Verordening Jeugdhulp en Wmo 2024 Gemeente Geldrop-Mierlo

 

1. Inleiding

De regels in deze verordening vullen de wettelijke regels aan. Het zijn regels op hoofdlijnen die de gemeenteraad heeft vastgesteld over jeugdhulp-op-maat en ondersteuning vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning.

 

1.1 Waarom deze verordening?

In Geldrop-Mierlo vinden we het belangrijk dat:

 

  • jeugdigen zich kunnen ontwikkelen en veilig kunnen (op)groeien naar zelfstandigheid;

  • de veerkracht van inwoners wordt vergroot zodat mensen zoveel als mogelijk zelf regie voeren over hun eigen leven en dat inwoners (familie, vrienden, buren en kennissen) elkaar helpen;

  • het voor inwoners duidelijk is waar zij terecht kunnen met een vraag voor hulp-op-maat of ondersteuning;

  • passende hulp-op-maat en ondersteuning voor (jeugdige) inwoners betrouwbaar, vroegtijdig, in samenhang en eenvoudig is.

De wetgever heeft wetten gemaakt om dit te bereiken. Het gaat om de:

 

  • Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015);

  • Jeugdwet;

  • Gemeentewet en

  • Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De doelen die we met deze verordening nastreven zijn gebaseerd op artikel 1.2.1 van de Wmo 2015:

 

Een inwoner komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:

  • a.

    ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de inwoner ondervindt, voor zover de inwoner deze beperkingen naar het oordeel van de gemeente niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van voorliggende voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het onderzoek, zie artikel 2.3.5, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, of

  • b.

    ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de inwoner met psychische of psychosociale problemen en de inwoner die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de inwoner deze problemen naar het oordeel van de gemeente niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het onderzoek, zie artikel 2.3.5, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de inwoner aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

De doelen die we met deze verordening nastreven zijn gebaseerd op artikel 1.1 van de Jeugdwet:

 

Onder Jeugdhulp verstaan wij:

  • a.

    ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptie gerelateerde problemen;

  • b.

    het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, en

  • c.

    het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt,

Met dien verstande dat de leeftijdgrens van achttien jaar onder voorwaarden kan worden verlengd of zal worden ingezet.

 

1.2 Uitgangspunten

De regels in deze verordening zijn geschreven vanuit een aantal uitgangspunten. De regels:

  • 1.

    zijn bedoeld om de bovengenoemde doelen te realiseren en knelpunten van inwoners op te lossen;

  • 2.

    zijn goed leesbaar;

  • 3.

    regelen niet meer dan nodig is;

  • 4.

    houden de administratieve lasten van gemeente en inwoners zo laag mogelijk;

  • 5.

    kunnen goed uitgevoerd worden en zijn duidelijk voor de inwoners;

  • 6.

    zijn onderling afgestemd op elkaar.

1.3 Kernwaarden

Bij het toepassen van de regels uit deze verordening houdt de gemeente rekening met de doelen van de genoemde wetten. De gemeente zorgt ervoor dat het resultaat van een besluit recht doet aan die doelen. De gemeente gaat daarbij uit van de volgende kernwaarden:

 

  • 1.

    inwoners zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk om de genoemde doelen te realiseren;

  • 2.

    inwoners zetten zich ervoor in om deze doelen te bereiken;

  • 3.

    de gemeente helpt waar dat nodig is en stimuleert inwoners om zelf oplossingen te vinden voor problemen, bijvoorbeeld met hulp-op-maat van familie, vrienden en bekenden (het sociale netwerk).

Per hoofdstuk wordt aangegeven welke van deze en andere kernwaarden de basis van de regels vormen en welke rol zij spelen. De begrippen die in deze verordening worden gebruikt, worden toegelicht in hoofdstuk 11.

 

1.4 Artikel en wet

Deze verordening is gebaseerd op de wetten die bij 1.1 zijn genoemd. Niet alle wetten zijn op ieder artikel van toepassing. Dat verschilt per artikel. Per artikel staat aangegeven welke wetten op dat artikel van toepassing zijn.

2. Procedure hulp-op-maatvraag

Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop een inwoner aan de gemeente hulp-op-maat kan vragen als het gaat om één of meer van de onderwerpen uit deze verordening. Beschreven wordt hoe de inwoner een hulp-op-maatvraag kan stellen, hoe de hulp-op-maatverlening in zijn werk gaat, wat de gemeente van de inwoner verwacht en wat de inwoner van de gemeente kan verwachten.

 

Kernwaarden:

De gemeente maakt duidelijk waar inwoners een vraag voor hulp-op-maat kunnen stellen en de vraag wordt snel op de juiste plek opgepakt.

De gemeente vraagt niet meer informatie dan nodig is en legt alleen de noodzakelijke gegevens vast.

De gemeente handelt zorgvuldig.

De gemeente praat met de betrokken mensen zelf en geeft eerlijk inzicht in informatie, beslissingen, gevolgen en resultaten.

De eigen mogelijkheden en het sociale netwerk van de inwoner gaan voor.

De inwoner is zelf verantwoordelijk, de gemeente helpt als dat nodig is.

Professionele hulp-op-maat is aanvullend en (zo mogelijk) tijdelijk.

De gemeente motiveert en documenteert de aanpak of oplossing(en) en maakt aan de inwoner duidelijk wat wel en niet kan.

 

2.1 Melding bij de gemeente

2.1.1 Proces van de melding, aanvraag tot beschikking (Jeugdwet/Wmo)

Inwoners die hulp-op-maat nodig hebben kunnen zich melden bij de gemeente via het Centrum voor Maatschappelijke Deelname. De inwoner, of iemand namens de inwoner, kan deze melding (Wmo) of aanvraag op de volgende manieren doen:

 

  • website (schriftelijk);

  • telefoon;

  • e-mail;

  • mondeling tijdens een afspraak;

  • schriftelijk.

2.1.2 Doel en procedure (Jeugdwet/Wmo)

Het doel van de melding is om de hulp-op-maatvraag van de inwoner in behandeling te nemen. Wanneer de gemeente bij de melding van de hulp-op-maatvraag niet direct informatie en advies kan geven op de gestelde vraag, bevestigt de gemeente de melding per brief of e-mail aan de inwoner en geeft aan dat zo spoedig mogelijk telefonisch contact wordt opgenomen voor het maken van een afspraak voor een gesprek. De gemeente wijst een cliënt na iedere melding per e-mail of brief op de mogelijkheid van het krijgen van gratis ondersteuning door een onafhankelijke deskundige (cliëntondersteuner) en de mogelijkheid om zelf een plan van aanpak op te stellen waarin de inwoner uitlegt hoe zijn persoonlijke situatie is en wat hij wil bereiken met hulp-op-maatvraag.

2.1.3 Gegevens (Jeugdwet/Wmo)

De gemeente verzamelt alleen die gegevens over de situatie van de inwoner die nodig zijn voor het gesprek. Als het gaat om gegevens die de gemeente niet zelf kan inzien, dan vraagt de gemeente aan de inwoner om die gegevens aan te leveren. Als het om gegevens gaat die de gemeente op basis van geldende privacy- wetgeving niet mag inzien voor de beoordeling van de vraag, dan vraagt de gemeente de inwoner om toestemming voor de inzage van deze gegevens. Als de gemeente geen deugdelijk en volledig onderzoek kan uitvoeren, dan kan de aanvraag niet in behandeling worden genomen.

 

2.2 Stap 2: Gesprek na de melding

2.2.1 Uitnodiging voor gesprek (Jeugdwet/Wmo)

Met een inwoner die zich heeft gemeld (Wmo) of een aanvraag heeft ingediend, wordt zo spoedig mogelijk na de melding telefonisch contact opgenomen om een afspraak te maken voor een gesprek. Bij het plannen van het telefonische contactmoment en de eerste afspraak houdt de gemeente er rekening mee dat op basis van de WMO 2015 het onderzoek binnen 6 weken moet zijn afgerond. Met de inwoner wordt afgesproken waar het gesprek plaatsvindt. Het gesprek kan plaatsvinden bij de inwoner thuis, het gemeentehuis of op een andere voor de inwoner veilige omgeving. Soms is een telefonisch gesprek voldoende.

2.2.2 Doel en procedure gesprekken (Jeugdwet/Wmo)

Het doel van het gesprek is om een goed beeld te krijgen van de persoonlijke situatie van de inwoner, de hulp-op-maatvraag van de inwoner en het resultaat dat hij wil bereiken. Het gesprek van de inwoner vindt zo spoedig mogelijk na de melding plaats. Het gesprek van de jeugdige en hun ouders vindt zo spoedig mogelijk na de melding of de aanvraag voorziening plaats. Bij de start van het gesprek identificeert de inwoner zich met een geldig identiteitsbewijs. Indien de inwoner dat wenst, dan kan de medewerker van de gemeente zich ook identificeren. In het kader van eigen kracht wordt van de inwoner verwacht dat hij mensen uit het (sociale) netwerk meeneemt en als de inwoner dat wil mag hij een (onafhankelijke) clientondersteuner vragen om aanwezig te zijn. Als de inwoner een persoonlijk plan heeft gemaakt, dan betrekt de medewerker dit bij het gesprek. Is de inwoner jonger dan 16 jaar, dan vraagt de gemeente de wettelijk vertegenwoordiger van deze jeugdige om toestemming voor de aanwezigheid bij dit gesprek van personen uit het sociale netwerk, als de personen niet de ouder(s) met gezag of een ander wettelijk vertegenwoordiger betreffen.

2.2.3 Inhoud gesprek (Jeugdwet/Wmo)

  • 1.

    De medewerker bespreekt met de inwoner en waar mogelijk met het netwerk, welk resultaat hij wil bereiken. In het gesprek onderzoekt de medewerker:

    • a.

      Wat is de hulpvraag (Wmo/Jeugdwet)?

    • b.

      Onderzoeken of de gemeente Geldrop-Mierlo verantwoordelijk is (Wmo/Jeugdwet).

    • c.

      Onderzoeken of de Wmo/Jeugdwet van toepassing is.

    • d.

      Wat zijn de problemen (met betrekking tot zelfredzaamheid of redelijke mate van participatie) (Wmo/Jeugdwet)?

    • e.

      Welke ondersteuning/hulp heeft de cliënt nodig (Wmo/Jeugdwet)?

    • f.

      In hoeverre is er sprake van eigen kracht, een algemeen gebruikelijke voorziening, gebruikelijk hulp, mantelzorg, ondersteuning vanuit het sociale netwerk en algemene voorzieningen die de nodige hulp kunnen bieden (Wmo) óf onderzoek eigen kracht, onderzoek of er sprake is van een voorliggende voorziening en onderzoek of er een aanspraak betstaat op een algemene voorziening (Jeugdwet).

  • 2.

    De medewerker informeert de inwoner over de mogelijkheden van de gemeente om de persoonlijke situatie van de inwoner te verbeteren. Ook informeert de medewerker de inwoner over de mogelijkheden die er zijn om te kiezen voor een persoonsgebonden budget (pgb). De medewerker betrekt deze zaken bij het onderzoek naar de hulp-op-maatvraag.

2.2.4 Verslag (Jeugdwet/Wmo)

  • 1.

    Binnen vijf weken na het gesprek stuurt de medewerker de inwoner een verslag van het gesprek en de uitkomsten van het onderzoek. De medewerker legt daarin alleen die gegevens die noodzakelijk zijn vast.

  • 2.

    Als de medewerker meer informatie nodig heeft voor het verslag of als ontbrekende informatie opgevraagd moet worden, waardoor het verslag niet binnen de hiervoor genoemde termijn kan worden toegestuurd, dan wordt de inwoner schriftelijk geïnformeerd, met onderbouwing, over het uitstel van de termijn en de reden hiervoor.

  • 3.

    Uit het verslag blijkt welk resultaat de inwoner wil bereiken en hoe dat kan worden gerealiseerd. Daarbij wordt gekeken naar de korte en naar de lange termijn.

  • 4.

    De inwoner tekent het verslag voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen 5 dagen geretourneerd is aan de contactpersoon waarmee hij het gesprek heeft gevoerd. Een ondertekend verslag van het gesprek kan worden aangemerkt als een aanvraag wanneer de inwoner dat op het verslag heeft aangegeven.

  • 5.

    Als de inwoner het niet eens is met het verslag, kan hij het daarop vermelden.

     

2.3 Aanvraag (Jeugdwet/Wmo/Awb)

2.3.1 Aanvraag

  • 1.

    Als na het gesprek met het Centrum voor Maatschappelijke Deelname en het afgeronde onderzoek, blijkt dat er professionele ondersteuning of hulp-op-maatmiddelen nodig zijn, kan de inwoner een aanvraag indienen volgens de regels die daarvoor gelden. De aanvraag moet schriftelijk worden ingediend. Het doel van de aanvraag is te bepalen of de gemeente ondersteuning verleent en welke vorm die ondersteuning dan heeft. Indien er een beroep wordt gedaan op de Jeugdwet, dan kan ten alle tijden een aanvraag worden ingediend, ook voordat er een eerste gesprek heeft plaatsgehad.

  • 2.

    Een ondertekend verslag van het gesprek kan worden aangemerkt als een aanvraag wanneer de inwoner dat op het verslag heeft aangegeven.

  • 3.

    Als de inwoner van mening is dat hij in aanmerking komt voor hulp-op-maat in de vorm van natura of een persoonsgebonden budget, kan hij dit aangeven op het door hem ondertekende verslag of op het aanvraagformulier.

2.3.2 Voorwaarden aanvraag hulp-op-maat (Jeugdwet/Wmo)

  • 1.

    Vraagt de inwoner hulp-op-maat, dan kent de gemeente die hulp-op-maat toe in de volgende situaties:

    • a.

      De hulp-op-maat is noodzakelijk om (één van) de doelen van de in 1.1 genoemde wetten te bereiken;

    • b.

      De inwoner heeft geen mogelijkheden om het gewenste resultaat op eigen kracht te bereiken. Hij kan dit resultaat ook niet bereiken met gebruikelijke hulp-op-maat van huisgenoten, hulp-op-maat van mantelzorgers, hulp-op-maat van anderen uit het sociale netwerk, of met behulp van hulp-op-maat van andere voorzieningen of organisaties; en

    • c.

      De hulp-op-maat past bij het gewenste resultaat en de persoonlijke situatie van de inwoner.

  • 2.

    De hulp-op-maat is voldoende in inzet en van kwaliteit, zodat de inwoner het gewenste resultaat kan bereiken.

  • 3.

    De gemeente kan hulp-op-maat op basis van de Wmo 2015 weigeren als de hulp-op-maatvraag het gevolg is van het feit dat een inwoner niet heeft gehandeld in lijn met zijn aanwezige beperkingen en/of de redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen daarvan. Als die weigering betekent dat de inwoner grote problemen zal krijgen (onevenredig nadeel ervaart), dan kent de gemeente de hulp-op-maat echter alsnog toe.

  • 4.

    Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      als voor de problematiek die aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat;

    • b.

      als de cliënt de gevraagde voorziening voor de melding heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij er sprake is van een acute noodsituatie waardoor het voor de cliënt dringend noodzakelijk was de voorziening te treffen;

    • c.

      als de cliënt de gevraagde voorziening na de melding en vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij de gemeente daarvoor schriftelijk toestemming heeft gegeven of de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen;

    • d.

      als de gevraagde voorziening al eerder aan de cliënt is verstrekt op grond van enige wettelijke bepaling en de normale afschrijvingstermijn van die voorziening nog niet verstreken is. Tenzij de voorziening verloren is gegaan door omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen of de cliënt de restwaarde van de voorziening die verloren is gegaan geheel of gedeeltelijk vergoedt;

    • e.

      als deze niet hoofzakelijk op het individu is gericht;

    • f.

      als de voorziening niet noodzakelijk was geweest wanneer de cliënt rekening had gehouden met bestaande en bekende beperkingen en de te verwachten ontwikkelingen daarvan;

    • g.

      als er een goedkopere compenserende maatwerkvoorziening beschikbaar is.

  • 5.

    Als de hulp-op-maat nodig is ter vervanging van een eerder verstrekte hulp-op-maat, wordt deze alleen verstrekt als de eerdere hulp-op-maat technisch is afgeschreven.

    • a.

      Behalve wanneer de eerder verstrekte hulp-op-maat verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die de inwoner niet te verwijten valt;

    • b.

      Behalve wanneer de inwoner tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of;

    • c.

      Indien de eerste verstrekte hulp-op-maat niet langer een oplossing biedt voor de hulp-op-maatvraag van de inwoner.

  • 6.

    De kosten die gemaakt zijn vóórdat de aanvraag is ingediend worden niet vergoed, tenzij de inwoner hiervoor voorafgaand aan de aanvraag schriftelijke toestemming heeft gekregen van de gemeente of als de gemeente de noodzaak, adequaatheid, passendheid en de gemaakte kosten van de hulp-op-maat achteraf kan beoordelen.

2.3.3 Advisering (Jeugdwet/Wmo/Awb)

De gemeente zorgt voor een deskundige medewerker die een melding of aanvraag behandelt. Wanneer die deskundigheid ontoereikend blijkt, kan de gemeente ervoor kiezen om door een externe deskundige een advies uit te laten brengen. Dit advies betrekt de gemeente bij de beoordeling van de aanvraag.

2.3.4 Beoordelen aanvraag (Jeugdwet/Wmo/Awb)

  • 1.

    Bij het beoordelen van de aanvraag betrekt de gemeente de noodzakelijke gegevens. Het gaat onder meer om gegevens over:

    • a.

      de behoeften van de inwoner;

    • b.

      de (on)mogelijkheden van de inwoner;

    • c.

      de persoonlijke situatie van de inwoner;

    • d.

      de mogelijkheden van het sociale netwerk, andere organisaties en de gemeente.

  • 2.

    Bovenstaande onderwerpen worden benoemd in het ondersteuningsplan.

  • 3.

    Om te bepalen of de gemeente hulp-op-maat verleent, volgt de gemeente de volgende stappen (Wmo):

    • a.

      de gemeente stelt eerst vast wat de hulp-op-maatvraag van de inwoner is.

    • b.

      de gemeente stelt hierna vast welke problemen, beperkingen en stoornissen er precies zijn.

    • c.

      de gemeente bepaalt welke hulp-op-maat noodzakelijk is om het probleem op te lossen of met beperkingen om te gaan en het gewenste resultaat te bereiken.

    • d.

      de gemeente onderzoekt wat de inwoner zelf kan doen om het probleem op te lossen (eigen kracht), al dan niet met gebruikelijke hulp-op-maat, hulp-op-maat van mantelzorgers, hulp-op-maat van anderen uit het sociale netwerk en van andere voorzieningen of organisaties. Of de gemeente onderzoekt samen met de inwoner de eigen mogelijkheden.

  • 4.

    Om te bepalen of de gemeente jeugdhulp-op-maat verleent, volgt de gemeente de volgende stappen (Jeugdwet):

    • a.

      de gemeente stelt de hulpvraag vast.

    • b.

      de gemeente stelt vast of sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en zo ja, welke problemen en stoornissen dat zijn.

    • c.

      de gemeente bepaalt welke hulp naar aard en omvang nodig is.

    • d.

      de gemeente onderzoekt in hoeverre de eigen mogelijkheden van ouders en/of het sociale netwerk toereikend zijn om zelf de hulp te bieden.

      • i)

        Is de ouder in staat de noodzakelijke hulp te bieden?

      • ii)

        Is de ouder beschikbaar om de noodzakelijke hulp te bieden?

      • iii)

        Levert het bieden van de hulp door de ouder geen overbelasting op?

      • iv)

        Ontstaan er geen financiële problemen in het gezin als de hulp door de ouder wordt geboden?

  • 5.

    Gedurende het hele beoordelingsproces van de aanvraag wordt de deskundigheid ingezet die nodig is. Is er bijzondere deskundigheid nodig, dan zet de gemeente die in. De gemeente stelt de inwoner op de hoogte van welke bijzondere deskundigheid er op welk moment nodig is en ingezet wordt.

2.3.5 Beslistermijn (Jeugdwet/Wmo/Awb)

  • 1.

    Gaat het om een aanvraag in het kader van de Jeugdwet, dan beslist de gemeente binnen 8 weken nadat de aanvraag ontvangen is. Deze termijn van 8 weken gaat lopen op het moment dat de jeugdige en/of diens wettelijk vertegenwoordiger verzoekt om een besluit te nemen op het gebied van het toekennen of afwijzen van jeugdhulp (artikel 1:3 lid 3 Awb).

  • 2.

    Gaat het om een melding in het kader van de Wmo, dan doet de gemeente nadat de melding ontvangen is binnen 6 weken onderzoek. Dient de inwoner een aanvraag in op basis van het onderzoek dan neemt de gemeente binnen 2 weken een beslissing.

  • 3.

    De beslistermijn kan worden uitgesteld als de inwoner/jeugdige niet voldoende gegevens heeft verstrekt. De inwoner/jeugdige zal gevraagd worden om de ontbrekende gegevens aan te leveren. Als de gemeente de aanvraag niet binnen de termijn kan behandelen, kan de termijn eenmalig verlengd worden met een termijn van 8 weken. Indien dit aan de orde is, wordt de inwoner/jeugdige hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.

     

2.4 Besluit

2.4.1 Inhoud besluit (Jeugdwet/Wmo/Awb)

  • 1.

    De gemeente stelt een besluit per brief vast en stuurt deze brief naar de inwoner. Deze brief wordt ook wel een beschikking genoemd. Het doel van dit besluit is dat de inwoner weet of er wel of geen hulp-op-maat wordt gegeven en in welke vorm. Als de gemeente hulp-op-maat geeft, staat in het besluit ook of de hulp-op-maat in natura, in de vorm van een pgb of in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt gegeven. Uitgangspunt van de wet is dat de inwoner een hulp-op-maat in ‘natura’ krijgt. Als de aanvraag voor hulp-op-maat wordt afgewezen, dan wordt dit duidelijk gemotiveerd.

  • 2.

    Geeft de gemeente hulp-op-maat in natura, dan wordt in het besluit in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      Wat de hulp-op-maat inhoudt en waarvoor de hulp-op-maat bedoeld is;

    • b.

      Wat het te behalen resultaat is van de hulp-op-maat;

    • c.

      Wanneer de hulp-op-maat ingaat en hoe lang de hulp-op-maat duurt;

    • d.

      Door wie de hulp-op-maat wordt gegeven;

    • e.

      Welke voorwaarden en verplichtingen er voor de hulp-op-maat gelden;

    • f.

      Welke andere voorzieningen relevant zijn.

  • 3.

    Geeft de gemeente hulp-op-maat in de vorm van een pgb, dan wordt in het besluit in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      Waarvoor het pgb bedoeld is;

    • b.

      Hoe hoog het pgb is en hoe daartoe gekomen is;

    • c.

      Wanneer het pgb ingaat en wanneer het pgb eindigt;

    • d.

      Hoe de besteding van het pgb verantwoord wordt;

    • e.

      Welke voorwaarden en verplichtingen er voor het pgb gelden.

    • f.

      Welke andere voorzieningen relevant zijn.

  • 4.

    Geeft de gemeente hulp-op-maat in de vorm van een financiële tegemoetkoming, dan wordt in het besluit in ieder geval vastgelegd (Wmo):

    • a.

      Voor welk doel de tegemoetkoming wordt gegeven;

    • b.

      Wanneer de tegemoetkoming wordt betaald;

    • c.

      Hoe vaak de tegemoetkoming wordt betaald; en

    • d.

      Welke voorwaarden en verplichtingen er gelden voor de uitbetaling.

    • e.

      De hoogte van de tegemoetkoming en hoe dat bedrag is tot stand gekomen.

  • 5.

    In het besluit moet vermeld worden dat bezwaar gemaakt kan worden en de wijze waarop dat dan dient te gebeuren.

2.4.2 Verval van recht (Jeugdwet/Wmo)

Het recht op hulp-op-maat vervalt als de inwoner niet binnen 6 maanden na het besluit begint met het gebruikmaken van de hulp-op-maat, tenzij dit de inwoner niet te verwijten valt. Deze voorwaarde wordt ook in het besluit opgenomen.

 

2.5. Verwijzingen naar hulp-op-maat via arts e.a. en in spoedeisende gevallen

2.5.1 Jeugdhulp-op-maat via arts e.a. (Jeugdwet/Awb)

  • 1.

    De gemeente zorgt ervoor dat de jeugdige hulp-op-maat krijgt, als de huisarts, jeugdarts, medisch specialist, gecertificeerde instelling, rechter, OM en JJI de jeugdige doorverwijst naar een jeugdhulp-op-maat leverancier. Het verstrekken van hulp-op-maat in de vorm van een pgb kan niet worden verstrekt door een huisarts, een medisch specialist of een jeugdarts.

  • 2.

    De jeugdige of zijn ouder(s) krijgt hiervan een besluit per brief. Bij een verwijzing door de rechter, het OM of een JJI wordt er geen besluit per brief verstuurd.

  • 3.

    De gemeente maakt afspraken met huisartsen, jeugdartsen, medisch specialisten, gecertificeerde instelling over zulke verwijzingen.

  • 4.

    Ter waarborging van een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en inzetten van de aangewezen voorziening door een leverancier, stelt de gemeente een protocol op waaraan de leverancier gehouden is.

  • 5.

    Het protocol, zoals geduid in lid 4, behelst in ieder geval een beschrijving van de stappen (zie artikel 2.3.4 lid 2) die de leverancier met de benodigde zorgvuldigheid en deskundigheid dient te doorlopen. De door de leverancier te doorlopen stappen zijn in ieder geval de volgende:

    • a.

      Stel de hulp-op-maatvraag van de jeugdige of de ouder vast;

    • b.

      Stel vast of sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en, zo ja, welke problemen en stoornissen dat zijn;

    • c.

      Bepaal welke hulp-op-maat, naar aard en omvang, nodig is; en

    • d.

      Onderzoek of en in hoeverre er mogelijkheden zijn om, geheel dan wel gedeeltelijk,:

      • op eigen kracht, met gebruikelijke hulp-op-maat of algemeen gebruikelijke voorzieningen een oplossing voor de hulp-op-maatvraag te vinden;

      • met mantelzorg of hulp-op-maat van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot een oplossing voor de hulp-op-maatvraag;

      • met gebruikmaking van een algemene voorziening te komen tot een oplossing voor de hulp-op-maatvraag;

      • om door middel van een voorliggende voorziening te komen tot een oplossing voor de hulp-op-maatvraag.

  • 6.

    Voor het bepalen van aard en omvang van de hulp-op-maat zoals genoemd in lid 5, onder c, gebruikt de leverancier het principe van de goedkoopst passende hulp-op-maat.

  • 7.

    In het protocol, zoals benoemd in lid 4, wordt ook de bevoegdheid van de gemeente beschreven tot een beoordeling door de gemeente (contra-expertise) van het correct toepassen van het protocol door de leverancier en, in het verlengde daarvan, de juistheid van de door de leverancier voorgestane zorginzet (mede in het licht van het principe zoals genoemd in lid 6) waaronder begrepen de duur en de omvang van de zorginzet.

  • 8.

    Voor een zorgvuldige en deskundige uitvoering van het protocol, is het protocol onderdeel van de gesloten overeenkomst met de leverancier waarbij de mogelijkheid bestaat om in de overeenkomst met de leverancier nadere werkafspraken te maken voor de uitvoering van het protocol waaronder begrepen afspraken over de bevoegdheid van de gemeente tot contra-expertise.

2.5.2 Spoedeisende gevallen (Jeugdwet/Wmo)

  • 1.

    In spoedeisende gevallen zorgt de gemeente ervoor dat de inwoner de hulp-op-maat krijgt die nodig is, hierbij wordt afgeweken van de standaard volgorde in de procedure. Het kan dan gaan om de volgende hulp-op-maat:

    • a.

      het bieden van hulp-op-maat en zorg aan ouders en hun jeugdigen;

    • b.

      het vragen van een (voorwaardelijke, spoedeisende of reguliere) machtiging aan de rechter voor gesloten jeugdhulp-op-maat.

  • 2.

    Directe inzet van algemene voorzieningen vanuit de Wmo maken geen onderdeel uit van dit artikel. Deze voorzieningen kunnen direct worden ingezet.

  • 3.

    Er is sprake van een spoedeisend geval als de uitkomst van de standaard procedure voor een aanvraag om hulp-op-maat niet afgewacht kan worden (e.e.a. conform artikel 2.3.3 Wmo 2015).

  • 4.

    Na de spoed wordt vervolghulp-op-maat via de reguliere wijze opgepakt.

3. Gezond en veilig opgroeien

Jeugdigen in Nederland moeten zo gezond en veilig mogelijk kunnen opgroeien. Dat is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van jeugdigen, hun ouders en hun netwerk. Als zij daarbij hulp-op-maat nodig hebben, dan kunnen zij een beroep doen op ondersteuning door de gemeente. Deze hulp-op-maat wordt zo vroeg mogelijk aangeboden, om het beroep op dure, gespecialiseerde hulp-op-maat te verminderen. Daarbij staat het versterken van de eigen kracht van de jeugdige en van het zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin en de sociale omgeving voorop.

 

Kernwaarden:

De jeugdige moet gezond en veilig kunnen opgroeien.

De inwoner is zelf verantwoordelijk, de gemeente helpt als dat nodig is.

De hulp-op-maat die de gemeente inzet sluit aan bij de inwoner want de gemeente gaat er vanuit dat elke situatie verschillend is en de gemeente handelt dan ook niet blind vanuit werkwijzen of protocollen.

De eigen mogelijkheden en het sociale netwerk van de inwoner gaan voor hulp-op-maat.

De voorzieningen die vrij toegankelijk zijn voor inwoners, gaan voor op hulp-op-maat.

Vrij toegankelijke voorzieningen en hulp-op-maat in groepsvorm gaat bij gebleken gelijke geschiktheid of passendheid vóór op individuele vormen van vrij toegankelijke voorzieningen en hulp-op-maat.

De gemeente stemt de hulp-op-maat af op de inwoner en zorgt voor goede aansluiting met andere hulp-op-maat door processen, werkwijzen, systemen en expertises af te stemmen.

Professionele hulp-op-maat is aanvullend en (zo mogelijk) tijdelijk.

De gemeente motiveert en documenteert de aanpak of oplossing(en) en maakt aan de inwoner duidelijk wat wel en niet kan.

 

3.1 Vrij toegankelijke hulp-op-maat (Jeugdwet)

  • 1.

    Samen met ouders en het sociale netwerk zorgt de gemeente ervoor dat jeugdigen zoveel mogelijk gezond, kansrijk en veilig kunnen opgroeien. Om dat te bereiken helpt de gemeente alle jeugdigen, hun ouders en hun sociale netwerk met:

    • a.

      Het versterken van de opvoed- en opgroeiomgeving, waarin gezinnen, wijken, scholen, artsen, verenigingen, kinderopvang e.a. samenwerken en elkaar aanvullen;

    • b.

      Informatie, advies en trainingen;

    • c.

      Jeugdgezondheidszorg (jeugdarts en jeugdverpleegkundige);

    • d.

      Activiteiten voor jeugdigen die hun talenten ontwikkelen via het jongerenwerk e.a.;

    • e.

      Opvoedondersteuning;

    • f.

      Een vertrouwenspersoon en cliëntondersteuning.

  • Deze hulp-op-maat is vrij toegankelijk. De inwoner heeft hiervoor geen verwijzing van een huisarts, een medisch specialist of een jeugdarts nodig, en ook geen besluit van de gemeente.

  • 2.

    De gemeente zorgt ervoor dat afgewogen signalen over grotere zorgen bij opgroei- en opvoedingsproblemen zo vroeg mogelijk worden opgevangen en dat daar ook zo vroeg mogelijk passende hulp-op-maat wordt geboden. Bij voorkeur biedt de gemeente jeugdhulp-op-maat op vrijwillige basis, maar als de veiligheid of de ontwikkeling van een jeugdige in het geding is kan hulp-op-maat op gedwongen basis plaatsvinden (alleen na tussenkomst van de rechter).

3.2 Hulp-op-maat (Jeugdwet)

  • 1.

    De gemeente kan de volgende hulp-op-maat aanbieden;

    • a.

      ondersteuning bij het opvoeden en opgroeien;

    • b.

      specialistische jeugdhulp-op-maat in de vorm van ambulante begeleiding of behandeling;

    • c.

      ondersteuning en zorgcoördinatie door het PlusTeam/CMD;

    • d.

      persoonlijke verzorging;

    • e.

      vervoer van de jeugdige van en naar een plek waar jeugdhulp-op-maat wordt aangeboden;

    • f.

      diagnostiek en behandeling bij enkelvoudige ernstige dyslexie voor leerlingen op een basisschool;

    • g.

      een (tijdelijke)verblijfplek in een pleeggezin, gezinshuis of instelling.

    • h.

      jeugdbescherming;

    • i.

      jeugdreclassering;

    • j.

      diagnostiek;

    • k.

      dagbesteding;

    • l.

      en andere hier niet genoemde jeugdhulp.

Deze hulp-op-maat is niet vrij toegankelijk. De inwoner heeft daarvoor een besluit van de gemeente nodig, of een verwijzing van een huisarts, een medisch specialist, een jeugdarts, een gecertificeerde instelling of rechter.

 

3.3 Overgang van 18- naar 18+ (Jeugdwet)

  • 1.

    De gemeente is ervoor verantwoordelijk dat jeugdigen met jeugdhulp-op-maat ondersteund blijven worden als ze 18 jaar worden. Dat wil zeggen dat de gemeente zorgt voor een plan voor de jeugdige op alle leefgebieden.

  • 2.

    Dit plan besteedt in ieder geval aandacht aan de volgende onderwerpen:

    • a.

      scholing, werk of participatie;

    • b.

      wonen;

    • c.

      inkomen;

    • d.

      zorg en ondersteuning;

    • e.

      vrije tijd;

    • f.

      het netwerk van de jeugdigen.

  • 3.

    Het is mogelijk dat de voor de achttiende verjaardag al verleende of aangevraagde jeugdhulp-op-maat wordt verlengd of hervat. Dit kan maximaal tot de dag dat de jeugdige 23 jaar of in het geval van Jeugdhulp in het strafrechtelijk kader nog na het 23e levensjaar, wordt en geldt alleen voor zorg die niet wordt overgenomen door een ander wettelijk kader, zoals de Wmo, Wlz en Zvw. Deze verlenging is dan een onderdeel van het plan. Het doel van deze verlenging is om te komen tot een overgang naar oplossingen vallend binnen de wet- en regelgeving voor inwoners ouder dan 18 jaar.

  • 4.

    Als er sprake is van pleegzorg of verblijf in een gezinshuis dan wordt dit standaard ingezet voor pleegkinderen tot 21 jaar, tenzij een jeugdige (vanaf 18 jaar of ouder) zelf aangeeft geen gebruik meer te willen maken van deze zorg. Als een jeugdige daarna nog behoefte heeft aan pleegzorg en een aanvraag indient voordat zij/hij 21 jaar wordt, wordt onderzocht of een verlening hiervan wenselijk is. Dit kan als binnen 6 maanden na beëindiging is bepaald dat hervatting nodig is tot de dag dat de jeugdige 23 jaar wordt of in het geval van Jeugdhulp in het strafrechtelijk kader nog na het 23e levensjaar.

3.4 Afstemming met andere vormen van hulp-op-maat (Jeugdwet)

De gemeente zorgt ervoor dat de hulp-op-maat aansluit bij andere vormen van hulp-op-maat die aan de jeugdige of zijn ouders wordt gegeven. Om dat te bereiken maakt de gemeente afspraken met hulp-op-maatverleners, instellingen, huisartsen, zorgverzekeraars en andere personen of organisaties. Hierbij is het van belang dat de gemeente beschikt over alle benodigde informatie en dat deze informatie wordt gedeeld om te kunnen komen tot een gezamenlijk plan. De inwoner wordt verzocht hiervoor toestemming te geven. Die afspraken gaan over:

  • procedures die gelden bij doorverwijzing naar hulp-op-maat;

  • communicatie met andere organisaties en de gemeente;

  • afbakening van taken en verantwoordelijkheden;

  • aansluiting tussen vrij toegankelijke hulp-op-maat en hulp-op-maat.

De afspraken worden schriftelijk vastgelegd.

 

3.5 Afstemming met voorschoolse voorzieningen, onderwijs en leerplicht

  • 1.

    De gemeente zorgt ervoor dat alle locaties voor kinderopvang, primair en voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs een contactpersoon hebben bij het toegangsteam van de gemeente.

  • 2.

    De gemeente draagt zorg voor een goede afstemming tussen de in lid 1 genoemde contactpersonen en de leerplichtambtenaren.

  • 3.

    Afspraken over de afstemming van jeugdhulpvoorzieningen, onderwijszorg en leerplichtzaken worden vastgelegd in het ondersteuningsplan van de jeugdige en/of zijn ouders.

3.6 Afstemming met Wmo‐voorzieningen

  • 1.

    De gemeente draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze verordening en voorzieningen voor jeugdigen dan wel ouders op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2.

    De gemeente draagt zorg voor de continuïteit van zorg onder zijn verantwoordelijkheid wanneer de jeugdige de leeftijd van 18 jaar bereikt.

3.7 Afstemming met voorzieningen werk en inkomen

De gemeente draagt zorg dat het toegangsteam, jeugdhulpaanbieders en de gecertificeerde instellingen financiële belemmeringen voor het slagen van preventie en jeugdhulp vroegtijdig signaleren en waar nodig jeugdigen en hun ouders helpen de juiste ondersteuning vanuit de gemeentelijke voorzieningen –zoals schuldhulpverlening, inkomensvoorzieningen, re-integratievoorzieningen en armoedevoorzieningen - te krijgen om deze belemmeringen weg te nemen.

4. Meedoen in de gemeenschap

Dit hoofdstuk gaat over meedoen aan activiteiten in de samenleving voor inwoners met een beperking. De gemeente heeft de taak om inwoners te helpen als ze zelf niet in staat zijn om oplossingen te vinden voor knelpunten in hun woning, bij normale dagelijkse activiteiten en in de huishouding. De gemeente moet ook maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat inwoners met een beperking zo lang mogelijk voor zichzelf kunnen zorgen (zelfredzaamheid). De gemeente kijkt hierbij niet alleen naar de korte termijn, maar ook naar de te verwachten ontwikkelingen. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen over de hulp-op-maat die de gemeente aan deze inwoners kan geven.

 

Kernwaarden:

De gemeente versterkt de zelfredzaamheid van de inwoner.

De inwoner is zelf verantwoordelijk, de gemeente helpt als dat nodig is.

De hulp-op-maat die de gemeente inzet sluit aan bij de inwoner want de gemeente gaat er vanuit dat elke situatie verschillend is en de gemeente handelt dan ook niet blind vanuit werkwijzen of protocollen.

De eigen mogelijkheden en het sociale netwerk van de inwoner gaan voor hulp-op-maat.

De voorzieningen die vrij toegankelijk zijn voor inwoners, gaan voor op hulp-op-maat.

Vrij toegankelijke voorzieningen en hulp-op-maat in groepsvorm gaat bij gebleken gelijke geschiktheid of passendheid vóór op individuele vormen van vrij toegankelijke voorzieningen en hulp-op-maat.

De gemeente stemt de hulp-op-maat af op de inwoner en zorgt voor goede aansluiting met andere hulp-op-maat door processen, werkwijzen, systemen en expertises af stemmen.

Professionele hulp-op-maat is aanvullend en (zo mogelijk) tijdelijk.

De gemeente motiveert en documenteert de aanpak of oplossing(en) en maakt aan de inwoner duidelijk wat wel en niet kan.

 

4.1 Dagbesteding en begeleiding (Wmo)

4.1.1 Dagbesteding

  • 1.

    De gemeente zorgt ervoor dat inwoners die vanwege een beperking onvoldoende in staat zijn om de dag goed in te vullen, hulp-op-maat kunnen krijgen. Zij moeten wel voldoen aan de voorwaarden genoemd in artikel 2.3.2.

  • 2.

    De hulp-op-maat houdt in dat inwoners mee kunnen doen aan groepsgerichte ondersteuning, niet zijnde arbeid of onderwijs.

4.1.2 Begeleiding (Wmo)

  • 1.

    De gemeente zorgt ervoor dat inwoners die vanwege een beperking hulp nodig hebben om de dag door te komen, hulp-op-maat kunnen krijgen. Zij moeten wel voldoen aan de voorwaarden genoemd in artikel 2.3.2.

  • 2.

    De hulp-op-maat houdt in dat inwoners begeleid worden. Dit betekent dat de begeleider toezicht houdt op de dagelijkse gang van zaken en de inwoner helpt om op een goede manier met zijn omgeving te communiceren. De begeleider kan ook helpen bij normale (dagelijkse) activiteiten, zoals het structureren van de dag, maar neemt deze niet volledig over, tenzij de inwoner (tijdelijk) niet in staat is om die handelingen zelf te verrichten. De begeleiding is bij voorkeur in een groep.

     

4.2 Meedoen aan de samenleving

4.2.1 Rolstoelen en andere medische vervoersmiddelen (Wmo)

  • 1.

    Inwoners die niet in staat zijn zich lopend te verplaatsen kunnen in aanmerking komen voor hulp-op-maat. Zij moeten wel voldoen aan de voorwaarden genoemd in artikel 2.3.2.

  • 2.

    De hulp-op-maat houdt in dat de inwoner een rolstoel of ander medisch vervoersmiddel te leen kan krijgen, die geschikt is voor gebruik door de inwoner.

4.2.2 Vervoer op maat (Wmo)

  • 1.

    Inwoners kunnen zoveel als mogelijk, ongeacht de beperking, deelnemen aan de samenleving. Hierbij staat niet de beperking van de inwoner, maar de vervoersvraag centraal. De gemeente zorgt ervoor dat inwoners die extra ondersteuning nodig hebben om mee te kunnen doen in de samenleving, hulp-op-maat kunnen krijgen. Zij moeten wel voldoen aan de voorwaarden genoemd in artikel 2.3.2.

  • 2.

    De hulp-op-maat houdt in dat inwoners geholpen worden bij het vervoer dicht bij huis zodat ze mee kunnen doen met de samenleving. De hulp-op-maat houdt in dat inwoners geholpen worden bij het vervoer in de directe woon- en leefomgeving/lokale verplaatsingen, zodat zij mee kunnen doen met de samenleving. Bij het verstrekken van een dergelijke voorziening geldt een maximum van 1.500 km op jaarbasis.

     

4.3 Zelfstandig en veilig wonen

4.3.1 Geschikte woning (Wmo)

  • 1.

    De gemeente zorgt ervoor dat de inwoner hulp-op-maat kan krijgen als het normale gebruik van zijn woning door een beperking niet mogelijk is. De inwoner moet voldoen aan de voorwaarden genoemd in artikel 2.3.2.

  • 2.

    De hulp-op-maat houdt in dat de woning bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar wordt gemaakt.

  • 3.

    Als de woning van de inwoner niet of slechts tegen hoge kosten (meer dan € 15.000,00) aangepast kan worden, dan kan de gemeente van de inwoner verwachten dat hij verhuist naar een geschikte of door de gemeente geschikt te maken woning, mits deze binnen een periode van maximaal 6 maanden na aanvraag beschikbaar is. De huidige woning wordt dan niet door de gemeente aangepast. In de beleidsregels wordt uitgewerkt wanneer een verhuizing een passende oplossing is.

  • 4.

    De gemeente zorgt voor een financiële tegemoetkoming in de verhuiskosten als de inwoner verhuist naar een geschikte woning en daarbij voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 2.3.2. Als de gemeente het primaat van verhuizen toepast, ontvangt de inwoner eenmalig een vast geldbedrag, een verhuiskostenvergoeding, bedoeld voor de kosten van verhuizing en inrichting. De vergoeding voor de verhuizing wordt gebaseerd op marktonderzoek en de vergoeding voor herinrichting op de Nibud-normen voor stoffering (met een maximaal bedrag van € 2.500,-).

4.3.2. Een schone en leefbare woning (Wmo)

  • 1.

    De gemeente zorgt ervoor dat de inwoner hulp-op-maat kan krijgen als hij door een beperking zijn woning niet schoon en leefbaar kan houden. De inwoner moet daarbij voldoen aan de voorwaarden genoemd in artikel 2.3.2 van deze verordening.

  • 2.

    De hulp-op-maat houdt in principe in dat de volgende ruimtes, de woonkamer, slaapkamer, keuken, toilet, badkamer en de gang(en) tussen die ruimten die dagelijks in gebruik zijn regelmatig worden schoongehouden. Ook het aanbrengen van structuur in de huishouding, het zorgen voor eten en drinken, en het wassen, drogen van kleding, bedden- en linnengoed kan deel uitmaken van de hulp-op-maat.

  • 3.

    Als er in het gezin van de inwoner minderjarige jeugdigen zijn, dan kan de hulp-op-maat ook uit het overnemen van de gebruikelijke zorg voor deze jeugdigen bestaan.

4.3.3. Beschermd wonen (Wmo)

  • 1.

    De gemeente zorgt ervoor dat de inwoner hulp-op-maat kan krijgen in de vorm van beschermd wonen. Beschermd wonen kan worden ingezet als dit de inwoner helpt om zichzelf weer te kunnen handhaven in de samenleving en de inwoner deze hulp nodig heeft als gevolg van psychische of psychosociale problemen.

  • 2.

    Voor inwoners die hulp-op-maat in de vorm van beschermd wonen nodig hebben, gelden de regels die zijn vastgelegd in de geldende Verordening Sociaal Domein van de gemeente Eindhoven. Vanaf 2023 wordt dit gedecentraliseerd en zijn wij, als gemeente Geldrop-Mierlo, zelf verantwoordelijk voor de nieuwe instroom.

4.3.4. Maatschappelijke opvang (Wmo)

  • 1.

    De gemeente zorgt ervoor dat de inwoner hulp-op-maat kan krijgen in de vorm van tijdelijke (maatschappelijke) opvang. Deze opvang is bedoeld voor de inwoner die de thuissituatie heeft verlaten en zich niet op eigen kracht kan handhaven in de samenleving. Dit als gevolg van psychische of psychosociale problemen of de dreiging van huiselijk geweld.

  • 2.

    Voor inwoners die hulp-op-maat in de vorm van maatschappelijke opvang nodig hebben, gelden de regels die zijn vastgelegd in de Verordening van de gemeente Eindhoven.

     

4.4. Mantelzorg (Wmo)

4.4.1 Ondersteuning mantelzorger (Wmo)

  • 1.

    De gemeente zorgt ervoor dat mensen die mantelzorg verlenen aan een thuiswonende inwoner in een situatie waarin toezicht nodig is, hulp-op-maat kunnen krijgen als zij tijdelijk niet meer in staat zijn om de mantelzorg uit te voeren.

  • 2.

    De hulp-op-maat kan inhouden dat de mantelzorg tijdelijk (deels) wordt overgenomen door een professional.

4.4.2 Mantelzorgwaardering (Wmo)

De gemeente waardeert jaarlijks de inzet van mantelzorgers door middel van cadeaubonnen of een attentie. Het doel van de mantelzorgwaardering is om het belang van mantelzorgers voor de samenleving te onderstrepen.

5. De vorm van de hulp-op-maat

De hulp-op-maat die de gemeente geeft is in principe ‘in natura’: de gemeente zorgt ervoor dat er hulp-op-maat wordt ingezet. Dat kan in de vorm van een dienst zijn (bijvoorbeeld ondersteuning door een leverancier, of hulp-op-maat in de huishouding), maar het is ook mogelijk dat er een product wordt verstrekt (bijvoorbeeld een rolstoel). In bepaalde gevallen kan de hulp-op-maat in de vorm van een financiële tegemoetkoming of als een persoonsgebonden budget (pgb) worden verstrekt. In dit hoofdstuk is geregeld op welke manier de gemeente de hulp-op-maat geeft. Ook is geregeld wanneer de gemeente een financiële bijdrage aan de inwoner kan vragen. In alle gevallen is hulp-op-maat in groepsvorm voorliggend aan individuele vormen van hulp-op-maat.

 

Kernwaarden:

De gemeente versterkt de zelfredzaamheid van de inwoner.

De inwoner is zelf verantwoordelijk, de gemeente helpt als dat nodig is.

De hulp-op-maat die de gemeente inzet sluit aan bij de inwoner want de gemeente gaat er vanuit dat elke situatie verschillend is en de gemeente handelt dan ook niet blind vanuit werkwijzen of protocollen.

De eigen mogelijkheden en het sociale netwerk van de inwoner gaan voor hulp-op-maat.

De voorzieningen die vrij toegankelijk zijn voor inwoners, gaan voor op hulp-op-maat.

Vrij toegankelijke voorzieningen en hulp-op-maat in groepsvorm gaat bij gebleken gelijke geschiktheid of passendheid vóór op individuele vormen van vrij toegankelijke voorzieningen en hulp-op-maat.

De gemeente stemt de hulp-op-maat af op de inwoner en zorgt voor goede aansluiting met andere hulp-op-maat door processen, werkwijzen, systemen en expertises af stemmen.

Professionele hulp-op-maat is aanvullend en (zo mogelijk) tijdelijk.

De gemeente motiveert en documenteert de aanpak of oplossing(en) en maakt aan de inwoner duidelijk wat wel en niet kan.

 

5.1 Hulp-op-maat in natura (Jeugdwet/Wmo)

  • 1.

    De inwoner die hulp-op-maat van de gemeente krijgt, ontvangt de hulp-op-maat in natura (een dienst of een product), tenzij in de wet of in deze verordening anders is bepaald. Gaat het om een product, dan wordt dit in eigendom, bruikleen of in lease verstrekt.

  • 2.

    De gemeente ziet erop toe dat de leverancier van een product of dienst de wettelijke bepalingen over de garantie naleeft.

5.2 Persoonsgebonden budget

5.2.1 Algemene voorwaarden (Jeugdwet/Wmo)

  • 1.

    In plaats van hulp-op-maat in natura kan de inwoner of de jeugdige een persoonsgebonden budget (pgb) krijgen als het om Wmo-hulp-op-maat of jeugdhulp-op-maat gaat en voldaan is aan de voorwaarden die de Wmo en de Jeugdwet hieraan stellen. Dit zijn de volgende voorwaarden:

    • a.

      de inwoner of jeugdige/zijn ouder(s) is in staat om de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te oefenen;

    • b.

      de jeugdige/zijn ouder(s) kan gemotiveerd aangeven waarom hulp-op-maat in natura niet passend is of de inwoner kan gemotiveerd aangeven waarom hij de ondersteuning in de vorm van een pgb wenst te ontvangen, en

    • c.

      de kwaliteit van de hulp-op-maat dient voldoende gewaarborgd te zijn.

  • 2.

    Om in aanmerking te komen voor een pgb dient de inwoner een gemotiveerde aanvraag in te dienen. In het pgb-plan dient de inwoner in ieder geval in te gaan op de volgende onderwerpen:

    • a.

      welke hulp-op-maat de inwoner met het pgb wenst in te kopen;

    • b.

      waarom de inwoner de hulp-op-maat in de vorm van een pgb wenst te ontvangen en de hulp-op-maat in de vorm van zorg in natura niet passend is;

    • c.

      wie de beoogde pgb-beheerder is;

    • d.

      hoe de inwoner de hulp-op-maat wenst te organiseren, en

    • e.

      op welke wijze de kwaliteit van de hulp-op-maat is gewaarborgd.

  • 3.

    Het pgb is bedoeld voor hulp-op-maat, maar kan niet aan alle kosten die daarmee te maken hebben worden besteed. Het pgb kan niet besteed worden aan:

    • a.

      kosten voor bemiddeling, tussenpersonen of belangenbehartigers;

    • b.

      het voeren van een pgb-administratie;

    • c.

      ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb-administratie;

    • d.

      contributie voor lidmaatschap van een belangenorganisatie;

    • e.

      kosten voor het volgen van een cursus door de hulp-op-maatverlener of informatiemateriaal voor de hulp-op-maatverlener;

    • f.

      kosten voor een feestdagenuitkering aan de hulp-op-maatverlener(s);

    • g.

      kosten voor het opnemen van verlof door de hulp-op-maatverlener; en

    • h.

      reiskosten van de hulp-op-maatverlener.

  • 4.

    De gemeente verstrekt geen pgb in de volgende situaties:

    • a.

      Uit het door de inwoner/jeugdige ingediende pgb-plan blijkt niet dat de kwaliteit van de hulp-op-maat voldoende gewaarborgd is.

    • b.

      De inwoner/jeugdige kan het pgb niet zelf beheren en de beoogde pgb-beheerder is dezelfde persoon als de beoogde hulp-op-maatverlener.

    • c.

      Er niet is voldaan aan de gestelde voorwaarden.

    • d.

      Er sprake is van het niet of voor een ander doel gebruiken van het pgb.

    • e.

      De gemeente verstrekt geen pgb aan een persoon die behoort tot het sociale netwerk van een jeugdige voor zover de in te zetten jeugdhulp bestaat uit een behandeling.

    • f.

      Als de gemeente het pgb eerder heeft in getrokken of herzien omdat er sprake is geweest van onjuiste of onvolledige informatieverstrekking, er niet is voldaan aan de voorwaarden of omdat het pgb niet goed is besteed.

    • g.

      Wanneer de kosten van het pgb hoger zijn dan de hulp-op-maat in natura. De gemeente kan het pgb alleen weigeren voor het gedeelte dat duurder is dan de voorgestelde hulp-op-maat in natura, voor zover het pgb dan wel toereikend zou zijn om op basis van dit pgb bij tenminste 1 van de door de gemeente gecontracteerde aanbieders passende hulp in te schakelen. De inwoner/jeugdige kan ervoor kiezen om zelf het verschil bij te betalen.

5.2.2. Hoogte en tarief pgb (Jeugdwet/Wmo)

  • 1.

    De inwoner maakt een plan voor de besteding van het pgb. Dit is het pgb­plan. Hierin staat welke hulp-op-maat de inwoner met het pgb wil betalen en door wie de hulp-op-maat wordt gegeven. De gemeente moet het plan goedkeuren en zal daarna het pgb vaststellen.

  • 2.

    De gemeente baseert de hoogte van het pgb, indien dit wordt uitgevoerd door een professionele leverancier, op basis van de laagste kostprijs wanneer de dienst of product in natura zou zijn verstrekt. De gemeente vergoedt geen meerprijs.

  • 3.

    Gaat het om een product, dan houdt de gemeente bij de hoogte van het pgb rekening met een reële termijn voor de technische afschrijving en met de onderhouds­ en verzekeringskosten.

  • 4.

    Als hulp-op-maat in de vorm van individuele begeleiding wordt gegeven door een zelfstandige zonder personeel (ZZP), een niet-gecontracteerde zorgaanbieder of een daartoe opgeleid persoon die niet verbonden is aan een leverancier, wordt op basis van 80% van het laagste toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde leverancier.

  • 5.

    Als hulp-op-maat in de vorm van groepsbegeleiding en dagbesteding wordt gegeven door een zelfstandige zonder personeel (ZZP), een niet-gecontracteerde zorgaanbieder of een daartoe opgeleid persoon die niet verbonden is aan een leverancier, wordt op basis van 80% van het laagste toepasselijke tarief per dagdeel dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde leverancier.

  • 6.

    Als hulp-op-maat in de vorm van huishoudelijk hulp wordt gegeven door een zelfstandige zonder personeel (ZZP), een niet-gecontracteerde zorgaanbieder of een daartoe opgeleid persoon die niet verbonden is aan een leverancier, wordt op basis van 80% van het laagste toepasselijke tarief per uur dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde leverancier.

  • 7.

    Als hulp-op-maat in de vorm van kortdurend verblijf met laag intensieve ondersteuning uitgevoerd wordt door vrijwilligers met ondersteuning van een beroepskracht in dienst van een leverancier: op basis van het toepasselijke tarief per etmaal dat geldt bij door een door de gemeente gecontracteerde leverancier.

  • 8.

    Als hulp-op-maat wordt gegeven door iemand uit het sociale netwerk, al dan niet professioneel, of door een niet-professionele hulp-op-maatverlener:

    • a.

      Huishoudelijke hulp-op-maat: 50% van het laagste toepasselijke tarief per uur dat hiervoor geldt bij door een door de gemeente gecontracteerde leverancier. Dit tarief mag niet lager zijn dan het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij hulp bij het huishouden van de voor de betreffende periode geldende cao VVT (Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg), te vermeerderen met vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren.

    • b.

      Individuele begeleiding bij Wmo: 50% van het laagste toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor geldt bij door een door de gemeente gecontracteerde leverancier. Dit tarief mag niet lager zijn dan het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij de Functie Waardering Gezondheidszorg (FWG 30) van de voor de betreffende periode geldende cao VVT, te vermeerderen met vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren.

    • c.

      Individuele begeleiding bij Jeugd: 50% van het laagste toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor geldt bij door een door de gemeente gecontracteerde leverancier. Dit tarief mag niet lager zijn dan het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij de Functie Waardering Jeugdzorgmedewerker C van de voor de betreffende periode geldende cao Jeugdzorg, te vermeerderen met vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren.

    • d.

      Groepsbegeleiding en dagbesteding bij Wmo: 50% van het laagste toepasselijke tarief per dagdeel dat hiervoor geldt bij door een door de gemeente gecontracteerde leverancier. Dit tarief mag niet lager zijn dan het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij de Functie Waardering van begeleider dagbesteding/groepsbegeleider (FWG 35) van de voor de betreffende periode geldende cao Gehandicaptenzorg, te vermeerderen met vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren.

    • e.

      Groepsbegeleiding en dagbesteding bij Jeugdwet: 50% van het laagste toepasselijke tarief per dagdeel dat hiervoor geldt bij door een door de gemeente gecontracteerde leverancier. Dit tarief mag niet lager zijn dan het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij de Functie Waardering van groepsbegeleider/begeleider dagbesteding, te vermeerderen met vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren.

    • f.

      Kortdurend verblijf: met laag intensieve ondersteuning uitgevoerd door iemand uit het sociale netwerk voor een symbolische vergoeding van maximaal € 141 per kalendermaand.

    • g.

      Logeren: de door de jeugdige of de ouders aangegeven werkelijke kosten, met een maximaal bedrag van € 33,00 per etmaal.

    • h.

      Vervoer naar leverancier: gebaseerd op de door de inwoner aangegeven werkelijke kosten maar maximaal de kostprijs die de gemeente aan de leverancier betaalt voor de in de die situatie goedkoopst passende, in de gemeente beschikbare voorziening in natura. Voor overig vervoer wordt maximaal €0,19 per kilometer vergoed.

  • 9.

    De hoogte van het pgb voor vervoer bedraagt de kilometerprijs die de gemeente betaalt voor het collectief vervoer, waarbij het uitgangspunt geldt dat 1.500 kilometer op jaarbasis binnen de eigen leef- en woonomgeving moet kunnen worden gereisd. Er dient verantwoording te worden afgelegd voor het daadwerkelijk reizen van de kilometers. Het college stelt in nadere regels vast hoe deze verantwoording dient plaats te vinden.

5.2.3 Verantwoording pgb (Jeugdwet/Wmo)

De gemeente kan de inwoner vragen om duidelijk te maken hoe het pgb is besteed en welke resultaten de hulp-op-maat voor de inwoner heeft gehad.

5.2.4 opschorten pgb (Jeugdwet/Wmo)

De gemeente kan aan de Sociale Verzekeringsbank (SVB) vragen om de uitbetaling uit het pgb helemaal of gedeeltelijk uit te stellen totdat een besluit is genomen om het pgb weer voort te zetten of in te trekken. Dit kan de gemeente doen als:

  • a.

    de inwoner onjuiste of onvolledige informatie heeft gegeven, terwijl bij het geven van de juiste of volledige informatie de gemeente tot een andere beslissing zou zijn gekomen;

  • b.

    de inwoner niet voldoet aan de voorwaarden die bij een pgb horen; of

  • c.

    de inwoner het pgb niet of voor een ander doel heeft gebruikt

5.3 Eigen bijdrage (Wmo)

  • 1.

    Een inwoner moet een eigen bijdrage in de kosten betalen:

    • a.

      Voor het gebruik van een algemene voorziening (geen cliëntondersteuning).

    • b.

      Voor hulp-op-maat, zolang hij van de hulp-op-maat in natura gebruik maakt of voor de duur van de periode waarvoor het pgb wordt gegeven, of over de periode waarover een afschrijftermijn wordt gebruikt. Deze bijdrage is niet afhankelijk van het inkomen en vermogen van de inwoner en zijn echtgenoot.

    • c.

      Er hoeft geen eigen bijdrage te worden betaald voor het gebruik van collectief (openbaar) vervoer voor zover deze als hulp-op-maat wordt gegeven.

    • d.

      Er hoeft geen eigen bijdrage te worden betaald voor respijtzorg en voor een rolstoel, niet zijnde een sportrolstoel, voor zover deze als hulp-op-maat wordt gegeven.

    • e.

      Aan jeugdigen tot 18 jaar wordt, met uitzondering van een woningaanpassing, geen eigen bijdrage opgelegd. De eigen bijdrage voor de woningaanpassing is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders.

  • 2.

    De hoogte van de bijdrage voor een hulpmiddel, een woningaanpassing, vervoersvoorzieningen waarvoor het abonnementstarief niet geldt en algemene voorzieningen die niet onder het abonnementstarief vallen, mogen de kostprijs van die voorziening niet overstijgen.

  • 3.

    De kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura is gelijk aan de kosten die de gemeente voor de desbetreffende maatwerkvoorziening zelf maakt.

  • 4.

    De kostprijs van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.

  • 5.

    De kostprijs van een algemene voorziening is gelijk aan de kosten die de gemeente voor de betreffende voorziening per cliënt maakt.

  • 6.

    De bijdragen voor een maatwerkvoorziening in natura of pgb worden door het CAK vastgesteld en geïnd.

  • 7.

    Het abonnementstarief is ook van toepassing op de algemene voorzieningen ter compensatie van beperkingen in de participatie of zelfredzaamheid waarbij een duurzame hulpverleningsrelatie wordt aangegaan tussen degenen aan wie een voorziening wordt verstrekt en de betrokken hulpverlener.

  • 8.

    Als de bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb voor een woningaanpassing voor een minderjarige inwoner is verschuldigd, is de bijdrage verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een minderjarige inwoner.

6. Afspraken tussen inwoner en gemeente

Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop de gemeente en de inwoner met elkaar omgaan. Het gaat over de manier waarop de gemeente zich moet gedragen en wat er van de inwoner wordt verwacht. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk geregeld welke mogelijkheden de gemeente heeft om de voorziening te beëindigen.

 

Kernwaarden:

De inwoner is zelf verantwoordelijk, de gemeente helpt als dat nodig is.

De gemeente ziet de inwoner als volwaardige partner; daarom werken de inwoner, de vrijwilliger en de professional gelijkwaardig met elkaar samen.

De gemeente geeft de informatie die nodig is en biedt ruimte voor inbreng en verbetering.

De gemeente handelt zorgvuldig.

De gemeente praat met de betrokken mensen zelf en geeft eerlijk inzicht in informatie, beslissingen, gevolgen en resultaten.

De gemeente gaat moeilijke of ongemakkelijke gesprekken niet uit de weg. Bij afgewogen situaties waarin sterk vermoeden is van onveiligheid (bijvoorbeeld kindermishandeling), wordt besloten om over mensen te praten.

De gemeente motiveert en documenteert de aanpak of oplossing(en) en maakt aan de inwoner duidelijk wat wel en niet kan.

Vrij toegankelijke voorzieningen en hulp-op-maat in groepsvorm gaat bij gebleken gelijke geschiktheid of passendheid vóór op individuele vormen van vrij toegankelijke voorzieningen en hulp-op-maat.

De gemeenschap (inwoners, organisaties en gemeente) zijn samen verantwoordelijk voor het duurzaam in stand houden van een zorgzame gemeenschap en het betaalbaar houden van hulp-op-maat.

 

6.1 Hoe gaan we met elkaar om?

6.1.1 De rol van de gemeente (Jeugdwet/Wmo/gemeentewet/Awb)

  • 1.

    De gemeente helpt de inwoner bij het vinden van een oplossing voor zijn hulp-op-maatvraag. Gemeente en inwoner gaan daarbij op een respectvolle manier met elkaar om. De gemeente zorgt voor het volgende:

    • a.

      Voor de inwoner is het duidelijk wie er namens de gemeente contact met hem onderhoudt. De gemeente streeft ernaar het aantal contactpersonen zo beperkt mogelijk te houden.

    • b.

      Na melding van de hulp-op-maatvraag, kan de inwoner een gesprek op locatie aanvragen (Wmo).

    • c.

      De gemeente informeert de inwoner op een passende manier over procedures die worden gevolgd en zorgt er, binnen de wettelijke mogelijkheden, voor dat deze procedures zo eenvoudig mogelijk zijn.

    • d.

      De gemeente leeft de privacywetgeving na.

    • e.

      Als er sprake is van hulpvragen op meerdere leefgebieden (multiproblematiek) is het voor de inzet van goede, noodzakelijke hulp is voorwaardelijk om de gegevens binnen het sociaal domein integraal te delen. De gemeente vraagt de inwoner of jeugdige in die gevallen toestemming voor het uitwisselen van de gegevens die we binnen het CMD op grond van de verschillende domeinwetten over hem zijn verzameld. De gemeente informeert de inwoner of de jeugdige goed en in begrijpelijke taal waarvoor hij de toestemming geeft. Deze informatie bestaat uit het doel van de toestemming, waarvoor de gegevens gebruikt gaan worden, de noodzaak van gegevensdeling, om welke persoonsgegevens het gaat, met wie de gegevens worden gedeeld en dat de gegeven toestemming op elk gewenst moment door de inwoner of de jeugdige kan worden ingetrokken.

    • f.

      De gemeente wijst de inwoner op beschikbare deskundige hulp-op-maat.

    • g.

      De gemeente biedt onafhankelijke cliëntondersteuning aan, om de inwoner te ondersteunen bij de gesprekken met de gemeente, bij de aanvraag en het maken van afspraken met eventuele leveranciers. De inwoner bepaalt of hij hier gebruik van wil maken.

  • 2.

    Bij het verzorgen van hulp-op-maat geeft de gemeente bij gelijke passendheid (Jeugdwet) of adequaatheid (Wmo) voorrang aan vrij toegankelijke voorzieningen en hulp-op-maat in groepsvorm ten opzichte van individuele vormen van vrij toegankelijke voorzieningen en hulp-op-maat.

6.1.2 De rol en verantwoordelijkheid van de inwoner (Jeugdwet/Wmo/Gemeentewet/Awb)

  • 1.

    De inwoner is in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor het oplossen van zijn probleem. De gemeente vult de mogelijkheden van de inwoner en zijn sociale netwerk aan als dat nodig is. De inwoner zorgt voor het volgende:

    • a.

      De inwoner zet eerst de eigen mogelijkheden in voordat hij hulp-op-maat vraagt aan de gemeente.

    • b.

      Als de gemeente hulp-op-maat verleent werkt de inwoner mee aan de oplossing van zijn probleem.

    • c.

      De inwoner zorgt ervoor dat de hulp-op-maat van de gemeente niet langer duurt dan nodig is.

  • 2.

    De inwoner werkt mee zodat snel duidelijk is op welke manier zijn probleem zo snel mogelijk kan worden opgelost. Dat betekent het volgende:

    • a.

      De inwoner informeert de gemeente zo snel en zo volledig mogelijk over alles wat van belang is voor het beoordelen van de hulp-op-maatvraag, zoals wijzigingen in de persoonlijke situatie. Dit geldt ook als de hulp al is ingezet.

    • b.

      De inwoner geeft toestemming voor overleg met de vorige verwijzer en/of huidige behandelaren/professionals in het gezin.

    • c.

      De gemeente ontvangt alle documenten en bewijsstukken die zij nodig heeft zo snel mogelijk van de inwoner.

    • d.

      De inwoner brengt de gemeente zo snel mogelijk op de hoogte van zijn beperkingen, als die van belang zijn voor het contact met de gemeente.

    • e.

      De inwoner werkt mee aan een (extern) onderzoek als dat nodig is voor het beoordelen van de hulpvraag.

6.2 Beëindigen en terugvorderen voorziening (Jeugdwet/Wmo)

6.2.1 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, wijziging, beëindiging, intrekking of terugvordering (Jeugdwet)

  • 1.

    Onverminderd artikel 8.1.2 van de Jeugdwet meldt een jeugdige of zijn ouders op verzoek of uit eigen beweging zo snel mogelijk aan de gemeente alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing over een individuele voorziening.

  • 2.

    Onverminderd artikel 8.1.4 van de Jeugdwet kan de gemeente een beslissing over hulp-op-maat, genomen op basis van deze verordening herzien, wijzigen, beëindigen of intrekken als de gemeente vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en er op basis van juiste of volledige gegevens tot een andere besluit zou zijn gekomen;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb niet meer voldoende is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het daarmee samenhangende PGB, of

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3.

    Als de gemeente een beslissing op grond van het tweede lid, onder a tot en met e, heeft ingetrokken of opnieuw bekeken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens heeft plaatsgevonden, kan de gemeente van degene die onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 4.

    Een besluit tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken indien blijkt dat het pgb binnen drie maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5.

    De gemeente onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s

6.2.2 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, wijziging, beëindiging, intrekking of terugvordering (Wmo)

  • 1.

    Onverminderd artikel 2.3.8 van de Wmo meldt een inwoner aan de gemeente op verzoek of uit eigen beweging zo snel mogelijk alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de Wmo.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.10 van de Wmo kan de gemeente een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de Wmo herzien, wijzigen, beëindigen of intrekken als de gemeente vaststelt dat:

    • a.

      de inwoner (opzettelijk) onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de inwoner niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

    • c.

      de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten of het gebruik van een maatwerkvoorziening of het pgb onverantwoord is;

    • d.

      de inwoner niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of

    • e.

      de inwoner de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt.

  • 3.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen 6 maanden na uitbetaling niet is gebruikt voor het betalen van de voorziening waarvoor het pgb is toegewezen.

  • 4.

    Als de gemeente een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de inwoner opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan de gemeente van de inwoner en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 5.

    Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 6.

    Ingeval het recht op een in bruikleen of via lease verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 7.

    De gemeente onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van maatwerkvoorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en recht- en doelmatigheid daarvan. De gemeente kan voor dit onderzoek een extern bureau inschakelen. De inwoner moet zijn medewerking verlenen aan dit onderzoek.

  • 8.

    De gemeente kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid als bedoeld in het tweede lid van dit artikel onder e.

  • 9.

    De gemeente doet een verzoek zoals genoemd onder lid 1 en 2, van dit artikel, aan de pgb-houder schriftelijk, dat wil zeggen per e-mail of per brief.

     

6.3 Hoe controleert de gemeente of de afspraken worden nagekomen?

6.3.1 Controle (Jeugdwet/Wmo)

  • 1.

    De gemeente controleert regelmatig of de inwoner recht heeft op een voorziening en of hij de juiste voorziening heeft aangevraagd of ontvangt. De gemeente kan daarvoor gebruik maken van:

    • a.

      huisbezoeken: medewerkers van de gemeente gaan langs bij de inwoner en kijken in en om de woning. De gemeente kan een huisbezoek aankondigen, maar hoeft dat niet te doen;

    • b.

      signalen en tips van organisaties of particulieren;

    • c.

      jaarlijks kan steekproefsgewijs gecontroleerd worden of het toegekende persoonsgebonden budget op de juiste manier besteed is;

    • d.

      andere passende onderzoeksmethoden.

  • 2.

    De controle van de voorzieningen is ook bedoeld om de kwaliteit van de voorziening te beoordelen en om te kijken of de voorziening op de juiste manier wordt gebruikt.

  • 3.

    Bij de controle van voorzieningen zorgt de gemeente ervoor dat de regels die horen bij de opsporing van strafbare feiten worden nageleefd.

  • 4.

    Bij beëindiging van de voorziening op verzoek van de inwoner, onderzoekt de gemeente wat de reden is van de beëindiging. De gemeente gaat ook na of de voorziening tot de einddatum terecht is verstrekt.

6.3.2 Voorkomen van fraude (Jeugdwet/Wmo)

De gemeente streeft ernaar om fraude te voorkomen (preventie). Daarom informeert de gemeente inwoners op een gepaste manier over rechten en plichten en over de gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van voorzieningen.

7. Inspraak inwoners

Het beleid dat de gemeente maakt en uitvoert is bedoeld voor de inwoners. De gemeente is verplicht zich te houden aan haar eigen beleid. Met de ervaringen van de uitvoering van het beleid kan de gemeente haar beleid als het nodig is aanpassen en verbeteren. In dit hoofdstuk is vastgelegd hoe inwoners hun invloed kunnen uitoefenen. Ook is geregeld dat er adviesraden zijn die de collectieve belangen behartigen van inwoners. De gemeente zet zich ervoor in dat er adviesraden zijn die verschillende groepen inwoners vertegenwoordigen voor wie deze verordening zaken regelt.

 

Kernwaarden:

De gemeenschap (gemeente, inwoners en organisaties) zijn open en nieuwsgierig door zich actief te verdiepen in elkaars zienswijze-, achtergrond- en wereldbeelden.

De gemeente ziet de inwoner als volwaardige partner; daarom werken de inwoner, de vrijwilliger en de professional gelijkwaardig met elkaar samen.

De gemeente handelt zorgvuldig.

De gemeente geeft de informatie die nodig is en biedt ruimte voor inbreng, wijziging, verbetering en co-creatie.

De Wmo-raad en de Jongerenraad kunnen de gemeente gevraagd en ongevraagd adviseren over het te voeren beleid en uitvoering.

 

7.1 Inspraak van inwoners (Jeugdwet/Wmo/gemeentewet)

  • 1.

    De gemeente kiest ervoor om inwoners inspraak te geven in de onderwerpen die in deze verordening worden geregeld. De regels van de Participatie- en inspraakverordening Geldrop-Mierlo 2015 zijn daarop van toepassing, maar deze worden aangevuld met de regels in dit hoofdstuk. Inwoners kunnen inspraak hebben bij:

    • a.

      plannen voor beleid en regels;

    • b.

      de manier waarop de gemeente beleid en regels uitvoert;

    • c.

      de manier waarop medewerkers omgaan met inwoners.

  • 2.

    Inspraak is ook het doen van voorstellen voor ander beleid, andere regels of een andere uitvoering.

  • 3.

    De gemeente kan inwoners op de volgende manier inspraak geven:

    • a.

      doormiddel van gevraagd en ongevraagd advies van adviesraden;

    • b.

      door inwoners te raadplegen, bijvoorbeeld met enquêtes en bijeenkomsten;

    • c.

      door samen met inwoners een plan, product of dienst te ontwerpen.

  • 4.

    De gemeente kiest die vorm van inspraak die past bij het onderwerp en bij de groep die het betreft.

7.2 Medezeggenschap bij leveranciers (Jeugdwet/Wmo/gemeentewet)

Leveranciers zijn verplicht om inwoners die gebruik maken van hun diensten, inspraak te geven en daarover regels te maken.

8. Kritiek op de uitvoering

De gemeente probeert het beleid en de regels zo goed mogelijk uit te voeren. Toch is het mogelijk dat inwoners het niet eens zijn met de aanpak van de gemeente. In dit hoofdstuk staan regels over de mogelijkheid om een klacht in te dienen, een vertrouwenspersoon te spreken of bezwaar te maken. Daarbij is voor klachten aangesloten bij de visie op klachtbehandeling van de Nationale Ombudsman. Voor bezwaren en klachten wordt de Awb gevolgd.

 

Kernwaarden:

De gemeenschap (gemeente, inwoners en organisaties) zijn open en nieuwsgierig door actief te verdiepen in elkaars zienswijze-, achtergrond- en wereldbeelden.

De gemeente handelt professioneel en neemt de inwoner serieus.

De gemeente handelt zorgvuldig.

 

8.1. Doelen klacht- en bezwaarprocedure (Awb, gemeentewet)

  • 1.

    De gemeente ziet een klacht of bezwaar als:

    • a.

      een stimulans om de hulp-op-maatvraag van de inwoner nog eens te onderzoeken;

    • b.

      een middel voor de inwoner om zijn mening kenbaar te maken;

    • c.

      een mogelijkheid om de dienstverlening aan de inwoners te verbeteren;

    • d.

      een manier om een vertrouwensbreuk (door inzet pre-mediation) te herstellen; en

    • e.

      een middel om fouten bij de uitvoering van wettelijke taken te repareren.

  • 2.

    De inwoner die een klacht of bezwaar heeft ingediend, krijgt de gelegenheid om zijn klacht of bezwaar mondeling toe te lichten. Voor zover het een klacht betreft, kan van de hoorplicht worden afgezien op grond van de gevallen genoemd in artikel 9:10 lid 2 Awb. Voor zover het een bezwaar betreft, kan van het horen van een belanghebbende worden afgezien, op grond van de gevallen zoals genoemd in artikel 7:3 Awb.

  • 3.

    De inwoner kan bij de gemeente een klacht indienen over:

    • a.

      het gedrag van medewerkers jegens een inwoner; en

    • b.

      de manier waarop de gemeente meldingen en aanvragen heeft afgehandeld.

  • 4.

    Tegen een beschikking kan een bezwaarschrift worden ingediend.

  • 5.

    De gemeente zorgt ervoor dat klachten en bezwaren zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen de wettelijke termijnen, worden afgehandeld.

8.2 Externe commissie gemeente (Awb, gemeentewet)

  • 1.

    De gemeente heeft een externe en onafhankelijke klachten- en bezwaarschriftencommissie.

  • 2.

    De klager of bezwaarmaker kan worden uitgenodigd voor een hoorzitting bij de klachten-en bezwaarschriftencommissie.

  • 3.

    De klachten-en bezwaarschriftencommissie brengt een advies uit aan de gemeente. De gemeente beslist vervolgens of zij dit advies opvolgen of dat zij daar gemotiveerd van afwijken.

8.3 Klachten over andere personen of organisaties (Wmo/Jeugdwet)

  • 1.

    De inwoner die een klacht heeft over het gedrag van een persoon of organisatie die door de gemeente is ingehuurd, moet zijn klacht eerst indienen bij die persoon of organisatie. Die persoon of organisatie moet een klachtenregeling hebben.

  • 2.

    Als de inwoner niet tevreden is over de manier waarop de klacht door de ingehuurde persoon of organisatie is afgehandeld, kan de inwoner hiervan melding doen bij de gemeente.

8.4 Klacht over de gemeente als jeugdhulpaanbieder (Jeugdwet)

Voor zover er sprake is van een klacht op grond van de Jeugdwet, waarbij de gemeente wordt aangemerkt als jeugdhulpaanbieder, zal de klachtprocedure verlopen zoals omschreven in hoofdstuk 4 van de Jeugdwet.

 

8.5 Vertrouwenspersoon (Jeugdwet/vertrouwenspersoon)

Voor een jeugdige en diens (pleeg)ouder(s) geldt dat een onafhankelijke vertrouwenspersoon op verzoek kan ondersteunen bij problemen, klachten en vragen in verband met de hulp-op-maatverlening door de gemeente, de jeugdhulp-op-maatleverancier, de gecertificeerde instelling jeugdbescherming en jeugdreclassering en het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (Veilig Thuis).

9. Kwaliteit en aanbesteding

De diensten en producten die de gemeente levert, moeten van goede kwaliteit zijn. Diensten moeten aansluiten bij de behoefte van de inwoner. Producten moeten degelijk zijn en goed bruikbaar voor de inwoner. De gemeente moet zich bij de inkoop van diensten en producten aan bepaalde regels houden. Dit hoofdstuk gaat over de kwaliteit, de inkoop en de aanbesteding van diensten en producten.

 

Kernwaarden:

Diensten en producten van de gemeente zijn kwalitatief goed en passend bij de situatie van de inwoner.

De gemeente handelt professioneel en neemt de inwoner serieus.

De gemeente werkt efficiënt en doelgericht om gewenste resultaten te behalen.

De hulp-op-maat die de gemeente inzet, sluit aan bij de inwoner, is betrouwbaar en is in samenhang met andere mogelijke ondersteuning of hulp-op-maat.

 

9.1 Kwaliteit

  • 1.

    Alle diensten en producten die de gemeente in het kader van deze verordening, door middel van zorg in natura, aanbiedt moeten van goede kwaliteit zijn.

  • 2.

    De diensten en producten:

    • a.

      zijn veilig, geschikt en bruikbaar voor de inwoner;

    • b.

      voldoen aan normen en eisen die door de beroepsgroep of in het vakgebied algemeen zijn aanvaard;

    • c.

      respecteren de rechten van de inwoner;

    • d.

      worden afgestemd op andere diensten of producten die aan de inwoner worden geleverd.

  • 3.

    De gemeente maakt afspraken over de kwaliteitseisen van de diensten en producten met leveranciers en controleert of deze eisen door leveranciers worden nageleefd.

9.2 Inkoop en aanbesteding

  • 1.

    De gemeente zorgt ervoor dat de kwaliteit van de diensten en producten in het kader van deze verordening een belangrijke rol speelt bij de inkoop en de aanbesteding.

  • 2.

    De gemeente houdt rekening met een goede prijs-kwaliteitsverhouding bij de vaststelling van de tarieven. De gemeente houdt bij het vaststellen van prijzen rekening met:

    • a.

      het soort dienst of product;

    • b.

      het salaris en andere arbeidsvoorwaarden van de beroepskrachten;

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • d.

      andere personeelskosten die niet direct met de dienstverlening te maken hebben, zoals kosten voor bijscholing, ziekte en verlof van personeel;

    • e.

      reis- en opleidingskosten;

    • f.

      het jaarlijks aanpassen van de kostprijs in verband met stijging van de kosten;

    • g.

      andere kosten die het gevolg zijn van verplichtingen voor leveranciers, zoals rapportage- en administratieve verplichtingen.

10. Van oud naar nieuw

In dit hoofdstuk zijn de laatste bepalingen opgenomen. Hier wordt geregeld welke verordeningen vervangen worden door deze verordening en wanneer deze verordening ingaat. Hier is ook opgenomen dat de gemeente bepalingen uit deze verordening kan uitwerken of verder invullen, dat met regelmaat beoordeeld wordt of de verordening nog goed werkt, wat de officiële naam is van deze verordening en dat de gemeente van deze verordening kan afwijken als dit echt nodig is.

 

Kernwaarden:

De gemeente handelt professioneel en neemt de inwoner serieus.

De gemeente werkt efficiënt en doelgericht om gewenste resultaten te behalen.

 

10.1 Uitvoeringsregels

De gemeente kan uitvoeringsregels maken over de onderwerpen die in deze verordening zijn geregeld. Deze uitvoeringsregels kunnen de vorm hebben van beleidsregels of van een nadere regeling. Beleidsregels geven aan hoe de gemeente met een bepaalde bevoegdheid omgaat. Met een nadere regeling worden bepaalde regels van de verordening verder uitgewerkt. De mogelijkheid om deze uitvoeringsregels te maken wordt begrensd door de wet.

 

10.2 Afwijken van de verordening (hardheidsclausule)

De gemeente kan in het voordeel van belanghebbenden afwijken van een bepaling uit deze verordening als toepassing van die bepaling volgens de gemeente een onredelijke uitkomst heeft voor de inwoner of voor een ander die direct bij het besluit betrokken is.

 

10.3 Intrekken oude verordeningen

De volgende verordeningen worden ingetrokken op de datum dat deze verordening ingaat:

Verordening Jeugdhulp en Wmo 2022 Gemeente Geldrop-Mierlo

 

10.4 Overgangsrecht

  • 1.

    Een inwoner houdt recht op een lopende voorziening, verstrekt op grond van de ingetrokken verordening, totdat de gemeente een nieuw besluit heeft genomen.

  • 2.

    Een aanvraag die de inwoner heeft ingediend vóór 01-04-2024 waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, handelt de gemeente af volgens deze verordening.

  • 3.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van een van de bij 10.3 genoemde ingetrokken verordeningen, past de gemeente de op dat moment geldende verordening toe.

10.5 Ingangsdatum en naam

  • 1.

    Deze verordening wordt genoemd: Verordening Jeugdhulp en Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Geldrop-Mierlo 2024.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 01-04-2024.

Begrippenlijst

In deze verordening worden allerlei begrippen gebruikt. Deze begrippen hebben dezelfde betekenis als in de wetten waarop deze verordening is gebaseerd. Waarom deze begrippenlijst?

  • Soms worden bepaalde begrippen in meerdere wetten gebruikt en hebben ze in die wetten een verschillende betekenis. Hier staat wat de betekenis van deze begrippen in deze verordening is.

  • Voor een aantal begrippen geldt dat ze in deze verordening een ruimere betekenis hebben dan in de genoemde wetten, omdat zoveel mogelijk is aangesloten bij het normale, dagelijkse taalgebruik.

  • Ook staan er voor de duidelijkheid enkele wettelijke begrippen in de lijst, die in deze verordening wel dezelfde betekenis hebben, maar hier in andere woorden zijn omschreven.

  • Ten slotte worden in deze verordening ook begrippen gebruikt die niet zijn terug te vinden in de wetten. Ook die zijn hier omschreven.

Andere voorziening: een voorziening waarop de inwoner een beroep kan doen voor de hulp die hij nodig heeft, anders dan hulp-op-maat. Het gaat om voorzieningen die buiten de regeling liggen van de aangevraagde voorziening of om voorzieningen die binnen het bereik van die regeling liggen, maar vrij toegankelijk zijn voor de inwoner. Dat kan een algemeen gebruikelijke of een algemene voorziening zijn.

 

Beperking: de vermindering van mogelijkheden als gevolg van een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische of een andere chronische psychische aandoening of beperking, dan wel om een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, die het functioneren op sociaal of maatschappelijk gebied belemmert.

 

Bezwaar: wanneer men het niet eens is met een besluit van het bestuursorgaan kan daartegen bezwaar worden gemaakt. Een besluit is een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Onderaan het besluit staat aangegeven hoe een bezwaarschrift kan worden ingediend, wat de termijn hiervoor is en welke eisen er aan een bezwaarschrift worden gesteld. Ook kan bezwaar worden gemaakt wanneer de gemeente weigert een besluit te nemen of een besluit uitblijft. Alleen belanghebbenden of hun gemachtigden kunnen bezwaar maken.

 

Fraude: het verstrekken van onjuiste en/of onvolledige gegevens, of het verzwijgen of niet (op tijd) verstrekken van gegevens. Het gaat om gegevens die nodig zijn om te bepalen of er recht op een voorziening is en om de duur en hoogte van de voorziening vast te stellen. Als gevolg hiervan wordt een voorziening helemaal of gedeeltelijk ten onrechte verstrekt.

 

Gebruikelijke hulp-op-maat: de hulp-op-maat die over het algemeen mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende jeugdigen of andere huisgenoten. Voor de Jeugdwet wordt met ouders ook andere opvoeders en verzorgers bedoeld.

 

Gemeente: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geldrop-Mierlo.

 

Gesprek: gesprek waarin de inwoner zijn hulp-op-maatvraag, zijn persoonlijke situatie en het resultaat dat hij wil bereiken bespreekt.

 

Hulp-op-maat: maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 1.2.1 van de Wmo en jeugdhulp-op-maat als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

 

Hulp-op-maat: een op de inwoner afgestemde voorziening.

  • Als het gaat om een voorziening in het kader van de Wmo: een maatwerkvoorziening.

  • Als het gaat om een voorziening in het kader van de Jeugdwet: een voorziening die op een jeugdige of zijn ouders is afgestemd als bedoeld in artikel 2.3 van de Jeugdwet.

 

Hulp-op-maatvraag: de behoefte aan ondersteuning die de inwoner bij de melding heeft.

 

Inspraak: inspraak als bedoeld in artikel 150 van de Gemeentewet.

 

Inwoner: de persoon die zijn woonplaats heeft binnen de gemeente Geldrop-Mierlo volgens de regels van het Burgerlijk Wetboek (titel 3, Boek 1 BW) en die daar rechtmatig verblijft. Gaat het om Wmo-hulp-op-maat, dan betreft het de ingezetene van de gemeente Geldrop-Mierlo als bedoeld in artikel 1.2.1 van de Wmo en de ingezetene van Nederland die zich bij de gemeente Geldrop-Mierlo meldt voor maatschappelijke opvang.

Daar waar inwoner staat zou men moeten lezen: alle tot het huishouden behorende personen en de wettelijke vertegenwoordigers van een jeugdige als die elders woont. Er wordt een individuele voorziening aangevraagd, maar voor de beoordeling heb je het totaal nodig.

Voor jeugdigen wordt aansluiting gezocht bij het woonplaatsbeginsel zoals omschreven in de wet woonplaatsbeginsel behorende tot de Jeugdwet.

 

Jeugdhulp-op-maat: hulp-op-maat als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

 

Jeugdige: de minderjarige. Als het gaat om de Jeugdwet: de jeugdige, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet. Met jeugdigen bedoelen we in deze verordening kinderen en jeugdigen tot 18 jaar en jongvolwassenen vanaf 18 jaar tot 23 jaar die al jeugdhulp-op-maat ontvingen toen zij 18 waren en die deze hulp-op-maat vanaf hun 18e nog nodig hebben.

 

Klacht: over het gedrag van een bestuursorgaan of een persoon werkzaam onder de verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan kan door een ieder een klacht worden ingediend.

 

Leverancier: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die goederen of diensten levert tegen betaling. Ook vaak een aanbieder of zorgaanbieder genoemd.

 

Medewerker: de persoon die namens het college van burgemeester en wethouders optreedt.

 

Ondersteuningsplan: een plan van aanpak dat de gemeente in overleg met de inwoner opstelt, waarin de knelpunten staan die de inwoner in het maatschappelijk leven ervaart, waarin de gewenste hulp-op-maat wordt geïnventariseerd en de gemeente mogelijke oplossingen aandraagt.

 

Ouder: gezaghebbende ouder, adoptieouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde als pleegouder.

 

Persoonlijke situatie: alle omstandigheden, mogelijkheden en persoonskenmerken van de inwoner die van belang zijn, inclusief de behoefte van de inwoner.

 

Persoonlijk plan: een plan van aanpak dat de inwoner opstelt, waarin de knelpunten staan die de inwoner ervaart en de gewenste hulp-op-maat wordt geïnventariseerd. Gaat het om jeugdhulp-op-maat, dan wordt hieronder verstaan: een familiegroepsplan.

 

Pgb: persoonsgebonden budget, een geldbedrag waarmee iemand zelf hulp-op-maat(middelen) in kan kopen.

 

Pgb-plan: een plan van aanpak dat de inwoner opstelt over de hulp-op-maat die hij nodig heeft en die hij met het pgb wil inkopen. In het plan geeft de inwoner onder andere aan welke hulp-op-maatverlener op welke manier en op welke momenten de noodzakelijke hulp-op-maat gaat geven en hoe de kwaliteit en de continuïteit van die hulp-op-maat gewaarborgd worden.

 

Professional: iemand die beroepsmatig hulp-op-maat verleent en voldoet aan de eisen die daaraan gesteld zijn.

 

Sociaal netwerk: huisgenoten of andere personen met wie de inwoner een sociale relatie onderhoudt (inclusief mantelzorgers).

 

Voorziening: hulp-op-maat in de vorm van een dienst, activiteit, product, pgb of geldbedrag.

 

Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

 

Wmo-hulp-op-maat: de maatschappelijke ondersteuning, bedoeld in artikel 1.2.1.

Vastgesteld bij raadsbesluit van 25 maart 2024, kenmerk 1824247

Naar boven