvang

wetten.nl - Regeling - Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang - BWBR0039785 (overheid.nl)

 

Besluiten

 

Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie (2010)

Met dit besluit worden basisvoorwaarden voor de kwaliteit van de voorschoolse educatie vastgesteld. Denk hierbij onder meer aan omvang van de voorschoolse educatie; inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker; aantal beroepskrachten en groepsgrootte en kwaliteit van beroepskrachten.

 

wetten.nl - Regeling - Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie - BWBR0027961 (overheid.nl)

 

Besluit Publieke Gezondheid (2008)

Dit besluit gaat over de eisen inzake de publieke gezondheid, gerelateerd aan de Wet publieke gezondheid. Het gaat daarbij onder andere om eisen voor de jeugdgezondheidszorg.

 

wetten.nl - Regeling - Besluit publieke gezondheid - BWBR0024708 (overheid.nl)

 

Besluit kwaliteit kinderopvang (2017)

Dit besluit gaat in op het stellen van eisen aan de kwaliteit van de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk.

 

wetten.nl - Regeling - Besluit kwaliteit kinderopvang - BWBR0039936 (overheid.nl)

 

Regelingen

 

Regeling Wet kinderopvang (2004)

In deze regeling staan nadere regels over enkele in de Wet kinderopvang geregelde onderwerpen. Bijvoorbeeld over kinderopvang in het buitenland; opleidingseisen in dagopvang en buitenschoolse opvang en administratie van gegevens.

 

wetten.nl - Regeling - Regeling Wet kinderopvang - BWBR0017252 (overheid.nl)

 

Regeling periodieke verstrekking systematische toezichtinformatie vve en lea (2023)

Het betreft hier regels voor de periodieke verstrekking van systematische toezichtinformatie door gemeenten ten behoeve van het interbestuurlijk toezicht op de wettelijke taken in het kader van voorschoolse educatie en de lokale educatieve agenda. Met deze regeling wordt er meer samenhang gebracht in de twee toezichttaken (toezicht op handhaving kinderopvang en toezicht op onderwijsachterstandenbeleid) van de Inspectie van het Onderwijs.

 

wetten.nl - Regeling - Regeling periodieke verstrekking systematische toezichtinformatie vve en lea - BWBR0048116 (overheid.nl)

 

Naar boven