Gemeenteblad van Nieuwegein
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Nieuwegein | Gemeenteblad 2024, 150451 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Nieuwegein | Gemeenteblad 2024, 150451 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening regulering sekswerk Nieuwegein 2024
De raad van de gemeente Nieuwegein;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 30 januari 2024.
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet,
Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Nieuwegein houdende regels omtrent regulering prostitutie, seksbranche en aanverwante onderwerpen (Verordening regulering sekswerk Nieuwegein 2024)
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
escortbedrijf: het bedrijfsmatig aan een prostitué(e) gelegenheid geven tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen vergoeding door te bemiddelen tussen de prostitué(e) en de derde met het oog op prostitutie die plaats vindt op een ander adres dan de woning van de prostitué(e) of een seksinrichting;
Artikel 2: Bevoegd bestuursorgaan
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.
Artikel 3: Beperking aantal vergunningen
Voor het exploiteren van een seksbedrijf worden ten hoogste 7 vergunningen verleend, waarbij geldt dat één seksbedrijf gebonden is aan één locatie en zes seksbedrijven niet locatie gebonden zijn.
Tussentijds kan de afhandeling van de aanvraag opgeschort worden, als aanvullende gegevens benodigd zijn voor het kunnen beoordelen van de aanvraag. Als de aanvraag wordt voorgelegd aan het Landelijk Bureau Bibob, wordt de afhandeling van de aanvraag tussentijds opgeschort met de in de Wet Bibob genoemde termijnen.
Artikel 7: Inhoud vergunningaanvraag
Een vergunning wordt geweigerd als:
De exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar voorafgaand aan de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500 of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
Er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000.
Artikel 9: Vergunningvoorschriften
Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning kunnen, naast de voorschriften zoals opgenomen in lid 1 tot en met 13, nadere voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning is vereist.
Indien een beheerder als bedoeld in artikel 1, onder b, het beheer in de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd of indien sprake is van een wijziging, geeft de exploitant daarvan binnen een week na de feitelijke beëindiging van het beheer schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.
Artikel 16: Leeftijd en verblijfstitel sekswerker
Het is een exploitant verboden een sekswerker voor of bij zich te laten werken die:
Het is verboden op of aan de weg of op, aan of in een andere vanaf de weg zichtbare plaats, niet zijnde een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend, zich op te houden met het kennelijke doel prostitutie of het verrichten van seksuele handelingen in het kader van prostitutie.
Artikel 19: Handhaving straatprostitutie
Met het oog op de naleving van het verbod, bedoeld in artikel 18 kan door een politieambtenaar of toezichthouder het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.
Artikel 21: Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk tentoon te stellen, aan te bieden of aan te brengen als de burgemeester aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt.
Overtreding van het bij of krachtens de artikelen van het bij deze verordening bepaalde en de op grond van de daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Aldus besloten in de raadsvergadering van 21 maart 2024
Jan Karens
griffier
Marijke van Beukering-Huijbregts
voorzitter
In 2000 heeft er een grote landelijke wetswijziging plaatsgevonden. Het bordeelverbod is toen opgeheven wat het mogelijk maakte om in iedere gemeente een seksbedrijf te faciliteren. Op basis van deze wetswijziging is toen hoofdstuk 3 in de Apv opgenomen en is er lokaal beleid opgesteld. Inmiddels staat ruim 20 jaar na de wetswijziging het onderwerp nog steeds (landelijk) ter discussie. Ondanks het vergunningstelsel is uit diverse landelijke onderzoeken gebleken dat de seksbranche een branche is welke gevoelig is voor misstanden, zoals uitbuiting of andere problematiek. Om deze misstanden tijdig te signaleren en te voorkomen, is op 22 november 2022 de Beleidsregel Sekswerk Lekstroom 2022 vastgesteld (ter vervanging van het Prostitutiebeleid uit 2020). De regels voor exploitanten van sekswerkbedrijven vormen een belangrijk onderdeel van deze aanpak. Het was om die reden ook nodig om hoofdstuk 3 van de Apv aan te passen. Regelgeving maakt deel uit van een breed pakket aan instrumenten, waaronder toezicht, handhaving en zorg voor sekswerkers.
Besloten is om een aparte verordening voor dit onderwerp op te stellen, zodat het voor de personen die met deze regelgeving te maken hebben, overzichtelijker is om te lezen en makkelijker vindbaar. Daarnaast is deze verordening langer, in verhouding tot hetgeen hierover in de Apv was opgenomen, aangezien er nu ook artikelen over misstanden binnen deze branche en de gezondheid van de sekswerkers zijn opgenomen. Met deze verordening worden randvoorwaarden geschept voor een veilige, gezonde en vrijwillige uitoefening van het vak van sekswerker.
Onder punt 1 a wordt genoemd dat een advertentie elke commerciële uiting betreft in een medium, die een seksbedrijf of een prostitué(e) onder de aandacht van het publiek brengt. Met medium wordt elk communicatiemiddel bedoeld, zoals kranten, tijdschriften, folders, radio en internet.
Onder punt 1 q is opgenomen dat een werkruimte een zelfstandig aan te merken onderdeel van een seksinrichting is waarin seksuele handelingen met een derde tegen vergoeding worden verricht. Een werkruimte kan als ‘zelfstandig’ aangemerkt worden als de werkruimte een eigen ingang of opgang heeft en sanitaire voorzieningen heeft. De ruimte moet duidelijk te onderscheiden zijn van de rest van de inrichting.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting
In 2000 is het bordeelverbod opgeheven waardoor het exploiteren van een seksbedrijf in principe in iedere gemeente mogelijk is. Binnen regio Lekstroom (gemeenten IJsselstein, Houten, Lopik, Vijfheerenlanden en Nieuwegein) zijn afspraken gemaakt over het gezamenlijk voeren van sekswerkbeleid. Die afspraken zijn toentertijd opgenomen in gezamenlijk opgesteld Prostitutiebeleid. De gemeenten binnen Lekstroom hebben in 2000 ingestemd met het invoeren van een maximumstelsel. Het maximumstelsel houdt in dat er een limiet is gesteld aan het aantal exploitatievergunningen voor seksbedrijven. De gemeenten Lekstroom hebben bij het opstellen van het nieuwe Sekswerkbeleid 2022 afgesproken het maximumstelsel in stand te willen houden
Gemeenten zijn verplicht ruimte voor exploitatie van een seksbedrijf aan te bieden. In de regio Lekstroom wordt een maximumstelsel gehanteerd van 7 seksbedrijven waarvan 1 locatie gebonden seksbedrijf en 6 niet-locatie gebonden seksbedrijven (zoals escortbedrijven) m.u.v. straatprostitutie. Het locatie gebonden seksbedrijf is gevestigd in Nieuwegein en Nieuwegein zal deze ruimte voor exploitatie ook faciliteren. Daarnaast dient iedere deelnemende gemeente ruimte te bieden voor een maximum van 1 locatie gebonden seksbedrijf in het geval de locatie in Nieuwegein ophoudt te bestaan en zich wil vestigen in een van de andere gemeenten.
De basisregel luidt dat een seksbedrijf een exploitatievergunning nodig heeft. Exploiteren zonder vergunning is verboden.
Het tweede lid van artikel 4 sluit uit dat een vergunning kan worden verleend voor de exploitatie van een prostitutiehotel; die exploitatie is verboden. Een prostitutiehotel trekt ongewenste straatprostitutie aan.
Het college dient vanwege hetgeen opgenomen in artikel 3 (want schaarse vergunning) de vergunning voor bepaalde tijd te verlenen en een transparante vergunningsverdelingsprocedure op te stellen. Deze procedure is opgenomen in artikel 5.
De vergunning voor een seksinrichting wordt verleend voor een periode van 5 jaar. De vergunning kan worden verlengd met ten hoogste 5 jaar. Na de eerste 5 jaar zal er een Bibob-toets plaatsvinden. Als de exploitant hier ongeschonden doorheen komt, zal de vergunning met nog eens 5 jaar worden verlengd, eventueel aangevuld met enkele voorwaarden. Wel dient hierbij opgemerkt te worden dat indien meer dan de helft van de uiteindelijk zeggenschaphebbenden (de natuurlijke persoon of personen die uiteindelijk de zeggenschap hebben) uit de onderneming is getreden binnen deze eerste 5 jaar, er geen verlenging van opnieuw 5 jaar zal plaatsvinden. De vergunning zal in dat geval opnieuw openbaar transparant worden aangeboden, waarbij alle mogelijk geïnteresseerden mee kunnen dingen naar een nieuwe vergunning.
Een van de methodes om schaarse vergunningen te verdelen is het organiseren van een tender (als er meer dan één gegadigde is die een volledige vergunningaanvraag heeft ingediend).
Een transparante verdelingsprocedure middels een tendersysteem creëert gelijke kansen voor potentiële gegadigden om toe te treden tot de markt. Achtergrond van deze procedure is dat wanneer sprake is van meerdere belangstellenden, zij allen op eenzelfde wijze in de gelegenheid moeten worden gesteld om mee te dingen naar een nieuwe vergunning of exploitatierecht. Voor de gemeente is het belangrijk dat er een eerlijk en transparant proces is en via een aanbesteding verloopt dit op de gewenste manier. Het aanvraagtijdvak wordt minimaal acht weken vooraf openbaar bekendgemaakt. Hierbij worden ook heldere criteria bekendgemaakt, waaraan de vergunningaanvragen wordt getoetst. De aanvragen dienen te zijn voorzien van alle gegevens en bescheiden die vereist zijn voor de beoordeling daarvan.
Het bevoegde bestuursorgaan toetst de aanvraag aan een aantal criteria, waaronder eisen aan de persoon van de exploitant en de leidinggevende en de invloed van het bedrijf op de woon- en leefomgeving. Daarnaast spelen bij de toetsing van de aanvraag de wijze van bedrijfsvoering en de voor de exploitant geldende verplichtingen een rol.
In artikel 6, derde lid, van deze verordening is bepaald dat de lex silencio positivo (paragraaf 4.1.3.3 van de Awb) niet van toepassing is. De lex silencio positivo houdt in dat een vergunning wordt geacht te zijn verleend bij het uitblijven van een antwoord door het bevoegde bestuursorgaan binnen de gestelde beslistermijn. Nu de lex silencio positivo niet van toepassing is op deze verordening, kan een vergunning niet van rechtswege ontstaan.
Het aanvragen van een vergunning voor een seksinrichting gebeurt met een door het bestuursorgaan vastgesteld aanvraagformulier. Welke gegevens bij de aanvraag moeten worden overgelegd, blijkt uit artikel 7, tweede lid, van deze verordening.
Het derde lid van artikel 7 regelt dat daarnaast bij de aanvraag om een vergunning voor een seksbedrijf ook een bedrijfsplan moet worden overgelegd. Uit het bedrijfsplan moet blijken welke maatregelen de exploitant treft in het belang van de veiligheid, de hygiëne en de bescherming van de gezondheid van de in het seksbedrijf werkzame sekswerkers. Deze onderwerpen zijn met name gericht op de bescherming van de positie van sekswerkers en op de zorg voor de werkomstandigheden.
Op het gebied van zelfredzaamheid, wordt verwacht dat de exploitant (intake)gesprekken voert, waarbij de exploitant zich ervan dient te vergewissen dat de sekswerker voldoende zelfredzaam (het vermogen om op een aanvaardbaar niveau te communiceren met o.a. de exploitant, toezichthouders en klanten) is om het vak uit te kunnen oefenen en om vast te stellen dat er ten aanzien van de betreffende sekswerker geen sprake is van dwang of uitbuiting.
De exploitant heeft een verantwoordelijkheid in het voorkomen en tegengaan van mensenhandel en uitbuiting en moet daarom kunnen communiceren met de sekswerkers. De sekswerker moet op haar of zijn beurt kunnen begrijpen wat haar of zijn rechten zijn, bijvoorbeeld op het gebied van de arbeids- en verhuurvoorwaarden die een exploitant hanteert. Voor het goed kunnen uitoefenen van de toezichttaak is daarnaast de communicatie tussen sekswerkers en toezichthouders van essentieel belang. Ook het kunnen communiceren met klanten is een voorwaarde om het beroep goed te kunnen uitoefenen. Een sekswerker moet immers klanten of bepaalde (seksuele) handelingen kunnen weigeren en moet in noodsituaties ook adequaat kunnen handelen. Het niet kunnen spreken van een gangbare westerse taal vormt een belangrijke indicatie dat een sekswerker onvoldoende zelfredzaam is. De exploitant dient in het bedrijfsplan op te nemen welke maatregelen worden genomen om de zelfredzaamheid van sekswerkers te waarborgen.
Op grond van het vierde lid heeft het bevoegd bestuursorgaan de bevoegdheid om nadere regels vast te stellen over de inhoud van het bedrijfsplan. Met nadere regels kunnen eventueel nieuwe verplichtingen worden opgelegd of kunnen verplichtingen nader worden uitgewerkt of geconcretiseerd. Als er nadere regels zijn vastgesteld, dient het bedrijfsplan ook daaraan te voldoen. Mocht dat niet het geval zijn dan kan de vergunning hetzij worden geweigerd, hetzij worden ingetrokken.
Bij de beoordeling van de vergunningaanvraag moet het bestuursorgaan beoordelen of het aannemelijk is dat de exploitant (en zijn beheerders) aan deze verplichtingen zal voldoen. Indien dit niet het geval is, kan de vergunning worden geweigerd.
De weigeringsgronden hebben grotendeels betrekking op het tegengaan van onvrijwillig sekswerk, de bescherming van de sekswerker, de openbare orde, het woon- en leefklimaat, de persoon van de exploitant of de leidinggevende en de wijze van bedrijfsvoering.
Als een van de in het eerste lid genoemde situaties zich voordoet dan moet het bevoegde bestuursorgaan de vergunning weigeren. Voor zover er nog afwegingsruimte bestaat, is die feitelijk alleen gelegen in het vaststellen of er inderdaad sprake is van de onder het eerste lid omschreven omstandigheden. Dat kan met name relevant zijn voor de onder b genoemde weigeringsgrond, het levensgedrag.
Op grond van het derde en vierde lid, is het bevoegde bestuursorgaan bevoegd om een vergunning te weigeren wanneer een van de daar bedoelde situaties zich voordoet. Deze weigering is niet verplicht, zodat er meer ruimte is voor een belangenafweging.
Vanwege de toevoeging "in ieder geval" in het derde lid is het mogelijk dat het bevoegde bestuursorgaan om extra gegevens vraagt.
Als het bevoegde bestuursorgaan van oordeel is dat hetgeen in het bedrijfsplan is opgenomen onvoldoende garanties geeft voor de bescherming van de sekswerkers, dan kan de vergunning geweigerd worden.
Op basis van dit artikel kunnen er beperkingen en voorschriften worden verbonden aan een vergunning. In het eerste lid wordt het invullen van een Bibob-vragenformulier genoemd, als het bevoegde bestuursorgaan hier reden toe acht. Dit houdt in dat er indicatoren aanwezig moeten zijn, bijvoorbeeld afkomstig van de politie, het OM of toezichthouders, welke een Bibob-toets rechtvaardigen. Gedacht kan worden aan het vermoeden dat er sprake is van strafbare feiten, zoals mensenhandel, drugshandel, wapenhandel, witwassen etc.
Voor lopende vergunningen geldt dat deze kunnen worden ingetrokken als blijkt dat een exploitant (of zijn beheerder) de verplichtingen niet of onvoldoende naleeft.
De intrekkingsgronden hebben grotendeels betrekking op het tegengaan van onvrijwillig sekswerk, de bescherming van de sekswerker, de openbare orde, het woon- en leefklimaat, de persoon van de exploitant of de leidinggevende en de wijze van bedrijfsvoering.
Als een van de in het eerste lid genoemde situaties zich voordoet dan moet het bevoegde bestuursorgaan de vergunning intrekken. Voor zover er nog afwegingsruimte bestaat, is die feitelijk alleen gelegen in het vaststellen of er inderdaad sprake is van de onder het eerste lid omschreven omstandigheden.
Op grond van het tweede lid, is het bevoegde bestuursorgaan bevoegd om een vergunning in te trekken wanneer een van de daar bedoelde situaties zich voordoet. Deze intrekking is niet verplicht, zodat er meer ruimte is voor een belangenafweging. De intrekking kan dan enkel plaatsvinden als in verband met gewijzigde wettelijke voorschriften, gewijzigde omstandigheden of gewijzigde inzichten de bescherming van de belangen met het oog waarop het vergunningsvereiste is gesteld, zwaarder wegen dan het belang van de vergunninghouder bij behoud van de vergunning.
Met uiteindelijk zeggenschaphebbenden in dit artikel wordt het volgende bedoeld: de natuurlijke persoon of personen die uiteindelijk de zeggenschap hebben.
Voorgenomen wijzigingen van het bedrijfsplan moeten van tevoren worden gemeld. Het bevoegde orgaan moet immers toetsen of het bedrijfsplan met de voorgenomen wijzigingen nog aan de gestelde eisen voldoet.
De algemene sluitingstijden van het eerste lid gelden niet voor seksinrichtingen waarvan bij vergunning is bepaald dat daarvoor afwijkende sluitingstijden gelden. Dergelijke afwijkende sluitingstijden kunnen bij het verlenen van de vergunning daaraan verbonden worden, maar ook lopende de vergunning, als de omstandigheden daartoe aanleiding geven. Afwijkende sluitingstijden kunnen zowel ruimer als beperkender zijn. De sluitingstijden zijn echter niet van toepassing op sekswinkels; daarop is het regime van de Winkeltijdenwet van toepassing.
Het tweede lid richt zich niet tot de exploitant en beheerder, maar tot de bezoekers van de seksinrichting. Het begrip ‘bezoeker’ heeft een ruimere betekenis dan het in de APV gehanteerde begrip ‘klant’. Een klant is een afnemer van seksuele diensten; onder bezoekers vallen echter bijvoorbeeld ook de aanwezigen in een seksinrichting die (vooralsnog) slechts iets drinken, of een vertoning komen bekijken. Hoewel niet iedere bezoeker per definitie een klant is, is iedere klant per definitie wel een bezoeker. Personen die bijvoorbeeld professionele reparatie- of schoonmaakwerkzaamheden uitvoeren, zullen – als zij zich daartoe beperken – uiteraard niet als ‘bezoeker’ aangemerkt worden.
Het derde lid richt zich tot de prostitué(e) en heeft als doel te voorkomen dat seksinrichtingen gebruikt worden om te overnachten.
Verder mogen personen die de leeftijd van 18 nog niet hebben bereikt niet worden toegelaten tot seksinrichtingen (vierde lid).
De verplichting in advertenties het nummer te vermelden van de vergunning die aan een seksbedrijf is verleend, en geen andere nummers, vergemakkelijkt het toezicht. Voor niet-vergunde bedrijven is het niet mogelijk op deze manier te adverteren.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
De burgemeester heeft er belang bij een actueel overzicht te kunnen hebben van de in de gemeente actieve beheerders. In verband daarmee is in het eerste lid bepaald dat, indien één of meer beheerders van een inrichting hun werkzaamheden feitelijk hebben beëindigd, de exploitant daarvan onverwijld moet kennisgeven. Anders dan bij beëindiging van de exploitatie, leidt het vertrek van een beheerder niet tot het van rechtswege vervallen van de vergunning: denkbaar is immers dat het beheer in de inrichting in handen is van meer personen of dat het beheer in handen komt van de exploitant zelf. Denkbaar is ook dat de exploitant de plaats van de vertrokken beheerder(s) wenst te laten innemen door één of meer andere personen.
In het derde lid is bepaald dat het beheer al kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder zodra de exploitant een aanvraag als bedoeld in het tweede lid heeft in ingediend, totdat over de aanvraag is besloten. Hierdoor is enerzijds gewaarborgd dat er voor die tijd geen nieuwe beheerders werkzaam kunnen zijn. Dit zou immers het aantonen van schijnbeheer aanzienlijk bemoeilijken. Anderzijds wordt hiermee tegemoetgekomen aan in de praktijk noodzakelijke flexibiliteit. Wijziging van beheer komt immers vaker voor dan de wijziging van exploitatie.
Met dit voorschrift wordt o.a. – net als voor de exploitant van een seksbedrijf – een leeftijdseis voor sekswerkers of prostituees geïntroduceerd. Hiertoe is besloten vanwege het gegeven dat jonge sekswerkers met name vatbaar voor en slachtoffer van misstanden als dwang, misbruik en mensenhandel zijn. Bovendien zijn sekswerkers en prostituees van 21 jaar en ouder weerbaarder dan zeer jonge sekswerkers en prostituees en is de kans groter dat ze over een startkwalificatie beschikking waarmee de eventuele economische druk om te kiezen voor de prostitutie lager is en bovendien een eventuele gewenste uitstap vergemakkelijkt wordt. Het stellen van een leeftijdgrens wordt als passend en noodzakelijk middel beschouwd om deze misstanden te bestrijden. Daarmee is het gemaakte onderscheid objectief gerechtvaardigd door een legitiem doel, bovendien zijn de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk. Hierdoor levert het onderscheid naar leeftijd geen strijd op met het verbod van leeftijdsdiscriminatie.
Dit artikel richt zich, in tegenstelling tot de meeste artikelen, rechtstreeks tot de prostitué(e). Het is de prostitué(e) verboden die handelingen te verrichten die gewoonlijk worden geassocieerd met raamprostitutie. Dit om de daarmee samenhangende overlast en uitstraling op de omgeving aan te kunnen pakken.
Dit artikel richt zich, in tegenstelling tot de meeste artikelen, rechtstreeks tot de prostitué(e) en eventueel anderen die klanten werven voor een prostitué(e). Het is namelijk eenieder verboden op of aan de weg of in een vanaf de weg zichtbare plaats klanten te werven. Uiteraard geldt dat laatste niet in een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend. Het is verder ook verboden daadwerkelijk seksuele handelingen te verrichten als dit kennelijk geschiedt in het kader van prostitutie.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Dit artikel richt zich niet tot exploitanten of prostituees, maar tot hun (potentiële) klanten en is daarmee complementair aan enkele andere bepalingen van dit hoofdstuk. Kort gezegd is het enerzijds verboden om gebruik te maken van de diensten van een prostitué(e) die werkzaam is in het illegale circuit, anderzijds verbieden enkele artikelen de prostitué(e) om diensten (op een bepaalde wijze of op bepaalde plekken) aan te bieden, terwijl dit artikel de klant verbiedt om in te gaan op een aanbod. Dit betekent dat handhavend kan worden opgetreden tegen zowel de prostitué(e) als tegen de klant.
Dit voorschrift schept een verbod dat slechts in effect kracht heeft ten aanzien van nader door de burgemeester te bepalen rechthebbenden en voor zover de burgemeester aan die rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt. Het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, voor zover die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet valt niet binnen de reikwijdte van het verbod.
Op grond van artikel 154 van de Gemeentewet kan de raad op overtreding van zijn verordeningen straf stellen. Artikel 22 regelt dat het niet-naleven van de in de verordening genoemde voorschriften of beperkingen een strafbaar feit oplevert.
In dit artikel (en eventueel krachtens dit artikel) worden de toezichthouders aangewezen. Toezichthouders zijn personen die bij of krachtens wettelijk voorschrift belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift (artikel 5:11 van de Awb). De basis voor deze aanwijzingsbevoegdheid wordt gevonden in hoofdstuk 5 (handhaving) van de Awb. Daarin zijn algemene regels gegeven voor de bestuursrechtelijke handhaving van algemeen geldende rechtsregels en individueel geldende voorschriften.
Politieambtenaren zijn alleen te beschouwen als toezichthouders voor zover zij bij of krachtens een bijzondere wet als zodanig zijn aangewezen.
Het is soms noodzakelijk dat personen die belast zijn met het toezicht op de naleving dan wel de opsporing van overtredingen van de verordening bepaalde plaatsen kunnen betreden. In artikel 5:15 van de Awb is deze bevoegdheid aan toezichthouders toegekend voor alle plaatsen, met uitzondering van het binnen treden van woningen zonder toestemming van de bewoners. De woning geniet extra bescherming op basis van artikel 12 van de Grondwet, dat het zogenaamde ‘huisrecht’ regelt. Het betreden van de woning zonder toestemming van de bewoner is daarom met veel waarborgen omkleed. Op het betreden van een woning met toestemming van de bewoner zijn deze waarborgen niet van toepassing, al gelden daar wel de, zij het wat beperktere, vormvoorschriften van de Awbi.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-150451.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.