Publicatie voornemen tot verkoop gemeentelijk perceel aan Poorterhof nabij nummer 1 te Weert

Object informatie

Het hierna genoemde gemeentelijk perceel:

• • Kadastraal bekend als gemeente Weert, sectie N, nummer 4647 ged. groot ca. 220 m2 gelegen aan de Poorterhof nabij nummer 1 te Weert.

Voornemen tot verkoop

De gemeente Weert (“de gemeente”) is voornemens voormeld perceel te verkopen aan woningcorporatie Stichting Wonen Limburg ten behoeve van de bouw van een standplaats met woonwagen in de sociale huur.

Stichting Wonen Limburg is de enige serieuze gegadigde

Ten aanzien van de locatie wordt Stichting Wonen Limburg als enige serieuze gegadigde beschouwd. De gemeente Weert geeft hiermee uitvoering aan eerder overeen gekomen prestatieafspraken tussen partijen en de Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2022 tot en met 2025.

• • 1. De gemeente Weert heeft de locatie uitdrukkelijk toegewezen voor de realisatie van sociale woningbouw. Door de verkoop aan Stichting Wonen Limburg (zijnde een toegelaten instelling in de zin van de Woningwet) wordt gegarandeerd dat de te realiseren woningen voor de doelgroep woonwagenbewoners in beginsel tot in lengte van dagen als sociale huurwoning zullen worden ingezet. Zelfs als van verkoop sprake zou zijn, blijft het vermogen behouden voor de volkshuisvesting omdat toegelaten instellingen verplicht zijn het hiervoor in te zetten.

  • 2. De gemeente Weert heeft met woningcorporaties Wonen Limburg en Woonik, huurdersbelangenverenigingen SHML en HAG in 2023 prestatieafspraken gemaakt. Hierin zijn onder meer afspraken gemaakt over de gewenste hoeveelheid sociale huurwoningen in de periode tot 2030 en het toevoegen daaraan middels transformatie en nieuwbouw.

  • 3. Via de prestatieafspraken heeft de gemeente grip op de beschikbaarheid en betaalbaarheid van de sociale huurwoningen, de kwaliteit van de sociale huurwoningen, alsmede de inzet van de woningcorporaties op huisvesting voor de doelgroep woonwagenbewoners.

Niet eens met voorgenomen verkoop?

Indien u zich niet kunt verenigen met de voorgenomen verkoop, dan dient u dit voor 1 mei 2024, kenbaar te maken door middel van een gemotiveerd bericht aan het college van burgemeester en wethouders van Weert, Postbus 950, 6000 AZ Weert. Indien uw bericht na deze termijn wordt ontvangen, staat het de gemeente vrij om tot contractsluiting over te gaan. Het staat u in dat geval niet meer vrij om hiertegen in rechte op te komen en/of daarop enige vordering tot schadevergoeding of welke andere aanspraak dan ook te baseren, althans heeft u uw rechten daarop verwerkt. De gemeente en de bovenbedoelde gegadigde zouden immers onredelijk worden benadeeld indien pas na deze (duidelijk kenbaar gemaakte) termijn alsnog tegen het voornemen respectievelijk het aangaan van de koopovereenkomst zou worden opgekomen.

Beoordeling van uw reactie

De gemeente zal uw gemotiveerde reactie beoordelen.

Er kunnen zich dan twee situaties voordoen:

• 1. De gemeente is het met uw reactie eens. Dit betekent dat de gemeente de verkoop aan bedoelde gegadigde zal heroverwegen.

• 2. De gemeente is het niet eens met uw reactie. In dat geval zal de gemeente u een termijn stellen van 20 kalenderdagen waarbinnen u nogmaals kunt aangeven dat u zich niet kunt verenigen met de voorgenomen verkoop. Dit kunt u doen door betekening van een kortgedingdagvaarding aan het adres van de gemeente. Indien voornoemde termijn wordt overschreden zonder dat de kortgedingdagvaarding aan het adres van de gemeente is betekend, staat het de gemeente vrij om tot contractsluiting over te gaan. Het staat u in dat geval niet meer vrij om hiertegen in rechte op te komen en/of daarop enige vordering tot schadevergoeding of welke andere aanspraak dan ook te baseren, althans heeft u uw rechten daarop verwerkt. De gemeente en de beoogde gegadigde zouden immers onredelijk worden benadeeld indien pas na deze (duidelijk kenbaar gemaakte) termijn alsnog tegen het voornemen respectievelijk het aangaan van de overeenkomst zou worden opgekomen.

Reden publicatie

Met deze publicatie geeft de Gemeente uitvoering aan het op basis van artikel 3:14 Burgerlijk Wetboek geldende gelijkheidsbeginsel en het arrest van de Hoge Raad d.d. 26 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1778), meer in het bijzonder het bepaalde in rechtsoverweging 3.1.6.