Gemeenteblad van Scherpenzeel
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Scherpenzeel | Gemeenteblad 2024, 153277 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Scherpenzeel | Gemeenteblad 2024, 153277 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Erfgoedverordening Scherpenzeel 2024
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening en de daarop berustende voorschriften wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder:
Artikel 2 Gemeentelijk erfgoedregister
Burgemeester en wethouders houden een door eenieder te raadplegen gemeentelijk erfgoedregister bij van krachtens deze verordening aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed inclusief de locaties waaraan krachtens artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet in het omgevingsplan de functie cultureel erfgoed is toebedeeld.
Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:
gegevens over door burgemeester en wethouders van de minister ontvangen afschriften van de inschrijving van een rijksmonument in het rijksmonumentenregister als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de Erfgoedwet en instructies als bedoeld in artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet betreffende een locatie met de functie-aanduiding rijksbeschermd stads- en dorpsgezicht;
Interieurelementen vallen niet onder de beschermende werking, tenzij ze in de redengevende omschrijving staan genoemd en omschreven. Het gemeentebestuur kan pas na instemming van de eigenaren c.q. op verzoek van betrokken eigenaren de beschermende werking ten aanzien van het interieur vastleggen of uitbreiden via opname van de cultuurhistorische waardevolle elementen in de redengevende omschrijving.
HOOFDSTUK 2 AANWIJZING GEMEENTELIJK MONUMENT
Artikel 3 Aanwijzing als gemeentelijk monument
De aanwijzing als bedoeld in het eerste lid heeft uitsluitend betrekking op het exterieur waaronder wordt verstaan structurele constructies die de structuur uitmaken van het monument. Elementen uit het interieur zijn uitsluitend beschermd als zij expliciet zijn aangeduid en omschreven in de redengevende omschrijving.
Artikel 6 Advies adviescommissie Omgevingskwaliteit
Burgemeester en wethouders vragen over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 3, eerste lid, advies aan een gemeentelijke adviescommissie zoals bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet en de Verordening op de gemeentelijke adviescommissie Omgevingskwaliteit Scherpenzeel 2022. Leden van het gemeentebestuur maken geen deel uit van de adviescommissie.
Artikel 9 Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument
In een spoedeisend geval kunnen burgemeester en wethouders een monument of archeologisch monument aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument. In afwijking van artikel 6 wordt in dat geval aan de gemeentelijke adviescommissie geen advies gevraagd over de vastgestelde aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument.
Paragraaf 3 is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat zakelijk gerechtigden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van burgemeester en wethouders tot aanwijzing van het monument of archeologisch monument als voorlopig gemeentelijk monument. Artikel 8 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.
Artikel 10 Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument
Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.
HOOFDSTUK 3 BESCHERMING GEMEENTELIJK MONUMENT
Artikel 11. Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument
Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.
Artikel 12. Omgevingsvergunning gemeentelijk monument
Het eerste lid is niet van toepassing op:
wijzigingen aan het interieur (deuren, tegels, lambriseringen, wandbespanningen, kunstuitingen als schoorsteen- en bovendeurstukken, behangsels of toegepaste beeldhouwkunst en ingebouwde meubelstukken als buffetkasten en bedsteden), tenzij het onderdeel expliciet staat genoemd en beschreven in de redengevende omschrijving.
HOOFDSTUK 5 AANWIJZING GEMEENTELIJK BESCHERMD STADS- OF DORPSGEZICHT
Artikel 16. Aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht
De gemeenteraad stelt ter bescherming van een op grond van het eerste lid aangewezen gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht regels vast in het omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht kan hiertoe een termijn worden gesteld.
Dit artikel is niet van toepassing op een beschermd stads- of dorpsgezicht dat via instructies de functie-aanduiding rijksbeschermd of provinciaal beschermd stads- of dorpsgezicht heeft, of dat is aangewezen op grond van artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 of een provinciale verordening als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 17. Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht
De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 16, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 16, tweede en derde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- of dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.
HOOFDSTUK 6 HANDHAVING EN TOEZICHT
Degene die handelt in strijd met artikel 11 of met het bepaalde krachtens artikel 12, derde lid, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van gemeenteraad van 28 maart 2024.
B.S. van Ginkel-Schuur
Griffier
M.C. Teunissen-Willemsen
Burgemeester
Deze aanpassing van de Erfgoedverordening is noodzakelijk vanwege de recente invoering van de Omgevingswet (hierna: Ow). Vanwege het intrekken van onder meer de Wabo en de Wro klopten een aantal grondslagen en verwijzingen niet meer. Dit is hersteld. Verder zijn enkele regels vervallen of tekstueel gewijzigd om zo aan te sluiten op de nieuwe Ow en haar instrumenten.
Daarnaast zijn met de inwerkingtreding van de Ow de overgangsbepalingen uit de Erfgoedwet komen te vervallen. Zo zijn de regels over rijksmonumenten terecht gekomen in de Ow.
De regels uit de oude erfgoedverordening zijn daarmee inhoudelijk gelijk overgenomen.
Bepalingen over de monumentencommissie zijn nu gekoppeld aan de per 1 januari 2024 ingestelde adviescommissie omgevingskwaliteit. Deze neemt de rol van de monumentencommissie over.
De Erfgoedwet integreerde vanaf juli 2016 de Regeling materieelbeheer museale voorwerpen 2013, de Wet verzelfstandiging museale diensten, de Monumentenwet 1988, de Wet tot behoud van cultuurbezit, de Uitvoeringswet UNESCO-verdrag 1970 inzake onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van cultuurgoederen en de Wet tot teruggave cultuurgoederen afkomstig uit bezet gebied. Met de inwerkingtreding van de Ow vervalt daaruit het onderdeel Monumentenwet 1988, dat nu overgaat naar de Ow.
In aansluiting op de Erfgoedwet is in 2018 gekozen voor een brede Erfgoedverordening die conform het begrip ‘cultureel erfgoed’ ziet op zowel onroerend cultureel erfgoed (monumenten en stads- en dorpsgezichten) als roerend cultureel erfgoed (cultuurgoederen).
De grondslag voor deze verordening bestaat uit artikel 3.16 van de Erfgoedwet. Het met de invoering van de Ow toegevoegde vierde lid bepaalt dat deze verordening na 2032 geen bepalingen meer mag bevatten over de fysieke leefomgeving als bedoeld in artikel 2.4 van de Ow. Voor die tijd zal deze verordening dan ook verwerkt worden in het omgevingsplan. Tot die tijd zetten we met voorliggende verordening in op een zodanige actualisatie ervan dat deze niet strijdig is met de vanaf 1 januari 2024 geldende wetgeving.
Het systeem van omgevingsvergunningen uit de Wabo is vanaf 1 januari 2024 terecht gekomen in de Ow. Vergunningen uit deze verordening zijn van rechtswege omgevingsplanactiviteiten als bedoeld in onderdeel a. van de bijlage bij artikel 1.1, artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a. van de Ow op grond van artikel 22.8 Ow.
Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hieronder behandeld.
De wettelijke definities uit artikel 1.1 van de Erfgoedwet gelden onverkort voor de begrippen die gebruikt worden in deze verordening, nu deze verordening berust op artikel 3.16 van de Erfgoedwet en derhalve in samenhang met de Erfgoedwet moet worden gelezen. Artikel 1 van deze verordening bevat daarom uitsluitend de begrippen ‘gemeentelijk beschermd cultuurgoed’, ‘gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht’, ‘gemeentelijk beschermde verzameling’, ‘gemeentelijk monument’, ‘minister’ en ‘omgevingsvergunning’ waarvan de definitie moet worden omschreven of die kortheidshalve zijn gegeven en die niet reeds (in deze vorm) in artikel 1.1 van de Erfgoedwet zijn gegeven.
De voor deze verordening relevante begrippen uit de Erfgoedwet zijn voorts:
cultureel erfgoed: uit het verleden geërfde materiële en immateriële bronnen, in de loop van de tijd tot stand gebracht door de mens of ontstaan uit de wisselwerking tussen mens en omgeving, die mensen, onafhankelijk van het bezit ervan, identificeren als een weerspiegeling en uitdrukking van zich voortdurend ontwikkelende waarden, overtuigingen, kennis en tradities, en die aan hen en toekomstige generaties een referentiekader bieden;
kerkelijk monument: monument dat eigendom is van een kerkgenootschap, een zelfstandig onderdeel daarvan, een lichaam waarin kerkgenootschappen zijn verenigd, of van een ander genootschap op geestelijke grondslag en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor het gezamenlijk belijden van de godsdienst of levensovertuiging;
Artikel 2. Gemeentelijk erfgoedregister
Het gemeentelijk erfgoedregister heeft betrekking op al het gemeentelijk (beschermd) aangewezen cultureel erfgoed als dat krachtens deze verordening is gebeurd. Het gaat om door het gemeentebestuur zelf aangewezen monumenten, stads- of dorpsgezichten, cultuurgoederen of verzamelingen.
Hier is geregeld dat ook informatie over rijksmonumenten die in de gemeente zijn gelegen in het gemeentelijk erfgoedregister worden opgenomen. Op grond van de Erfgoedwet ontvangen burgemeester en wethouders deze informatie in afschrift van de minister bij de inschrijving in het rijksmonumentenregister. Het kan ook gaan om informatie via instructies als bedoeld in artikel 2.34, vierde lid, van de Ow betreffende een locatie met de functie-aanduiding rijksbeschermd stads- en dorpsgezicht.
Gelet op de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (hierna: Wkpb) dienen gemeenten uiterlijk op 1 januari 2021 hun publiekrechtelijke beperkingen op onroerende zaken geregistreerd te hebben in de Basisregistratie kadaster publiekrechtelijke beperkingen (hierna: BRK-PB). Dit geldt ook voor gemeentelijke monumenten plus gemeentelijk beschermde stads- of dorpsgezichten. Beperkingen kunnen niet alleen meer op kadastrale percelen worden geregistreerd, maar ook op basis van Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG)-objecten (bijvoorbeeld een woning of een bedrijfspand), Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT)-objecten (bijvoorbeeld een brug) en vrije contouren (bijvoorbeeld een verontreinigingscontour).
Sinds de inwerkingtreding van de Ow is het de bedoeling dat bestaande ruimtelijke beperkingen te zien zijn in het Digitaal Stelsel Omgevingswet - Landelijke Voorziening (DSO-LV), mogelijk per tranche. Dit geldt ook voor nog aan te wijzen nieuwe beperkingenbesluiten met name op basis van het omgevingsplan. Levering aan de openbare registers en bijhouding in de BRK-PB komt voor deze besluiten dan te vervallen. De beperkingen die vóór de inwerkingtreding Ow in de BRK-PB zijn opgenomen, komen tot en met 2032 te vervallen wanneer ze worden vervangen door nieuwe beperkingenbesluiten op basis van de Ow.
Artikel 3. Aanwijzing als gemeentelijk monument
Dit artikel regelt de toekenning van de status van gemeentelijk monument aan een monument of archeologisch monument (een tuin en een park vallen binnen het begrip ‘monument’, natuurlandschap niet). De aanwijzing vergt een belangenafweging tussen het met de aanwijzing te dienen belang en de overige bij de aanwijzing betrokken belangen, waaronder planologische en/of economische belangen of het gebruik van het monument of archeologisch monument. Deze formulering is ontleend aan artikelen 3.1, eerste lid, en 3.16, tweede lid, van de Erfgoedwet.
Burgemeester en wethouders hebben beleidsvrijheid bij de aanwijzing van een monument of archeologisch monument als gemeentelijk beschermd monument; er geldt bovendien niet zoiets als de voorheen gehanteerde vijftigjarengrens voor monumenten. Bij de afweging van belangen die daarbij een rol spelen moeten ook de belangen van het gebruik ten opzichte van de te beschermen monumentale waarde uitdrukkelijk en gemotiveerd naar voren komen. Bij de voorbereiding van een aanwijzing moeten deze belangen derhalve in concreto worden onderzocht.
Artikel 4. Voornemen tot aanwijzing
Dit artikel zorgt ervoor dat iedereen die betrokken is bij een monument als zakelijk gerechtigde (dus eigendom of een beperkt recht heeft) vroegtijdig op de hoogte is wanneer een zaak als monument zal worden aangewezen. In feite komt het artikel neer op een verplichting voor het college om het voornemen bekend te maken en in overleg te treden.
Het is wenselijk ook ten aanzien van gemeentelijk monumenten in voorbescherming te voorzien. Dat gebeurt met dit artikel. De voorbescherming start zodra burgemeester en wethouders het voornemen tot aanwijzing hebben bekendgemaakt aan de zakelijk gerechtigden. De voorbescherming voor gemeentelijk monumenten is gebaseerd op artikel 1 van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen en is vergelijkbaar met de voorbescherming voor rijksmonumenten die voortvloeit uit de Ow via de definities ‘voorbeschermd rijksmonument’ en ‘rijksmonumentenactiviteit’ en de vergunningplicht in artikel 5.1, eerste lid, onder b, van de Ow. Een rijksmonumentenactiviteit is vergunningplichtig en betreft gelet op de definitie ook voorbeschermde rijksmonumenten. In de definitie van ‘voorbeschermd rijksmonument’ staat wat er onder wordt verstaan.
Artikel 6. Advies Adviescommissie Omgevingskwaliteit
Artikel 6 bepaalt dat wanneer een voornemen bestaat om een object aan te wijzen als een gemeentelijk monument daarvoor de Adviescommissie Omgevingskwaliteit om advies wordt gevraagd. De Adviescommissie Omgevingskwaliteit is ingesteld in de Verordening op de gemeentelijke Adviescommissie Omgevingskwaliteit Scherpenzeel 2022. De commissie heeft als doel te adviseren over omgevingsplanactiviteiten met betrekking tot monumenten waaronder het aanwijzen van monumenten. De commissie is mede ingesteld op grond van artikel 17.9 Ow om te adviseren over rijksmonumentenactiviteiten.
Artikel 7. Beslistermijn en inhoud aanwijzingsbesluit
Wat betreft de termijn voor het besluiten op een aanvraag om een aanwijzing wordt aangesloten bij de termijn die gehanteerd wordt in de Erfgoedwet.
In het tweede lid staat wat minimaal opgenomen moet zijn in het aanwijzingsbesluit zodat voor eenieder makkelijk kenbaar is waarop het besluit ziet.
Artikel 8. Bekendmaking aanwijzingsbesluit aan rechthebbenden en inschrijving
Dit artikel geldt naast de algemene verplichting tot bekendmaking van besluiten op basis van de Awb. Ontvangst van de aanwijzing door burgemeester en wethouders is voor alle zakelijk gerechtigden van belang, niet alleen voor de eigenaar. Zie ook artikel 1, onder a, onderdeel 1, jo. artikel 1, onder b, onderdeel 5, van de Wkpb. Op een aanwijzingsbesluit is deze wet ook van toepassing. Onder zakelijk gerechtigden vallen ook hypothecaire schuldeisers. De registratie van de aanwijzing in het gemeentelijk erfgoedregister is een louter administratieve verrichting en niet een besluit. Overigens zal van de aanwijzing ook inschrijving in het gemeentelijke beperkingenregister en in het kadaster plaatsvinden op grond van artikel 1, onder c en e, van de Wkpb.
Artikel 9. Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument
Dit artikel biedt burgemeester en wethouders de mogelijkheid om in spoedeisende gevallen een monument of archeologisch monument als gemeentelijk monument aan te wijzen. In dat geval wordt de adviescommissie zoals bedoeld in artikel 6 pas ingeschakeld na de voorlopige aanwijzing. De bescherming van paragraaf 3 geldt echter vanaf het moment dat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van de voorlopige aanwijzing. Een bezwaarschrift heeft dus geen opschortende werking en daarmee kan de voorlopige aanwijzing dus niet eenvoudig omzeild worden. Als de aanwijzing definitief wordt door de opname in het erfgoedregister loopt deze bescherming door. Als er uiteindelijk geen opname in het erfgoedregister plaatsvindt vervalt de bescherming.
Artikel 10. Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument
Dit artikel bepaalt dat op het schrappen uit het register van een aanwijzing als gemeentelijk monument dezelfde procedure geldt als bij de aanwijzing daarvan. Voorts is hierin bepaald dat de aanwijzing als gemeentelijk monument vervalt zodra een monument is opgenomen in het rijksmonumentenregister, in een provinciaal erfgoedregister of een provinciale omgevingsverordening.
Artikel 11. Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument
Dit artikel bepaalt dat het verboden is gemeentelijke monumenten te vernielen of te beschadigen. Het biedt daarnaast een grond voor handhaving in gevallen van achterstallig onderhoud wanneer dit leidt tot beschadiging of mogelijk zelfs tot vernietiging van het monument.
Het verbod op beschadigen en vernielen van rijksmonumenten en voorbeschermde rijksmonumenten wordt onder de Ow geregeld in artikel 13.12 van het Besluit activiteiten leefomgeving (hierna: Bal).
Artikel 12. Omgevingsvergunning gemeentelijk monument
Artikel 10 bepaalt dat sommige activiteiten met betrekking tot gemeentelijke monumenten niet zonder meer verboden zijn zoals in artikel 10 maar dat daarvoor een vergunning verleend kan worden. Het tweede lid bevat twee uitzonderingen op deze vergunningplicht. Zo is het toegestaan normaal onderhoud te plegen en om het interieur te wijzigen.
Artikel 13. Intrekken van de omgevingsvergunning
Artikel 13 vervalt vanwege de inwerkingtreding van de Ow en is vervangen door een beperkender regime. Na inwerkingtreding van de Ow zijn de intrekkingsgronden van een omgevingsvergunning uitputtend geregeld in onder andere de artikelen 5.39 en 5.40 van de Ow, artikel 8.97 e.v. van het Besluit kwaliteit leefomgeving (hierna: Bkl) en – i.v.m. overgangsrecht – ook artikel 10a.12 van het Bkl.
Artikel 14. Beoordelingsregels
Dit artikel bevat de beoordelingsregels op grond waarvan de omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 12, kan worden verleend.
In het eerste lid ligt op grond van de belangenafweging die moet worden gemaakt tevens besloten dat rekening wordt gehouden met het gebruik van het monument. In het tweede lid is voor wat betreft de vereiste overeenstemming met de eigenaar van een kerkelijk monument aangesloten bij artikel 3.2a van de Wabo. Dit geldt ook deels voor artikel 16.58 van de Ow, maar er is geen gebruik gemaakt van het eerste lid van dit artikel waarin wordt gesproken over “overleg” en niet over “overeenstemming” omdat dit de kerkelijke eigenaar minder rechten geeft.
Dit artikel is vervallen omdat de rijksmonumentenactiviteit nu geheel is geregeld in de Omgevingswet. De adviescommissie die adviseert is ingesteld bij een aparte verordening.
Artikel 16. Aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- en dorpsgezicht
Dit artikel maakt het mogelijk om gemeentelijk beschermende stads- en dorpsgezichten aan te wijzen buiten het omgevingsplan om tot het einde van de overgangsfase.
Artikel 17. Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht
Dit artikel bepaalt o.a. dat bij wijziging (van niet-ondergeschikte aard) van een aanwijzing en bij intrekking van de status als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht dezelfde procedure geldt als bij de aanwijzing daarvan. Voorts is hier bepaald dat een aanwijzing vervalt zodra het stads- of dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking door de minister of een provincie wordt aangewezen als beschermd stads- en dorpsgezicht. Bij een wijziging van ondergeschikte betekenis kan o.a. gedacht worden aan wijzigingen i.v.m. de verandering van bijvoorbeeld straatnamen of huisnummers.
Artikel 18. Verbodsbepaling en aanvraag omgevingsvergunning
Artikel 5.1, aanhef en onder a, van de Ow geeft de gemeenten de mogelijkheid het slopen binnen het gemeentelijk beschermd stads- en dorpsgezicht als een omgevingsplanactiviteit op te nemen in het omgevingsplan. Totdat het omgevingsplan is aangepast, kan het verbod in de Erfgoedverordening blijven staan.
De strafbaarstelling geldt in aanvulling op de Ow en de Wet economische delicten (hierna: Wed). Het handelen zonder vergunning zoals vereist op grond van de artikelen 11 en 18, eerste lid, is strafbaar gesteld in de Wed (artikel 1a, onderdeel 2, na inwerkingtreding Ow). Voor inwerkingtreding van de Ow was dit ook strafbaar op grond van de Wed, onder verwijzing naar artikel 2.2 van de Wabo.
Art 154, tweede lid, van de Gemeentewet bepaalt dat de maximale boete die de gemeenteraad op overtreding van verordeningen kan stellen een geldboete van de tweede categorie is.
Artikel 21 verwijst naar de artikelen 11 en 13, derde lid. Artikel 11 bevat de instandhoudingsverplichting van een gemeentelijk monument, zolang deze regel of verplichting nog niet in het omgevingsplan is opgenomen. Als wordt gehandeld in strijd met de instandhoudingsverplichting, geldt deze strafbaarstelling en kan een boete worden opgelegd. Artikel 12, derde lid, geeft burgemeester en wethouders de mogelijkheid om nadere regels te stellen in het belang van de monumentenzorg met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument. Als die nadere regels worden overtreden, geldt deze strafbaarstelling en kan een boete worden opgelegd.
Toezichthouders zijn personen die bij of krachtens wettelijk voorschrift belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift (artikel 5:11 Awb). Toezichthouders kunnen zowel individueel als categoraal worden aangewezen. In de artikelen 5:15 tot en met 5:19 Awb worden bevoegdheden aan toezichthouders toegekend.
Op basis van artikel 5:15 Awb is een toezichthouder bevoegd elke plaats te betreden met uitzondering van woningen zonder toestemming van de bewoner. 'Plaatsen' is daarbij een ruim begrip en omvat niet alleen erven en andere terreinen, maar ook gebouwen (niet-woningen). Op basis van artikel 18.7 van de Ow mogen toezichthouders die zijn aangewezen krachtens artikel 18.6 Ow met medeneming van de benodigde apparatuur daarnaast een woning betreden.
Artikel 21. Intrekken oude verordening
Bij dit artikel is bepaald dat de oude erfgoedverordening wordt ingetrokken. Daarmee is verzekerd dat er niet gelijktijdig twee verordeningen gelden.
In dit artikel worden twee dingen geregeld. Allereerst dat alle monumenten die zijn aangewezen op grond van de oude verordening ook worden beschouwd als aangewezen in deze verordening. Zo valt er geen ‘gat’ in de bescherming van erfgoed en is het niet noodzakelijk alle monumenten opnieuw aan te wijzen.
Daarnaast regelt het artikel dat alles (aanvragen en bezwaren) dat is ingediend toen de oude verordening nog van kracht was wordt afgehandeld volgens de regels van de oude verordening.
Artikel 23. Inwerkingtreding en citeertitel
Dit artikel bepaalt wat de citeertitel (naam) van de verordening is en op welke datum de verordening ingaat.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-153277.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.