Gemeenteblad van Bronckhorst
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Bronckhorst | Gemeenteblad 2024, 150846 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Bronckhorst | Gemeenteblad 2024, 150846 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening Sociaal Domein gemeente Bronckhorst 2024 2.0
1. Inleiding Verordening Sociaal Domein Bronckhorst
Deze verordening sluit aan bij het beleidskader “Gewoon Meedoen” en geeft gemeentelijke regels over de volgende onderwerpen:
In de gemeente Bronckhorst vinden we het belangrijk dat inwoners:
Deze zijn in Bronckhorst vertaald in het geldend beleidskader sociaal domein.
De wetgever heeft wetten gemaakt om deze doelen te bereiken. Het gaat om de:
De regels in deze verordening zijn nodig om de wettelijke taken goed te kunnen uitvoeren. Deze vullen de wettelijke regels aan. Het zijn regels op hoofdlijnen. Soms zijn er nog extra regels nodig waarin bepaalde zaken worden uitgewerkt. Burgemeester en wethouders kunnen zulke uitvoeringsregels maken. Deze regels staan niet in deze verordening maar in andere regelingen, zoals beleidsregels. Bij de verschillende onderdelen staat aangegeven of dit van toepassing is. Op verschillende plekken in de verordening zijn wetsartikelen opgenomen. Die artikelen zijn wel iets anders geformuleerd. Dat maakt ze beter leesbaar.
Bij het toepassen van de regels uit deze verordening houdt de gemeente rekening met de doelen van de genoemde wetten. De gemeente zorgt ervoor dat het resultaat van een besluit aansluit bij de doelen. De gemeente gaat bij het toepassen van de regels ook uit van een aantal kernwaarden:
Bovenstaande Kernwaarden zijn uitgeschreven en komen overeen met de maatschappelijke doelen die zijn vastgesteld in het geldend beleidskader sociaal domein.
Wat zijn kernwaarden? Dat zijn principes en overtuigingen die we belangrijk vinden bij het uitvoeren van de verordening. De kernwaarden in deze paragraaf zijn van toepassing op alle hoofdstukken. Daarnaast kan elk hoofdstuk nog bijzondere kernwaarden hebben. Dat zijn kernwaarden die speciaal voor dat hoofdstuk gelden. Ten slotte: de begrippen die in deze verordening worden gebruikt, worden toegelicht in hoofdstuk 13.
De sociale teams van de gemeente Bronckhorst geven uitvoering aan deze verordening. Zij passen regels toe en betrekken daarbij de kernwaarden die u hierboven leest (paragraaf 1.2.). De sociale teams bestaan uit medewerkers met verschillende specialismen en inhoudelijke deskundigheid. We kijken welke kennis en expertise uit een team nodig is om een inwoner met een vraag om ondersteuning zo goed mogelijk verder te helpen.
Wat leest u in deze verordening? Na de inleiding leest u eerst hoe en waar een inwoner hulp
en/of ondersteuning kan vragen en hoe die vraag wordt opgepakt. Daarna leggen we in een aantal hoofdstukken de belangrijkste regels over de gemeentelijke taken uit (zie 1.1). Die regels gaan bijvoorbeeld over ondersteuning van de gemeente om de stap naar werk te zetten (H.3), ondersteuning bij de opvoeding van kinderen (H.4), en ondersteuning bij schulden (H.7). In die hoofdstukken leest u wanneer u ondersteuning kunt krijgen, wat deze inhoudt en welke rechten en plichten u heeft. Daarna zijn er enkele hoofdstukken over de vorm die de ondersteuning heeft, over wat inwoners en gemeente van elkaar kunnen verwachten en hoe deze georganiseerd is (H. 8-12). De verordening eindigt met een uitleg van belangrijke begrippen uit deze verordening en met enkele slotbepalingen (H. 13 en 14).
Elk hoofdstuk begint met een korte inleiding. Daarin staat waarover het hoofdstuk gaat en welke bijzondere kernwaarde(n) voor dat hoofdstuk geldt/gelden. Daarna volgen de regels. Die regels zijn gebaseerd op de wetten die bij 1.1 zijn genoemd. Bij elk artikel kunt u zien op welke wet of welke wetten het precies gebaseerd is. Dit kan per artikel en zelfs per hoofdstuk of paragraaf verschillend zijn. In deze verordening komt een aantal keer het woord ‘Gemeentewet’ voor. Dat is de wet die bepaalt dat de gemeenteraad zelf iets kan regelen. Bij een aantal artikelen leest u ook de afkorting ‘Awb’ (Algemene wet bestuursrecht). Daarmee bedoelen we dat in de Awb specifieke bepalingen over dat onderwerp staan. Bijvoorbeeld bij artikel 3.4.9 en 3.4. 10 (over loonkostensubsidie), 8.2 (over geld) en 11.1 t/m 11.3 (over klachten).
Soms lukt het inwoners niet om zelf hun problemen op te lossen. Inwoners kunnen dan ondersteuning vragen aan de gemeente. In dit hoofdstuk staat hoe een inwoner een verzoek om ondersteuning kan stellen. Ook staat in dit hoofdstuk hoe dit verzoek wordt behandeld en hoe de gemeente tot een besluit komt. Soms geldt voor bepaalde vragen een bijzondere route. In dit hoofdstuk staat ook, hoe inwoners en hulpverleners signalen over inwoners die ondersteuning nodig hebben, kunnen doorgeven aan de gemeente. Wanneer de gemeente ondersteuning biedt, zorgt de gemeente ervoor dat deze aansluit bij andere vormen van ondersteuning die aan de inwoner wordt gegeven.
2.1.2 Doel en procedure melding
Het doel van de melding is om te bespreken en te onderzoeken of er ondersteuning nodig is. De gemeente nodigt de inwoner uit voor een vervolggesprek. De gemeente geeft aan waarover dat gesprek gaat, waar en wanneer het gesprek zal zijn en welke gegevens de inwoner moet meenemen. Het gesprek kan bij de inwoner thuis zijn, als de inwoner dit wil, of als het van belang is voor de vraag om ondersteuning.
Gaat het om Wmo- of jeugdhulp, dan informeert de medewerker de inwoner over de voorwaarden om een persoonsgebonden budget (Pgb) te kunnen krijgen. Als de inwoner een Pgb wil ontvangen, dan onderzoekt de gemeente of de inwoner in staat is om het Pgb te beheren en aan andere eisen rond het Pgb voldoet (zie hoofdstuk 8.3).
De inwoner kan een aanvraag doen, nadat het onderzoek naar de vraag om ondersteuning is afgerond. De aanvraag kan schriftelijk en in bepaalde gevallen ook digitaal worden gedaan. In uitzonderingsgevallen zoals bijvoorbeeld in crisissituaties is een telefonische aanvraag ook mogelijk. Het doel van de aanvraag is te bepalen of de gemeente ondersteuning gaat verlenen en zo ja, welke vorm die ondersteuning dan heeft.
2.3.2 Voorwaarden voor ondersteuning -op-maat
Vraagt de inwoner ondersteuning die speciaal is afgestemd op de inwoner (ondersteuning -op-maat), dan gelden in ieder geval de volgende voorwaarden:
De inwoner heeft geen mogelijkheden om het gewenste effect op eigen kracht te bereiken Hij kan dit effect ook niet op andere manieren bereiken, zoals met de inzet van niet-gebruikelijke ondersteuning van huisgenoten, met mantelzorg, met ondersteuning vanuit het sociale netwerk, met algemeen gebruikelijke voorzieningen of met ondersteuning van andere voorzieningen of organisaties;
(Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Llv, Awb)
De gemeente zorgt ervoor dat de medewerker die een melding of aanvraag behandelt de deskundigheid heeft die nodig is om deze melding of aanvraag goed te kunnen behandelen. Als de medewerker die deskundigheid niet heeft, zorgt de gemeente ervoor dat iemand die wel deskundig is een advies uitbrengt. Dit advies (deskundig oordeel) betrekt de gemeente bij de beoordeling van de melding of de aanvraag.
(Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Llv, Awb)
De gemeente legt in een brief uit wat het besluit is, en stuurt deze brief naar de inwoner of zijn vertegenwoordiger. In het besluit staat of de gemeente wel of geen ondersteuning geeft. Als de gemeente ondersteuning geeft, staat in het besluit ook of de ondersteuning in natura, in de vorm van een persoonsgebonden budget (Pgb), in geld of op een andere manier wordt gegeven.
3. Werken en meedoen in de samenleving
Dit hoofdstuk gaat over werk en participatie (meedoen in de samenleving). Het is belangrijk dat inwoners in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien en zij hun talenten kwijt kunnen in betaald of onbetaald werk. De gemeente verwacht van inwoners met een uitkering die kunnen werken, dat zij werk zoeken. Wanneer nodig kan de gemeente inwoners daarbij ondersteunen. Welke ondersteuning de gemeente kan geven staat in dit hoofdstuk. Voor de uitvoering van dit hoofdstuk heeft de gemeente beleidsregels opgesteld.
Wederkerigheid is vanzelfsprekend en zorgt ervoor dat mensen hun steentje kunnen bijdragen. Het is dan ook vanzelfsprekend dat de gemeente ook iets terug kan vragen van inwoners met een uitkering. Dat wordt een tegenprestatie genoemd. In dit hoofdstuk wordt daar meer over uitgelegd. Het is belangrijk dat inwoners kunnen meedoen in de samenleving. Dit kan via werk, maar ook op andere manieren. Meedoen is niet alleen een verantwoordelijkheid van de inwoner zelf of van de gemeente, maar ook van de samenleving (omkijken naar elkaar). In dit hoofdstuk leest u welke ondersteuning de gemeente kan bieden om mee te doen in de samenleving. De regels in dit hoofdstuk zijn gebaseerd op de Participatiewet (PW), Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemer (IOAW), Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), Wet inburgering 2021 (Wi) of de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. (Wmo).
Inwoners zijn in eerste plaats zelf verantwoordelijk om werk te vinden en om te kunnen voorzien in hun eigen levensonderhoud. Als dat niet lukt, kan de gemeente de volgende inwoners ondersteunen om een stap richting werk te zetten:
Jongeren tot 27 jaar die geen werk hebben of onderwijs volgen en geen havodiploma, vwo-diploma of mbo-diploma vanaf niveau 2 hebben. De gemeente helpt hen een passende opleiding of passend werk te vinden, of leidt hen naar passende ondersteuning of zorg. De kwetsbare jongeren zijn uitgezonderd voor de vier weken zoekperiode en worden tijdens de zoektermijn ondersteunt bij arbeidsinschakeling. Dit om ongewenste situaties bij kwetsbare jongeren te voorkomen.
De gemeente kan per soort voorziening een budgetplafond vaststellen. Een budgetplafond is het maximale bedrag dat de gemeente per kalenderjaar kan uitgeven aan een bepaalde voorziening. Als dit budgetplafond bereikt is, verstrekt de gemeente zo’n voorziening niet meer. Voor wettelijke loonkostensubsidie en voor beschut werk kan de gemeente geen budgetplafond vaststellen.
De gemeente bekijkt per inwoner welke ondersteuning nodig is. De gemeente zet passende voorzieningen in. Voor mensen die ver van de arbeidsmarkt afstaan zijn er mogelijkheden om zich te ontwikkelen. Van arbeidsmatige dagbesteding tot regulier werk. Daarbij hoort ook de mogelijkheid om een stapje terug te doen als het even wat minder gaat.
De voorzieningen van de gemeente zijn bedoeld voor inwoners uit de bovengenoemde doelgroep (zie artikel 3.1 lid 1). In bepaalde situaties kan de gemeente een voorziening ook voor andere inwoners inzetten, bijvoorbeeld als de Participatiewet dat aangeeft. Sommige voorzieningen worden aan werkgevers verstrekt, zoals loonkostensubsidie. Het kan ook zijn dat bepaalde voorzieningen niet voor iedereen uit de doelgroep kunnen worden ingezet. Als dat zo is, wordt dat hieronder per voorziening aangegeven.
De gemeente beoordeelt per persoon of het zinvol is om ondersteuning in te zetten. De gemeente bepaalt welke ondersteuning wordt ingezet en voor hoe lang. Daarbij kijkt de gemeente naar verschillende dingen: de omstandigheden van de inwoner, zijn mogelijkheden en eventuele beperkingen, de zorg voor kinderen, mantelzorg, wettelijke verplichtingen en het beschikbare budget. Gaat het om ondersteuning -op-maat, dan zijn ook de voorwaarden uit artikel 2.3.2 van toepassing.
In beginsel duurt de proefplaatsing 2 maanden. Wanneer de doelstellingen van de proefplaatsing nog niet behaald zijn, kan deze maximaal verlengd worden met 4 maanden. Bij een proefplaatsing van 2 maanden volgt een dienstverband van minstens 6 maanden. Bij een proefplaatsing tussen de 2 en 6 maanden volgt een dienstverband van minimaal 12 maanden.
De proefplaatsing is alleen mogelijk als de werkgever de inwoner goed begeleidt tijdens de proefplaatsing. Hierover worden afspraken gemaakt voor de start van de proefplaatsing. Wordt de proefplaatsing niet omgezet in dienstverband dan moet de werkgever uitleggen wat hij heeft gedaan om de inwoner te begeleiden.
De gemeente kan een inwoner met een gemeentelijke uitkering die een kleine kans heeft op werk en voorlopig niet aan het werk kan, een participatieplaats aanbieden. De inwoner moet 27 jaar of ouder zijn. De participatieplaats wordt vastgelegd in een overeenkomst tussen de gemeente, de werkgever en de inwoner.
De gemeente biedt een inwoner een beschutte werkplek aan, als UWV heeft geadviseerd, dat dat nodig is. Dat is zo, als de inwoner alleen kan werken zodra het werk en de werkplek zijn aangepast aan de mogelijkheden van die inwoner. Inwoners met een uitkering van het UWV en inwoners zonder werk kunnen ook in aanmerking komen voor een beschutte werkplek. Voor deze inwoners geldt dit artikel ook.
De gemeente kan een werkgever die een inwoner in dienst neemt een subsidie geven. Dit doet de gemeente alleen, als de werkgever voor deze inwoner geen wettelijke loonkostensubsidie kan krijgen (zie artikel 3.4.9) en ook niet in aanmerking kan komen voor andere vergoedingen voor het in dienst nemen van de inwoner.
3.4.9 Wettelijke loonkostensubsidie
Een aanvraag voor wettelijke loonkostensubsidie wordt, als de inwoner nog niet behoort tot de doelgroep, ook behandeld als een aanvraag om vast te stellen of de inwoner tot de doelgroep behoort. Als deze aanvraag is gedaan na het begin van het dienstverband, wordt de beoordeling of de inwoner tot de doelgroep behoort gedaan door middel van de Praktijkroute.
Totdat de loonwaarde is gemeten, kan de gemeente de forfaitaire loonkostensubsidie inzetten. Dit betekent dat de werkgever maximaal 6 maanden een vaste maandelijkse loonkostensubsidie kan toekennen van maximaal 50% van het wettelijk minimumloon. Daar komen nog de wettelijke vakantietoeslag en een vergoeding voor werkgeverslasten bij.
(PW, IOAW, IOAZ, Wet kinderopvang)
3.4.16 Hulp op de werkplek van een jobcoach of intern begeleider.
De gemeente kan een inwoner op de werkplek een externe jobcoach aanbieden, hierbij wordt gebruik gemaakt van een jobcoach van de gemeente of een door de gemeente gecontracteerde partij, als de inwoner extra begeleiding nodig heeft om zijn werk goed te kunnen doen. Het doel van de ondersteuning is dat de werknemer wordt begeleid naar een situatie dat hij zonder begeleiding zijn werk kan doen bij een reguliere werkgever.
Inwoners zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk om mee te doen. Een inwoner kan daar ondersteuning bij nodig hebben vanwege een beperking of een langdurig psychisch of psychosociaal probleem. Die inwoner kan aan de gemeente ondersteuning vragen, als hij zelf geen oplossing kan vinden voor zijn belemmeringen. De ondersteuning kan verschillende vormen hebben. Gaat het om ondersteuning-op-maat, dan zijn er wel enkele voorwaarden. Die zijn te vinden in artikel 2.3.2. De ondersteuning moet daarnaast langdurig nodig zijn. Hieronder staan vormen van ondersteuning -op-maat die de gemeente kan inzetten.
3.6.1 Dagbesteding (begeleiding groep)
De inwoner die de dag niet goed kan invullen, kan in aanmerking komen voor dagbesteding. De inwoner kan dan meedoen aan sociale, recreatieve of andere groepsactiviteiten. Dagbesteding vanuit de gemeente is bedoeld voor de inwoner die (nog) niet kan werken en die geen gebruik kan maken van dagbesteding via andere organisaties. Het gaat om activiteiten onder begeleiding voor één of meerdere dagdelen per week. Als de inwoner daarbij vervoer nodig heeft, kan de gemeente daarbij ook helpen.
De inwoner die de normale dagelijkse activiteiten niet zelf kan doen, kan in aanmerking komen voor individuele begeleiding. Dit kan alleen als dagbesteding en andere voorzieningen niet geschikt of niet voldoende zijn. De begeleider helpt dan bij de dagelijkse gang van zaken en bij terugkerende activiteiten. Denk aan het maken van een dagindeling en het doen van de administratie. Ook kan de begeleider de inwoner helpen om op een goede manier met zijn omgeving om te gaan. De begeleider neemt deze activiteiten niet volledig over, maar ondersteunt de inwoner hierbij.
Asielmigranten met een verblijfsstatus (statushouders) die door het COA gekoppeld worden aan de gemeente. Hierbij horen ook nareizende familieleden die een verblijfsstatus hebben gekregen. Gezinsemigranten; dit zijn de mensen die vanuit de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) bericht hebben gekregen dat ze verplicht zijn om in te burgeren.
3.7.2 Inburgeringsvoorzieningen
Om het inburgeringsproces goed te laten verlopen zijn er in de Wet een aantal stappen vastgelegd. Sommige stappen zijn verplicht en moeten worden doorgegeven aan DUO. Het gaat om de volgende stappen:
De maatschappelijke begeleiding bij huisvesting en financiële zelfredzaamheid behoren tot de voorzieningen die de gemeente aanbiedt aan deze doelgroep. De gemeente werkt samen met verschillende professionele partijen om deze inwoner goed te helpen in de eerste jaren als inwoner van de gemeente.
3.7.3 Handhaving Wet inburgering
Wanneer een inwoner die inburgering plichtig is niet meewerkt aan de verplichte onderdelen van het inburgeringstraject na een officiële waarschuwing, dan kan de gemeente een boete opleggen. De hoogte van de boete is vastgelegd in artikel 7.1 van het Besluit inburgering 2021. De gemeente legt geen boete op wanneer na onderzoek aannemelijk is gemaakt dat iedere verwijtbaarheid ontbreekt.
3.7.4 Samenhang met handhaving op grond van de Participatiewet
Wanneer een inwoner die moet inburgeren en een uitkering krijgt omdat hij of zij geen werk kan vinden, zich niet houdt aan de afspraken en regels van het plan voor inburgering en participatie (PIP), dan kiest de gemeente er bij voorkeur voor om een boete op te leggen volgens de regels van de Wet inburgering 2021.
Bij het kiezen tussen het verlagen van de uitkering volgens de Participatiewet en het opleggen van een boete volgens de Wet inburgering 2021, kijkt de gemeente ook naar welke maatregel het beste is voor de inwoner die moet inburgeren. Hierbij houdt de gemeente rekening met wat het beste helpt bij het doel, namelijk dat de inwoner slaagt bij het inburgeren.
3.7.5 Verrekening boete Wi met bijstandsuitkering
De gemeente kan de boete die aan een inwoner is opgelegd op basis van de Wet inburgering 2021 aftrekken van de uitkering die de inwoner krijgt. Aftrekken betekent hier zoals geregeld in artikel 4.93 van de Algemene wet bestuursrecht. De gemeente houdt daarbij rekening met het minimumbedrag dat je moet overhouden volgens artikel 475 b en verder van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Dit minimumbedrag is 95 procent van het standaardbedrag van de steun die je krijgt, inclusief vakantietoeslag.
Jongeren moeten zo gezond en veilig mogelijk opgroeien. Dat is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van ouders, jongeren en van hun netwerk. Als zij daarbij ondersteuning nodig hebben, dan kunnen zij een beroep doen op de gemeente. Deze ondersteuning wordt zo vroeg mogelijk geboden. Zo kan het beroep op gespecialiseerde hulp worden verminderd. Bij het geven van ondersteuning staat de eigen kracht van ouders en jongeren voorop. Die moet worden versterkt. De ondersteuning moet ook het probleemoplossend vermogen van het gezin en de sociale omgeving vergroten. Met jongeren bedoelen we in deze verordening kinderen en tieners tot 18 jaar, en in bepaalde situaties tot 23 jaar. Dit zijn de jeugdigen zoals beschreven in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
4.1 Uitgangspunten bij het bieden van jeugdhulp
In bepaalde situaties kunnen ouders en jongeren hun problemen niet op eigen kracht of met het sociale netwerk oplossen. Als de gemeente deze inwoners kan ondersteunen met hulp die vrij toegankelijk is, dan wordt die hulp ingezet. Kan het gewenste effect niet bereikt worden met die hulp, dan kan ondersteuning -op-maat worden ingezet.
4.3 Ondersteuning -op-maat (individuele voorzieningen)
Als vrij toegankelijke hulp niet voldoende is, kan de gemeente ondersteuning -op-maat aanbieden. Deze hulp is niet vrij toegankelijk. De inwoner heeft daarvoor een besluit van de gemeente nodig of een verwijzing door een jeugdarts, een huisarts, een medisch specialist, of een gecertificeerde instelling. Artikel 2.3.2 is van toepassing op een besluit van de gemeente.
De gemeente biedt het advies-en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling Veilig Thuis. Dit advies- en meldpunt biedt 24 uur per dag 7 dagen per week advies en ondersteuning aan iedereen die direct of indirect is betrokken bij huiselijk geweld en kindermishandeling. Het advies- en meldpunt is te bereiken via telefoonnummer 0800-2000 (gratis) of via www.veiligthuis.nl
4.5 Afstemming met andere vormen van hulp
De gemeente zorgt ervoor dat de hulp aansluit bij andere vormen van hulp die aan de jongere of zijn ouders wordt gegeven. Om dat te bereiken kan de gemeente afspraken maken met hulpverleners, instellingen, zorgverzekeraars en andere personen of organisaties. Die afspraken kunnen onder andere gaan over:
De afspraken kunnen worden vastgelegd in een plan of in een andere geschikte vorm.
5.Wonen in een veilige en gezonde omgeving
Inwoners met een beperking kunnen problemen hebben bij het gebruik van hun woning of bij het voeren van het huishouden. Als inwoners zulke problemen niet zelf kunnen oplossen,
kan de gemeente hen helpen. Welke ondersteuning dat kan zijn, wordt in dit hoofdstuk uitgelegd. De gemeente kan ook helpen, als inwoners met een beperking niet goed voor zichzelf kunnen zorgen, en als inwoners opvang of beschermd wonen nodig hebben. Ten slotte speelt de gemeente een rol bij het ondersteunen van mantelzorgers. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen over de hulp die de gemeente op grond van de Wmo aan al deze inwoners kan geven.
Het is belangrijk dat inwoners zo lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen, de normale dagelijkse activiteiten kunnen doen en een huishouden kunnen voeren. Dat is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de inwoner zelf. Het kan zijn dat een inwoner ondersteuning nodig heeft, vanwege een beperking of door een langdurig psychisch of een psychosociaal probleem. Die inwoner kan aan de gemeente ondersteuning vragen als hij zelf geen oplossing kan vinden voor zijn belemmeringen. De ondersteuning kan verschillende vormen hebben. Gaat het om ondersteuning -op-maat, dan zijn er wel enkele voorwaarden. Die zijn te vinden in artikel 2.3.2. De ondersteuning moet daarnaast langdurig nodig zijn. Als de inwoner beschermd wonen of opvang nodig heeft, dan moet de ondersteuning van de gemeente eraan bijdragen dat de inwoner zichzelf zo snel mogelijk weer kan redden in de samenleving.
De eigenaar-bewoner die een woningaanpassing heeft ontvangen en de woning verkoopt, moet de verkoop zo snel mogelijk melden aan de gemeente. Dat moet alleen bij verkoop van de woning binnen 7 jaar na gereed melding van de woningaanpassing. Is er bij verkoop een meerwaarde naar aanleiding van de woningaanpassing, dan moeten de kosten van de woningaanpassing worden terugbetaald. De gemeente heeft daarvoor een afschrijvingsschema vastgesteld.
5.2.2 Een schone en leefbare woning
Als er in het huishouden van de inwoner minderjarige kinderen zijn, dan kan de ondersteuning ook bestaan uit het voor een korte periode overnemen van de niet-gebruikelijke ondersteuning die kinderen normaal gesproken moeten bieden. Deze ondersteuning is vooral bedoeld om de periode tot er andere hulp is te overbruggen.
De ondersteuning houdt in dat de inwoner de voorziening ‘hulp bij het huishouden 1’of ‘hulp bij het huishouden 2’aangeboden krijgt. Hulp bij het huishouden 1 bestaat uit schoonmaakhulp. Deze hulp maakt alleen schoon. Hulp bij het huishouden 2 wordt ingezet voor schoonmaakhulp, maar er wordt ook aandacht besteed aan het aanbrengen van structuur in de huishouding en het aanleren van huishoudelijke vaardigheden.
De inwoner kan in aanmerking komen voor beschermd wonen, als de inwoner deze woonvorm nodig heeft als gevolg van complexe psychische of psychosociale problemen. Kan de inwoner gebruik maken van beschermd wonen op grond van de Wet langdurige zorg, dan gaat dat voor. Beschermd wonen is niet bedoeld voor een (acute)crisissituatie waarin de gemeente nog geen noodzaak voor beschermd wonen kan vaststellen. Daarvoor is de voorziening maatschappelijke opvang beschikbaar (zie artikel 5.2.4).
Inwoners die ziek zijn of een beperking hebben, worden vaak geholpen door familieleden, vrienden of kennissen. Deze ondersteuning wordt mantelzorg genoemd als de ondersteuning langdurig en onbetaald wordt gegeven en verder gaat dan wat gebruikelijk is tussen mensen.
Degene die deze ondersteuning geeft is de mantelzorger. Het is de taak van de gemeente om mantelzorgers te ondersteunen.
5.3.1 Ondersteuning mantelzorger
De inwoner die mantelzorg ontvangt kan in aanmerking komen voor respijtzorg als dit niet vanuit een voorliggende voorziening of andere wetgeving wordt verstrekt. Respijtzorg is het tijdelijk overdragen van de zorg, zodat mantelzorgers ook tijd hebben voor bijvoorbeeld werk, studie, gezin, familie, vrienden en ontspanning. Het kan bijvoorbeeld gaan om het inschakelen van professionele zorgverlening die de zorgtaken tijdelijk overnemen, dagopvang voor de zorgvrager, kortdurend verblijf van de zorgvrager, het inzetten van vrijwilligers, telefoon en online ondersteuning, vakantie voor mantelzorgers, of het logeren in een accommodatie van een instelling of in een logeergezin. Respijtzorg heeft als doel het tijdelijk ontlasten van de mantelzorger of zijn omgeving, of om ontsporing van de situatie te voorkomen.
De gemeente waardeert de inzet van mantelzorgers. Daarom biedt de gemeente jaarlijks een mantelzorgwaardering aan die kan worden aangevraagd door de zorgvrager. Het doel van de mantelzorgwaardering is om een blijk van waardering te geven aan mantelzorgers. De hoogte van de mantelzorgwaardering is opgenomen in het financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Bronckhorst. Voorwaarde is dat de zorgvrager in de gemeente Bronckhorst woont.
6. Vervoer naar school (ondersteuning bij leerlingenvervoer)
Ieder kind heeft recht op passend onderwijs dat aansluit bij de levensovertuiging of godsdienst van de ouders. Soms is de afstand van huis naar school te groot voor het kind, of kan het kind vanwege zijn beperking niet zelfstandig naar school reizen. Ouders kunnen dan in bepaalde gevallen een beroep doen op ondersteuning bij leerlingenvervoer. In dit hoofdstuk is geregeld hoe de gemeente ouders/verzorgers ondersteunt bij het vervoer van hun kind naar school.
De gemeente onderzoekt of een kind zelfstandig naar school kan (leren) reizen of dat er ondersteuning nodig is. Als dat zo is gaat de gemeente na welke voorziening er nodig is. De gemeente onderzoekt dan met welk vervoermiddel het kind kan reizen en welke route naar school de kortste veilige route voor het kind is. Ook gaat de gemeente na of er begeleiding nodig is bij het reizen.
De gemeente verstrekt aan ouders een vergoeding voor de reiskosten van een begeleider, als hun kind begeleiding nodig heeft bij het vervoer naar school en de ouders voor dit kind een vervoersvoorziening krijgen. De ouders moeten wel overtuigend hebben aangetoond, dat het kind niet zonder begeleiding met het OV of de fiets kan reizen.
6.4 Vorm en hoogte van de ondersteuning voor leerlingenvervoer
Als aan de voorwaarden is voldaan, stemt de gemeente de ondersteuning af op de goedkoopste manier van reizen. Als het kind naar school kan fietsen (eventueel met begeleiding), dan krijgen de ouders een vergoeding voor het gebruik van de fiets. Kan het kind niet fietsen naar school, ook niet met begeleiding, dan kunnen de ouders een vergoeding krijgen voor het OV. Als ouders in aanmerking komen voor aangepast vervoer dan kunnen ouders daarvan gebruik maken voor het vervoer van hun kind. Ouders kunnen het kind ook zelf vervoeren, als de gemeente toestemming geeft en ontvangen hiervoor een kilometervergoeding.
Bestaat de ondersteuning uit een vergoeding voor de reiskosten, dan is de hoogte van die vergoeding afhankelijk van de reisafstand naar de dichtstbijzijnde voor het kind toegankelijke schoo6l. De reisafstand wordt bepaald via de kortste veilige route op basis van de routeplanner van de ANWB. Als ouders recht hebben op een bekostiging op basis van het OV, dan is de vergoeding gebaseerd op de kosten van het OV.
De gemeente houdt bij het vaststellen van de ondersteuning rekening met andere (gedeeltelijke) vergoedingen voor de reiskosten die ouders voor het kind ontvangen. Die andere vergoedingen trekt de gemeente af van de vergoeding die de gemeente geeft. Bij aangepast vervoer brengt de gemeente dan een bedrag (de eigen bijdrage) bij de ouders in rekening.
6.6 Financiële draagkracht / eigen bijdrage
In geval het college in plaats van bekostiging in geld toe te kennen het vervoer zelf verzorgt en de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs meer dan 20 km. bedraagt, betalen de ouders een van de financiële draagkracht afhankelijke bijdrage tot ten hoogste het bedrag van de kosten van het vervoer.
Voor inwoners die te weinig inkomen hebben om de dagelijkse kosten te kunnen betalen heeft de gemeente een financieel vangnet: een maandelijkse bijstandsuitkering. Om deze inwoners en andere inwoners met een laag inkomen extra te ondersteunen heeft de gemeente een aantal aanvullende uitkeringen en toeslagen beschikbaar. In dit hoofdstuk staan de belangrijkste aanvullingen. Ook worden er enkele basisregels gegeven voor de ondersteuning die de gemeente kan bieden bij een schuldenprobleem.
De gemeente vindt het belangrijk dat inwoners met een laag inkomen en zonder financiële buffer hun noodzakelijke bestaanskosten kunnen betalen. De inwoner heeft een financiële buffer, als zijn vermogen hoger is dan de toepasselijke vermogensgrens uit de Participatiewet. Is het vermogen hoger dan die grens, dan kan de inwoner geen financiële ondersteuning van de gemeente krijgen. Voor bijzondere bijstand kan de gemeente andere vermogensgrenzen vaststellen.
De gemeente biedt bijzondere bijstand actief aan als een financieel vangnet. Bijzondere bijstand is bedoeld voor inwoners met een laag inkomen en zonder financiële buffer, die extra noodzakelijke uitgaven niet kunnen betalen. Dat zijn onverwachte uitgaven die niet uit het maandelijkse inkomen kunnen worden betaald door bijzondere omstandigheden.
Voor gehuwden en samenwonenden geldt het volgende: als 1 van de partners geen recht heeft op inkomenstoeslag, krijgt de ander het bedrag voor een alleenstaande of alleenstaande ouder. Het gaat om situaties, waarbij de partner uitgesloten is van de inkomenstoeslag op grond van artikel 11 en 13, eerste lid, van de Participatiewet.
Studenten met een beperking hebben soms extra hulp nodig om een opleiding te volgen. Met een studietoeslag krijgen deze studenten een financieel steuntje in de rug. Het inkomen wordt dan maandelijks aangevuld wanneer er wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden. De regeling over de studietoeslag staat in artikel 36b van de Participatiewet. Meer informatie staat in het besluit loonkostensubsidie en minimumbedragen studietoeslag Participatiewet 2021.
De gemeente wil kinderen helpen die opgroeien in armoede, zodat ze zich kunnen ontwikkelen en mee kunnen doen aan sociale, culturele en sportieve activiteiten. De gemeente heeft beleid gemaakt om deze kinderen te ondersteunen. Dit beleid is vastgelegd in beleidsregels. Daarin is geregeld wanneer een kind dat in de gemeente Bronckhorst woont in aanmerking kan komen voor ondersteuning en hoe hoog de ondersteuning dan is.
7.6 Tegemoetkoming eigen risico zorgverzekering
Voor inwoners met een inkomen van 130% van de bijstandsnorm en met weinig vermogen, kan de gemeente een tegemoetkoming verstrekken voor het eigen risico van de zorgverzekering. Daarbij maakt het niet uit waar de inwoner verzekerd is. De gemeente heeft hiervoor beleidsregels opgesteld. In de beleidsregels staat hoe de tegemoetkoming kan worden aangevraagd en hoe hoog deze is. Ook staan hier de voorwaarden om in aanmerking te kunnen komen voor deze tegemoetkoming.
De gemeente heeft de taak om inwoners met schuldproblemen te helpen. Inwoners kunnen daarom de gemeente om ondersteuning vragen. De gemeente helpt bij het vinden van een oplossing voor hun schulden. Hiervoor heeft de gemeente een beleidsplan met beleidsregels opgesteld. Hieronder staan de belangrijkste uitgangspunten van de gemeente voor het geven van ondersteuning.
8. De vorm van de ondersteuning
Wanneer de inwoner behoefte heeft aan ondersteuning wordt in overleg met de inwoner bepaald wat er nodig is.
De ondersteuning van de gemeente is meestal ‘in natura’: de gemeente zorgt ervoor dat de ondersteuning wordt ingezet, dit kan een dienst of een product zijn. Soms geeft de gemeente de ondersteuning in de vorm van geld of als een persoonsgebonden budget (Pgb). Dit hoofdstuk regelt in welke vorm de ondersteuning wordt ingezet en welke regels daarbij horen. Ook is geregeld wanneer de gemeente een financiële bijdrage aan de inwoner kan vragen op grond van de Wmo. De gemeente heeft beleidsregels over de maatschappelijke ondersteuning opgesteld. Daarin is geregeld voor welke vorm van ondersteuning de inwoner in aanmerking kan komen en de voorwaarden hierbij. De hoogte van de verschillende vormen van ondersteuning worden jaarlijks opgenomen in een financieel besluit maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp.
De inwoner kan kiezen voor een Pgb, als hij in aanmerking komt voor ondersteuning -op-maat op grond van de Wmo of Jeugdwet. Het moet wel duidelijk zijn dat de inwoner voldoet aan de volgende voorwaarden:
De inwoner kan voldoende voor zijn eigen belangen opkomen. Daardoor kan hij de taken die bij het Pgb horen op een verantwoorde en onafhankelijke manier uitvoeren. Dat betekent dat degene die het Pgb beheert alle aan het Pgb verbonden taken, ook benoemen en ontslaan van de hulpverlener en het geven van opdrachten aan de hulpverlener kan uitvoeren. Eventueel met ondersteuning van iemand uit het sociale netwerk, of met iemand die hem vertegenwoordigt.
8.3.2 Professionele of niet-professionele hulp
De hoogte van het Pgb voor niet-professionele hulp voor ondersteuning in het kader van de Jeugdwet met uitzondering van logeren, en voor Wmo Integrale Ondersteuning, met uitzondering van de ondersteuning individueel (Wmo) en logeren, is gelijk aan het wettelijk minimum (uur)loon. Het gaat om het uurloon bij een 36-urige werkweek per 1 januari van het jaar waarin het Pgb wordt verstrekt, inclusief vakantiegeld, vakantie-uren en sociale lasten.
De hoogte van het Pgb voor niet-professionele hulp voor huishoudelijke ondersteuning (Wmo) is gelijk aan het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij hulp bij het huishouden van de voor de betreffende periode geldende cao VVT, te vermeerderen met vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren.
De hoogte van het Pgb voor niet-professionele hulp voor Integrale Ondersteuning (ondersteuning individueel Wmo) is gelijk aan het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij FWG 30 van de voor de betreffende periode geldende cao VVT, te vermeerderen met vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren.
Voor logeren uitgevoerd door niet-professionele hulp (hulp uit sociaal netwerk) bedraagt de tegemoetkoming maximaal € 150,- per kalendermaand, tenzij op basis van het Pgb-plan van de inwoner kan worden volstaan met een lagere tegemoetkoming. De inwoner dient een “Verklaring hulp uit het sociaal netwerk” in te vullen en in te dienen bij de gemeente die deze doorstuurt naar de Sociale Verzekeringsbank.
De kostprijs van een product of dienst wordt als volgt bepaald:
Voor ondersteuning -op-maat in natura of voor een algemene voorziening uit deze verordening: door een aanbesteding, na het raadplegen van aanbieders, na overleg met de aanbieder of door de aanbieder zelf;
Voor een hulpmiddel of woningaanpassing, is voor de kostprijs ook van belang of de inwoner dit product krijgt in bruikleen, huur of eigendom. De kostprijs is inclusief de kosten van verzekeringen, beheer en onderhoud;
Voor ondersteuning -op-maat in de vorm van een Pgb is de kostprijs gelijk aan de hoogte van de laagst geoffreerde kostprijs voor die ondersteuning in natura, ook wordt hierop 15% aan overhead in mindering gebracht op die kostprijs (voor natura wordt een overhead van 25% gehanteerd, voor Pgb 10%), mits de inwoner voor dat bedrag de voorziening bij minimaal 1 aanbieder kan inkopen.
De inwoner betaalt een bijdrage in de kosten voor Wmo ondersteuning -op-maat, zolang de inwoner gebruik maakt van die ondersteuning of voor de periode waarvoor een Pgb is verstrekt. Gaat het om een product, dan betaalt de inwoner een bijdrage totdat de kostprijs is betaald. De inwoner betaalt de bijdrage per maand aan het Centraal Administratiekantoor (CAK). De hoogte van deze periodieke bijdrage is gelijk aan het bedrag dat maximaal betaald moet worden op grond van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. De hoogte van de bijdrage in de kosten voor hulp bij het (zelfstandig) wonen in de vorm van beschermd wonen en opvang is afhankelijk van het inkomen en vermogen van de inwoner en zijn echtgenoot op grond van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.
Voor het collectief taxivervoer is lid 1 niet van toepassing en wordt per rit een opstaptarief en kilometertarief in rekening gebracht bij de inwoner. Het opstap- en het kilometertarief worden door de gemeente vastgesteld. De hoogte van het opstap- en kilometertarief is te vinden op www.zoov.nl onder het kopje ‘ZOOV Op Maat’. Daarnaast moet de inwoner een eigen bijdrage betalen van € 60,- per jaar als hij collectief taxivervoer heeft voor langer dan één jaar.
9. Afspraken tussen inwoner en gemeente
Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop de gemeente en de inwoner met elkaar omgaan. Het gaat over de manier waarop de gemeente zich moet gedragen en wat er van de inwoner wordt verwacht. Als de inwoner rechten heeft, dan staan daar plichten tegenover. Houdt de inwoner daar onvoldoende rekening mee, dan kan de gemeente de uitkering of voorziening beëindigen, terugvorderen of verlagen. Hieronder staan de hoofdregels die daarvoor gelden.
(Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Llv, Gemeentewet, Awb)
De gemeente reageert op een professionele manier bij ontoelaatbaar gedrag van de inwoner. De gemeente zorgt voor het volgende:
De gemeente stuurt de inwoner een brief met daarin duidelijk vermeld wat de gemeente gaat doen als reactie op het gedrag, wat dit precies betekent voor de inwoner en wat de inwoner daartegen kan doen. De gemeente maakt de inwoner ook duidelijk op welke manier hij het gedrag kan aanpassen, zodat de relatie hersteld wordt en de gemeente eventueel de dienstverlening zal voortzetten (als die is stopgezet).
9.2.3 Het besluit om de uitkering te verlagen (PW, IOAW, IOAZ, Awb)
9.2.4 Ingangsdatum en periode verlaging (PW, IOAW, IOAZ, Awb)
De verlaging gaat in op de eerste dag van de kalendermaand die op het besluit volgt. De verlaging duurt 1 of meer maanden. Als de uitkering tijdens die periode wordt beëindigd, dan kan de verlaging niet volledig worden uitgevoerd. De gemeente legt dan het overgebleven deel van de verlaging alsnog op als de inwoner binnen 24 maanden na de beëindiging opnieuw een uitkering gaat ontvangen.
De uitkeringsnorm is de uitkering die de inwoner in zijn situatie maximaal kan krijgen. Krijgt de inwoner bijstand, dan gaat het om de bijstandsnorm. Krijgt de inwoner een IOAW- of IOAZ- uitkering, dan is het de grondslag uit de IOAW of IOAZ. Hieronder staat met welk percentage de uitkeringsnorm verlaagd wordt.
9.2.6 Niet nakomen wettelijke (geüniformeerde) arbeidsverplichtingen (Pw, Awb)
De gemeente verlaagt de bijstandsuitkering een maand met 100% van de uitkeringsnorm, als de inwoner een verplichting uit artikel 18, vierde lid, aanhef en onderdeel b, f, of g, van de Participatiewet, niet nakomt. Het gaat om bijzondere verplichtingen in verband met werk. De verlaging kan over 2 maanden worden uitgesmeerd. Dit doet de gemeente alleen als dit past bij bijzondere omstandigheden van de inwoner. De bijstandsuitkering wordt dan 2 maanden achter elkaar met 50% van de uitkeringsnorm verlaagd.
Voor artikel 18, vierde lid, aanhef en onderdeel c, d, e, of h, van de Participatiewet kan de verlaging over 3 maanden worden uitgesmeerd. Dit doet de gemeente alleen als dit past bij bijzondere omstandigheden van de inwoner. De bijstandsuitkering wordt dan 3 maanden achter elkaar met 66,67% van de uitkeringsnorm verlaagd.
9.2.7 Niet nakomen andere verplichtingen in verband met werk en tegenprestatie
9.2.8 Te weinig besef van verantwoordelijkheid
De gemeente verlaagt de bijstandsuitkering van een inwoner die zich te weinig beseft dat hij zelf verantwoordelijk is voor zijn eigen levensonderhoud. Door dat gedrag heeft de inwoner meer of langer een uitkering nodig, dan als de inwoner zich verantwoordelijk had gedragen. De gemeente is daardoor benadeeld. De verlaging hangt af van het bedrag dat de gemeente meer heeft uitbetaald dan nodig was (benadelingsbedrag).
9.2.10 Niet nakomen van andere verplichtingen
9.2.11 Samenloop van gedragingen
Als er sprake is van meerdere gedragingen die ertoe leiden dat meerdere verplichtingen uit deze paragraaf niet worden nagekomen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke verlaging opgelegd. Deze verlagingen worden gelijktijdig opgelegd. De gemeente stelt de verlaging naar beneden bij, als de gedragingen nauw met elkaar samenhangen en de totale verlaging niet meer in verhouding staat tot de ernst van de gedragingen.
De duur van de verlaging wordt verdubbeld als de inwoner zich binnen 12 maanden na het verlagingsbesluit opnieuw zo gedraagt dat de uitkering wordt verlaagd. De duur wordt ook verdubbeld als de gemeente eerder alleen een waarschuwing heeft gegeven. Het moet dan gaan om een gedraging die kan leiden tot eenzelfde of grotere verlaging dan bij de eerdere gedraging.
9.4.1 Beëindiging ondersteuning
(Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Llv, Gemeentewet)
9.4.2 Terugvordering en verrekening ondersteuning en/of voorziening
Het beleid dat de gemeente maakt en uitvoert is bedoeld voor de inwoners. Met de ervaringen van de inwoners kan de gemeente haar beleid als het nodig is aanpassen en verbeteren. In dit hoofdstuk is vastgelegd hoe inwoners hun invloed kunnen uitoefenen. Ook is geregeld dat er een adviesraad is en is de taak van deze raad beschreven. Ten slotte is hier ook geregeld op welke manier inwoners met leveranciers, zoals zorgaanbieders, kunnen overleggen over diensten en producten.
10.3.1 Samenstelling en werkwijze
De gemeente zorgt voor goede ondersteuning van de participatieraad, bijvoorbeeld door:
Voldoende tijd om advies over nieuw beleid te kunnen geven. De gemeente zorgt ervoor dat een plan voor nieuw beleid bij de participatieraad ligt, uiterlijk 10 dagen voordat het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Bronckhorst een besluit wil nemen of een advies daarover wil geven aan de gemeenteraad;
11. Niet eens met de uitvoering
De gemeente voert het beleid en de regels uit. Toch is het mogelijk dat inwoners het niet eens zijn met de gemeente. Wanneer een inwoner niet tevreden is, vindt de gemeente dit een belangrijk signaal. De gemeente wil dan graag de kritiek met de inwoner bespreken en nagaan of er een oplossing gevonden kan worden. Als dit niet mogelijk is, bestaat de mogelijkheid om een klacht in te dienen of bezwaar te maken. In dit hoofdstuk staan enkele regels over de mogelijkheid om een klacht in te dienen of bezwaar te maken en om bij jeugdhulp een vertrouwenspersoon te spreken. Dit hoofdstuk sluit aan bij de visie op klachtbehandeling van de Nationale ombudsman.
11.3 Klachten over andere personen of organisaties
De inwoner die een klacht heeft over het gedrag van een persoon of organisatie die is gecontracteerd om namens de gemeente ondersteuning te verlenen, moet zijn klacht eerst indienen bij die persoon of organisatie. Die persoon of organisatie moet een klachtenregeling hebben en deze met de gemeente hebben gedeeld.
12 Kwaliteit, inkoop en aanbesteding
De diensten en producten die de gemeente en aanbieders leveren, moeten van goede kwaliteit zijn. Diensten moeten aansluiten bij de behoefte van de inwoner. Producten moeten degelijk zijn en goed bruikbaar voor de inwoner. De gemeente moet zich bij de inkoop van diensten en producten aan bepaalde regels houden. Dit hoofdstuk gaat over de kwaliteit, de inkoop en de aanbesteding van diensten en producten.
In deze verordening worden allerlei begrippen gebruikt. Deze begrippen hebben dezelfde betekenis als in de wetten waarop deze verordening is gebaseerd. Waarom deze begrippenlijst?
Aanbieder(s): de natuurlijke persoon of rechtspersoon die goederen of diensten levert op grond van een besluit van de gemeente.
Aangepast vervoer: vervoer met en besloten (school)bus, taxi, treintaxi of bustaxi, niet zijnde openbaar vervoer.
Aanvraag: een verzoek van een inwoner om een besluit te nemen.
ADL-clusterwoning: Een zelfstandige woning voor mensen met een ernstige lichamelijke handicap of chronische aandoening waar 24 uur per dag hulp en assistentie ingeroepen kan worden.
Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die:
Andere voorziening(en): een voorziening waarop de inwoner een beroep kan doen voor de hulp die hij nodig heeft, anders dan ondersteuning-op-maat. Het gaat om voorzieningen die buiten de regeling liggen van de aangevraagde voorziening of om voorzieningen die binnen het bereik van die regeling liggen, maar vrij toegankelijk zijn voor de inwoner. Dat kan bijvoorbeeld een andere uitkering zijn, een algemeen gebruikelijke, algemene of collectieve voorziening, of voorliggende voorzieningen op grond van andere regelingen, zoals alimentatie en toeslagen.
Anw-uitkering: een maandelijkse uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet.
AOW-leeftijd: leeftijd waarop een uitkering (pensioen) op grond van de Algemene ouderdomswet ingaat.
Arbeidsverplichting: de verplichting om mee te werken aan de arbeidsinschakeling of het leveren van een tegenprestatie, als bedoeld in artikel 9 van de Participatiewet, artikel 37 van de IOAW en artikel 37 van de IOAZ.
Awb: Algemene wet Bestuursrecht.
Basisonderwijs: onderwijs op een basisschool of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs.
Basisschool: basisschool als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs.
Beperking: de vermindering van mogelijkheden door een lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke, psychische, of psychosociale handicap. Dat heeft tot gevolg gehad dat er een belemmering is ontstaan in het sociaal-maatschappelijk functioneren, of, als het om vervoer naar school gaat, het vervoer naar school.
Bestuurlijke boete: een boete, vanwege het niet (behoorlijk) nakomen van de inlichtingenplicht op grond van artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet, artikel 13, eerste lid, van de IOAW, artikel 13, eerste lid, van de IOAZ, of artikel 30c van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
BIG: Beroepen in de individuele Gezondheidszorg. De wet BIG geeft regels voor beroepen in de gezondheidszorg en beschermt patiënten tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen. Op grond van de Wet BIG zijn bepaalde zorgverleners verplicht zich in te schrijven in het BIG-register.
Bijstandsnorm: de maximale hoogte van de bijstandsuitkering bedoeld in artikel 5, onderdeel c van de Participatiewet. De hoogte hangt af van de woon-en leefsituatie en de leeftijd van de inwoner.
Bijstandsuitkering: de algemene bijstand voor levensonderhoud, bedoeld in artikel 5, onderdeel b van de Participatiewet. Gaat het om een jongere van 18 tot 21 jaar, dan wordt met bijstandsuitkering bedoeld: de algemene bijstand plus de aanvullende bijzondere bijstand op grond van artikel 12 van de Participatiewet.
Collectief taxivervoer: vervoer van deur tot deur, op afroep en met een deeltaxi (ook wel collectief vraagafhankelijk vervoer genoemd).
Dichtstbijzijnde school: school die het dichtst bij de woning of opstapplaats van het kind ligt, gemeten via de kortste route waarlangs het kind veilig kan reizen. Als het kind naar een speciale school voor basisonderwijs gaat, dan is de dichtstbijzijnde school de school in het samenwerkingsverband waarop het kind eerst zat, of een andere speciale school voor basisonderwijs binnen dit samenwerkingsverband, als het vervoer naar die school voor de gemeente goedkoper is.
DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs.
Eigen kracht: Eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen.
Eigen vervoermiddel: een vervoermiddel dat de inwoner zelf bezit of dat hij kan gebruiken. Daaronder valt ook een vervoermiddel zoals een deel-, leen- of leaseauto.
Financiële buffer: het vermogen boven de vermogensgrens uit artikel 34, lid 3 van de Participatiewet, dat past bij de leefsituatie. Vermogen is de waarde van geld en bezittingen.
Fraude: het verstrekken van onjuiste en/of onvolledige gegevens, of het verzwijgen of niet (op tijd) verstrekken van gegevens. Het gaat om gegevens die nodig zijn om te bepalen of er recht op een uitkering of een voorziening is, en om de duur en hoogte van die uitkering of voorziening vast te stellen. Hierdoor wordt een uitkering of voorziening helemaal of gedeeltelijk ten onrechte verstrekt.
Gebruikelijke hulp: de hulp die over het algemeen mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Voor de jeugdwet worden met ouders ook andere opvoeders en verzorgers bedoeld.
Gedrag: het geheel van acties en reacties van een persoon.
Gemeente: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bronckhorst.
Gemeentewet: Algemene regelings- en aanvullingsbevoegdheid van de gemeenteraad (artikel 108, eerste lid, 121 en 147, eerste lid, Gemeentewet).
Geüniformeerde arbeidsverplichtingen: de verplichtingen die een inwoner met een bijstandsuitkering heeft om werk te zoeken en te aanvaarden, of om mee te werken aan activiteiten om aan het werk te komen, zoals het volgen van een opleiding. Deze verplichtingen staan concreet opgesomd in artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet.
Gewenst effect: het resultaat dat de inwoner met zijn ondersteuning wil bereiken.
Hulpvraag: de behoefte aan ondersteuning die de inwoner bij de melding heeft.
Inburgeraar: de inwoner die volgens artikel 3 van de Wet inburgering 2021 inburgeringsplichtig is.
Inburgeringsvoorzieningen: aanbod van verschillende vormen van ondersteuning en onderwijs zoals beschreven in de Wet inburgering 2021.
Inkomen: het inkomen, uit artikel 32, lid 1 van de Participatiewet. Gaat het om vervoer naar school (hoofdstuk 6) dan wordt onder inkomen verstaan: inkomensgegevens als bedoeld in artikel 21, aanhef en onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Het inkomen wordt dan gemeten over het peiljaar (artikel 4, zevende lid, van de Wet op het primair onderwijs).
Inspraak: inspraak als bedoeld in artikel 150 van de Gemeentewet. Met inspraak wordt in artikel 10.1 van deze verordening ook bedoeld het recht om invloed uit te oefenen en over iets mee te beslissen.
Instelling(en): een organisatie die bedrijfsmatig zorg of hulp verleent.
Interne werkbegeleiding: door een collega geboden dagelijks werkbegeleiding, aan een inwoner behorende tot de doelgroep uit de Participatiewet, omdat de werknemer anders niet in staat is zijn werkzaamheden uit te voeren. Waarbij sprake is van meer dan gebruikelijke begeleiding van een werknemer op een werkplek.
Inwoner: de persoon die zijn woonplaat heeft binnen de gemeente volgens de regels van het Burgerlijk Wetboek (titel 3, Boek 1 BW) en die daar rechtmatig verblijft. Gaat het om:
Voor de toepassing van de hoofdstukken 9 en 11 wordt onder inwoner ook verstaan: de persoon die hulp van de gemeente heeft gehad maar zijn woonplaats niet meer daar heeft. Onder rechtmatig verblijf wordt verstaan: verblijf dat geen wettelijke belemmering oplevert voor ondersteuning door de gemeente.
IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers.
IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.
Jeugdhulp: hulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
Jobcoaching: door een erkende deskundige geboden methodische ondersteuning aan personen met een arbeidsbeperking en aan werkgevers, gericht op het vinden en behouden van werk.
Jongere(n): Als het gaat om de Jeugdwet: de jeugdige, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet. Als het om werk en inkomen gaat: personen die jonger zijn dan 27 jaar.
Kind: de minderjarige (0-18 jaar).
Jongerenwerk: basisaanbod van sociaal-culturele voorzieningen voor jongeren, zoals kinderwerk, tiener- en jongerenwerk, sportbuurtwerk en jongereninformatie. Het basisaanbod bevat ook activiteiten die stimulering van de ontwikkeling of het voorkomen van problemen bij jongeren tot doel heeft.
Levensonderhoud: de dagelijkse bestaanskosten, zoals kosten voor voeding, kleding, huur, energie, water en (zorg)verzekeringen.
Llv: de wetten die regelen dat gemeenten leerlingenvervoer aanbieden, dat wil zeggen de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op de expertisecentra.
Mantelzorg(s): langdurig, vrijwillig en onbetaald zorgverlening aan een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, (schoon)ouder, kind of ander familielid, vriend of kennis. Deze zorg wordt niet=beroepsmatig verleend voor minimaal 8 uur per week en langer dan 3 maanden.
Medewerker(s): de persoon die namens het college van burgemeester en wethouders optreedt.
Melding: het kenbaar maken van een vraag om ondersteuning aan de gemeente.
Mobiliteitsbonus: Financiële bijdrage aan werkgever die een langdurig werkloze onder de 50 jaar in dienst neemt en daardoor niet langer recht heeft op algemene bijstand.
Normale dagelijkse activiteiten: noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen, bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wmo.
Ondersteuning (-op-maat): een op de inwoner afgestemde voorziening.
Onderwijssoort: het soort onderwijs dat het kind nodig heeft gelet op zijn lichamelijke of geestelijke situatie.
Openbaar vervoer (OV): openbaar toegankelijk personenvervoer dat met een vast route en een vaste dienstregeling rijdt (of vaart). Daaronder valt ook een buurtbus.
Opstapplaats: plaats aangewezen door de gemeente vanaf waar de leerling gebruik kan maken van het vervoer.
Ouders: ouders, voogden of verzorgers van de jongere.
Participatie: deelnemen aan het maatschappelijk verkeer als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo.
Peiljaar: het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin het schooljaar begint, waarvoor een vervoersvoorziening voor leerlingenvervoer wordt aangevraagd.
Persoonlijke situatie: alle omstandigheden, mogelijkheden en persoonskenmerken van de inwoner die van belang zijn.
Persoonlijk plan: een plan van aanpak dat de inwoner opstelt, waarin de knelpunten staan die de inwoner ervaart en de gewenste ondersteuning wordt geïnventariseerd. Gaat het om jeugdhulp, dan wordt hieronder verstaan: een familiegroepsplan.
Pgb-plan: een plan van aanpak dat de inwoner opstelt over de ondersteuning die hij nodig heeft en die hij met het Pgb wil inkopen. In het plan geeft de inwoner onder andere aan welke hulpverlener op welke manier en op welke momenten de noodzakelijke ondersteuning gaat geven en hoe de kwaliteit en de continuïteit van die hulp gewaarborgd wordt.
Praktijkroute: het proces om de persoon behorend tot de doelgroep, toegang tot het doelgroepenregister te laten verkrijgen op basis van een loonwaardevaststelling op de werkplek.
Professionele hulpverlener: iemand die beroepsmatig hulp verleent en voldoet aan de eisen die daaraan gesteld zijn.
Reistijd: de tijd tussen het moment van het verlaten van de woning en de starttijd van de school volgens de schoolgids. Van deze reistijd mag maximaal 10 minuten worden afgetrokken als het kind gewoonlijk iets voor de start van de school aankomt op de school. Voor de terugreis geldt de tijd tussen de eindtijd van de schooldag volgens de schoolgids en de aankomst bij de woning van het kind. Hierbij kan maximaal 10 minuten worden opgeteld voor een eventuele wachttijd voor openbaar vervoer of aangepast vervoer.
Samenwonenden: diegene die een gezamenlijke huishouding voeren als bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet.
School: basisschool, speciale school voor basisonderwijs, of school waar speciaal of voortgezet onderwijs wordt gegeven.
SKJ: Stichting Kwaliteitsregister Jeugd. Dat is het beroepsregister voor jeugdprofessionals in Nederland.
Sociaal netwerk: huisgenoten of andere personen met wie de inwoner een sociale relatie onderhoudt.
Sociale teams: een door de gemeente Bronckhorst opgezet team van consulenten, die inwoners ondersteunen bij vragen op het gebied van zorg en welzijn, opvoeden, opgroeien, wonen en werken.
Speciaal onderwijs: onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra.
Taaltraject: ondersteuning bij het leren van de Nederlandse taal.
Tegenprestatie: Een tegenprestatie is een onbetaalde, maatschappelijk nuttige activiteit. Dit is een activiteit die meestal geen geld kost, maar die wel nuttig is. Bijvoorbeeld helpen in een buurthuis, voorlezen op school, of het bos op orde houden. Het mag geen werk zijn waar normaal gesproken loon voor wordt betaald.
Tegemoetkoming in de schoolkosten: een bijdrage van DUO op grond van hoofdstuk 4 Wet tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten.
Uitkering(en): de bijstandsuitkering, de IOAW- of de IOAZ- uitkering
Uitkeringsnorm: de maximale hoogte van een uitkering; dit is de bijstandsnorm uit de Participatiewet of de grondslag bedoeld in de IOAW of IOAZ. Gaat het om een jongere van 18 tot 21 jaar, dan wordt met uitkeringsnorm bedoeld: de bijstandsnorm plus de aanvullende bijzondere bijstand op grond van artikel 12 van de Participatiewet.
Vaderschapsactie: een procedure die de biologische moeder van een kind instelt tegen een (vermoedelijke) vader, als een kind buiten een huwelijk of geregistreerd partnerschap wordt geboren, en de biologische vader het kind niet heeft erkend. Deze procedure dient om alimentatie van de vader te kunnen ontvangen en schept geen familierechtelijke band tussen de vader en het kind.
Vavo-onderwijs: voortgezet algemeen volwassenenonderwijs.
Vergoeding: Vergoeding van kosten. In het kader van hoofdstuk 6 (vervoer naar school): de gehele of gedeeltelijke bekostiging van reiskosten, bedoeld in artikel 4 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 4 van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 4 van de Wet op de expertisecentra.
Voortgezet onderwijs: onderwijs als bedoeld in de Wet op het Voortgezet Onderwijs.
Voorziening: hulp in de vorm van een dienst, activiteit, product, Pgb, geldbedrag, of een combinatie daarvan.
Vrijwilligerspremie: een premie die wordt verstrekt door een organisatie of de gemeente voor onbetaalde arbeid voor een organisatie of persoon dat geen deel uitmaakt van een re-integratie traject.
Wederkerigheid: Wanneer iemand iets voor jou doet, ben je sneller geneigd om iets terug te doen (voor wat hoort wat).
Wet: de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ, de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet, de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet, de Wet kinderopvang, de Wet sociale werkvoorziening, de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs of de Wet op de expertisecentra.
Wettelijk minimumloon: het wettelijk minimumloon, bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Voor personen jonger dan 21 jaar: het leeftijdgebonden minimumloon op grond van het Besluit minimumloon en minimumvakantiebijslag. –
Wgs: Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.
Wlz-instelling: een instelling die zorg verleend op grond van de Wet langdurige zorg.
Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
Wmo-hulp: de maatschappelijke ondersteuning bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo.
Woning: de woonruimte waar de inwoner zijn hoofdverblijf heeft. Gaat het om vervoer naar school (hoofdstuk 6), dan is de woning de plaats waar het kind structureel (over een langere periode) en feitelijk verblijft.
Wsw: Wet sociale werkvoorziening.
Wvggz: Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg.
Zelfredzaamheid: in staat zijn tot het uitvoeren van de normale dagelijkse activiteiten en het voeren van een gestructureerd huishouden, als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo.
Zoekperiode: een periode van 4 weken waarin jongeren tot 27 jaar actief moeten zoeken naar een opleiding of betaald werk.
In dit hoofdstuk zijn de laatste bepalingen opgenomen. Hier wordt geregeld welke verordeningen vervangen worden door deze verordening en wanneer deze verordening ingaat. In dit hoofdstuk staat ook dat de gemeente uitvoeringsregels kan vaststellen en dat de gemeente van deze verordening kan afwijken als dit echt nodig is.
De gemeente kan uitvoeringsregels maken over de onderwerpen die in deze verordening zijn geregeld. Deze uitvoeringsregels kunnen de vorm hebben van beleidsregels of van een (nadere) regeling. Beleidsregels geven aan hoe de gemeente met een bepaalde bevoegdheid omgaat. Met een (nadere) regeling worden bepaalde regels van de verordening verder uitgewerkt. De mogelijkheid om deze uitvoeringsregels te maken wordt begrensd door de wet.
Een aanvraag die de inwoner heeft ingediend vóór 1 januari 2024 en waarover de gemeente pas later een besluit neemt, handelt de gemeente af volgens deze verordening. Voor een aanvraag op grond van de Participatiewet, de IOAW en de IOAZ die is ingediend vóór 1 januari 2024 geldt iets anders. De gemeente behandelt deze volgens de ingetrokken verordening. Maar als een besluit volgens deze nieuwe verordening gunstiger uitpakt voor de inwoner, past de gemeente deze verordening toe.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-150846.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.