Verordening Jeugdhulp gemeente Vlieland 2024

De raad van de gemeente Vlieland;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 14 november 2023;

 

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet;

 

Overwegende dat:

 

  • -

    de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

  • -

    het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening, over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen, de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, en regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

  • -

    het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;

besluit vast te stellen de Verordening Jeugdhulp gemeente Vlieland 2024

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet en in de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • -

      algemene voorziening: het aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoefte, persoonskenmerken en mogelijkheden van de belanghebbende toegankelijk is. In de Jeugdwet wordt dit een overige voorziening genoemd.

    • -

      andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen.

    • -

      ambulante hulp of ondersteuning: jeugdhulp die op vaste of onregelmatige tijden plaatsvindt bij de jeugdige thuis, op locatie van de jeugdhulpaanbieder of elders (school, kinderdagverblijf e.d.) waarbij geen sprake is van verblijf (= overnachting)

    • -

      begeleiding: het bieden van ondersteuning of begeleiding aan de belanghebbende en/of hun omgeving, gericht op het verbeteren, ontwikkelen, stabiliseren en/of compenseren van de zelfredzaamheid, het welbevinden en/of de kwaliteit van leven. Het kan kort of lang duren en kan wisselen in intensiteit. Er is geen diagnose vereist.

    • -

      belanghebbende(n): jeugdige en/of ouder(s) welke een hulpvraag heeft gesteld, dan wel recht heeft op jeugdhulp.

    • -

      besluit: een besluit dat door of namens het college op een aanvraag voor ondersteuning genomen en vastgelegd wordt in een beschikking aan de jeugdige.

    • -

      college: het college van burgemeester en wethouders gemeente Waadhoeke.

    • -

      eigen kracht: de eigen mogelijkheden en het probleem oplossend vermogen (capaciteit), tijd en middelen van de belanghebbende (Gebruikelijke hulp en Boven gebruikelijke hulp) om zelf of met personen uit het sociaal netwerk (mantelzorg) de opgroei en/of opvoedingsproblemen op te lossen.

    • -

      familiegroepsplan: een plan dat de belanghebbende zelf of samen met sociaal netwerk opstelt.

    • -

      formele hulp: ondersteuning die wordt geboden door een professional, niet zijnde een persoon uit het sociaal netwerk van de belanghebbende. Deze formele hulp dient aan de geldende kwaliteitseisen voor gecontracteerde aanbieders te voldoen.

    • -

      gebiedsteam: het in de desbetreffende gemeente actieve gebiedsteam.

    • -

      hulpvraag: behoefte van een belanghebbende aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet.

    • -

      individuele voorziening: op de belanghebbende toegesneden ondersteuning, die op basis van zorgvuldig onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de belanghebbende toegankelijk is.

    • -

      informele hulp: ondersteuning die geboden wordt door een persoon die geen formele hulp biedt, zoals een persoon uit het sociale netwerk van de belanghebbende of een beroepskracht die niet voldoet aan de gestelde (kwaliteits)eisen.

    • -

      jeugdhulp: de ondersteuning aan belanghebbende waar sprake is van opgroei- en opvoedingsproblematiek die een bedreiging kan vormen voor:

      • 1.

        veilige (cognitieve, sociale, emotionele en lichamelijke) ontwikkeling van de jeugdige en/of zijn omgeving of

      • 2.

        deelname aan het maatschappelijk verkeer en/of zelfstandig functioneren.

    • -

      jeugdige: een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, impliceert ook een ongeborene. In de volgende situaties kan het ook een persoon in de leeftijd van 18 tot en met 23 jaar betreffen:

      • Als er voor het bereiken van de leeftijd van 18 jaar conform de Jeugdwet door de verwijzer is bepaald dat voortzetting of hervatting van (reeds) ingezette jeugdhulp noodzakelijk is;

      • Als in het kader van een strafrechtelijke beslissing door de rechter bepaald is dat (hoog) specialistische jeugdhulp noodzakelijk is;

      • Als door de gemeente bepaald is dat (hoog) specialistische jeugdhulp noodzakelijk is, bij een jeugdige die niet in aanmerking komt voor jeugdhulp in het kader van de Jeugdwet, geen aanspraak kan maken op de Wet langdurige zorg en de Zorgverzekeringswet en waarvoor ondersteuning in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 niet passend is;

    • -

      kwaliteitskader: fries Kwaliteitskader Jeugdhulp behorend bij percelen Dyslexie/ED, Pleegzorg, Specialistische Jeugdhulp, en Wonen

    • -

      mantelzorg: ondersteuning die vrijwillig en onbetaald wordt geboden door een persoon uit het sociaal netwerk van de belanghebbende.

    • -

      melding: het bericht waarin aangegeven wordt dat de belanghebbende behoefte aan ondersteuning heeft.

    • -

      ondersteuningsplan: het geaccordeerde of voor gezien getekende document dat een weergave bevat van het onderzoek in het kader van de Jeugdwet.

    • -

      (ondersteunings)profiel: een algemeen geformuleerd profiel (cluster van hulpvragen) voor jeugdhulp dat wordt gebruikt door het gezin en de verwijzer en dat de aard van de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en het gezin weergeeft.

    • -

      ordeningsprincipe: het ordeningsprincipe Kind in Fryslân is een instrument dat vanuit dialoog tussen belanghebbende en betrokken hulpverleners bepaalt welke zwaarte van ondersteuning nodig is. Met behulp van het instrument wordt een inschatting gemaakt van de zwaarte van de benodigde ondersteuning. Er worden vier vormen onderscheiden: opvoedingsvragen, opvoedingsspanning, opvoedingsnood en opvoedingscrisis.

    • -

      onderzoek: het verhelderen van de behoefte van de belanghebbende aan ondersteuning en in kaart brengen wat de mogelijke oplossingen zijn.

    • -

      ouder(s): gezaghebbende ouder(s), adoptieouder(s), stiefouder(s) of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt.

    • -

      persoonsgebonden budget (PGB): persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan belanghebbende, dat hem in staat stelt de jeugdhulp die tot de maatwerkvoorziening behoort van derden te betrekken

    • -

      plan van aanpak: plan dat is opgesteld tussen belanghebbende danwel zijn wettelijke vertegenwoordiger en de gebiedsteammedewerker waarin doelen en resultaten zijn gesteld

    • -

      professional: beroepskracht met aantoonbare specifieke kennis en vaardigheden ten aanzien van de opgroei-, opvoed- en ontwikkelingsproblematiek van de belanghebbende en/of de benodigde ondersteuning, die aantoonbaar voldoet aan de in de branche geldende (kwaliteits-)eisen én een gericht op de voorziening passende registratie heeft.

    • -

      sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt.

    • -

      verlengde jeugdwet: hulp aan jeugdigen tussen de 18 en 23 jaar.

    • -

      wet:jeugdwet.

    • -

      z org in natura (ZIN): een verstrekking van een voorziening via een door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder.

    • -

      zorgaanbieder: een organisatie of persoon die ondersteuning biedt aan de belanghebbende.

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp

  • 1.

    De volgende vormen van ondersteuning zijn zonder voorafgaand onderzoek beschikbaar, het betreffen algemene voorzieningen:

    • a.

      preventieve jeugdhulp, waaronder publieke jeugdgezondheidszorg

    • b.

      toegang en toeleiding en lichte generalistische ambulante ondersteuning

  • 2.

    De volgende vormen van ondersteuning zijn zonder voorafgaand onderzoek niet beschikbaar:

    • a.

      Dyslexiezorg

    • b.

      Pleegzorg

    • c.

      Wonen

    • d.

      Specialistische Jeugdhulp

    • e.

      Crisishulp

    • f.

      Jeugdbescherming

    • g.

      Jeugdreclassering

    • h.

      Hoogspecialistisch

  • Het college kan nadere regels vaststellen over welke individuele voorzieningen op basis van het tweede lid beschikbaar zijn en doet dit in beleidsregels.

Artikel 3. Toegang jeugdhulp anders dan via het gebiedsteam

  • 1.

    Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is. Dat geldt ook na een verwijzing door de Gecertificeerde Instelling, rechter, Raad voor de Kinderbescherming of Officier van Justitie.

  • 2.

    Als het gaat om dyslexie treedt de school als verwijzer op.

  • 3.

    Als belanghebbenden hierom verzoeken, legt het college de te verlenen maatwerkvoorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking.

Artikel 4. Toegang jeugdhulp via het gebiedsteam

 

Artikel 4.1. Melding hulpvraag
  • 1.

    Belanghebbenden kunnen een hulpvraag melden bij het gebiedsteam. Het gebiedsteam zorgt voor ondersteuning bij het verhelderen van de ondersteuningsbehoefte.

  • 2.

    Het gebiedsteam bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk of digitaal en wijst de belanghebbende voor het onderzoek, bedoeld in artikel 4.3 van deze verordening, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen beslist het gebiedsteam na een melding zo spoedig mogelijk tot verstrekking van een tijdelijke individuele voorziening of vraagt het gebiedsteam een voorlopige ondertoezichtstelling of spoedmachtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet. In afwachting van de uitkomst van het onderzoek en de aanvraag van de belanghebbende.

  • 4.

    Belanghebbenden kunnen zich rechtstreeks wenden tot een algemene voorziening.

Artikel 4.2. Vooronderzoek
  • 1.

    Het gebiedsteam verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 4.3, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem en/of zijn ouders een afspraak voor een gesprek. Hierbij brengt het gebiedsteam de belanghebbende op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet op te stellen. Als de belanghebbenden niet afzien van het opstellen van een familiegroepsplan, ondersteunt het gebiedsteam indien nodig daarbij.

  • 2.

    Voor het gesprek verschaffen belanghebbenden aan het gebiedsteam alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het gebiedsteam voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.

  • 3.

    Het gebiedsteam kan in overleg met de belanghebbende afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel.

Artikel 4.3. Onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren.

  • 1.

    Het gebiedsteam vergaart voldoende kennis over de voor het nemen van een besluit over jeugdhulp van belang zijnde feiten en af te wegen belangen. Het gebiedsteam onderzoekt in samenspraak met de belanghebbende dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger:

    • a.

      Wat de hulpvraag van de belanghebbende is.

    • b.

      Of sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en zo ja, welke problemen en stoornissen dat zijn.

    • c.

      Welke hulp naar aard en omvang nodig is voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren.

    • d.

      Of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) en van het sociale netwerk of andere instellingen die ondersteuning bieden toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden. Voor de beoordeling van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen wordt een afweging gemaakt tussen bijvoorbeeld de behoefte en de mogelijkheden van de jeugdige. De daarbij voor hem benodigde ondersteuning en de duur daarvan, de mogelijkheden, de draagkracht en de belastbaarheid van zijn ouders, de samenstelling van het gezin en de woonsituatie en het belang van de ouders om te voorzien in een inkomen. Toepassing van dit lid kan ertoe leiden dat geen gebruikelijke of bovengebruikelijke hulp wordt verstrekt.

    • e.

      Voor zover het onderzoek naar de nodige hulp, dan wel jeugdhulp specifieke deskundigheid vereist zal een specifiek deskundig oordeel en advies niet mogen ontbreken.

  • 2.

    De belanghebbenden zijn verplicht aan het onderzoek mee te werken.

  • 3.

    Als de belanghebbenden een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet hebben opgesteld, betrekt het gebiedsteam het familiegroepsplan als eerste bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 4.

    Het gebiedsteam maakt bij zijn beoordeling zoveel mogelijk gebruik van relevante beoordelingsinstrumenten. Die helpend en richtinggevend zijn.

  • 5.

    Het gebiedsteam informeert de belanghebbenden over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt toestemming om hun persoonsgegevens te kunnen delen.

  • 6.

    Bij het onderzoek wordt aan de belanghebbende dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor de verstrekking van een PGB. De belanghebbende dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger wordt in begrijpelijke bewoordingen ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 7.

    Indien de belanghebbenden dan wel hun wettelijk vertegenwoordiger met redenen omkleed aangeven dat het onderzoek geheel of gedeeltelijk te belastend is en de gebiedsteammedewerker het daarmee eens is, wordt door de gebiedsteammedewerker in samenspraak met de belanghebbenden dan wel hun wettelijk vertegenwoordiger gezocht naar een alternatieve onderzoeksmethode.

  • 8.

    Indien de belanghebbenden dan wel hun wettelijk vertegenwoordiger bij herhaling hebben aangegeven geen medewerking te willen verlenen aan (een deel van) het onderzoek en zonder dit onderzoek de toegankelijkheid en passendheid van ondersteuning in de vorm van een individuele maatwerkvoorziening niet kan worden vastgesteld. Op de aanvraag kan dan (deels) negatief worden besloten.

  • 9.

    Het gebiedsteam kan in overleg met de belanghebbende afzien van een gesprek.

Artikel 4.4. Verslag
  • 1.

    Het gebiedsteam zorgt voor verslaglegging van het onderzoek, bedoeld in artikel 4.3.

  • 2.

    Wanneer het voornemen bestaat naar aanleiding van het onderzoek als bedoeld in artikel 4.3. een aanvraag in te dienen, verstrekt het gebiedsteam aan de belanghebbende dan wel aan zijn wettelijk vertegenwoordiger het ondersteuningsplan. Wanneer de belanghebbende dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger daarom verzoekt, verstrekt het gebiedsteam eveneens het plan van aanpak en/of andere onderdelen uit het dossier.

  • 3.

    Wanneer niet het voornemen bestaat naar aanleiding van het onderzoek als bedoeld in artikel 4.3 een aanvraag individuele voorziening in te dienen, verstrekt het gebiedsteam dan op verzoek van de belanghebbende dan wel aan zijn wettelijk vertegenwoordiger het plan van aanpak en/of andere onderdelen uit het dossier.

  • 4.

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de belanghebbende dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger worden aan het ondersteuningsplan toegevoegd.

Artikel 4.5. Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor een individuele voorziening kan door of namens een jeugdige en/of ouder(s) schriftelijk worden ingediend bij het college.

  • 2.

    Het college kan een ondertekend ondersteuningsplan aanmerken als aanvraag als de jeugdige en/of ouder(s) dat hierop hebben aangegeven.

  • 3.

    Wanneer een minderjarige een aanvraag indient en deze naar het oordeel van het gebiedsteam nog niet in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen, is toestemming van een wettelijk vertegenwoordiger vereist.

Artikel 4.6. Criteria voor een individuele voorziening

  • 1.

    Het college toetst vooraf, op basis van het woonplaatsbeginsel, of de gemeente Waadhoeke de verantwoordelijk gemeente is voor het bieden van ondersteuning vanuit de wet aan de belanghebbende.

  • 2.

    Het college neemt het verslag en, indien aanwezig het familiegroepsplan, als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een individuele voorziening.

  • 3.

    Een belanghebbende komt slechts in aanmerking voor een individuele voorziening indien naar het oordeel van het college de belanghebbende geen toereikende oplossing kan vinden voor de ondersteuningsbehoefte :

    • a.

      binnen zijn eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen, tijd en middelen (eigen kracht), waaronder in ieder wordt verstaan:

      • i.

        (boven) gebruikelijke hulp van de ouder(s) en hulp van andere personen uit het sociaal netwerk (mantelzorg);

      • ii.

        het aanspreken van een aanvullende verzekering die is afgesloten

    • b.

      door gebruik te maken van algemene voorzieningen en/of vrijwilligers en/of andere voorzieningen

  • 4.

    Het college kent eveneens een individuele voorziening toe voor zover met betrekking tot de belanghebbende een verwijzing zoals bedoeld in artikel 4.3, is afgegeven.

  • 5.

    Een individuele voorziening wordt niet eerder dan de datum van aanvraag verstrekt.

  • 6.

    Als een individuele voorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de adequate tijdig beschikbare voorziening.

Artikel 4.7. Deskundig oordeel en advies

Het college wint een specifiek deskundig oordeel en advies in, als het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag dit vereist.

Artikel 4.8. Inhoud beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening zorg in natura of als PGB wordt verstrekt. Tevens wordt aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een individuele voorziening zorg in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken individuele voorziening is en indien van toepassing wat de omvang is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en indien van toepassing wat de duur van de verstrekking is;

    • c.

      indien van toepassing, welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een individuele voorziening in de vorm van een PGB wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      wat de hoogte van het PGB is en hoe hiertoe is gekomen;

    • b.

      welke voorwaarden aan het PGB verbonden zijn;

    • c.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het PGB is bedoeld, en

    • d.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het PGB.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen ter verdere uitwerking van de criteria, zoals genoemd in het eerste en tweede lid.

Artikel 5. Regels voor PGB

  • 1.

    Het college kan een individuele voorziening verstrekken in de vorm van een PGB in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.

  • Een PGB kan worden verstrekt indien:

    • a.

      de belanghebbenden, al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat zijn de aan een PGB verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Als er een bewindvoerder betrokken is, dan zal iemand anders de zorginhoudelijke taken moeten vertegenwoordigen. En andersom;

    • b.

      de belanghebbenden overtuigend kunnen motiveren waarom zij de individuele voorziening die door een gecontracteerde zorgaanbieder wordt geleverd, niet passend achten;

    • c.

      naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die de belanghebbenden willen betrekken van een zorgaanbieder of een persoon die behoort tot het sociale netwerk van goede kwaliteit is.

  • 2.

    In aanvulling op het eerste lid, sub a, kan een persoon in de volgende gevallen in ieder geval geen PGB beheren. Als de persoon:

    • a.

      geen (financieel) onafhankelijke positie heeft ten aanzien van de zorgaanbieder die formele ondersteuning biedt;

    • b.

      niet meerderjarig is;

    • c.

      niet over een woonadres beschikt volgens de BRP;

    • d.

      in detentie zit;

    • e.

      de Nederlandse taal onvoldoende beheerst;

    • f.

      niet in staat is de veiligheid in de eigen leefsituatie te waarborgen;

    • g.

      een verslaving heeft, zoals een alcohol-, drugs-, gok- of koopverslaving;

    • h.

      ondersteuning nodig heeft bij de eigen administratie;

    • i.

      in de schuldsanering zit of daarvoor een verzoek heeft ingediend;

    • j.

      surseance van betaling heeft aangevraagd of failliet is verklaard;

    • k.

      eerder een PGB heeft beheerd en toen is gebleken dat deze persoon onvoldoende vaardig was en/of verplichtingen niet nakwam en/of er sprake is geweest van fraude met een PGB.

  • 3.

    Het college verstrekt geen PGB voor:

    • a.

      Hoogspecialistische Jeugdzorg;

    • b.

      Crisishulp;

    • c.

      Pleegzorg;

    • d.

      Dyslexiezorg.

  • 4.

    Onverminderd artikel 8.1.1, van de wet verstrekt het college geen PGB voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt.

  • 5.

    De hoogte van een PGB:

    • a.

      wordt vastgesteld aan de hand van een door de belanghebbende opgesteld en door het college goedgekeurd budgetplan waarin in ieder geval uiteen is gezet

      • i.

        welke jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort de belanghebbenden van het budget willen betrekken, en;

      • ii.

        indien van toepassing, welke hiervan de belanghebbende wil inkopen middels informele ondersteuning;

    • b.

      wordt berekend op basis van een prijs of tarief:

      • i.

        waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het PGB de belanghebbende in staat stelt om tijdig veilige, doeltreffende en kwalitatief goede ondersteuning van derden te betrekken;

      • ii.

        waarbij rekening is gehouden met redelijke overheadkosten van derden van wie de belanghebbenden de jeugdhulp willen betrekken, en;

      • iii.

        waarbij, voor zover van toepassing rekening is gehouden met de in het negende lid van dit artikel gestelde voorwaarden betreffende het tarief onder welk de belanghebbende de mogelijkheid heeft om de betreffende jeugdhulp in te kopen middels informele ondersteuning.

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente tijdig beschikbare individuele voorziening in natura.

  • 6.

    Bij de tariefbepaling voor een PGB wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van ondersteuning (formele en informele ondersteuning) en voor zover van toepassing, de te bieden deskundigheid en/of de in de branche geldende kwaliteitseisen.

    • a.

      het maximale PGB tarief voor formele ondersteuning wordt gebaseerd op 80% van het zorg in natura tarief;

    • b.

      het PGB tarief voor informele ondersteuning wordt gebaseerd op 50% van het zorg in natura tarief;

    • c.

      de vergoeding bij informele ondersteuning in de vorm van logeren, dagbesteding en dagbehandeling bedraagt, conform de ministeriële regeling voor hulp uit het sociaal netwerk (te betalen uit een PGB), maximaal 50% van het maximale zin tarief per kalendermaand.

  • 7.

    Bij de tariefbepaling voor een PGB wordt uitgegaan van een benodigd opleidingsniveau van de zorgaanbieder. Indien de belanghebbenden hiervan willen afwijken, de gewenste zorgaanbieder heeft niet het benodigde opleidingsniveau, dan wordt bij het te verstrekken PGB uitgegaan van het opleidingsniveau van de door de belanghebbende gekozen zorgaanbieder waarbij het maximum vastgestelde tarief in het Financieel Besluit Jeugdhulp gelijk blijft als ware door de belanghebbende was gekozen voor een zorgaanbieder met het benodigd opleidingsniveau.

  • 8.

    Het college stelt in het Financieel Besluit, conform de door de gemeenteraad vastgestelde tariefbepaling in het zesde lid, de tarieven voor PGB’s vast.

  • 9.

    Indien het tarief van de door de belanghebbende gekozen zorgaanbieder hoger is dan het maximum vastgestelde tarief in het Financieel Besluit Jeugdhulp van de gemeente Waadhoeke, betaalt de belanghebbende het meerdere zelf.

  • 10.

    Een belanghebbende die in aanmerking komt voor een individuele voorziening middels een PGB, kan informele ondersteuning inkopen, onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      de opgroei- en opvoedproblematiek niet op eigen kracht kan worden opgelost, het de gebruikelijke hulp overstijgt, boven gebruikelijke hulp of mantelzorg geen passende oplossing biedt, er geen mogelijkheden zijn voor andere voorzieningen of inzet van vrijwilligers en dit aantoonbaar tot een beter resultaat leidt en aantoonbaar doelmatiger is dan formele ondersteuning of zorg in natura;

    • b.

      tussenpersonen, belangenbehartigers of anderszins niet uit het PGB worden betaald;

    • c.

      met in achtneming van de in de Beleidsregels Jeugdhulp van de gemeente Waadhoeke vastgestelde (bestedings-)regels en algemeen toetsings- en afwegingskader.

  • 11.

    De volgende bestedingsregels gelden voor een PGB:

    • a.

      het PGB tarief is inclusief overhead en alle bijkomende kosten (zoals opleiding, maaltijden, entreegelden), hier wordt geen extra budget voor toegekend;

    • b.

      kosten voor de uitvoering van taken die horen bij een budgetbeheer (zie lid 1c) mogen niet uit het PGB worden betaald;

    • c.

      kosten voor bemiddeling, tussenpersonen of belangenbehartigers mogen niet uit het PGB worden betaald;

    • d.

      na het overlijden van de jeugdige mag, indien niet teruggevallen kan worden op het sociaal netwerk, vanwege activiteiten verband houdend met het overlijden maximaal een gemiddeld maandbedrag, berekend over de laatste drie gewerkte maanden, door de zorgaanbieder gedeclareerd worden;

    • e.

      het bedrag dat niet verantwoord hoeft te worden betreft alleen de jaarlijks basislidmaatschapskosten voor ‘Per Saldo’ (de belangenorganisatie voor PGB houders);

    • f.

      er mag een feestdagen uitkering verstrekt worden van maximaal €100,- in totaal op jaarbasis;

    • g.

      er mag maximaal € 0,19 per kilometer reiskosten aan zorgaanbieder die de ondersteuning biedt betaald worden, voor een reisafstand vanaf 6 km (enkele reis) tot maximaal 150 km (retour) per persoon per keer;

    • h.

      het tarief van de zorgaanbieder mag nooit meer zijn dan het tarief dat behoort bij het opleidingsniveau van de zorgaanbieder;

    • i.

      Voor sub d tot en met sub f wordt geen extra budget toegekend.

Artikel 6. Controle

  • 1.

    Het college onderzoekt periodiek of de verstrekte voorzieningen, in natura of als PGB, worden gebruikt of besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn. Daarbij wordt eveneens gekeken naar de kwaliteit en rechtmatigheid ervan.

  • 2.

    Onverminderd artikel 8.1.2, derde lid 3, van de wet bestaat de verplichting medewerking te verlenen.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de controle op het gebruik of de besteding.

Artikel 7. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen individuele voorzieningen (in natura of PGB) en misbruik of oneigenlijk gebruik

  • 1.

    Het college informeert de belanghebbende dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele voorziening (in natura of PGB) zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Onverminderd de wet artikel 8.1.2 van de wet doen belanghebbenden op verzoek of zo spoedig mogelijk uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn voor een heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 3.

    Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening (in natura of PGB) herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de belanghebbenden onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de belanghebbenden niet langer op de individuele voorziening (in natura of daarmee samenhangend PGB) zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening (in natura of daarmee samenhangend PGB) niet (meer) toereikend is te achten of op een lager niveau vastgelegd dient te worden;

    • d.

      de belanghebbende de individuele voorziening (in natura of daarmee samenhangend PGB) niet of voor een ander doel gebruikt;

    • e.

      indien jeugdige langer dan 2 maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet;

    • f.

      de belanghebbenden niet voldoen aan de individuele voorziening (in natura of daarmee samenhangend PGB) verbonden voorwaarden.

  • 4.

    Als het college een beslissing op grond van het derde lid, sub a, heeft ingetrokken kan het college bij dwangbevel geheel of gedeeltelijk het ten onrechte genoten PGB invorderen.

  • 5.

    Een beslissing tot verlening van een PGB kan worden ingetrokken als blijkt dat het PGB binnen 3 maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 6.

    Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van individuele voorzieningen (in natura of PGB) met het oog op de beoordeling van de kwaliteit, rechtmatigheid en doelmatigheid daarvan.

Artikel 8. Gegevensverwerking en privacy

  • 1.

    Het college is, bij de verwerking van persoonsgegevens, gehouden aan de wettelijke bepalingen in de Jeugdwet, de daaruit afgeleide regelgeving, de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene verordening gegevensbescherming en aanvullende wetgeving omtrent gegevensverwerking.

  • 2.

    Het college informeert actief de belanghebbende over zijn privacy rechten en de gegevensverwerkingen die in het kader van de ondersteuning plaats vinden.

  • 3.

    Indien er door of aan het college een overdracht plaats vindt ten behoeve van onderzoek naar of het bieden van passende ondersteuning aan de belanghebbende, verstrekt de betrokken professional – met toestemming van de belanghebbende- de informatie die nodig is voor de beoordeling hiervan.

  • 4.

    Binnentreden van de woning geschiedt in samenspraak met de belanghebbende, tenzij in het kader van jeugdhulp binnentreden zonder instemming noodzakelijk is omdat er acuut levensgevaar dreigt voor betrokkene en/of een ander dan wel een aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische, materiële, immateriële of financiële schade, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang, of om ernstig in zijn ontwikkeling te worden geschaad, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.

Artikel 9. Inspraak en medezeggenschap

  • 1.

    Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2.

    Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 0.

    Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 10. Pilot

  • 1.

    Het college kan met het oog op het onderzoeken en het toepassen van mogelijkheden om jeugdhulp te bevorderen, middels een pilot afwijken van de bepalingen in deze verordening, en in de beleidsregels die pilot niet kunnen verhinderen. De overige bepalingen blijven van toepassing.

  • 2.

    Een pilot is gebaseerd op een opzet welke door het college als zodanig is goedgekeurd en kenmerkt zich door zowel een beperkte omvang in kosten als een beperkte omvang in duur. In de opzet wordt naast de pilot aandacht besteed aan de bepalingen in deze verordening en/of in de beleidsregels waarvan tijdelijk wordt afgeweken.

  • 3.

    Als de pilot noodzaakt tot bijstelling van de verordening en/of de beleidsregels kan de periode zoals bedoeld in het tweede lid worden verlengd tot aan het moment van inwerkingtreding van die bijstelling.

  • 4.

    Als het college gebruik wil maken van de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid wordt de adviesraad met betrekking tot het sociaal domein van de gemeente Waadhoeke geïnformeerd.

  • 5.

    Indien een belangenafweging dit uitwijst, kan de belanghebbende worden uitgezonderd van deelname aan de pilot.

Artikel 11. Nadere regels en hardheidsclausule

  • 1.

    In gevallen - de uitvoering van deze verordening betreffende - waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen over de uitvoering van deze verordening.

  • 3.

    Het college kan ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 12. Intrekking oude verordening

De Verordening Jeugdhulp 2021 gemeente Vlieland wordt ingetrokken

Artikel 13. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2024.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als Verordening Jeugdhulp gemeente Vlieland 2024.

Artikel 14. Overgangsbepaling

  • 1.

    Een besluit op een aanvraag wordt genomen op basis van de op de datum van het besluit geldende verordening.

  • 2.

    Een belanghebbende houdt het recht op een verstrekte voorziening, inclusief het daarbij verstrekte persoonsgebonden budget, ook na inwerkingtreding van een nieuwe verordening, tot de einddatum van de beschikking of tot het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid worden beschikkingen van jeugdigen voor een specialistisch jeugdhulptraject, en/of een verblijfscomponent die doorlopen na 1 juli 2024 in 2024 herbeoordeeld conform de voor 2024 geldende Verordening jeugdhulp en Beleidsregels jeugdhulp, om te bepalen welke vorm van ondersteuning het meest passend is.

  • 4.

    Bij bezwaarschriften wordt beslist met inachtneming van de verordening die geldig was ten tijde van het bestreden besluit.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2023.

De raad voornoemd,

M. Schrier,

voorzitter

M.G. Brinksma- Brandenburg,

griffier

Naar boven