Gemeenteblad van Haaksbergen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Haaksbergen | Gemeenteblad 2024, 145460 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Haaksbergen | Gemeenteblad 2024, 145460 | beleidsregel |
Deze beleidsregels verstaan onder:
BIG-geregistreerd: register van alle zorgverleners in Nederland. Zorgverleners zijn apothekers, artsen, fysiotherapeuten, gezondheidszorgpsychologen, psychotherapeuten, tandartsen, verloskundigen en verpleegkundigen. De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) regelt de zorgverlening door beroepsbeoefenaren. Alleen wie in het register is ingeschreven, mag de door de wet beschermde titel voeren;
ondersteuningsplan: het door het college opgestelde plan waarin de hulpvraag van de jeugdige en/of gezinsleden, de te behalen resultaten, de bijbehorende acties en uitvoeringstermijnen, de namen en de contactgegevens van alle mensen die zijn betrokken en (indien van toepassing) het veiligheidsplan zijn opgenomen;
Artikel 2 Overige voorzieningen (artikel 2, derde lid, van de verordening)
De volgende vormen van overige voorzieningen zijn beschikbaar en hieronder wordt verstaan:
preventieve opvoed- en opgroeiondersteuning individueel: instellingen waaronder LOES, de jeugdgezondheidszorg, het maatschappelijk werk, het welzijnswerk en vrijwilligersorganisaties die cursussen en trainingen geven aan individuele jeugdigen over het opvoeden en opgroeien van jeugdigen specifiek gericht op preventie;
preventieve opvoed- en opgroeiondersteuning groepsgewijs: instellingen waaronder LOES, de jeugdgezondheidszorg, het maatschappelijk werk, het welzijnswerk en vrijwilligersorganisaties die cursussen en trainingen geven aan groepen jeugdigen en/of ouders over het opvoeden en opgroeien van jeugdigen specifiek gericht op preventie;
Artikel 4 Uitwerking individuele voorziening ondersteuningsbehoefte 2
De individuele voorziening ondersteuningsbehoefte 2 heeft als doel om de zelfredzaamheid van de jeugdige te stimuleren en tekorten daarin aan te vullen. De ondersteuning is gericht op het helpen overzien van dagelijkse handelingen en vaardigheden (regie) en het leeftijdsadequaat uitvoeren van dagelijkse handelingen en vaardigheden.
Artikel 5 Uitwerking individuele voorziening ondersteuningsbehoefte 3
De individuele voorziening ondersteuningsbehoefte 3 heeft als doel dat de jeugdige een haalbaar niveau van zelfredzaamheid bereikt. Het gedrag van de jeugdige is passend bij de ontwikkelmogelijkheden en helpt de jeugdige om adequaat te functioneren op de relevante leefgebieden, zoals passende interactie met zijn/haar directe omgeving, positief opvoedklimaat scheppen, of creëren van een veilige leefomgeving. De ondersteuning is gericht op het aanleren en oefenen van nieuwe (inter)persoonlijke vaardigheden in het dagelijks functioneren.
Specifiek voor ondersteuningsbehoefte 3 niveau B geldt dat er altijd een specialistisch behandelaar betrokken is. Onder betrokken wordt verstaan dat de jeugdhulpverlener afstemt met een specialistisch behandelaar over de in te zetten methode van de specialistische/therapeutische ondersteuning. Als specialistisch behandelaren zijn aan te merken:
Specifiek voor ondersteuningsbehoefte 3 niveau C geldt dat er altijd een specialistisch behandelaar eindverantwoordelijk is. Onder eindverantwoordelijk wordt verstaan dat er altijd 1 op 1 contact is geweest tussen specialistisch behandelaar en jeugdige en de specialistisch behandelaar eindverantwoordelijk is voor de specialistische/therapeutische ondersteuning. Er mogen medebehandelaren/jeugdhulpverleners worden ingezet, maar deze werken altijd onder eindverantwoordelijkheid van de specialistisch behandelaar. Als specialistisch behandelaren zijn aan te merken:
Artikel 6 Uitwerking individuele voorziening ondersteuningsbehoefte 4
De individuele voorziening ondersteuningsbehoefte 4 heeft als doel dat de behandeling bijdraagt aan (inter)persoonlijke vaardigheden zoals beschreven bij ondersteuningsbehoefte 3. Onder de behandeling valt ook diagnostiek gericht op het in kaart brengen van mogelijkheden en beperkende factoren binnen een ziektebeeld en/of behandeling (procesdiagnostiek) gericht op ontwikkelen van inzichten in eigen handelen en/of nieuwe vaardigheden. Mogelijk vormt medicatiecontrole onderdeel van de ondersteuning die geboden wordt, mits het betreft controle van medicatiegebruik door een kinderpsychiater of een consult in verband met de medicatie.
Artikel 7 Uitwerking individuele voorziening ambulante spoedhulp (artikel 2, derde lid, van de verordening)
Bij het bieden van ambulante spoedhulp gaat het om de ondersteuning zoals deze geboden kan worden binnen ondersteuningsbehoefte 3 niveau B en ondersteuningsbehoefte 3 niveau C. Kenmerkend hiervoor is dat aanbieders binnen 24 uur en dag en nacht de ondersteuning kunnen starten en geven aan de jeugdige. Ook zijn de betreffende jeugdhulpprofessionals deskundig in spoedhulpverlening.
Artikel 8 Uitwerking individuele voorziening Ernstige Enkelvoudige Dyslexie
Ernstige Enkelvoudige Dyslexie (hierna: EED) is een specifieke leerstoornis die zich kenmerkt door een hardnekkig probleem in het aanleren van accuraat en vlot lezen en/of spellen op woordniveau, die aanhoudt ondanks goed onderwijs en extra ondersteuning vanuit het passend onderwijs. Deze jeugdigen zouden zich zonder specialistische jeugdhulp niet kunnen ontwikkelen conform hun intelligentie. Enkelvoudig betekent dat de jeugdige naast Dyslexie geen ggz-stoornis, beperking of andere taal-of leerstoornissen heeft die belemmerend zijn voor dyslexieonderzoek en/of -behandeling (co-morbiditeit). Deze voorziening maakt onderdeel uit van ondersteuningsbehoefte 4.
Voor de behandeling van EED begint, worden afspraken gemaakt tussen de wettelijk vertegenwoordigers (ouders/verzorgers), de school en de jeugdhulpaanbieder. Het gezamenlijke doel van de onderwijsondersteuning, de behandeling en de leesondersteuning door de wettelijk vertegenwoordigers, is het halen van een functioneel niveau van technisch lezen. Minimaal leesniveau E6 is noodzakelijk om in het Voortgezet Onderwijs mee te kunnen komen. De 'best practice behandeling' waarmee dit doel bereikt moet worden, gaat uit van het specifieke taalverwerkingsprobleem. Het richt zich op lezen én spellen en gekoppelde verwerking van spraakklanken en letters/woorden. De behandeling bestaat uit inhoudelijke modules, die systematisch op elkaar voortbouwen met aandacht voor individuele kind kenmerken.
Het college biedt jeugdigen met EED zodanige dyslexiezorg die zij nodig hebben zodat zij met een zo optimaal mogelijk resultaat hun schoolloopbaan kunnen doorlopen. Het college stemt de dyslexiezorg af op de individuele ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en houdt rekening met omgevingsfactoren waarin de jeugdige opgroeit. Bovendien gaat het college ervan uit dat de aanbieder optimaal aansluit bij het onderwijsproces (inhoud en proces).
Het college hanteert daarnaast de volgende aanvullende kwaliteitseisen:
de behandeling wordt pas ingezet als de begeleiding vanuit het onderwijs (ondersteuningsniveau 1 t/m 3) aantoonbaar tot onvoldoende resultaat heeft geleid. Pas dan is er mogelijk sprake van EED en kunnen onderzoek en behandeling gewenst zijn. De EED ondersteuning is aanvullend op de onderwijsondersteuning die gelijktijdig blijft plaatsvinden;
Artikel 9 Uitwerking individuele voorziening wonen en verblijf (artikel 2, derde lid, van de verordening)
Dakje 0-A Pleegzorg is het (tijdelijk) opvoeden en verzorgen van een jeugdige uit een ander gezin. Pleegouders bieden jeugdigen en thuis, waar ze kunnen rekenen op veiligheid, stabiliteit en een positief opvoedklimaat. Pleegouders zijn vrijwilligers en ontvangen dus geen salaris. De pleegzorgvergoeding die zij ontvangen is bedoeld ter dekking van de kosten voorde jeugdige. De pleegzorgbegeleiding (minimaal 1 keer per 6 weken) vanuit de instelling bestaat uit:
Het college onderscheidt bestandspleegzorg en netwerkpleegzorg. Bij netwerkpleegzorg zijn de pleegouders geworven uit het netwerk van de jeugdige en zijn systeem en kent de jeugdige de pleegouders, bij bestandspleegzorg komen de pleegouders uit het bestand van de aanbieder. Pleegzorg kan zowel in full time variant als deeltijdvariant toegepast worden. Bij de deeltijdvariant gaat het vaak om preventieve hulp voor een pleeggezin waar de zorg en opvoeding de (pleeg)ouders te zwaar valt. Het doel van de deeltijdvariant is het voorkomen van een uithuisplaatsing of break down (vroegtijdig beëindigde pleeggezinplaatsing). Wanneer er sprake is van meer dan de gebruikelijke opvoeding en verzorging wordt dit dakje gecombineerd met een ondersteuningsbehoefte voor jeugdige en/of pleegouders. Dit kan permanent zijn maar ook tijdelijk, bijvoorbeeld om de pleegouder bepaalde vaardigheden aan te leren.
Wanneer in verband met een ernstige bedreiging van de veiligheid van de jeugdige en/of ouders besloten is (in vrijwillig of justitieel kader) tot directe plaatsing in een crisispleeggezin, wordt de zorg voor de jeugdige vooral gericht op stabilisatie, veiligheid en rust. Het verblijf in het crisispleeggezin is ondersteunend aan het proces dat met de ouders wordt doorlopen om voor de jeugdige weer een veilige gezinssituatie te realiseren. Bij crisispleegzorg is er sprake van spoedeisende problematiek of een crisissituatie. Het doel is stabilisatie van de crisissituatie en ontwikkelen van een perspectief voor de jeugdige en de ouders. Het college legt het vervolg voor de jeugdige en het gezin vast in een plan. Het college zet crisispleegzorg in voor maximaal 28 dagen met een gemiddelde van 7 contacturen per week door de pleegzorginstelling.
Dakje 0-B Gezinshuizen is een vorm van kleinschalige jeugdhulp waarin gezinshuisouder(s) op professionele wijze vorm geven aan de verzorging, opvoeding en begeleiding van een aantal jeugdigen die geplaatst worden in het gezin van de gezinshuisouder(s). Ten minste één van de gezinshuisouders is een jeugdzorgprofessional die SKJ geregistreerd is. De jeugdige vraagt vanwege de gezins- en kindproblematiek een specifieke benadering bij het opgroeien en ontwikkelen. De gezinshuisouders werken samen met ouders en jeugdige aan een gezonde ontwikkeling van het kind, op basis van een zorgplan. De jeugdige blijft zo mogelijk contact onderhouden met het eigen gezin. Het is de verantwoordelijkheid van de gezinshuisouders om te zorgen voor een passend leefklimaat. Dit betekent dat er binnen het gezinshuis aandacht wordt besteed aan onder meer verzorging, opvoeding, veiligheid, ontwikkeling en stabiliteit. De gezinshuisouders zijn verantwoordelijk voor: emotionele steun, autonomie en ruimte, structureren en grenzen stellen, informatie en advies geven, begeleiding van de interactie van jeugdigen en ouders. Dit heeft tot gevolg dat het college geen aanvullende ondersteuningsbehoefte 1 en ondersteuningsbehoefte 2 hoeft in te zetten.
Dakje 1 Vervanging van de thuissituatie zonder bijzonderheden gaat om vervanging van de thuissituatie in een professionele 24 uur-setting. Er is iemand aanwezig op de momenten dat de jeugdige dit nodig heeft en op de momenten dat er wordt gealarmeerd. De mate waarin dit noodzakelijk is, is leeftijd- en persoonsafhankelijk. De jeugdige functioneert sociaal redelijk zelfstandig. Voor zijn sociale redzaamheid is beperkte begeleiding nodig. Dit betreft met name toezicht en stimulatie bij het aangaan van sociale relaties en contacten en deelname aan het maatschappelijk leven. De jeugdige heeft ten aanzien van de psychosociale/cognitieve functies af en toe hulp, toezicht of sturing nodig. Bij ADL functioneert de jeugdige leeftijdsadequaat. Er is meestal geen of in beperkte mate sprake van gedragsproblematiek of psychiatrische problematiek, of deze problematiek is beheersbaar. Het kan gaan om kamertraining voor jeugdigen. Dit dakje kan aanvullend ingezet worden wanneer er naast een ondersteunings-behoefte ook behoefte is aan de module wonen en verblijf.
Dakje 2 Vervanging van de thuissituatie waarbij er sprake is van actief toezicht bestaat uit 24 uurs actief toezicht. De jeugdige vertoont onvoorspelbaar gedrag. Er is een (pedagogisch) gekwalificeerde slaapdienst aanwezig. Er is sprake van gedragsproblematiek. Voor jeugdhulp geldt dat de problematiek zowel van psychische als psychiatrische aard kan zijn. Er is met name sprake van verbaal agressief gedrag, manipulatief gedrag, ongecontroleerd, ontremd gedrag en reactief gedrag met betrekking tot interactie. Op het gebied van sociale redzaamheid hebben de jeugdigen vaak hulp en soms overname nodig, zij kunnen taken vaak niet zelf uitvoeren. Het gaat dan met name om het uitvoeren van complexere taken, het regelen van de dagelijkse routine en taken die besluitnemings- en oplossingsvaardigheden vereisen. Ten aanzien van het psychosociaal/cognitief functioneren hebben jeugdigen af en toe tot vaak hulp, toezicht of sturing nodig. Op het gebied van de ADL functioneert de jeugdige leeftijdsadequaat. Maar er is wel regelmatig behoefte aan toezicht en stimulatie, met name bij de kleine verzorgingstaken, de persoonlijke zorg voor tanden, haren, nagels, huid en bij het wassen, eten en drinken. Ten aanzien van mobiliteit is er doorgaans geen sprake van beperkingen. Vanwege de complexiteit van de problematiek en het feit dat de jeugdige niet thuis kan wonen, heeft de jeugdige specifieke zorg nodig. Wanneer nodig is er 24 uur per dag op afroep een behandelaar beschikbaar. De huisvesting is passend bij het gedrag van de jeugdige, dit betekent dat het een veilige omgeving is voor de jeugdige en bestand is tegen mogelijk geweld/molest. Toezicht op de jeugdige is op een fysiek goede manier geregeld. De locatie is zo gebouwd/vormgegeven dat er goed toezicht gehouden kan worden, met als doel de veiligheid te bewaken. Er zijn bijvoorbeeld voldoende ramen/vensters vanaf de hal etc. zodat zichtbaar is wat er gebeurt. Dit dakje kan aanvullend ingezet worden wanneer er naast een ondersteuningsbehoefte ook behoefte is aan de module wonen en verblijf.
Dakje 3 Vervanging van de thuissituatie waarbij er sprake is van onvoorspelbaar gedrag zet het college in als de jeugdige onvoorspelbaar gedrag vertoont. Er is sprake van ernstige gedragsproblematiek. De problematiek kan zowel van psychische als psychiatrische aard zijn. De jeugdige heeft continu sturing, regulering, behandeling, ondersteuning en toezicht nodig. Er is met name sprake van verbaal agressief gedrag, manipulatief gedrag, ongecontroleerd, ontremd gedrag, reactief gedrag met betrekking tot interactie, zelf verwondend of zelfbeschadigend gedrag, angsten en psychosomatiek. Ook ten aanzien van het psychosociaal/cognitief functioneren heeft de jeugdige vaak hulp, toezicht of sturing nodig. Op het gebied van sociale redzaamheid heeft de jeugdige veel hulp nodig. De jeugdige kan taken vaak met veel moeite zelf uitvoeren en heeft daarbij veel hulp of zelfs overname nodig. Het gaat dan met name om het uitvoeren van complexere taken, het regelen van de dagelijkse routine en taken die besluitnemings- en oplossingsvaardigheden vereisen. Ten aanzien van het psychosociaal/cognitief functioneren heeft de jeugdige af en toe tot vaak hulp, toezicht of sturing nodig. Op het gebied van de ADL functioneert de jeugdige leeftijdsadequaat. Maar er is wel regelmatig behoefte aan toezicht en stimulatie, met name bij de kleine verzorgingstaken, de persoonlijke zorg voor tanden, haren, nagels, huid en bij het wassen, eten en drinken. Met betrekking tot ADL kan er uitgebreide behoefte aan hulp zijn, onder andere bij het eten en drinken, bij het zich wassen en kleden, de toiletgang. Bij deze jeugdige kan sprake zijn van verpleegkundig handelen als gevolg van fysieke gezondheidsproblemen. Ten aanzien van mobiliteit is er doorgaans geen sprake van beperkingen. Dakje 3 bestaat uit een veilige omgeving. Naast bewaking is een (pedagogisch) gekwalificeerde (slaap)dienst beschikbaar. Op afroep is 24 uur per dag een behandelaar beschikbaar. Er is een adequaat alarmeringssysteem en directe back-up van collega's aanwezig. De jeugdige heeft behoefte aan 24x7 toezicht. Vanwege de complexiteit van de problematiek en het feit dat de jeugdigen geen thuis hebben om op korte termijn naar terug te keren, hebben de kinderen en jongeren specifieke zorg nodig. Voor Dakje 3 is sprake van gemiddeld 1 begeleider op 4 jeugdigen. Binnen dit kader wordt er gestreefd naar een zo kleinschalig mogelijke setting. De woonomgeving is passend bij het gedrag van de jeugdige, dit betekent dat het een veilige omgeving is voor de jeugdige en bestand is tegen mogelijk geweld/molest. Toezicht op de jeugdige is op een fysiek goede manier geregeld. Er kan sprake zijn van cameratoezicht en de toegang tot de ruimten is gereguleerd. Dit dakje kan aanvullend ingezet worden wanneer er naast een ondersteuningsbehoefte ook behoefte is aan de module wonen en verblijf.
Artikel 10 Uitwerking individuele voorziening maatregelhulp (artikel 2, derde lid, van de verordening)
De individuele voorziening maatregelhulp betreft de verplicht ingezette ondersteuning in de vorm van een maatregel die door de rechter is opgelegd, zoals Jeugdbescherming, Jeugdreclassering en Jeugdzorgplus.
Artikel 11 Uitwerking individuele voorziening van en naar dagbesteding (artikel 2, derde lid, van de verordening)
Het college verstrekt de individuele voorziening vervoer van en naar dagbesteding als het college heeft bepaald dat een jeugdige niet in staat is om op eigen kracht, met gebruikelijke hulp of met hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk al dan niet met openbaar vervoer, fiets of ander vervoermiddel de locatie waar één van de vormen ondersteuningsbehoefte wordt aangeboden, te bereiken.
Artikel 12 Eigen kracht en sociaal netwerk (artikel 6, derde lid, van de verordening)
Het college verstaat onder eigen kracht dat de jeugdige en/of het cliëntsysteem eerst kijkt in hoeverre hij zelf, of samen met zijn sociaal netwerk indien dat mogelijk is, een bijdrage kan leveren aan het verbeteren van zijn situatie. Het college is van oordeel dat het heel normaal is dat je je inspant om je eigen situatie te verbeteren of dat je iets doet voor een partner of familielid die niet geheel op eigen kracht kan deelnemen aan de samenleving. Daarbij heeft de gemeente de verantwoordelijkheid om te bevorderen dat inwoners en hun omgeving hun eigen probleemoplossend vermogen benutten en versterken en daardoor niet of zo min mogelijk aangewezen raken op maatschappelijke ondersteuning.
Het college verstaat onder sociaal netwerk hetgeen daarover in de Jeugdwet is bepaald en legt dit als volgt uit: dit zijn personen met wie de jeugdige en/ of het cliëntsysteem regelmatig contacten onderhoudt, zoals bijvoorbeeld familieleden, huisgenoten, mantelzorgers, buren en medeleden van een groepsactiviteit, vrienden en kennissen, collega’s.
Bij het beoordelen of er sprake is van gebruikelijke of bovengebruikelijke zorg wordt met inachtneming van het beoordelingskader gekeken naar vier criteria. Hierbij is de samenhang tussen de criteria en de omstandigheden van de jeugdige en de ouders belangrijk. Op basis van de vier criteria en de richtlijn hieronder wordt gemotiveerd bepaald in hoeverre hulp gebruikelijk is. De criteria zijn:
frequentie en duur van de zorg. Naast de leeftijd van de jeugdige en de aard van de zorg wordt ook gekeken naar de frequentie van de zorg en of deze aansluit op het normale patroon van de dagelijkse zorg. Ook geldt hierbij dat de duur van de zorg wordt meegewogen. Kortdurende hulp (korter dan 3 maanden) is in principe gebruikelijk en er wordt van ouders verwacht dat ze gedurende deze periode een extra inspanning leveren. De 3 maanden is in lijn met de oorspronkelijke AWBZ richtlijn. Het gaat hier om hulp die ouders kunnen bieden, zoals vervoer of dagelijkse verzorging. Voor bijvoorbeeld behandeling gelden de 3 maanden niet.
Het college hanteert de volgende richtlijnen ten aanzien van gebruikelijke hulp van ouders voor jeugdigenbij verschillende leeftijden:
Artikel 14 Kwaliteitseisen aanbieders (uitwerking artikel 8.1.1, tweede lid, onder c, van de Jeugdwet)
De uitwerking van de kwaliteitseisen die gelden voor aanbieders die via een pgb individuele voorzieningen leveren, zijn vastgelegd in bijlage 1 bij deze beleidsregels.
Aldus besloten in de openbare collegevergadering van 27 februari 2024
dr. R. Toet
secretaris
mr. drs. R.G. Welten
burgemeester
Bijlage 1 Kwaliteitseisen voor pgb aanbieders
In aanvulling op artikel 11 van de verordening en hoofdstuk 4 van de Jeugdwet, gelden de volgende kwaliteitseisen. Daar waar gesproken wordt over personeel worden tevens ZZP’ers of personen anders werkend dan in dienstverband bedoeld.
Kwaliteitseisen met betrekking tot de doelmatigheid/deskundigheid
Aanbieder zet personeel in dat over ervaring en kwalificaties beschikt die passend zijn bij de te verrichte activiteiten en bij de persoonlijke kenmerken en omstandigheden, complexiteit en aard van de problematiek van de jeugdige. Personeel dat cliëntgebonden zorg levert, moet een door de overheid erkende, afgeronde zorggerelateerde opleiding hebben afgerond. Op verzoek van het college toont de aanbieder dit aan;
Aanbieder draagt zorg voor deskundigheidsbevordering, een verantwoorde werktoedeling, een goede werksfeer, de aanwezigheid van een ziekteverzuimbeleid, ontwikkelgesprekken en een veilige werkomgeving. De aanbieder handelt daarin conform de landelijke richtlijnen zoals door brancheorganisaties ontwikkeld.
Kwaliteitseisen met betrekking tot de veiligheid
Aanbieder zorgt dat afspraken en de wijze van vervoer, niet zijnde vervoer behorend tot een maatwerkvoorziening op grond van de wet, zijn vastgelegd en dat deze duidelijk zijn voor personeel enjeugdigen, daarbij in acht genomen dat is bepaald hoe en waarmee een inwoner zich verplaatst en de daarbij behorende risico’s;
Aanbieder legt op het eerste verzoek van het college een verklaring omtrent het gedrag over als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens voor beroepskrachten en andere personen die beroepsmatig met zijn jeugdigenin contact kunnen komen. Deze verklaring mag niet eerder zijn afgegeven dan 3 maanden voor het tijdstip waarop betrokkene voor de aanbieder ging werken. Deze verklaring moet dan binnen 9 weken na verzoek van het college worden overlegd. De eis van de VOG is van toepassing op natuurlijke personen.
Kwaliteitseisen met betrekking tot het leefklimaat en de fysieke omgeving
Kwaliteitseisen met betrekking tot de bedrijfsvoering
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-145460.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.