Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Woensdrecht 2024

De raad van de gemeente Woensdrecht, in vergadering bijeen op 22 februari 2024;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 januari 2024 en het advies van de Adviesraad Sociaal Domein;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de artikelen 2.1.3, 2.1.4a, eerste en zesde lid, 2.1.4b, tweede lid, 2.1.5, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikel 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015; gezien het advies van de Adviesraad Sociaal Domein

 

  • 1.

    overwegende dat burgers een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven;

  • 2.

    dat van burgers verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan;

  • 3.

    dat burgers die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving onvoldoende

zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen;

  • 1.

    dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang, en dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, ondersteuning en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving;

besluit:

de Verordening voorzieningen maatschappelijk ondersteuning Woensdrecht 2024 vast te stellen.

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    adequaat: noodzakelijk en passend bij de aandoeningen, beperkingen en belemmeringen van cliënt;

  • b.

    algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet specifiek is bedoeld voor personen met een beperking, daadwerkelijk beschikbaar is, een passende bijdrage levert aan zelfredzaamheid en participatie en niet duurder is dan vergelijkbare diensten, activiteiten of andere maatregelen;

  • c.

    budgetplan: plan dat omschrijft hoe een persoonsgebonden budget wordt besteed, meer specifiek op welke wijze aan het gewenste resultaat van de ondersteuning wordt gewerkt en wie de ondersteuning verleent.

  • d.

    bijdrage: een bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4 van de wet;

  • e.

    gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de ondersteuningsvrager vanaf de toegang van het woongebouw te bereiken; en ruimten die onder het gehuurde vallen en/of waarvan de cliënt gebruik moet kunnen maken;

  • f.

    hoofdverblijf: de plaats waar een persoon daadwerkelijk de meeste nachten per jaar doorbrengt;

  • g.

    huisgenoot: persoon die met anderen hetzelfde huis bewoont;

  • h.

    ingezetene: degene die zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de gemeente Woensdrecht;

  • i.

    maatschappelijke ondersteuning: het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem;

  • j.

    natura: een maatwerkvoorziening welke in de vorm van een product of dienst rechtstreeks van een door de gemeente gecontracteerde aanbieder aan de cliënt wordt aangeboden en waarvoor het college de aanbieder betaalt;

  • k.

    pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1. van de wet;

  • l.

    voorliggende voorziening: voorziening niet zijnde een maatwerkvoorziening waarmee aan de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning tegemoet kan worden gekomen;

  • m.

    voorzienbaarheid: gevolgen van bepaalde handelingen (onder meer gerelateerd aan de aandoeningen, beperkingen en belemmeringen) waarvan aannemelijk is dat er rekening mee kon worden gehouden bij de keuzen die een persoon maakt ten aanzien van zijn zelfredzaamheid en/of participatie;

  • n.

    wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

Artikel 2 Melding behoefte aan maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk of elektronisch en wijst de client op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis clientondersteuning en op de mogelijkheid om gedurende zeven dagen na de melding een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet te overhandigen. Als de client daarom verzoekt, zorgt het college voor ondersteuning bij het verhelderen van de ondersteuningsbehoefte.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen, als bedoeld in artikel 2.3.3, van de wet, treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 3 Onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren

 

  • 1.

    Het college onderzoekt tijdens het onderzoek naar behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren, in samenspraak met degene door en/of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger(s) dan wel diens vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een termijn van 6 weken.

  • a.

    de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

  • b.

    het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

  • c.

    de mogelijkheden om op eigen kracht of met algemeen gebruikelijke hulp of algemene voorzieningen zijn zelfredzaamheid en/of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

  • d.

    de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid en/of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

  • e.

    de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

  • f.

    de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid en/of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

  • g.

    de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning;

  • h.

    de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

  • i.

    welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij, of krachtens artikel 2.1.4, van de wet, verschuldigd zal zijn, en

  • j.

    de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2.

    Als de cliënt een persoonlijk plan, als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet, aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek.

  • 3.

    Het college informeert de cliënt dan wel zijn vertegenwoordiger over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure.

  • 4.

    Als de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2, van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.

 

Artikel 4 Advisering

Het college wint een specifiek deskundig oordeel en advies in, als het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag dit vereist.

Artikel 5 Verslag

  • 1.

    Na het onderzoek verstrekt het college aan de cliënt dan wel zijn vertegenwoordiger een verslag van de uitkomsten van het onderzoek.

  • 2.

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 6 Aanvraag

  • 1.

    Een cliënt, zijn gemachtigde of zijn vertegenwoordiger moet een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college.

  • 2.

    Het college kan een ondertekend ondersteuningsplan van de zorgaanbieder aanmerken als aanvraag om een maatwerkvoorziening. Het ondersteuningsplan moet ondertekend worden door cliënt, diens gemachtigde of vertegenwoordiger.

Artikel 7 Criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1.

    Het college neemt het verslag als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening: ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid en/of participatie die de cliënt ondervindt; voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen, voorliggende voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 en/of 6 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid en/of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

  • 3.

    Een client met psychische of psychosociale problemen of een client die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening, ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 3 bedoeld onderzoek een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 4.

    en cliënt komt enkel in aanmerking voor een financiële maatwerkvoorziening voor zover:

    a. hiermee naar het oordeel van het college een passende bijdrage wordt geleverd aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, en

    b. het betreft een van de volgende voorzieningen:

    1°.Tegemoetkoming voor vervoerskosten;

    a. Indien er een contra-indicatie bestaat voor gebruik van het collectief vraagafhankelijk vervoer dan kan een tegemoetkoming verstrekt worden als individuele vervoersvoorziening. Deze vergoeding kan worden aangewend voor vervoer per personenauto dan wel reguliere (rolstoel)taxi.

    b.De hoogte van een door het college te verlenen tegemoetkoming zoals genoemd in lid 1 bedraagt maximaal € 600,00 per jaar.

    c.Indien de cliënt aangewezen is op vervoer uitsluitend per rolstoeltaxi, wordt, indien sprake is van een contra-indicatie voor gebruik van het collectief vraagafhankelijk vervoer, een tegemoetkoming verstrekt van maximaal € 2.000,- per jaar.

    2°. Tegemoetkoming voor verhuizing:

    a. Indien het college heeft beoordeeld dat cliënt geen recht heeft op een maatwerkvoorziening voor woningaanpassing vanwege toepassing van het primaat verhuizing, kan het college een tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten verstrekken ter hoogte van de werkelijke kosten tot maximaal € 3.000,-.

    b. Indien het verhuisprimaat wordt toegepast en de cliënt niet wenst te verhuizen, wordt de mogelijkheid geboden van een tegemoetkoming tot maximaal € 3.000- onder de voorwaarde dat de bouwkundige of woontechnische woonvoorziening wordt uitgevoerd conform het programma van eisen van het college.

    3°. een voorziening waarvoor niet tijdig een passende voorziening in natura beschikbaar is.

  • 5.

    Als het college van oordeel is dat een client zijn behoefte aan maatschappelijke ondersteuning redelijkerwijs van te voren had kunnen voorzien en met zijn beslissing had kunnen voorkomen, kan het college besluiten dat de client niet in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid of participatie.

  • 6.

    Als de cliënt is aangewezen op een maatwerkvoorziening ten behoeve van de zelfredzaamheid en/of participatie, geldt het primaat van de goedkoopst adequate tijdig beschikbare maatwerkvoorziening.

Artikel 8 Inhoud beschikking

  • 1.

    In het besluit tot verstrekking van een maatwerkvoorziening in natura wordt in ieder geval vastgelegd:

  • a.

    welke maatwerkvoorziening wordt verstrekt en wat het beoogde resultaat daarvan is;

  • b.

    wat de ingangsdatum en de duur van de verstrekking is;

  • c.

    hoe de voorziening wordt verstrekt;

  • d.

    wie de maatwerkvoorziening levert;

  • e.

    welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn;

  • f.

    of er sprake is van een eigen bijdrage;

  • g.

    hoe er bezwaar gemaakt kan worden tegen het besluit.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening middels pgb wordt in het besluit tevens vastgelegd:

  • a.

    de hoogte van het pgb;

  • b.

    voor welk resultaat het pgb moet worden aangewend;

  • c.

    welke (kwaliteits-)eisen gelden voor de besteding van het pgb;

  • d.

    welke voorwaarden aan het pgb verbonden zijn;

  • e.

    hoe de uitbetaling van het pgb aan de ondersteuningsverlener of leverancier wordt geregeld;

  • f.

    de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb;

  • g.

    de duur van de verstrekking van het pgb.

  • 3.

    Het leveringsplan en/of ondersteuningsplan en/of budgetplan is een onderdeel van de beschikking.

Artikel 9 Regels voor pgb

  • 1.

    Indien de cliënt dit wenst, verstrekt het college de cliënt een pgb ten behoeve van de inkoop van een maatwerkvoorziening in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.6, vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen pgb indien er sprake is van een spoedeisende situatie.

  • 3.

    De hoogte van een pgb:

    a. wordt vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan waarin in ieder geval uiteen is gezet:

    1 welke diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren de cliënt van het budget wil betrekken, en

    2 indien van toepassing, welke hiervan de cliënt wil betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk;

    b. wordt berekend op basis van een prijs of tarief:

    1 waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om tijdig veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken;

    2 waarbij rekening is gehouden met redelijke overheadkosten van derden van wie de cliënt diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren wil betrekken;

    3 waarbij, voor zover van toepassing, rekening is gehouden met de in het derde lid gestelde voorwaarden betreffende het tarief onder welke de cliënt de mogelijkheid heeft om de betreffende diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk, en

    c. wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering;

    d. bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate in de gemeente tijdig beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

  • 4.

    Een pgb kan worden besteed aan het inhuren van een persoon uit het sociaal netwerk indien:

    a. deze persoon een tarief hanteert dat niet hoger is dan het op grond van het in het derde lid gehanteerde tarief en zoals nader beschreven in de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Woensdrecht 2024.

    b. deze persoon zich voldoende op de hoogte heeft gesteld van de verantwoordelijkheden die aan het bieden van de betreffende maatschappelijke ondersteuning verbonden zijn;

    c. er bij deze persoon geen sprake is van dreigende overbelasting;

    d. deze persoon niet wordt ingezet voor het leveren van een maatwerkvoorziening waarvoor deze persoon zelf ook een indicatie heeft.

  • 5.

    Een cliënt kan gebruik maken van een vertegenwoordiger of tussenpersoon om zijn belangen te behartigen en de aan het pgb verbonden taken uit te voeren indien:

    a. deze vertegenwoordiger voldoet aan de criteria zoals nader beschreven in de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Woensdrecht 2024.

    b. deze vertegenwoordiger niet uit het pgb wordt betaald voor zijn werkzaamheden als vertegenwoordiger.

Artikel 10 Weigeringsgronden

 

  • 1.

    In de volgende situaties volgt geen verstrekking van een maatwerkvoorziening door het college:

  • a.

    indien de cliënt zijn hoofdverblijf niet in de gemeente Woensdrecht heeft;

  • b.

    indien het college door de cliënt niet in staat wordt gesteld om het onderzoek, als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet te verrichten;

  • c.

    indien uit het onderzoek, als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, niet blijkt dat de maatwerkvoorziening langdurig noodzakelijk is, behoudens kortdurende huishoudelijke ondersteuning.

  • d.

    Indien de maatwerkvoorziening niet in overwegende mate op het individu is gericht.

  • e.

    indien er aan de zijde van de cliënt geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen;

  • f.

    voor zover de melding niet tijdig is gedaan en/of voor zover de melding betrekking heeft op een oplossing of kosten die de cliënt voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk is, tenzij het college voorafgaand aan de aankoop hiervan in kennis is gesteld dan wel dat er sprake was van een spoedeisend karakter;

  • g.

    indien cliënt geen budgetplan indient.

  • 2.

    Bij woningaanpassingen gelden naast de weigeringsgronden in het eerste lid, de volgende situaties waar er geen verstrekking van een maatwerkvoorziening door het college volgt:

  • a.

    er sprake is van een voorziening in gemeenschappelijke ruimten in die (woon)gebouwen die zijn aangemerkt als woongebouw voor gehandicapten, minder validen en ouderen;

  • b.

    de gevraagde maatwerkvoorziening betrekking heeft op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau van sociale woningbouw;

  • c.

    een woningaanpassing wordt aangevraagd waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat er sprake is van renovatie;

  • d.

    de ondervonden objectief aantoonbare beperkingen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de gebruikte materialen;

  • e.

    de noodzaak tot het treffen van een woningaanpassing het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolge van functionele beperkingen geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

  • f.

    de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn beperkingen op dat moment dan wel redelijkerwijs te verwachte beperkingen meest geschikte woning, tenzij het college hier voorafgaand aan de verhuizing van in kennis is gesteld en hierover heeft geadviseerd;

  • g.

    er geen rechtstreeks oorzakelijk verband bestaat tussen de ondervonden beperkingen en één of meer bouwkundige of woontechnische kenmerken van de door de cliënt bewoonde woning;

  • h.

    de beperkingen niet in de woning zelf (waartoe ook de toegankelijkheid van de woning moet worden begrepen) worden ondervonden.

 

Artikel 11 Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening in natura dan wel een maatwerkvoorziening middels pgb, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt,

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid van dit artikel is geen bijdrage verschuldigd voor rolstoelvoorzieningen, (rolstoel)taxivervoer en alternatieve vervoersvoorzieningen.

  • 3.

    De bijdrage, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, dan wel het totaal van de bijdragen, is gelijk aan de kostprijs van de maatwerkvoorziening(en), tot aan het bedrag als bedoeld in artikel 2.1.4a, vierde lid, van de wet per bijdrageperiode voor de cliënt of de gehuwde cliënten tezamen, tenzij overeenkomstig artikel 2.1.4, derde lid, van de wet maatschappelijke ondersteuning 2015 geen of een lagere bijdrage is verschuldigd.

  • 4.

    De kostprijs van:

    a. een maatwerkvoorziening welke wordt verstrekt in natura: wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de leverancier of aanbieder;

    b. een maatwerkvoorziening welke wordt verstrekt middels een pgb: is gelijk aan de hoogte van het pgb.

  • 5.

    De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

Artikel 12 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van maatwerkvoorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door in ieder geval:

    • a.

      het afstemmen van maatwerkvoorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      het afstemmen van maatwerkvoorzieningen op andere vormen van zorg en ondersteuning;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van maatwerkvoorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard;

    • d.

      voor zover van toepassing, erop toe te zien dat de kwaliteit van de maatwerkvoorzieningen en de deskun­digheid van de beroepskrachten tenminste voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te ko­men voor de in de toepasselijke sector erkende keurmerken.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen welke eisen worden gesteld aan de kwaliteit van maatwerkvoorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen.

  • 3.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde maatwerkvoorzieningen.

Artikel 13 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een maatwerkvoorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een maatwerkvoorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3.

    De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1 van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over de afhandeling van gemelde calamiteiten en over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

Artikel 14 Voorkoming en bestrijding van ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo

  • 1.

    Het college informeert cliënten of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening in natura of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 3.

    Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing tot het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura of middels een pgb (gedeeltelijk) herzien dan wel (gedeeltelijk) intrekken als het college vaststelt dat:

    a. de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    b. de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening is aangewezen;

    c. de cliënt niet (langer) voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening verbonden voorwaarden of de maatwerkvoorziening niet of voor een ander doel gebruikt;

    d. de maatwerkvoorziening niet meer toereikend is te achten;

    e. de cliënt langer dan 8 weken verblijft in een instelling als bedoeld in de Wlz of de Zvw;

  • 4.

    Het college kan een beslissing tot het verstrekken van een maatwerkvoorziening middels een pgb (gedeeltelijk) herzien dan wel (gedeeltelijk) intrekken als blijkt dat de verantwoording van het pgb niet binnen 1 jaar heeft plaatsgevonden.

  • 5.

    Als het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, of c, heeft ingetrokken en als blijkt dat de cliënt opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de ten onrechte ontvangen maatwerkvoorziening, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening.

  • 6.

    Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte maatwerkvoorziening is ingetrokken, zal deze maatwerkvoorziening tevens worden teruggevorderd.

Artikel 15 Opschorting betaling uit het pgb

  • 1.

    Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke op­schorting voor ten hoogste dertien weken van een betaling uit het pgb als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen van handelen of nalaten als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d, of e, van de wet.

  • 2.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 15, derde lid, onder d.

  • 3.

    Het college stelt de persoon aan wie het pgb is verstrekt schriftelijk op de hoogte van een verzoek als bedoeld in het eerste of tweede lid.

Artikel 16 Onderzoek naar kwaliteit en recht- en doelmatigheid maatwerkvoorzieningen en pgb’s

Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van maatwerkvoorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en recht- en doelmatigheid daarvan.

Artikel 17 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

  • 1.

    Mantelzorgers van cliënten in de gemeente kunnen door middel van een melding bij het Steunpunt mantelzorg voor het ontvangen van een jaarlijkse blijk van waardering in aanmerking worden gebracht.

  • 2.

    De jaarlijkse blijk van waardering heeft een waarde van ten hoogste € 50,00 en wordt door het college jaarlijks na overleg met het Steunpunt mantelzorg vastgesteld.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen over op welke wijze zorg wordt gedragen voor de jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten in de gemeente.

Artikel 18 Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden

  • 1.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde, als bedoeld in artikel 2.6.4, van de wet, en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    a. een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met derde; of

    b. een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

    1e. een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde, en

    2e. de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    a. overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet, en

    b. rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

 

  • 3.

    Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    a. de kosten van de beroepskracht;

    b. redelijke overheadkosten;

    c. kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing;

    d. reis- en opleidingskosten;

    e. indexatie van de reële prijs voor het leveren van diensten;

    f. overige kosten als gevolg van de door gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportage- en administratieve verplichtingen.

  • 4.

    Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

  • 5.

    Het college bepaalt met welke derde als bedoeld in het eerste lid hij een overeenkomst aangaat.

Artikel 19 Klachtregeling/medezeggenschap

  • 1.

    Op klachten van cliënten, die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening, is de Klachtenregeling gemeente Woensdrecht 2022 van toepassing.

  • 2.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van maatwerkvoorzieningen.

  • 3.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn.

  • 4.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders.

Artikel 20 Betrekken van inwoners bij het beleid

  • 1.

    Het college stelt ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van het eerste en tweede lid.

Artikel 21 Evaluatie beleid

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt iedere 2 jaar geëvalueerd.

Artikel 22 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van hetgeen bij of krachtens deze verordening is bepaald, indien strikte toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 23 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Woensdrecht 2019 wordt ingetrokken op de dag dat de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Woensdrecht 2024 in werking treedt.

  • 2.

    Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Woensdrecht 2019, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen over de toegekende voorziening.

  • 3.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Woensdrecht 2019 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 4.

    Van het in het derde lid van dit artikel gestelde kan ten gunste van de cliënt worden afgeweken.

  • 5.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Woensdrecht 2019, wordt beslist met inachtneming van die verordening.

Artikel 24 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt op 1 januari 2024 in werking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Woensdrecht 2024.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 22 februari 2024,

De raad voornoemd,

De griffier, De voorzitter,

 

Hoogerheide, 2 april 2024

Naar boven