Vierde wijziging Algemene plaatselijke verordening Ridderkerk 2020

De raad van de gemeente Ridderkerk;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 6 februari 2024;

 

gelet op de artikelen 149, 149a, 151a, 151c, 151d, 154 en 154a van de Gemeentewet, de artikelen 3 en 4 van de Wet openbare manifestaties, de Omgevingswet, artikel 30c, tweede lid, van de Wet op de kansspelen, artikel 3 van de Winkeltijdenwet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

 

gezien het advies van de commissie Samen leven van 7 maart 2024;

 

besluit:

Artikel I  

De Algemene Plaatselijke Verordening Ridderkerk 2020 als volgt te wijzigen:

 

A

 

In artikel 2.1, tweede lid, slotzin, de woorden “ambtenaar van politie” te vervangen door “opsporingsambtenaar”.

 

B

 

  • 1.

    In artikel 2:25, tweede lid, aanhef en onder e, “15 september” te wijzigen in “1 oktober”;

  • 2.

    Artikel 2:25, derde lid, aanhef en onder e, komt te luiden:

    • e.

      het equivalente geluidsniveau gedurende 1 minuut ((LAeq, 1 min) veroorzaakt door muziek- of stemgeluid afkomstig van het niet bebouwde deel, tussen 10:00 en 22:00 uur op een afstand van 10 meter van de geluidsbron niet meer bedraagt dan 80 dB(A) en 86 dB(C), hierbij hoeft geen rekening gehouden te worden met de toeslag van 10 dB muziekgeluid.

  • 3.

    Artikel 2:25, lid 3a, vervalt.

C

 

Artikel 2:48a (Verboden lachgasgebruik) vervalt.

 

D

 

Artikel 2:50a, eerste lid, komt te luiden:

 

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats of in voor het publiek toegankelijke gebouwen messen of andere voorwerpen die als steekwapen kunnen worden gebruikt bij zich te hebben, indien dit gepaard gaat met overlast of andere gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon-of leefklimaat nadelig beïnvloeden of anderszins hinder veroorzaken.

E

 

In artikel 2:58, eerste en tweede lid, de woorden “op de weg” te vervangen door “op een openbare plaats”.

 

F

 

Artikel 2:71 komt te luiden:

 

In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan vuurwerk dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

 

G

 

Artikel 2:78 komt te luiden:

 

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een tijdelijk verbod opleggen om gedurende ten hoogste 72 uur in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.

  • 2.

    Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste eenmaal een tijdelijk verbod is opgelegd als bedoeld in dat lid en die binnen zes maanden na een eerder tijdelijk verbod opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een tijdelijk verbod opleggen om gedurende ten hoogste 30 dagen in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.

  • 3.

    De burgemeester beperkt het krachtens het eerste of tweede lid opgelegde verbod, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een tijdelijk verbod.

  • 4.

    Indien de officier van justitie een persoon een gedragsaanwijzing heeft gegeven als bedoeld in artikel 509hh, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering, legt de burgemeester aan deze persoon voor hetzelfde gebied niet een tijdelijk verbod op als bedoeld in het eerste of tweede lid.

H

 

Na artikel 2:78a wordt een nieuw artikel 2:78b ingevoegd, dat komt te luiden:

 

Artikel 2:78b Groepsverbod

Het is verboden zich op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door de burgemeester voor een bepaalde duur aangewezen gebied, zonder redelijk doel met drie of meer andere personen in groepsverband op te houden.

 

I

 

In artikel 2:79a worden de leden 2 tot en met 6 vernummerd tot 3 tot en met 7 en wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:

 

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel 2:30, eerste lid of artikel 13b van de Opiumwet voorziet.

J

 

Artikel 4:11, derde lid, komt te luiden:

 

Het bevoegd gezag stelt nadere regels vast voor de compensatie van de te vellen houtopstand. Dit is onder andere afhankelijk van de locatie van het gebied (woonwijk, bedrijventerrein, park) en de waarde van de houtopstand.

 

K

 

In artikel 5:6 vervallen het tweede en vierde lid en wordt lid drie vernummerd tot twee.

 

L

 

In artikel 5.13, derde lid het woord “kerken” te vervangen door “kerkgenootschappen”

 

M

 

Artikel 5:14, tweede lid, komt te luiden:

 

Onder venten wordt niet verstaan:

  • a.

    het aan huis afleveren van goederen door of vanwege degene die dit doet ter exploitatie van zijn winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;

  • b.

    het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten als bedoeld in het eerste lid op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid onder g, van de Gemeentewet.

  • c.

    het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten als bedoeld in het eerste lid op een standplaats als bedoeld in artikel 5:17 van deze verordening.

N

 

Artikel 5:15 komt te luiden:

 

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college te venten.

  • 2.

    Op de vergunning bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

O

 

Artikel 5:16 komt te luiden:

 

  • 1.

    Het verbod van artikel 5:15 geldt niet voor venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is het venten van gedrukte en geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Grondwet verboden:

    • a.

      op door het college aangewezen openbare plaatsen; of

    • b.

      op door het college aangewezen dagen en uren.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod van het tweede lid.

Artikel II  

Artikel I treedt in werking op de dag na die waarop zij is bekend gemaakt.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 21 maart 2024,

De griffier,

mr. J.G. van Straalen

de voorzitter,

C.A. Oosterwijk

Naar boven